Het belang van onze hersenen in ons dagelijks functioniëren is evident; de hersenen zijn het enige orgaan dat essentieel is voor nagenoeg alle gedragingen die we vertonen: eten, slapen, bewegen, voortplanting, emoties... het is zelfs ei zo na onmogelijk een proces te bedenken dat niet vanuit de hersenen gereguleerd wordt. Ook ons gedrag van meer mystiek allure associëren we spontaan met de hersenen: Hoe worden gedachten en herinneringen gevormd? Hoe worden onze persoonlijkheden en karaktertrekken gecreëerd? En waar komt onze uitzonderlijke intelligentie vandaan? Dit unieke orgaan heeft nog lang niet al zijn geheimen prijsgegeven. Het beter begrijpen van de hersenen is dan ook een van de grote uitdagingen van de 21ste eeuw. De complexiteit van het brein: een uitdaging voor de neurobiologie De studie van alles wat te maken heeft met de hersenen, en bij uitbreiding het gehele zenuwstelsel, is het domein van de neurobiologie. Het menselijk brein is echter enorm complex: het bevat meer dan honderd miljard zenuwcellen, en maakt ruim 1500 keer meer connecties dan er sterren geschat zijn in ons sterrenstelsel! Daarenboven zijn geen twee hersencellen gelijk, en gebruiken al deze zenuwcellen ontelbare moleculen om met elkaar te kunnen communiceren, waarvan slechts beperkt geweten is wanneer, waar en hoe die specifiek worden ingezet. De neurobiologie tracht al deze processen tot in de kleinste details te ontrafelen, er is dus bijna geen vergelijking mogelijk om de omvang van de huidige uitdaging voor neurobiologen duidelijk te maken. De nood aan een beter begrip van onze hersenen is nochtans erg groot. Steeds meer ziektes of aandoeningen blijken te wijten aan een niet- of misfunctioneren van onze hersenen. Een deel daarvan gaat samen met het verouderen van de bevolking, waardoor bovendien verwacht wordt dat het probleem enkel zal toenemen. Neurobiologen moeten dus met strategische oplossingen komen om, ondanks de gigantische complexiteit van de hersenen, toch tot relevante inzichten te kunnen komen. Een virtueel brein De meest recente strategie om inzicht in de hersenen te proberen verwerven, bestaat uit het bouwen van een volledig virtueel brein. Hierdoor kan de rekenkracht van computers gebruikt worden om de complexiteit van onze hersenen toch zo accuraat mogelijk te beschrijven. Eerder dit jaar ging een erg ambitieus Europees project van start: het menselijk brein project (The Human Brain Project). Een groot consortium van meer dan 135 onderzoeksgroepen wereldwijd zal proberen om met behulp van talloze supercomputers een digitale versie van de menselijke hersenen te bouwen. Zij hopen dit te verwezenlijken binnen een tijdsbestek van 10 jaar, waardoor we tegen ca. 2020 reeds een heleboel vragen aan dit brein kunnen stellen. Er wordt verwacht dat dit project in de toekomst erg veel nieuwe kennis zal opleveren over de menselijke neurobiologie. Gebruik van modelorganismen Een andere manier om de hersenen te bestuderen, bestaat erin het probleem te proberen vereenvoudigen. Ter vergelijking, de directe studie van menselijke hersenprocessen is nog véél complexer dan voor het eerst leren rijden in het centrum van een metropool, zonder enige instructies. We kunnen de principes van het rijden echter perfect leren in een rustig dorp, waarna we deze in steeds ingewikkeldere omgevingen kunnen toepassen – eens het autorijden machtig, zullen we ons op termijn even vlot door de metropool bewegen, als in een kleine dorpskern. Dit principe van verveenvoudiging wordt courant gebruikt in de neurobiologie, waarbij onderzoekers vraagstellingen zullen bestuderen in de hersenen van zogenaamde modelorganismen, zoals de muis, rat, zebravis of fruitvlieg – die zijn qua architectuur toegankelijker dan het menselijk brein. Een populair modelorganisme voor dit soort onderzoek is de microscopisch kleine worm Caenorhabditis elegans, waarvan het gehele zenuwstelsel uit slechts 302 cellen bestaat. Van miljarden naar 302 zenuwcellen: is dat niet te simplistisch? Onmiddellijk rijst de vraag of die vereenvoudiging gerechtvaardigd is. Zijn die mini-hersenen van C. elegans wel representatief voor ons menselijk brein? Om dit beter te kaderen, grijpen we terug naar de evolutietheorie. Sinds het voorstellen van het idee dat alle huidig levende wezens, via vele tussenvormen, afstammen van één ‘oercel’, zijn legio bewijzen aangevoerd die de evolutietheorie van een solide basis voorzien. Door het analyseren van verschillende biochemische en uiterlijke kenmerken, proberen evolutiebiologen een zo accuraat mogelijk beeld te scheppen van de zogenaamde “stamboom van het leven”. Een belangrijke bijdrage wordt hierbij nog steeds geleverd door DNA-analyse: hoe meer het DNA van twee onderscheiden soorten op elkaar gelijkt, hoe nauwer deze soorten verwant zijn met betrekking tot hun biologische afstamming. De wellicht opmerkelijkste bevinding die uit de vergelijkende genoomanalyse van vele diersoorten is voortgekomen, is de grote graad van genetische gelijkenis tussen soorten in het algemeen. Hierdoor is het mogelijk om, niettegenstaande een drastisch andere bouw, erg veel bevindingen voor modelorganismen – zoals de worm – toe te passen op de mens. Concreet betekent dit dat, hoewel verschillende (dier)soorten er anders uitzien, ze gebruik maken van gelijkaardige moleculaire werkingsmechanismen. Dus ondanks – of net dankzij! – het feit dat de hersenen van de worm architecturaal primitief zijn, blijkt een gamma aan boodschappermoleculen doorheen de evolutie stevig bewaard te zijn. Hierdoor communiceren de hersencellen van de worm verrassend gelijkend aan de hersencellen van de mens, om bijvoorbeeld vertering, voortplanting of beweging te orchestreren. Hoe relevant is het gedrag van een worm voor menselijk gedrag? Een tweede pertinente vraag dringt zich op op het vlak van gedrag. Wij lijken in de verste verte niet op een worm, dus hoe relevant zullen de bevindingen uiteindelijk blijken te zijn? Op deze vraag is geen eenduidig antwoord. Modelorganismen worden veelal geselecteerd op basis van zowel genetische en gedragskenmerken, als eigenschappen die hen makkelijk bruikbaar maken in een laboratoriumomgeving. Wormen zijn bijvoorbeeld nuttig voor fundamenteel onderzoek of bij het bestuderen van eenvoudige gedragingen - zoals de voornoemde vertering, voortplanting en beweging. Om meer inzicht te verkrijgen in de werking van de menselijke hersenen, dient eerst nagegaan te worden of typische, meer abstracte gedragingen die door de hersenen gestuurd worden ook in C. elegans aanwezig zijn. Een mooi voorbeeld hiervan zijn leer- en geheugenprocessen. Veel hersenaandoeningen bij mensen zijn te wijten aan fouten in leer- of geheugenprocessen, waaronder bijvoorbeeld schizofrenie en autisme, maar zijn moeilijk te bestuderen omwille van de complexiteit van het menselijk brein. Net daarom zou het dus interessant zijn de moleculaire werkingsmechanismen die leren en geheugen sturen in een eenvoudig modelsysteem te ontrafelen. De schijnbare eenvoud van C. elegans weerhoudt de worm er niet van ook te kunnen leren én onthouden. Net zoals veel mensen, houdt C. elegans van zout voedsel – wormen leren dan ook snel om zout te associëren met de aanwezigheid van voedsel. In het laboratorium kunnen we die associatie verbreken, en zelfs een nieuwe associatie maken: we kunnen wormen leren om zout te associëren met de afwezigheid van voedsel. Daarna kunnen we achterhalen hoe lang de wormen in staat zijn deze les te onthouden. We beschikken dus over alles wat nodig is om een deel van het menselijk brein, namelijk leren en geheugen, te bestuderen in een eenvoudige testomgeving, namelijk C. elegans in het laboratorium. Dankzij de genetische gelijkenissen tussen mens en worm, en het voorkomen van gelijkaardig gedrag, kunnen we nu een blauwdruk ontwerpen voor de sturing van leren en geheugen door het brein. Een voorbeeld: menselijk vasopressine versus worm-nematocine De eerste stappen zijn reeds gezet: een boodschappermolecule dat door de zenuwcellen van C. elegans wordt gebruikt om associatief leren te stimuleren, heeft een gelijkaardige tegenhanger in de mens. Zonder deze boodschapper, nematocine genaamd, verliezen wormen hun capaciteiten om afdoende te leren. De gelijkaardige boodschapper in de menselijke hersenen, vasopressine, is eveneens belangrijk voor associatief leren. Niet alleen functioneel, maar ook structureel zijn nematocine en vasopressine erg gelijkende moleculen, wat doet vermoeden dat ze evolutionair van eenzelfde voorouder afstammen. Dit is interessant vanuit fundamenteel wetenschappelijke ooghoek: de gemeenschappelijke voorouder van wormen en mensen leefde wellicht meer dan 700 miljoen jaar geleden. Leerprocessen zijn dus evolutionair enorm oud! Vermoedelijk betekende de mogelijkheid tot (associatief) leren een evolutionair voordeel vanaf het moment dat organismen in fluctuerende omgevingscondities moesten overleven: kunnen terugvallen op eerdere ervaringen kan dan het verschil tussen leven en dood betekenen. De gelijkenis tussen nematocine en vasopressine is niet alleen vanuit pure kennisdrang interessant; ze kan ons ook helpen menselijke leerprocessen sneller te bestuderen. Vasopressine wordt momenteel verkocht in neussprayformaat ter behandeling van (sociale) leerstoornissen, maar heeft te kampen met vervelende bijwerkingen, zoals verhoogde waterreabsorptie – lees: in extremis té weinig urineproductie en opzwelling van het lichaam. Indien we de werking van vasopressine in de hersenen gedetailleerd zouden kunnen ophelderen, is het misschien mogelijk betere strategieën te ontwikkelen, met verminderde nevenwerkingen. Via de worm naar de mens De taak bestaat er nu dus in om gebruik te maken van handige modelsystemen, zoals de worm, om de moleculaire mechanismen van de hersenen in detail bloot te leggen. Fundamentele inzichten in hersenprocessen, zoals leren en geheugen, kunnen dan leiden tot belangrijke kennis over ons eigen brein; en dus ons eigen gedrag. Meer weten? - Ludiek over de evolutietheorie: Charles Darwin Over het ontstaan van soorten, een stripbewerking; Michael Keller & Nicolle Rager Fuller; Uitgeverij Atlas; ISBN 978-90-450-1604-7 - Over de geschiedenis van C. elegans als modelorganisme: In the beginning was the worm: Finding the secrets of life in a tiny hermaphrodite; Andrew Brown; Simon & Schuster UK Ltd; ISBN 0-74341598-1 - Over nematocine en associatief leren in C. elegans: Beets I et al., Science 2012;338(6106):543-5