Handreiking voor het maken van een werkstuk 1. Keuze onderwerp Groep 6: 1. Hobby’s en verzamelingen Maak je werkstuk over één van je hobby’s of verzamelingen. Jij weet daar immers al heel veel van af! (bijv. lego, scouting) 2. Sport Vertel iets over de sport waar je op zit (bijv. voetbal, schaatsen, hockey) 3. Muziekinstrument Als je op muziekles zit, kun je je werkstuk maken over het instrument dat je bespeelt. Behandel dan bijv. de groep waar jouw instrument tot behoort (snaarinstrumenten, slaginstrumenten, blaasinstrumenten). 4. Beroep Ga eens na welke beroepen er in jouw familie voorkomen. Tandarts, politie, boer, verpleger. Misschien een idee voor een leuk werkstuk! Ook kun je natuurlijk een spreekbeurt houden over het beroep dat jij zelf later wilt gaan uitoefenen. 5. Voedsel Ook voedsel kan een leuk onderwerp zijn! (bijv. suiker, aardappels, chocolade) 6. Dieren Dit onderwerp spreekt voor zich. Je kunt misschien een groep dieren nemen in plaats van één diersoort. (bijv. knaagdieren, roofdieren, roofvogels, walvissen, insecten, reptielen, boerderijdieren) Groep 7-8: 7. Wereld oriënterend / cultuur: Bijv. kastelen, hunebedden, piramide of beroemde personen (Anne Frank), tornado’s, vulkanen, aardbevingen, landen (China), godsdiensten. 8. Organisaties: Bijv. blindengeleidehonden, zeehondencrêche, Rode Kruis. Als je deze organisaties schrijft of belt, en je vertelt waarom je graag informatie wilt hebben, dan sturen ze dat meestal gratis toe. Overleg voor je verder gaat jouw keuze met je meester of juf. 2. Verzamel informatie Je weet zelf veel meer van het onderwerp dan je denkt… Ouders, buren, opa’s, oma’s en anderen van wie jij denkt dat ze iets over het onderwerp weten, kunnen je misschien ook helpen. Natuurlijk ga je zoeken in boeken en tijdschriften, in de bibliotheek of thuis in de boekenkast. Ook kun je denken aan informatie opvragen bij een museum of winkel. Surf niet alleen op internet naar websites met informatie over jouw onderwerp. Dit alles kost tijd……dus begin op tijd! 3. Zoek plaatjes Zoek plaatjes in kalenders, tijdschriften of ansichtkaarten. Of maak zelf foto’s. Knip ze netjes uit of teken ze netjes na. Je mag ook tekeningen overtrekken en daarna inkleuren. Ook kun je foto’s van het internet toevoegen. Obs de Triolier september 2011 4. Tips voor het schrijven Lees nu alles door en probeer op een kladblaadje een aantal kernwoorden op te schrijven. Met behulp van die kernwoorden maak je een hoofdstukkenindeling. Laat je hoofdstukkenindeling aan je meester of juf zien. Leg in hoofdstuk 1 uit waarom je dit onderwerp gekozen hebt. Kies daarna een hoofdstuk waarmee je wilt beginnen. Lees alle informatie over dit hoofdstuk (dit kan uit meerdere bronnen zijn) en schrijf alle belangrijke zinnen op een kladblaadje. Maak van deze zinnen een goede samenvatting. Werk voor elk hoofdstuk op dezelfde manier. Maak van alle samenvattingen, plaatjes, enz. een mooi verzorgd werkstuk! Veel succes en plezier! Eisen waaraan het werkstuk moet voldoen Het werkstuk moet minimaal uit 4 A4-tjes tekst bestaan (zelf getypt, niet gekopieerd). Het werkstuk moet getypt worden. Er moet een inhoudsopgave aanwezig zijn en de bladzijden moeten genummerd zijn. Eindig niet zomaar. Op de laatste bladzijde moet de meester of juf kunnen zien welke bronnen je hebt gebruikt. Gebruik je eigen woorden en schrijf geen zinnen letterlijk over. Dat valt op omdat andere mensen op een andere manier schrijven dan jij. Je mag woorden gekleurd onderstrepen. Het werkstuk moet voorzien zijn van een nette kaft. Maak een aparte voorkant, met titel en een mooie tekening of foto. Je mag iets over jouw werkstuk aan jouw klasgenoten vertellen. Obs de Triolier september 2011 Obs de Triolier september 2011