Opiniebijdrage Jos van der Lans – Radboud Magazine – december 2005 Trefwoorden: kloof, bestuurlijke hervorming, vertrouwen politiek De Kloof Moet Groter Er is zich een nare gewoonte aan het verspreiden onder Haagse politici: afgeven op het parlement. Dat staat stoer: openlijk verklaren dat het Binnenhof een epicentrum is van nodeloze regelzucht en naargeestig gemillimeter. Een beetje politicus gaat er prat op dat hij daar zo ver mogelijk bij vandaan wil blijven. Beter drie dagen per week met een huifkar door Drenthe, of op de fiets door Amsterdam-West, dan een dag in het vermolmde en wereldvreemde Den Haag. Deze nieuwste vorm van zelfkastijding is tekenend voor de verwarring die sinds de ‘opstand der burgers’ bezit heeft genomen van de bestuurlijke en politieke elites van dit land. Ze weten zich geen raad met de mentale gesteldheid van grote groepen burgers, die hardop laten weten dat er een nieuw tijdperk is aangebroken waarin van politici in de eerste plaats nederigheid jegens 'de' burger wordt verwacht. Het referendum over de Europese Grondwet in de lente van 2005 was in dat opzicht een bevestiging van deze nieuwe politieke atmosfeer: uit alle lagen van de bevolking steeg een diepe afkeer op van het Europese speeltje van de bestuurlijk-politieke elites. Sindsdien lijkt er nog een tandje bijgezet te worden in de bestuurlijke hervormingsdrift om dit probleem op te lossen. De remedie is overigens niet nieuw: de kloof moet dicht, en wel zo snel mogelijk. Politici moeten de hort op: op naar de echte mensen, op zoek naar de werkelijkheid, nog beter luisteren, burgers nog serieuzer nemen, burgers nog meer ‘centraal’ stellen, burgers er nog meer bij betrekken, burgers nog meer te laten kiezen. Laat ik een gemakkelijke voorspelling doen: het werkt voor geen meter. Het probleem van de moderne politiek is niet een als maar groeiende kloof, maar eerder het tegenovergestelde: de kloof is veel te klein. Zeker, er is ooit een kloof geweest, hoewel die toen nooit als zodanig werd omschreven. Dat was in de tijd dat de burger vanzelfsprekend onderdaan was en zich als ondergeschikte van verzuilde en hiërarchische gemeenschappen gedroeg. Maar die tijd is sinds de jaren zestig systematisch naar de geschiedenisboeken verwezen. Vanaf die jaren zijn (groepen) burgers – daartoe uitgenodigd door een nieuwe generatie machthebbers - steeds dichter op de huid van bestuurders en politici gaan zitten. De media hebben daar een flink handje bij geholpen. Dat heeft de politiek aanzienlijk veranderd: nooit eerder hebben burgers meer in de melk te brokkelen gehad dan nu. Nooit hebben politici meer rekening gehouden met wat er onder burgers leeft dan de laatste jaren. Paradoxaal genoeg heeft deze politieke democratisering zich niet uitbetaald in een groeiend vertrouwen in de politiek. Integendeel. Naarmate (groepen) burgers meer zeggen, zich onverbloemder over kwesties uitspreken, hun belangen en meningen beter verwoorden, wordt er in hun ogen minder door politici naar hen geluisterd. Naarmate (groepen) burgers daartoe uitgenodigd door politici - meer eisen, ervaren ze het niet direct inwilligen daarvan ook eerder als een tekortkoming. Hoe opener het democratisch proces, hoe meer cynisme het klaarblijkelijk oproept. Op dat onvoorziene probleem hebben de nieuwe bestuurlijke en politieke elites die vanaf de jaren zeventig het land naar hun hand probeerden te zetten nooit een adequaat antwoord gevonden. Sterker, ze zijn het probleem gaan duiden als zijnde een Kloof die gedicht moest worden. Daarbij vluchtten zij met het verstrijken van de jaren in steeds technocratischer voorstellingen van De Burger. Het ging over niemand in het bijzonder, en dus steeds meer over iedereen. Kiezende burgers, mondige burgers, verantwoordelijke 1 burgers, alle hervormingen beloofden burgers een beter leven, meer keuzen, meer mogelijkheden. Zo investeerden zij in steeds hogere verwachtingen die in de praktijk steeds minder werden waargemaakt. Terecht stelde voormalig VVD-leider Hans Dijkstel onlangs in de Enneüs Heerma-lezing dat er met betrekking tot de politiek niet zozeer sprake is van een vertrouwenscrisis, maar vooral van een verwachtingscrisis. Het systeem zadelt burgers systematisch op met valse verwachtingen. Dat kan alleen worden doorbroken als de politieke en bestuurlijke elites tot bezinning zouden komen en hun métier weer serieus nemen. Dat zij zich in plaats van door de samenleving zwervende mini-populisten laten zien als professionals die een bestuurlijk vak beheersen en er ook nog eens in geloven. Dat ze in plaats van een soort verheven dienstverleners zich publieke en visionaire leiders tonen. Dat veronderstelt niet zozeer nabijheid, maar eerder distantie. Naarmate de samenleving meer mogelijkheden heeft om de democratische besluitvorming te beïnvloeden, burgers zich directer kunnen roeren, de media de politiek meer op de huid zitten en elke oneffenheid rapporteren - precies wat de afgelopen jaren steeds meer aan de orde is - is het dus belangrijker om afstand te bewaren. De kunst van het afwegen van verschillende belangen en meningen moet als het ware beschermd worden tegen de waan van de dag, de golven van ongeduld, de verontwaardiging van het incident. Zonder afstand, zonder kloof, geen democratie. Dat zouden politici gewoon hardop moeten durven zeggen. Maar helaas, sinds 2002 is elke gedachte over een gedistantieerde democratie een uiting van een ouderwetse regentenmentaliteit. Sterker, volgens velen moet de politiek nog persoonlijker worden door niet de politiek maar de politicus centraal te stellen. Het gebaar richting burgers komt niet voor misverstanden in aanmerking: kies uw eigen politicus. Uw man (m/v) in Den Haag, uw man in het stadhuis - de politicus als ultieme dienstverlener. Wie herinnert zich niet het salueren van Fortuyn toen hij zijn lijsttrekkerschap aanvaardde: at your service. De politicus als onderdaan, de burger als koning. Zo raast de wedloop van cynisme dapper verder. Want hoe dienstbaarder politici zich tonen aan de abstracte Koning Burger, hoe groter de teleurstelling bij concrete burgers zal zijn en hoe woedender de reacties. Wat dat betreft lijkt de politiek verstrikt geraakt in een neerwaartse spriraal die regelrecht tot zelfvernietiging leidt. Elke poging om nog dichterbij te komen leidt tot een groter wantrouwen. Elke poging om de burgers te dienen loopt stuk op een muur van steeds sneller gekwetste ego’s. En laten we wel wezen, dat zijn geen burgers die de foutieve opvoedingsboeken hebben gelezen, dat zijn geen burgers die teveel naar de verkeerde televisieprogramma’s kijken, dat zijn geen burgers die hun normen en waarden even niet op orde hebben. Dat zijn burgers waar de politiek zelf om gevraagd heeft. Daarom moet politici zich nu eens niet in de burger gaan verdiepen, maar in zichzelf gaan geloven. Zeker, ze moeten de wereld in trekken, maar niet om te luisteren of verwachtingen te wekken, maar om te vertellen, ja om te verkondigen zelfs. Dat is waar Koning Burger behoefte aan heeft. Die zit niet te wachten op vriendelijke ja-knikkers en handenschuddende meepraters die de instructies van hun spindokters volgen. Ze verdienen tegenspraak, ze zijn er mondig genoeg voor. Jos van der Lans studeerde cultuur- en godsdienstpsychologie in Nijmegen. Voor GroenLinks is hij sinds 1999 lid van de Eerste Kamer. Bovenstaande beschouwing is gebaseerd op zijn boek Koning Burger. Nederland als zelfbedieningszaak dat onlangs bij uitgeverij Augustus (ISDN 90-457-0363-7) is verschenen. Voor meer informatie: www.josvdlans.nl. 2