Op reis... met een dier Je stapt in de auto. Je kunt de tram nemen of de trein. Je stapt met wat kriebels het vliegtuig in. Dat kan! Dat mag! Geen probleem! Alle vervoermiddelen zijn goed. Iedereen ziet jullie graag komen. Maar... soms is er wel een probleem. Stel: je hebt een poes, een lieve, schattige poes. Wat doe je daarmee als je op reis wilt? Je kunt kiezen: ze thuis laten onder de hoede van een buur of een vriend. Ze naar een asiel brengen... Maar leuk is anders! Want je wilt ze het liefst van al mee op reis hebben. Dat kan! Gelukkig maar! Je moet alleen zorgen voor een geschikte reismand. Een kattenmand! Duiven reizen ook graag. Dat zeggen hun baasjes. Reisduiven reizen in grote manden per vrachtwagen of met de trein naar Frankrijk. Het is een enkele reis, betaald door hun baasjes! De reis terug moeten ze zelf opknappen. Liefst zo snel mogelijk weer het hok op. Dan is het baasje tevreden. Je hebt ook al varkens of vee zien reizen in open voertuigen. Het is ook een enkele reis. Nog minder om jaloers op te zijn! Want die reis is hun eerste en hun laatste. Van hun geboortenaar hun sterfhuis! Een poes, een hond, een duif, een varken, een kalf... Hun reizen stellen niet veel problemen. Maar stel dat je een zeeleeuw moet verhuizen, of een ijsbeer, of een dromedaris... Dat geeft pas problemen. Er zijn twee grote problemen: de ‘verpakking’ en de documenten. Hoe moet je zo’n dier ‘verpakken’? Er bestaat geen kooi voor ijsberen, voor apen, voor leeuwen, voor olifanten... Voor elk dier moet je een gepaste kist maken. Want niet alle diersoorten zijn even groot. Er zijn kleine en grote apen, dikke en dunne olifanten, korte en lange giraffen... De kist moet het dier wat ruimte geven. Het moet kunnen liggen en rechtstaan. Het moet wat kunnen bewegen, maar het mag zich in die kist niet kunnen draaien. Voor reizen die uren of soms dagen duren, moet het ook kunnen eten en drinken. Sommige dieren hebben een gevoelige huid. Dan moeten de wanden zacht en glad zijn. Bij een vogelkooi moet je de bovenzijde met jutte bekleden. En in ieder geval moet er voldoende verluchting zijn. Niet alle dieren stappen met een brede glimlach in zo’n kist. Vóór het inladen moet je sommige dieren verdoven. Dat is bijvoorbeeld het geval bij zebra’s en antilopen. Dit is een werkje voor een dierenarts. Die zorgt voor een juiste verdoving. Want als de reis begint, moet het dier opnieuw klaarwakker zijn. Voor grote dieren komen er echte kranen bij te pas. Een zwaar, moeilijk en duur werk! Maar de mensen die zulke dieren vervoeren, zijn specialisten... en grote dierenvrienden! Met het dier reist ook een verzorger mee... en een pak documenten. Je kunt niet zomaar met een aap onder je arm de trein op! Een dier mag reizen maar volgens de wetten en de voorschriften. Zo is er een ‘geboortebewijs’, met de geboortedatum, de geboorteplaats en de aard van het dier (in het wild of in een dierentuin geboren). Er moet een factuur bij: voor hoeveel geld dat dier werd gekocht of hoeveel het dier waard is. Er is een document dat bewijst dat het dier gezond is en een papier dat verklaart of het over een beschermde diersoort gaat of niet. Sommige mensen brengen van hun reis wel eens een schildpadje, een slang, een papegaai of een ander wild dier mee. Dat is natuurlijk dwaas. Bovendien is het verboden! Want heel wat dieren zijn beschermde dieren omdat ze zo zeldzaam worden. In ieder geval vragen de meeste dieren een heel aparte verzorging in een ‘echte’ leefomgeving. Je slaapkamer of een hok in de tuin zijn daarvoor niet geschikt. Laat dat maar aan de dierenparken over, zoals de Zoo en Planckendael. Daar weten ze hoe ze het best met de dieren moeten omgaan. Ga maar kijken!