Het brein Biologie en fysiologie Jan j.l. Derksen Multilevel model van volgens Zuckerman Trekken Sociaal gedrag Conditioneren Fysiologie Biochemie Neurologie Genetica Genen Een veelvoud van genen heeft invloed op gedrag, niet rechtstreeks maar via de productie van gedragsrelevante eiwitten. Genetische verschillen maken ons gevoeliger voor bepaalde visuele indrukken, geuren en zijn verantwoordelijk voor de productie van hormonen die ons doen neigen tot angst of woede biologie Cel chromosoom DNA gen 30.000 genen het gnoom lichaamscel 23 paar chromosomen een paar geslachtschromosomen, 22 paar autosomen Vrouwen: geslachtschromosoom twee Xchromosomen Mannen: een x- en een y-chromosoom. Elk chromosomenpaar: Een van de vader en een van de moeder Van de man y-chromosoom, van de vrouw een van beide X-jes naar kind: jongen. DNA Desoxyribonucleïnezuur Lange spiraalvormige molecuul, bouwstof voor chromosoom Codeert erfelijke informatie door 4 aminozuren in telkens andere combinaties te rangschikken (adenine, cytosine, guanine, thymine) DNA In de DNA molecuul zitten de genen, gen is en stukje DNA molecuul, bezit een specifieke eigenschap van het organisme. Elke mens 30.000 genen: totale erfelijke materiaal, gnoom Genenpaspoort in de toekomst neurologie Neurologische systemen die emoties produceren zols het behavior inhibition system, impulsiviteit fysiologie Bloeddruk, ademhaling, hartslag, lichaamstemperatuur Arousal, activatie conditioneren Biologische voorwaarden voor conditionering Controle wordt verschaft zodat gedag effectief wordt Sociaal gedrag Gevoeligheid voor sociale reïnforcers Leren door imitatie Cognities Trekken Denk aan de Big Five biochemie Hormonen, liggen ten grondslag aan motivationele systemen, b.v. geslachtshormonen Neurotransmitters: noradrenaline, dopamine, serotonine MAO: analyse van monoamine oxydase correleert negatief met extraversie neuron Hersencel cellichaam < dendrieten <r> axonen synaps neurotransmitter Een zandkorrel •100.000 neuronen •2 miljoen axonen •1 miljard synapsen Het brein Vrijwel alle functies worden door onze hersenen gecoördineerd en gereguleerd Zolang het normaal werkt zijn we ons van die werking niet bewust Het brein Het brein is kwetsbaar Een op elke vijf mensen krijgt in zijn leven te maken met een aandoening van de hersenen De invloed hiervan op gedrag behoort mede tot ons werk Brein Bij geboorte wegen de hersenen ongeveer 350 gram Bij de volwassene ongeveer 1400 gram Na het 50e levensjaar neemt dit gewicht met 2% per jaar af. Brein Vroeger dacht men dat alles biologisch vast lag in het brein, nu ziet men het als plastisch Nu weten weten we dat ratten in een stimulerende omgeving 2-6% meer hersengewicht hebben dan die in een stimulusarme omgeving De neuronen worden groter er vormen zich meer synapsen, axonen en dendrieten brein Het jonge brein produceert veel meer zenuwcellen en synaptische verbindingen dan strikt noodzakelijk, zo reageren die delen van het brein maximaal op de omgeving en ontvangen veel informatie B.v. taal: eerste half jaar baby's vrijwel alle taalklanken onderscheiden. Rechter hemisfeer komt sneller tot ontwikkeling dan de linker. Na letsel kan reorganisatie van de hersenen bij volwassenen patiënten ook plaatsvinden. Compensatie en stimulatie principes die op gedragsniveau in de revalidatie worden toegepast, we weten niet veel van wat er dan in de hersenen gebeurt. Brein Zintuiglijke functies en motoriek ontwikkelen zich eerst, prefrontale gebieden later, dus cognitieve functies ook later Aanmaak nieuwe synaptische functies gaat leven door, gebruik je hersenen complexe ervaringen op jonge leeftijd zijn een bescherming tegen achteruitgang op oudere leeftijd. . Het oudere brein Celverlies, afname van dendrieten. Prefrontale gebieden gevoelig voor deze veranderingen dan de sensorische en motorische gebieden, mentale processen gaan trager, meer problemen met complexe situaties bij de oudjes. Bij leerprocessen in jonge brein meer gebieden geactiveerd dan in oude brein Bij taken uitvoeren is de activatie van hersengebieden bij jonkies sterker en focaler dan bij oudjes, efficiëntie bij ouderen neemt af. Andere gebieden bij ouderen juist sterker geactiveerd. Synaps Twee typen Neurotransmitters: een die de kans op het vuren laat toenemen (glutamine, aspartate) en een die het remt (Gaba). Deze werken op het niveau van de zintuiginput. Serotonine,norepiniphrine, dopamine werken op ‘driftniveau’. SSRI maken communicatie effectiever Grijze en witte stof Cellichamen samengeklonterd: grijze stof Axonen samengevoegd: witte stof De buitenlaag (cortex), cellichamen samengeperst in de te kleine schedel in lagen Nucleï: cellichamen samengepakt in ballen Beeldvormende meetmethoden Electrofyiologisch EEG, ERP Magnetoencephalografie MEG Positron emission tomografie PET Functionele magnetic resonance imaging fMRI