GEMODERNISEERDE CAO VOOR VERPLEEG- EN VERZORGINGSHUIZEN EN THUISZORG Informatie voor ondernemingsraden en werkgevers 1. Inleiding Met ingang van 1 januari 2008 geldt een nieuwe opzet voor de arbeidsvoorwaardenvorming in de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT). De gemoderniseerde aanpak kent het principe van de “basis-CAO”. Dit betekent, dat een aantal belangrijke arbeidsvoorwaarden in de CAO is vastgelegd. Over andere thema’s worden afspraken gemaakt binnen de zorgorganisaties. Voor de meeste zaken gebeurt dat tussen werkgever en ondernemingsraad, en bij enkele onderwerpen tussen werkgever en werknemersorganisaties. Wat houdt de nieuwe aanpak nu precies in, wat zijn de achtergronden, waar moet je allemaal aan denken als je hiermee gaat werken? Over dit soort punten gaat deze brochure. Het is geen inhoudelijk receptenboek voor decentraal te maken afspraken, want dat is nu juist iets dat vooral dáár inhoud kan en moet krijgen. Wel vindt u informatie over het doel van de modernisering, de gemaakte afspraken over de structuur, de mogelijkheden van de decentralisatie, onderwerpen waar het decentrale overleg over kan gaan, juridische aspecten, en tot slot aangrijpingspunten voor een stappenplan voor het daadwerkelijk toepassen van de nieuwe opzet. Formeel is de nieuwe structuur van arbeidsvoorwaardenvorming ingegaan op 1 januari 2008. Met ingang van 1 juli 2008 heeft u als ondernemingsraad en werkgever de mogelijkheid om daadwerkelijk lokale afspraken te maken. ActiZ en de vakbonden ABVAKABO FNV, FBZ, De Unie Zorg en Welzijn en NU’91 hebben namelijk afgesproken, dat voor de te decentraliseren onderwerpen het eerste half jaar inhoudelijk alles nog bij het oude blijft. Ook dit wordt in deze brochure toegelicht. Deze brochure is bedoeld voor ondernemingsraden en werkgevers die decentraal met de nieuwe aanpak aan de slag gaan. 2. Informatie over doel en achtergronden van de gemoderniseerde CAO-structuur De basisgedachte achter de gemoderniseerde CAO-structuur is: meer mogelijkheden voor decentrale afspraken. Deze decentralisatie is geen doel op zich, maar sluit aan op ontwikkelingen in en rond de zorg en op bewegingen in de arbeidsmarkt: - In toenemende mate werken zorgorganisaties in een concurrerende omgeving. Optimalisering van arbeidsproductiviteit, gekoppeld aan kwaliteit van zorg en kwaliteit van arbeid spelen hier een belangrijke rol. - De arbeidsmarkt is constant in beweging. Er dreigen grote arbeidsmarkttekorten. De aard en omvang van de problemen verschillen per regio. Dat vraagt om daarop toegesneden oplossingen. - Zorgorganisaties bieden steeds vaker onderling samenhangende zorgpakketten in een keten. Vernieuwingen in de uitvoering van de zorg zijn daarbij een voortdurend proces. - Er zijn grote zorgorganisaties met duizenden werknemers, terwijl ook kleinere zorgorganisaties blijven bestaan. Binnen grote concerns is sprake van kleinschalige organisatievormen voor de uitvoering van de zorg. Deze ontwikkelingen maken het voor zowel ondernemingsraad als werkgever van belang om afspraken te maken waarbij rekening kan worden gehouden met diversiteit tussen zorgorganisaties. In de bedrijfsvoering staat de inzet van arbeid centraal. In die samenhang is het logisch dat zorgorganisaties toegesneden afspraken kunnen maken over onderwerpen die betrekking hebben op arbeid. Daarbij gaat het niet om primaire arbeidsvoorwaarden zoals het loongebouw. Deze blijven landelijk geregeld. Wel gaat het bijvoorbeeld over scholing, het meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden, beloningsaccenten, vergoedingsregelingen. In hoofdstuk 5 van deze brochure wordt dit verder toegelicht. 3. Informatie over afspraken rond de gemoderniseerde CAO, mede gebaseerd op voorafgaand onderzoek De afspraken over de nieuwe CAO-structuur VVT zijn gemaakt als onderdeel van het CAO-akkoord VVT 2007-2010 tussen de partijen ActiZ, ABVAKABO FNV, FBZ, De Unie Zorg en Welzijn en NU’91. Bij die gelegenheid werden ook de twee voorheen afzonderlijke CAO’s voor verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg geïntegreerd. De afspraken voor de gemoderniseerde structuur VVT sluiten grotendeels aan op hetgeen in het verleden al was overeengekomen voor de CAO Thuiszorg (bij het CAO-akkoord 2005-2006), maar wat nog niet was ingevoerd. De nu VVT-breed gemaakte afspraken wijken op enkele kleinere onderdelen daarvan af, zonder echter de principes aan te tasten. De overeenkomst over de nieuwe structuur van arbeidsvoorwaardenvorming bevat in hoofdlijnen de volgende elementen: o Onderwerpen die landelijk in de basis-CAO VVT worden vastgelegd. o Onderwerpen waarvan decentraal binnen de zorgorganisatie wordt bepaald of de bestaande regeling wordt gehandhaafd, wordt gewijzigd of vervalt. Voor de meeste onderwerpen gebeurt dat tussen ondernemingsraad en werkgever; voor een beperkt deel tussen werkgever en vakbonden. De betreffende onderwerpen komen niet meer in de landelijke CAO. o Onderwerpen die (ook) niet meer in de basis-CAO komen, bijvoorbeeld omdat deze al wettelijk zijn geregeld. Desgewenst kunnen decentrale partijen over die onderwerpen wel afspraken maken. 2 In hoofdstuk 5 van deze brochure wordt inhoudelijk ingegaan op de onderwerpen van deze drie clusters. Belangrijk zijn ook de afspraken over de overgangssituatie van oude naar nieuwe structuur. Informatie daarover staat in hoofdstuk 7. In 2006 is in de thuiszorg onderzoek gedaan naar de wijze waarop de invoering van deze structuur mogelijk wordt. Daarbij ging het er vooral om een beeld te krijgen van de vorm en het functioneren van decentraal overleg. Daarnaast richtte het onderzoek zich op de vraag welke ondersteunende faciliteiten nodig zijn. In bijlage 2 bij deze brochure vindt u een samenvatting van de onderzoeksresultaten. Deze onderzoeksresultaten zijn in grote lijn ook toepasselijk op de situatie van verpleeg- en verzorgingshuizen. 4. Informatie over mogelijkheden van de nieuwe CAO-structuur in breder perspectief Bij de afspraken over te decentraliseren arbeidsvoorwaardenvorming is een driedeling gemaakt in: landelijke afspraken (basis-CAO), onderwerpen waarover decentrale partijen afspraken maken, en tot slot overige onderwerpen die gelet op hun karakter uit de landelijke CAO verdwijnen. Voordat in hoofdstuk 5 een beeld wordt gegeven van de concrete onderwerpen uit deze drie clusters, staan we stil bij het karakter en de mogelijkheden van de nieuwe CAO-structuur. En met name ook bij verschillen ten opzichte van de in de oude CAO’s Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg al bestaande decentralisatie. In de nieuwe structuur worden in de eerste plaats voor meer onderwerpen decentrale afspraken mogelijk. Het gaat dan bijvoorbeeld om zaken als: regelingen bij fusie en reorganisatie, beleid rond leerling-werknemers, vergoedingen studiekosten en dergelijke. Voor een aantal andere decentrale onderwerpen uit de nieuwe structuur geldt, dat daarvoor ook bij de oude CAO’s al mogelijkheden waren om decentraal afspraken te maken. Bij sommige daarvan was er echter een verplichting om iets af te spreken. Soms werd in de CAO voor decentrale onderwerpen ook een inhoudelijke of financiële clausule meegegeven. Voorbeelden: budget voor scholing en opleiding is minimaal x%van de loonsom; een arbeidsmarkttoeslag is maximaal x% van het salaris; werkoverleg is minimaal vier keer per jaar, als partijen niets anders afspreken. Belangrijke verschillen tussen oude en nieuwe structuur zijn: - de uitbreiding van het aantal decentrale onderwerpen - meer keuzevrijheid om over een onderwerp dat gedecentraliseerd is wel of niet iets af te spreken. De nieuwe structuur biedt dus optimale mogelijkheden om als werkgever en ondernemingsraad op basis van analyses van de eigen situatie te bepalen hoe met name secundaire arbeidsvoorwaarden en HRM-beleid worden ingericht. 3 In samenhang met eisen en wensen vanuit de bedrijfsvoering, de regionale arbeidsmarktsituatie, de personeelssamenstelling en de cultuur van de organisatie zijn bewuste keuzes mogelijk. Bijvoorbeeld om over sommige onderwerpen wel en over andere niet iets af te spreken. Of uit te ruilen tussen onderwerpen en daarmee accenten te leggen, mede door het aanbrengen van verschuivingen in kostenbeslag van regelingen. Het is dan ook voor zowel ondernemingsraad als werkgever de moeite waard om voorafgaand aan het formuleren van concrete voorstellen een aantal analyses te maken, of bestaande analyses te toetsen op actualiteit. Ondernemingsraad en werkgever zullen daarbij deels gelijke, maar mogelijk ook deels verschillende accenten leggen. De analyses kunnen met name gericht zijn op: - De eisen die vanuit de bedrijfsdoelstellingen worden gesteld aan de bedrijfsvoering, in het bijzonder op het gebied van de inzet van arbeid, kwalitatief en kwantitatief. - De huidige en gewenste personeelssamenstelling (leeftijd, levensfasen, opleidingsniveau, verloop, verzuimanalyses e.d.) en de cultuur van de organisatie. - De regionale arbeidsmarktsituatie. - De uitkomsten van medewerkersonderzoeken (een medewerkermonitor maakt deel uit van de continue benchmark in de VVT voor ActiZ-leden). - Het financieel beslag dat thans gemoeid is met secundaire arbeidsvoorwaarden en HRMbeleid, met name voor die onderwerpen waarover meer decentraal beleid mogelijk wordt. En de mogelijkheden op financieel gebied in de (naaste) toekomst. Vanuit die analyses kunnen doelstellingen worden geformuleerd voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. Vervolgens kan dan worden bezien welke concrete decentrale afspraken over secundaire arbeidsvoorwaarden en de organisatie van arbeid zinvol zijn, en welke niet (meer). Doelstellingen voor de kortere en langere termijn kunnen daarbij in samenhang worden betrokken, inclusief de mogelijke inzet van financiële middelen. 5. Informatie over onderdelen van de nieuwe structuur Dit hoofdstuk gaat in op de concrete onderwerpen uit de drie clusters van de gemoderniseerde structuur: - Cluster 1: onderwerpen die landelijk in de basis-CAO blijven. Het betreft met name het pakket van de belangrijkste primaire arbeidsvoorwaarden. Een beperkt deel van deze bepalingen hangt samen met de gedecentraliseerde onderwerpen (cluster 2), doordat in de basis-CAO een kader wordt gegeven. - Cluster 2: onderwerpen waarvan decentraal wordt afgesproken om ofwel een voorheen bestaande CAO-regeling decentraal over te nemen, ofwel deze te wijzigen, dan wel deze te laten vervallen. Voor het grootste deel van die onderwerpen vindt het decentrale overleg plaats tussen werkgever en ondernemingsraad en voor een beperkt deel zijn de vakbonden de overlegpartner. - Cluster 3: onderwerpen die (eveneens) niet meer in de CAO terugkomen, en waarvan het niet in de rede ligt om daar decentraal afspraken over te maken, zij het dat bij een aantal van deze onderwerpen in principe nog wel decentrale afspraken mogelijk zijn. 4 Van de drie clusters worden hieronder beknopt de onderwerpen genoemd. In bijlage 1 bij deze brochure is voor cluster 2 (waar het overleg met name over zal gaan) een uitgebreider overzicht opgenomen. Daarin wordt, naast de opsomming van gedecentraliseerde onderwerpen, ook verwezen naar artikelnummers in de CAO’s Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg, zoals deze bestonden voorafgaand aan de CAO VVT. Cluster 1: onderwerpen landelijke basis-CAO: Arbeidsrelatie: inhoud en duur arbeidsovereenkomst, proeftijd, beëindiging, algemene bepalingen over arbeidsduur/totstandkoming werktijden Verlof met inbegrip van het zogenoemde verlofmandje, en enkele bijzondere verlofvormen Loon e.d.: functiewaardering, loongebouw, salaris bij bevordering, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, PGGM-premieverdeling werkgever/werknemer, loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid Vergoedingen: reis- en verblijfkosten, overwerk, inconveniënte uren, bereikbaarheidsdienst, slaapdienst, wachtdienst kraamzorg Decentrale (financiële) ruimte voor invulling op organisatieniveau (N.B.: deze bepaling is vooralsnog niet benut, er zijn geen nadere afspraken over gemaakt) Kader meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden Vakbondsfaciliteiten en rechtsbescherming vakbondsconsulenten Uitkering bij overlijden Verstrekking CAO en ondernemingsovereenkomst, alsook wijzigingen daarin Wachtgeld Kaderregeling fusie/reorganisatie inclusief toepasselijkheid SER-fusiecode Leerlingen: salarissen en arbeidsduur; stagevergoeding; zakgeld Levensloop: werkgeversbijdrage levensloop (V&V) en pensioenpremiebetaling Bijlage bij CAO: professioneel statuut arts Kostenvergoeding herregistratie sociaal geneeskundige/arts/verpleeghuisarts Jubileumgratificaties Uitzendkrachten Werknemers in gesubsidieerde arbeid 5 Vervolg cluster 1: Arbeidsvoorwaardelijke prikkels verzuimbeleid Bepalingen rond arbeidsomstandigheden V&V (in afwachting nadere besluiten) Bijzondere bevoegdheid OR bij bestuurssamenstelling Verkregen rechten Interpretatieprocedure CAO Duur en wijziging CAO Definities, werkingssfeer CAO, karakter CAO Ontheffingsmogelijkheden en bijzondere toepassingsbeleid CAO (bijvoorbeeld bij meerdere CAO’s in een zorgorganisatie) Invoeringsartikel basis-CAO Bij bovengenoemde onderwerpen is wel vermeldenswaard, dat een aantal CAO-bepalingen mogelijkheden zullen (blijven) bieden tot bijvoorbeeld nadere of van die bepalingen afwijkende afspraken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het onderwerp vergoeding reiskosten. Deze decentrale mogelijkheden staan dus naast hetgeen hieronder aan onderwerpen voor decentraal overleg is genoemd. Cluster 2: Onderwerpen voor decentraal overleg en niet meer opgenomen in basis-CAO: Voor overleg met vakbonden: Regelingen bij fusie en reorganisatie (in aansluiting op beperkte CAO-bepaling) Kinderopvang Medezeggenschap: bepalingen over faciliteiten OR Voor overleg met de ondernemingsraad: Scholing/ontwikkeling: - leerling-werknemers (alleen salaris en beperkte regeling arbeidsduur wel in CAO) - stagebeleid (alleen stagevergoeding is wel in CAO geregeld) - tegemoetkoming studiekosten 6 Vervolg cluster 2: Beoordelingsregeling inclusief: - beloningsaccenten; - arbeidsmarkttoeslagen - waarnemingstoeslag Invulling meerkeuzesysteem (naast kaderregeling in CAO): - bronnen/doelen - nadere voorwaarden e.d. Vergoedingen: - kosten van telefoon - dienstkleding - aanstellingskeuring Integriteitbeleid: - nevenfuncties - seksuele en andere vormen van intimidatie (volgens CAO-akkoord VVT in afwachting van besluitvorming in 2008 over arbocatalogus nog wel een bepaling in CAO) Werkoverleg Verplichtingen werkgever/werknemer Melding afwezigheid Verhuiskostenregeling: mogelijkheid verhuisplicht, kostenvergoeding De onderwerpen uit cluster 2 komen niet meer terug in de basis-CAO. Wel voorzien de overgangsbepalingen in de verplichting om in ieder geval tot 1 juli 2008 de oude CAO-bepalingen nog over te nemen (zie ook hierna onder punt 7). Met ingang van 1 juli 2008 zijn dan vervolgens nieuwe afspraken mogelijk. Cluster 3: Overige onderwerpen, niet meer in basis-CAO opgenomen: Detachering Gehandicapte werknemers (gelijke kansen bevorderen) Positieve actie (gelijke kansen mannen/vrouwen en etnische minderheden) Initiatiefrecht werkgever/werknemer (mogelijkheid om individueel onderwerpen als arbeidsduur, werktijden, loopbaan e.d. aan de orde te stellen) 7 Vervolg cluster 3: Inspraak ondernemingsraad bij Bestuurssamenstelling (afgezien van beperkte bepaling in CAO) Inspraak ondernemingsraad bij benoeming hoogste dagelijkse leiding Overzichten voor ondernemingsraad (overzichten die werkgever verstrekt over overwerk e.d.) Schorsing werknemer Op non-actiefstelling werknemer Tegemoetkoming in premie ziektekostenverzekering voor thuiszorg (zoals deze tot 1-1-2006 gold); in CAO is voor V&V garantieregeling opgenomen 6. Informatie over juridische aspecten op hoofdlijnen In hoofdstuk 5 zijn bij cluster 2 onderwerpen vermeld waarover decentraal kan worden afgesproken om de bestaande regeling uit de CAO over te nemen, deze te wijzigen, dan wel hier geen regeling over af te spreken. In dit hoofdstuk wordt beknopt ingegaan op de juridische vorm en status van dergelijke afspraken. 6.1 Decentrale afspraken in overeenkomsten De overlegresultaten van de onderwerpen waarover werkgever en vakbonden overleggen krijgen juridisch een plaats in een overeenkomst tussen werkgever en vakbonden. Bij de onderwerpen waarover de werkgever overlegt met de ondernemingsraad worden de afspraken vastgelegd in een zogenoemde ondernemingsovereenkomst, ook als de regeling niet wordt gewijzigd. Een dergelijke overeenkomst is gebaseerd op artikel 32 lid 2 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). Deze bepaling luidt: Bij schriftelijke overeenkomst tussen de ondernemer en de ondernemingsraad kunnen aan de ondernemingsraad meer bevoegdheden dan de in deze wet genoemde worden toegekend en kunnen aanvullende voorschriften over de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden gegeven. De ondernemer zendt een afschrift van de overeenkomst aan de bedrijfscommissie. Deze wettekst spreekt weliswaar niet rechtstreeks over de mogelijkheid van inhoudelijke arbeidsvoorwaardelijke afspraken, maar biedt daarvoor wel de basis. In de situatie dat werkgever en ondernemingsraad concluderen om over een onderwerp geen afspraak te maken, hoeft dit onderwerp als zodanig ook niet in een ondernemingsovereenkomst te worden opgenomen. Wel is het belangrijk dat ook zo’n conclusie om geen afspraak te maken schriftelijk wordt vastgelegd, bijvoorbeeld in een verslag van een overlegvergadering. Daarmee wordt voorkomen dat op een later moment 8 discussie ontstaat over de vraag of voor een onderwerp wel of geen decentrale regeling geldt. CAO-partijen stellen een standaard model op voor een ondernemingsovereenkomst (NB: zodra CAO-partijen deze definitief hebben vastgesteld, wordt deze als bijlage bij deze brochure opgenomen). Decentrale partijen moeten bepalen of de afspraken gelden voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd. Voor de ondernemingsovereenkomsten tussen werkgever en ondernemingsraad hebben CAO-partijen dit ook expliciet afgesproken. Bovendien geldt eenmalig voor de per 1 juli 2008 of later overeen te komen nieuwe ondernemingsovereenkomst, dat deze een minimale looptijd heeft tot de einddatum van de (eerste) CAO VVT, dus naar huidige CAO-afspraken tot 1 maart 2010. Verder hebben CAOpartijen afgesproken dat de ondernemingsovereenkomst moet voorzien in een bepaling over periodieke evaluatie. Zie over de diverse randvoorwaarden bij de ondernemingsovereenkomst ook het hierna volgende hoofdstuk over de invoeringsbepalingen van de nieuwe CAO-structuur. De hoofdlijn van een ondernemingsovereenkomst zal gelet op het bovenstaande bestaan uit de vastlegging dat bestuurder en ondernemingsraad afspraken hebben gemaakt over de (met name genoemde) onderwerpen, alsook wat de inhoud daarvan is. Verder kan een looptijd van de afspraken worden opgenomen. Voor een aantal onderwerpen zal daarbij sprake zijn van bovenwettelijk instemmingsrecht, hetgeen eveneens in de overeenkomst wordt vermeld (zie ook hieronder bij 6.2). 6.2 Decentrale onderwerpen en artikel 27 WOR Een deel van de onderwerpen uit cluster 2 komt overeen met onderwerpen waarvoor artikel 27 van de WOR een instemmingsrecht aan de ondernemingsraad toekent (tenzij het onderwerp inhoudelijk al in de CAO is geregeld). Voor decentrale onderwerpen die niet in artikel 27 staan wordt dit instemmingsrecht vastgelegd bij de gebruikmaking van de ondernemingsovereenkomst (artikel 32 lid 2 WOR), zoals hierboven is beschreven. 6.3 Aspect doorwerking voor individuele werknemers van afspraken met ondernemingsraad en informatievoorziening Formeel-juridisch werken tussen werkgever en ondernemingsraad gemaakte afspraken niet door in de individuele arbeidsovereenkomsten. In de praktijk blijkt echter, dat dergelijke afspraken zonder problemen worden beschouwd als zijnde afspraken die gelden voor de individuele werknemers. Ook bij de thans reeds bestaande mogelijkheden van decentrale afspraken blijkt dit zo te werken. CAO-partijen hebben in het licht van heldere informatievoorziening voor werknemers in deze context ook het volgende afgesproken: de werknemer ontvangt voorafgaand aan ondertekening van de arbeidsovereenkomst een exemplaar van zowel de CAO als de ondernemingsovereenkomst. Vanzelfsprekend is het noodzakelijk dat ook werknemers die bij totstandkoming van een ondernemingsovereenkomst al in dienst zijn, daarvan een exemplaar ontvangen. Bovendien informeert de werkgever de werknemer over wijzigingen van de ondernemingsovereenkomst. 9 7. Afspraken tussen ActiZ en vakbonden over invoering in 2008 De afspraken over de nieuwe CAO-structuur werden gemaakt in het CAO-akkoord VVT 2007-2010. Dit is in hoofdstuk 3 al kort toegelicht. Bij die afspraken is ook veel aandacht besteed aan een zorgvuldig invoeringstraject van de nieuwe structuur. Over de invoering en het invoeringstraject voor de decentrale afspraken tussen werkgever en ondernemingsraad wordt in de uitgewerkte CAO-tekst een aparte paragraaf opgenomen. De kernpunten daarvan zijn: - Met invoering van de nieuwe CAO-structuur per 1 januari 2008 vervallen de met de betreffende onderwerpen corresponderende CAO-artikelen. - Tegelijkertijd geldt, dat de artikelen decentraal nog (minimaal) tot 1 juli 2008 integraal en ongewijzigd moeten worden opgenomen in een ondernemingsovereenkomst tussen werkgever en ondernemingsraad. In feite wijzigt er dus inhoudelijk voor de werknemer in deze periode nog niets. - Werkgever en ondernemingsraad kunnen vervolgens met als eerste ingangsdatum 1 juli 2008 andere afspraken gaan maken, zoals eerder in deze brochure is toegelicht. - Bij de instellingsregelingen die vanaf 1 juli 2008 worden overeengekomen geldt voor de “eerste ronde” een looptijd tot de einddatum van de eerste CAO VVT; langer kan ook, indien werkgever en ondernemingsraad vóór die datum besluiten tot ongewijzigde voortzetting. - Tevens geldt, dat wijziging van een ondernemingsovereenkomst alleen mogelijk is indien werkgever en ondernemingsraad het over die wijziging eens worden. - De ondernemingsraad is verplicht om een achterbanraadpleging te houden voordat een ondernemingsovereenkomst wordt vastgesteld of gewijzigd. Als mogelijkheden daarbij kan worden gedacht aan schriftelijke (brief of e-mail) of mondelinge raadpleging, mede afhankelijk van aard en zwaarte van een onderwerp. Verder hebben CAO-partijen afgesproken om in het CAO-artikel over de inhoud van de arbeidsovereenkomst op te nemen dat de werknemer voorafgaand aan ondertekening van die overeenkomst een exemplaar ontvangt van de ondernemingsovereenkomst. Zoals eerder vermeld, zullen ook al in dienst zijnde werknemers op de hoogte worden gebracht van een overeengekomen ondernemingsovereenkomst. Ook moet de werknemer worden geïnformeerd over (tussentijdse) wijzigingen van de ondernemingsovereenkomst. Ter bevordering van een zorgvuldige invoering en toepassing van de basis-CAO ondersteunen CAOpartijen werkgevers en ondernemingsraden. Er worden onder andere (afzonderlijke) bijeenkomsten voor ondernemingsraadsleden en werkgevers georganiseerd. Ondernemingsraden en werkgevers ontvangen daarover de nodige informatie van sociale partners. In de ondersteuning krijgen zowel inhoudelijke informatie als aspecten van vaardigheden een plaats. 10 8. Stappenplan richting 1 juli 2008 Mogelijk bent u als ondernemingsraad of werkgever al begonnen met voorbereidingen om gebruik te maken van de gemoderniseerde structuur van arbeidsvoorwaardenvorming. Wellicht kunt u daarbij mede gebruik maken van ervaringen die u hebt opgedaan met bestaande decentrale onderhandelingen. In dit hoofdstuk worden aandachtspunten en tips genoemd op weg naar 1 juli 2008, zonder de pretentie van volledigheid. Het zijn suggesties voor een stappenplan, dat zowel ondernemingsraad als werkgever kunnen doorlopen. Daarbij is onderscheid gemaakt naar eerste voorbereidingen, het opstellen van concrete voorstellen, de proceskant van het overleg, en de achterbanraadpleging van de ondernemingsraad. 8.1 Eerste voorbereidingen Kennis nemen van wat de landelijk gemaakte decentralisatie-afspraken per 1 januari 2008 daadwerkelijk inhouden en wat de mogelijkheden daarvan zijn. Deze brochure kan daarbij behulpzaam zijn, evenals de overige ondersteuningsmogelijkheden die vakbonden en ActiZ bieden (zie ook onder hoofdstuk 7 van deze brochure). Nadenken over achterliggende zaken die argumentatie opleveren voor te maken afspraken. Bijvoorbeeld aspecten van de personeelssamenstelling, de regionale arbeidsmarktsituatie, de uitkomsten van medewerkerraadplegingen in de organisatie. Zie in dit verband ook hoofdstuk 4 van deze brochure. Vanuit deze gedachtevorming doelstellingen formuleren voor personeels- en arbeidsmarktbeleid binnen de zorgorganisatie. 8.2 Het opstellen door ondernemingsraad en werkgever van concrete voorstellen Op basis van de uitkomsten van de eerste voorbereidingen (zie 8.1) kunnen ondernemingsraad en werkgever (in eerste instantie “voor zichzelf”) vaststellen welke concrete voorstellen voor decentraal beleid hieraan een bijdrage zouden kunnen leveren (zie ook hoofdstuk 4). Indien dat in kaart is gebracht, is ook een prioritering zinvol. Ook is van belang om vooraf helder in beeld te hebben voor welke termijn de afspraken gewenst zijn. Zoals beschreven in hoofdstuk 7, is de “eerste ronde” van een ondernemingsovereenkomst gekoppeld aan (minimaal) de einddatum van de eerste CAO VVT. Een ander aandachtspunt is, dat bij een aantal onderwerpen de mogelijkheid van indexering (aanpassing aan prijsontwikkelingen) een rol kan spelen. Dit geldt met name bij afspraken over kostenvergoedingen. 8.3 Proceskant overleg Ondernemingsraad en werkgever moeten beide hun onderhandelingsdelegatie samenstellen. Daarbij hoort ook het beantwoorden van de vraag: welke kennis en kunde zijn nodig voor het overleg, is die in huis, wordt gebruik gemaakt van ondersteuningsmogelijkheden, zoals deze door vakbonden en ActiZ worden geboden (zie hoofdstuk 7). 11 Aandacht voor de aanpak van het overleg. Het is zeker te overwegen om in een vroeg stadium eerste gesprekken tussen ondernemingsraad en werkgever te voeren. Die kunnen dan nog vrij algemeen, informatief en oriënterend zijn. Dit kan helpen om later in het proces sneller vorderingen te maken. Ook tijdige communicatie binnen de organisatie over wat er speelt is belangrijk. Zowel ondernemingsraad als werkgever hebben daarbij een taak. Goede afstemming daarbij is raadzaam. Het daadwerkelijke overleg, met onder andere aandacht voor een goed overlegklimaat, vergaderafspraken, de vastlegging van resultaten en dergelijke. 8.4 Achterbanraadpleging ondernemingsraad Zoals eerder aan de orde kwam in hoofdstuk 7 raadpleegt de ondernemingsraad de achterban, voordat een ondernemingsovereenkomst tot stand kan komen of kan worden gewijzigd. Tot slot, en wellicht ten overvloede: één van de voorwaarden voor een goed en tijdig resultaat is een zo realistisch mogelijke planning. Dat geldt zowel voor de werkgever als voor de ondernemingsraad. Vanzelfsprekend zal uw planning onder andere afhangen van uw eigen inhoudelijke inzichten over decentralisatie (hoe ver wilt u gaan?), een inschatting van hoe de ondernemingsraad en werkgever hierin staan, en wat er aan (voorbereidend) werk en faciliteiten nodig is om tot succesvol overleg te komen. -o-oBijlagen: -Overzicht van decentrale onderwerpen cluster 2 met verwijzing naar huidige CAO-artikelen -Samenvatting resultaten onderzoek modernisering CAO Thuiszorg Deze brochure is samengesteld door partijen bij de CAO VVT: ABVAKABO FNV NU’91 De Unie Zorg en Welzijn FBZ, Federatie van Beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek ActiZ, organisatie van zorgondernemers April 2008 12 Bijlage 1 bij digitale brochure over invoering gemoderniseerde CAO-structuur OVERZICHT VAN ONDERWERPEN VOOR DECENTRAAL OVERLEG (CLUSTER 2 IN HOOFDSTUK 5 VAN DE BROCHURE) MET VERWIJZING NAAR ARTIKELEN UIT DE VOORMALIGE CAO’S VERPLEEG- EN VERZORGINGSHUIZEN EN THUISZORG ONDERWERP DECENTRAAL VERWIJZING NAAR OUD VERWIJZING NAAR OUD OVERLEG CAO-ARTIKEL THUISZORG CAO-ARTIKEL V&V Overleg met vakbonden: Regelingen bij fusie en Artikelen 52 en 53 reorganisatie Aparte CAO Sociale Begeleiding V&V N.B. In CAO VVT komt wel een beperkte raamregeling rond dit onderwerp Kinderopvang Artikel 7a, lid 3 sub f; Artikel 8.3.2 sub g; art. 8.7 lid Artikel 38c, waarvan de inhoud 2 door de wetgeving rond kinderopvang per 1-1-2007 overbodig is geworden; wel kan decentraal eventueel sprake zijn van verder uitgewerkte regelingen dan wel van bovenwettelijke afspraken. Medezeggenschap Artikel 63 Artikel 12.1.1 lid 5 Artikelen 8 lid 2 sub g; 38a; Artikelen 3.3.5 m.u.v. leden 1 38b; 38d; 38e; 38f (behoudens en 6; 3.3.10; 7.1; 7.2; 7.3; lid 4, 5 en 6 laatste zin); 39 lid 7.4 Overleg met OR: Scholing/ontwikkeling 5; 43; 75; Uitvoeringsregeling K Studiefaciliteiten Beoordelingsregeling, inclusief Artikelen 30; 30a; 30b; Artikelen 3.1.7 lid 2; 3.2.2; beloningsaccenten; Artikel 61 en de artikelen 6 en 3.2.4 arbeidsmarkttoeslag; 7 van Uitvoeringsregeling A waarnemingstoeslag salariëring Invulling meerkeuzesysteem Artikel 7a, leden 1 t/m 4 en lid Artikelen 8.1; 8.2; 8.3; 8.4 arbeidsvoorwaarden (in basis- 10 excl. lid 4; 8.6 excl. lid 2 13 CAO blijft wel een kader) laatste regel en leden 3 en 4; 8.7; 8.8 Vergoedingen: Artikelen 40, 76; 77 Artikel 5.4.9 Artikelen 8 lid 2 sub f; 44; 55 9.4.8; 9.4.9 Werkoverleg Artikelen 1 sub p; 54 geen Verplichtingen Artikelen 39 leden 1,2,4,5; 40; Artikelen 2.3; 2.4 (m.u.v. lid werkgever/werknemer 43; 48; 49; 50 sub b; 51; 51a; 4); 2.5; 2.6; 9.1.4 Melding afwezigheid Artikel 35 Artikel 9.1.1 Verhuiskostenregeling: Artikelen 41; 73; Artikelen 10.4.1 t/m 10.4.7 mogelijkheid verhuisplicht; Uitvoeringsregeling I kostenvergoeding Verhuiskostenvergoeding -telefoon -dienstkleding -aanstellingskeuring Integriteitbeleid: -nevenfuncties; -seksuele en andere vormen van intimidatie (volgens CAO-akkoord vooralsnog in afwachting van besluitvorming arbocatalogus nog wel bepaling in CAO) 14 Bijlage 2 bij digitale brochure over invoering gemoderniseerde CAO-structuur SAMENVATTING RESULTATEN ONDERZOEK MODERNISERING CAO THUISZORG Inhoud van het onderzoek Als onderdeel van de afspraken over een nieuwe CAO-structuur in de thuiszorg, besloten CAOpartijen onderzoek te doen naar de wijze waarop de nieuwe structuur mogelijk wordt (zie hoofdstuk 3 van de brochure). Het onderzoek is uitgevoerd in 2006 en bestond, naast een algemene oriëntatiefase, uit een theoretisch deel en een veldonderzoek. De uitvoerende bureaus waren Basis&Beleid Organisatieadviseurs en IVA Beleidsonderzoek en advies. Het theoretische gedeelte beschrijft met name (juridische) vormaspecten van de nieuwe CAOstructuur. In het veldonderzoek vond een telefonische scan plaats en werd bij 10 zorgorganisatie een pilot uitgevoerd rond de procesgang van decentraal overleg. Dat gebeurde onder andere door een gezamenlijke beoordeling van de medezeggenschapssituatie in de organisatie en door observaties van de onderzoekers tijdens (al dan niet gesimuleerde) overlegvergaderingen. Onderzoeksresultaten Hieronder vindt u enkele hoofdlijnen van de onderzoeksresultaten: Bevindingen theoretisch onderzoek - Voor het maken van afspraken tussen werkgever en ondernemingsraad kan gebruik worden gemaakt van een zogenoemde ondernemingsovereenkomst. Daarin wordt vastgelegd wat over bepaalde arbeidsvoorwaardelijke onderwerpen tussen werkgever en ondernemingsraad is afgesproken. - Afspraken tussen werkgever en ondernemingsraad werken in de praktijk zonder problemen door naar de individuele werknemers. - Er kan voor worden gekozen om nieuw personeel dan wel alle werknemers een aanhangsel aan de individuele arbeidsovereenkomst te verstrekken waarin is bepaald dat gemaakte en nog te maken afspraken met de ondernemingsraad doorwerken in de individuele arbeidsovereenkomst. In hoofdstuk 6 van de brochure wordt nader ingegaan op de juridische aspecten. Bevindingen uit het veldonderzoek - Er wordt al veel gebruik gemaakt van bestaande mogelijkheden voor decentrale afspraken. Geïnterviewden verwachten in de toekomst een toename van decentrale afspraken. 15 - In de pilots hebben de onderzoekers gevraagd naar de mate waarin partijen van zichzelf vinden dat ze in staat zijn te onderhandelen over de decentrale onderwerpen. Een meerderheid van de ondernemingsraden geeft aan, dat zij in principe in staat zijn de onderhandelingen te voeren, maar zich nog verder moeten ontwikkelen in termen van inhoudelijke kennis en onderhandelingsvaardigheid. Directies hebben veelal vertrouwen in eigen kunnen. - Uit de observaties van de onderzoekers tijdens een concrete overlegsituatie in de pilots blijkt, dat de meeste ondernemingsraden zich feitelijk staande weten te houden ten opzichte van de bestuurder. - Er is in de praktijk behoefte aan ondersteuning en faciliteiten, vooral aan de kant van ondernemingsraden. Daarbij gaat het om zaken als inhoudelijke deskundigheidsbevordering en training in onderhandelingsvaardigheid. Belangrijke algemene conclusies - Uit de pilots en de telefonische scan onder leden van de ondernemingsraden en directies blijkt, dat beide partijen in meerderheid verwachten dat decentralisatie belangrijker gaat worden. - Zolang het niet over primaire arbeidsvoorwaarden gaat, voelen de decentrale partijen zich over het algemeen in staat om inhoud aan de decentralisatie te geven en meer taken uit te voeren. - De invoering van de afgesproken decentralisatie is per 1 januari 2008 mogelijk. Indien u het volledige onderzoeksrapport wilt lezen, kunt u daarvoor terecht op de website van het arbeidsmarktfonds FAOT: www.faot.nl, onder “Arbeidsvoorwaarden”. -o-o- 16