1 Nr.164***NIEUWS VAN HER EN DER***1 september 2010. Uitgave van Afrika-Europa Netwerk e-mail: [email protected] web www.afrikaeuropanetwerk.nl GGO RAMP DREIGT IN DE VS DOOR EEN RESISTENT SUPER-ONKRUID. In de VS is sinds de introductie in 1997 van genetische gemodificeerde organismen (GGO’s) inmiddels bijna 90 % van de verbouwde maïs, soja en katoen genetisch gemanipuleerd. Dat arsenaal vormt een ecologische tijdbom die nu op springen staat. Het genetisch aanpassen van gewassen heeft niet als voornaamste reden om de voedselvoorziening in de wereld zeker te stellen. De bedrijven die betrokken zijn bij de ontwikkeling en promotie van deze gewassen zijn voornamelijk uit het op het vergroten van hun winsten. Want door hun gewassen resistent te maken tegen insecten en onkruid kunnen ze hun pesticiden en herbiciden mee verkopen bij de aankoop van ggo-zaden. De bestrijdingsmiddelen zijn uiterst giftig. De meest bekende, Roundup van marktleider Monsanto, bevat zwaar giftige bestanddelen zoals glyphosate en bestanddelen die ook werden gebruikt in het beruchte Agent Orange dat tijdens de Vietnam-oorlog werd ingezet. Monsanto weigert echter de samenstelling bekend te maken vanwege concurrentiebelang. De natuur lijkt zich nu in een soort Frankensteinse reactie tegen haar makers te keren. De Amerikaanse zender ABC is onlangs uitgekomen met een documentaire over resistent ‘superonkruid’ dat in veel Amerikaanse staten inmiddels de kop heeft opgestoken. Boeren en wetenschappers vertellen daarin hoe al complete plantages overwoekerd zijn met Ganzevoet dat immuun lijkt te zijn geworden voor de herbiciden die momenteel op de markt zijn. De grote agri-ondernemingen is er veel aan gelegen deze informatie buiten beeld te houden. De ontwikkelingen in de VS zouden de rest van de wereld moeten alarmeren. Maar onlangs besloot de Europese Commissie de Europese markt meer open te stellen voor GGO’s. Ook China wil een aantal GGO gewassen toestaan. In zijn boek ‘Seeds of destruction’ haalt de Amerikaanse wetenschapper F. William Engdahl studies aan waarin wordt aangetoond dat natuurlijk verbouwde gewassen op den duur een grotere opbrengst opleveren dan GGO’s. Mede als reactie op de ontwikkelingen groeit de vraag naar biologische voeding in de VS zo hard, dat boeren nauwelijks aan de vraag kunnen voldoen. (Bron: Globalresearch.ca, 18/8/2010) STATUS VAN VROUWELIJKE BOEREN GESTEGEN. Vrouwen produceren wereldwijd meer dan de helft van alle landbouwproducten. Sinds het begin van de voedselcrisis in 2007 wordt hun aandeel steeds meer erkend, ook door internationale instellingen. Tussen maart 2007 en maart 2008 verdubbelden de prijzen van graan; de prijs van maïs steeg met meer dan 40 % en van rijst met bijna 30 %. Door een gestegen productie in 2008 zijn de prijzen weer omlaag gegaan, maar ze liggen nog altijd hoger dan begin 2007. 2 De ontwikkelingen hebben gevolgen voor de erkenning van de rol van vrouwen in voedselproductie. In 2007 nam de UN World Food Programma, ’s werelds grootste NGO specifiek gericht op hongerbestrijding, een belangrijk besluit dat een nieuwe trend heeft ingezet. In plaats van voedsel te importeren in regio’s waar honger heerst, koopt deze NGO nu waar mogelijk voedsel lokaal in. Daarmee hoopt het niet alleen de lokale productie te stimuleren, maar ook beter aan te sluiten op de lokale eetgewoonten in de gemeenschappen. Vrouwen leveren een belangrijke bijdrage aan de voedselproductie. In arme landen zijn zij verantwoordelijk voor 60 tot 80 % van de voedselproductie. In veel landen ten zuiden van de Sahara zijn veel mannen naar de steden getrokken waardoor het aandeel van vrouwen nog hoger is komen te liggen. Florence Chenoweth, de Liberiaanse minister van landbouw, is van mening dat steun aan vrouwelijke boeren een goede investering is in de toekomst van een land. “Vrouwen leveren de grootste bijdrage aan de voedselproductie, maar zijn het meest gemarginaliseerd. We weten dat wanneer we steun bieden aan vrouwen, meer voedsel en geld wordt besteed aan het voeden van kinderen thuis.” (Bron: Womensnews.Org, 11/8/210) GROENSTROOK ONDER SAHEL Al jaren zijn er plannen, maar nu is er ook een eerste som geld om te zorgen voor een ‘groene muur’ over de volle breedte van Afrika van Senegal tot Eritrea ten zuiden van de woestijnen in noordelijk Afrika. Landen ten zuiden van de Sahel kwamen 5 jaar geleden met het idee om nieuwe bomen te planten tegen oprukkende verwoestijning. In juni van dit jaar stelde het milieufonds van de Wereldbank 95 miljoen euro beschikbaar. Ook de EU heeft hulp toegezegd. De bomenriem met een lengte van 7100 kilometer en een breedte van 15 kilometer moet bodemerosie vertragen, windsnelheden verminderen en regenwater vasthouden. Het groen wordt gecombineerd met de aanleg van waterreservoirs, zodat boeren het hele jaar voedsel kunnen verbouwen. Senegal gaat de operatie leiden. “De ‘groene muur’ is een project dat door Afrikanen is ontworpen voor Afrikanen en voor toekomstige generaties. Het is een bijdrage van Afrika aan de strijd tegen de opwarming van de aarde”, zei Idriss Deby Itno, de president van Tsjaad tijdens een internationaal overleg in zijn land over het project. (Bron: Africa News en Trouw, 5/7/2010) LIEVER ZAND VERKOPEN DAN BEDELEN. Ongeveer 200 vrouwen in de Nigerese hoofdstad Niamey komen aan de kost door zand te verkopen. Je hebt er geen beginkapitaal voor nodig, alleen spierkracht en doorzettingsvermogen. Deze vrouwen staan bekend als ‘takalakoyes’, een naam in het Zarma die verwijst naar het houten juk waarmee ze hun zware kalebassen met gezeefd zand transporteren. Ze leveren dat zand aan metselaars, aan marktkramers die hun klanten op een zuivere ondergrond willen verwelkomen en aan stedelingen die hun binnenplaatsen willen verfraaien met wit zand. Het werk van de takalakoyes is zwaar, maar het levert per dag gemiddeld 750 tot 1000 CFA-frank op (1,2 tot 1,5 euro). Dat is niet weinig voor een land waar veel mensen met minder dan een euro per dag moeten rondkomen. “Als je veel kinderen hebt en het inkomen van je man amper voldoende is om iedereen te eten te geven, moet je wel iets ondernemen”, zei een van de vrouwen. “We doen dit werk zodat we kunnen eten zonder te moeten bedelen.” (Bron: IPS, 16/8/2010)