VISIETEKST Versie: Oktober2014 De Max-methode Inleiding Onze school ligt in het district Merksem, in het Noordoosten van Antwerpen. MXM is in de omgeving een bekende “afkorting” van Merxem, de oude benaming van wat toen nog een landelijke gemeente was. Wij organiseren in de eerste graad een A-stroom en twee klasjes in de Bstroom. Vanaf het derde jaar kunnen de leerlingen bij ons terecht in ASO economie, humane wetenschappen, Latijn of wetenschappen of in TSO sociale en technische wetenschappen. Een 330-tal leerlingen volgt bij ons de lessen, de meesten zijn afkomstig van Merksem of Antwerpen-Noord. Tegenwoordig wordt Merksem gekenmerkt door alle eigenschappen van een grootstedelijke context. Het aantal kinderen in de stad neemt snel toe en helaas worden ze niet allemaal in gemakkelijke omstandigheden groot. De groeiende diversiteit levert nieuwe uitdagingen en ontwikkelingen op, de samenleving en dus ook het onderwijs moeten op zoek naar nieuwe antwoorden. We kunnen toch niet blijven dulden dat de ongekwalificeerde uitstroom in Antwerpen een ontstellende 28% bedraagti? De MaX-Methode 1 Als we de evolutie in het aantal C-attesten als indicator nemen, constateren we dat een behoorlijk aantal scholen er niet in slaagt om met de nieuwe realiteit op een kwaliteitsvolle manier om te gaan. Hun slaagcijfers gaan schrikbarend achteruit. Een tweede reeks scholen blijft blijkbaar min of meer ongevoelig voor de trends die zich in hun stad afspelen. Hun aantallen C-attesten blijven ongeveer gelijk, ongeacht of die voorheen laag of hoog lagen. Een derde categorie scholen lukt er klaarblijkelijk in om van de gewijzigde context een opportuniteit te maken. Zij hebben meer geslaagde leerlingen dan enkele jaren voordien het geval was.ii C-attesten leiden in de meeste gevallen tot zittenblijven. Uit onderzoek blijkt dat het verwachte effect van deze maatregel zwaar overschat wordt, door zowel ouders als leerkrachteniii. In Antwerpen heeft het lokale onderwijsbeleid daarom reeds sinds 2008 besloten om van het tegengaan van zittenblijven een prioriteit te maken. Gesteund door het project “Samen tot aan de meet”iv ging een aantal scholen ijverig op zoek naar alternatieven. Ook onze school nam deel aan de studiedagen en intervisiemomenten. We werden al snel een “voortrekkersschool”, die als voorbeeld wordt beschouwd voor andere scholen (zie bv. de publicatie over ons model in het Inspiratieboek 2 van Samen tot aan de Meetv). Wij hadden de ambitie om het aantal C-attesten op onze school sterk terug te dringen, evenwel zonder het onderwijsniveau te doen dalen. Daarom gingen we als team op zoek naar ideeën om op een pedagogischdidactisch verantwoorde manier onze onderwijskundige methodes aan te vullen en te innoveren. Aan de opstart van deze innovatie ging een heel proces vooraf van teksten lezen, cijfers opzoeken, data interpreteren, overleggen, ideeën ontwikkelen, vergaderen, kijken en luisteren. Sommige van die fases gebeurden quasi individueel, andere in vak-, stuur-, en werkgroepen en nog andere fases vonden plaats met het hele team. Uiteindelijk ontstond er na een goed jaar denken en overleggen omstreeks februari 2012 een breed gedragen visie. We gaven de toen nog van elkaar losstaande plannen en initiatieven de verzamelnaam “MaX-Methode”. In deze naam zit een knipoog naar onze schoolnaam, maar vooral verwijzen we ermee naar iets dat steengoed is: onze school is “de max”! Niet veel later creëerden we de schoolmascotte Max. De MaX-Methode 2 We willen immers niet pessimistisch klinken over de veranderingen in onze context. Naast het feit dat de grootstedelijke ontwikkelingen ons voor een aantal nieuwe problemen stelt, zien we ook heel positieve tendensen. Leerlingen worden mondiger, kunnen als ‘digital natives’ vlot om met ICT, hebben in de basisschool reeds geleerd om zelfstandig en samen te werken, enz. Max staat symbool voor de waarden die wij belangrijk vinden: eigentijds onderwijs, maximaal leereffect, hoge verwachtingen, aandacht voor elke individuele leerling, betrokkenheid, teamgeest, ICT-integratie, competentiegerichte kwaliteit en positief denken. De Max-methode zorgde ervoor dat wij in een vrij hoog tempo evolueerden van een school uit de eerste categorie, naar een school die erin slaagt om het aantal C-attesten terug te dringen zonder aan kwaliteit in te boeten. Om dit te bereiken, hanteren we voortdurend een combinatie van twee even belangrijke pijlers: didactiek (eerder preventief en collectief) en leerzorg (eerder remediërend en geïndividualiseerd). De grootste gemene deler in al onze acties is het zoeken naar effectieve methodes om meer leerlingen over “de meet” te krijgen. De processen die we beschrijven worden geregeld geëvalueerd en bijgestuurd. Hierdoor veroudert deze visietekst snel. Op vraag kunnen we de geïnteresseerde lezer een eerdere versie van deze tekst bezorgen, waarin een chronologisch overzicht gegeven wordt van de stappen die we ter voorbereiding hebben gezet. Anderen die het onderwijs van binnenuit willen vernieuwen, kunnen hierin een inspiratiebron en een beknopte handleiding vinden voor een innovatief veranderingstraject. Naast deze visietekst leidde het ontwikkelingsproces ook tot de volgende ‘producten’, waarvan er vele steeds in evolutie zijn: beginsituatieanalyse; projectomschrijving; SMART uitgeschreven doelstellingen; invulling pedagogische studiedagen; professionaliseringstraject; didactische modellen per graad; infosessies voor verschillende doelgroepen; kenniscentrum; kwaliteitszorgactieplannen; vernieuwde vakgroepwerking; vernieuwd evaluatiebeleid; transfers didactische principes (GIPS, SCL,…) naar andere lessen; toenemende betrokkenheid ouders; alternatieve invulling stageactiviteiten De MaX-Methode 3 aspirant-leerkrachten,… Wederzijdse engagementen: de basisvisie Wat wij als school van onze leerlingen verwachten, kan samengevat worden als interesse, inzet en betrokkenheid. Deze elementen uiten zich ondermeer in de manier waarop een leerling zich gedraagt op school en in de omgeving ervan. We verwachten dat hij of zij thuis de nodige inspanningen levert om de leerstof voor te bereiden en in te oefenen. Onze leerlingen mogen van ons ook iets terug verwachten, namelijk dat wij de nodige inspanningen zullen leveren om hen zo ver mogelijk te krijgen. We willen samen tot aan de meet, maar zijn er ons van bewust dat die meet zich niet voor iedereen op dezelfde plaats bevindt. Dat wederzijds engagement is een verbintenis met wederkerige rechten en plichten. Wij hebben er bijvoorbeeld geen probleem mee om een leerling in te schrijven die met een taalachterstand of een leerstoornis kampt of een grillig schooltraject achter de rug heeft, maar we verwachten dan wel dat hij bereid is om extra inspanningen te leveren om die situatie zo goed mogelijk te verhelpen. Anderzijds mag deze leerling van ons verwachten dat we hem daarin daadwerkelijk ondersteunen en dat wij indien nodig onze manier van lesgeven (niet de inhoud of de doelstellingen!) en onze ondersteuningsinitiatieven aanpassen om zijn slaagkansen te vergroten. Voor een behoorlijk aantal leerlingen loopt er een geïndividualiseerd ‘traject-op-maat’. Het besef dat de “gemiddelde leerling” niet bestaat en dat er bijgevolg steeds meer nood is aan individuele leerbegeleiding neemt gestaag toe. Leren is een proces dat niet strak lineair verloopt. Het volgt veeleer een grillig patroon waarbij grote sprongen zich kunnen afwisselen met periodes van trage groei. Dat geldt zeker niet alleen voor leerlingen met een bepaalde leerachterstand. Ook jongeren met een ontwikkelingsvoorsprong (bv. door hoogbegaafdheid of een voortraject in een andere studierichting) hebben natuurlijk recht op een traject op maat. Het leervermogen van leerlingen is bovendien sterk afhankelijk van sociale factoren. Wie zich thuis of op school om een of andere reden niet goed voelt, zal wellicht minder goede prestaties leveren. Zowel ons zorgbeleid als onze leerbegeleiding worden daarom handelingsgericht ingevuld. Doorgaans is de begeleidende klassenraad de ‘regisseur’ van alles wat er ondernomen wordt. Waar nodig wordt de begeleiding van een leerling dus geïndividualiseerd. We voelden al snel aan dat we naast deze handelingsgerichte zorgaanpak ook collectieve maatregelen konden en moesten nemen om ons onderwijs hedendaagser en effectiever te maken. Het leereffect van onze lessen vergroten, zodat àlle leerlingen er beter van worden, werd het uitgangspunt. Vandaar de grote nadruk op didactiek. Door op een goede manier De MaX-Methode 4 les te geven, werken we immers preventief. Daarbij staat uiteraard de leerling centraal, maar stellen we even duidelijk dat de leerkracht ertoe doet. Elk zorginitiatief heeft als uiteindelijk doel de leerling zo snel als mogelijk opnieuw het ‘normale’ traject te laten volgen. We verdiepten ons in een aantal wetenschappelijke bevindingen over effectief lesgevenvi en deden inspiratie op bij binnen- en buitenlandse voorbeelden. We kwamen tot het besluit dat een combinatie van coöperatief, taalgericht en competentiebevorderend onderwijs de weg was die we willen bewandelen in de toekomst. De onderliggende principes (contextrijk onderwijs, authentiek lesmateriaal, activerende werkvormen, gerichte inzet van ICT,…) zijn onze wegwijzers. Door ons doelbewust te blijven richten op een flexibele combinatie van een preventieve en een remediërende manier van werken, bereiken we met al onze leerlingen een sterker resultaat. Een leerling met een (voorlopig nog) geringe taalvaardigheid in het Nederlands en een hoogbegaafde leerling met zowel een wiskundige als een taalkundige ontwikkelingsvoorsprong kunnen in dezelfde klas, met quasi hetzelfde lessenrooster, allebei een maximale leerwinst bereiken. Wij zijn ervan overtuigd dat het gelijke-kansenbeleidvii geïntegreerd vorm kreeg via onze aanpak. De GOK-inspectie die onze school doorlichtte in 2013-’14 bevestigde dit gevoel. We kregen op elk onderdeel van ons GOK-beleid 4 op 4. De eerste pijler: een versterking van de didactiek. “De leerkracht doet ertoe!” We introduceerden de didactische vernieuwingen van de Max-methode “op maat van de graad”. Op die manier proberen we zo goed mogelijk aan te sluiten bij de leeftijdsgroep en interesses van de leerlingen. In alle deelprojecten geven we ICT een belangrijke ondersteunende rol. Er zijn op school voldoende notebooks en pc’s ter beschikking, zodat de leerkrachten en leerlingen hiervan vlot gebruik kunnen maken als dat past in hun lessen of activiteiten. We besteden steeds veel aandacht aan het aspect duurzaamheid. Zowel wat het leereffect betreft, als op vlak van milieu vinden wij dat een belangrijk en toekomstgericht perspectiefviii. Er zijn mooie combinaties mogelijk, bv. in onze tuinprojecten. De Hortus Romanus werd ontworpen in het kader van de onderzoekscompetenties van ASO Latijn. Het gaat om een betrouwbare interpretatie van een klassieke Romeinse villatuin. De biotuin met vijver, kippenren en insectenhotel wordt vooral gebruikt en onderhouden door de leerlingen van de eerste graad. De stadmoestuin hebben we ‘uitbesteed’ aan enkele buurtbewoners, die hierin biologische groenten en kruiden kweken. Alle leerlingen van onze campus kunnen geDe MaX-Methode 5 regeld gaan kijken en proeven. Vanaf 2015 zullen er in samenwerking met enkele leraren in opleiding didactische panelen worden ontworpen. Lagere scholen uit de ruime omgeving zullen de kans krijgen om de tuinen op een didactisch interessante manier te ontdekken. de Hortus Romanus de biotuin het kippenren de stadsmoestuin Eerste graad: de Max-morgen In de eerste graad knopen we aan bij kennis en vaardigheden die de leerlingen reeds ontwikkelden in de basisschool. In vele basisscholen wordt activerend gewerkt en worden de leerlingen getraind in het gaandeweg zelfstandiger uitvoeren van taken en opdrachten. Het zou jammer zijn om deze opgebouwde competenties verloren te laten gaan door de leerlingen te degraderen tot passieve toehoorders. De MaX-Methode 6 Een positief neveneffect hiervan is dat de mentale kloof tussen het basisen het secundair onderwijs een stuk kleiner wordt. Dat werkt kansenbevorderend, want voor een behoorlijk aantal leerlingen gaat dit belangrijke scharniermoment gepaard met stress en onzekerheid, ongetwijfeld remmende factoren voor hun leerproces. Zowel in de A-stroom als in de B-stroom organiseren we de Max-morgen, a rato van één halve dag per week. Het gaat om een wekelijks weerkerend lesblok van 4 lesuren. Om tegen te gaan dat de leerlingen de vakken in het secundair te veel als losstaande onderdelen zouden beschouwen, belichten we een bepaald thema telkens vanuit verschillende invalshoeken, gekoppeld aan vakdomeinen. Maandelijks start een nieuw thema. Voorbeelden zijn: beweging, ruimte, verschillen, milieu, festival, magie, mode, film, vervoer, sport,… In de A-stroom wordt het gekozen thema de eerste week taalkundig en cultureel belicht, door de leerkracht Nederlands. Deze leerkracht bereikt heel wat leerplandoelen door de leerlingen actief aan het werk te zetten met bijvoorbeeld teksten en filmfragmenten over het thema. De volgende sessie wordt artistiek ingevuld, door de leerkracht plastische opvoeding. Gewoonlijk vertrekken de leerlingen vanuit een creatief idee, om via een voorstudie tot een driedimensionaal eindproduct te komen. Tijdens de derde week bouwt de leerkracht natuurwetenschappen de wetenschappelijke invalshoek uit. In een vierde voormiddag wordt vanuit een technischtechnologische visie gewerkt aan alweer hetzelfde thema. In de B-stroom werken we op een gelijkaardige manier, daar wordt afgewisseld tussen de vakken wiskunde, maatschappelijke vorming en natuurwetenschappen. Na twee jaar experimenteren, hebben we ondermeer ervaren dat we duidelijker de samenhang tussen de verschillende vakken moesten benadrukken. Dat doen we door de leerlingen te laten werken aan een themabundeltje, een Max-toonmoment, een Max-hoekje in de inkomhal,… Op die manier wordt het ook eenvoudiger om de gekozen thema’s aandacht te geven in de vakken die niet rechtstreeks betrokken zijn. De methodiek tijdens de Max-morgen is die van het structureel coöperatief leren (SCL)ix, waarbij leerlingen wisselende rollen krijgen en werken volgens de GIPS-principesx en de principes van taalgericht vakonderwijs. De betrokken leerkrachten werden en worden via een langlopend nascholingstraject professioneel getraind om dit op een doeltreffende manier te coachen. Door tijdens elk project structureel coöperatief samen te werken, ontwikkelen de leerlingen sleutelcompetenties die ze in andere vakken en in de De MaX-Methode 7 volgende graden (en in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt) goed kunnen gebruiken. Leren doordachte keuzes maken, samenwerken, opzoeken, samenvatten, verslagen maken, presenteren, zichzelf evalueren,… zijn hiervan voorbeelden. Specifiek voor onze leerlingen van het beroepsvoorbereidend leerjaar organiseren we een Max-blok rond onderwijsloopbaanbegeleiding (OLB). Wij hebben op onze school geen BSO-richtingen, dus vertrekken deze leerlingen op het einde van ons tweede jaar. Om hen zo goed mogelijk te helpen in het vinden van de juiste studiekeuze en school, hebben we voor hen dit Max-blok rond OLB ontwikkeld. Deze voormiddag wordt ingevuld met elementen van zelfconceptverheldering (waar ben ik goed in?), horizonverruiming (wat bestaat er allemaal?) en keuzestrategie (hoe maak ik goede keuzes?). Er wordt gestart vanuit talentverkenning om uiteindelijk, na bv. een ‘snuffelstage’, te komen tot een inschrijving in de school naar keuze. Tweede graad: de Max-blokken en de Max-middagen Oorspronkelijk was de uitwerking in de tweede graad niet aan vaste tijdstippen gebonden. Aan alle leerkrachten werd gevraagd om binnen hun lessen flexibel op zoek gaan naar geschikte momenten waarop ze, eventueel gebruik makend van ICT-toepassingen, de leerlingen actief bij de leerstof konden betrekken. Na een jaar experimenteren bleek dat een aanpak met meer vaste structuren, zoals we die toen al in de eerste en derde graad hanteerden, succesvoller was. We introduceerden daarom de Max-blokken. Dat zijn lessen die door een rotatiesysteem te gebruiken meerdere uren achter elkaar kunnen worden gegeven. In de tweede graad ASO gaat het bijvoorbeeld om Nederlands, Engels en Frans. Deze vakken worden om de drie weken in een lesblok van 3 uren georganiseerd. Dit geeft leerkrachten en leerlingen de kans om op een activerende en contextrijke manier te werken. Een vergelijkbaar systeem hanteren we in de tweede graad TSO, maar dan met de vakken fysica, chemie en plastische opvoeding. Sinds september 2014 kwamen er bovendien bijkomende opties in de tweede graad ASO. Het systeem van 3 lesuren ‘complementaire activiteiten’ schaften we af en vervingen we door een flexibelere invulling: de Max-middag. We willen ASO opwaarderen als een bewuste keuze voor algemene vorming, waarbij de leerlingen zich bekwamen in abstract-theoretisch denken, zelfstandig werken en het verwerken van “grotere leerstofgehelen”. De MaX-Methode 8 Daarom laten we de leerlingen van de 2de graad ASO halfjaarlijks een keuze maken uit “mini-modules”. Ze volgen 4 modules gedurende hun tweede graad. In regel zullen dat 4 verschillende zijn, maar gemotiveerde uitzonderingen zijn mogelijk. De groepen bestaan uit leerlingen van 3 en 4 ASO van de verschillende richtingen, door elkaar. Er zijn competentiegerichte modules (voornamelijk rond vakken die worden verkend of uitgediept: Engels, Frans, wiskunde, leren plannen, economie en labo) en veeleer talentgerichte modules (sport, techniek, koken, leren presenteren, handwerk). De leerlingen kiezen minstens één competentiegerichte Max-middag per schooljaar. De keuze is min of meer vrij, maar toch kan de klassenraad leerlingen opleggen om een bepaalde module te volgen. De leerlingen zullen telkens een 1ste, 2de en 3de keuze moeten opgeven, en ook dat kan leiden tot een zekere inperking van de keuzevrijheid: de groepen zullen bewust ongeveer even groot worden gehouden. Een Max-middag bestaat uit 2 lesuren die in blok gegeven worden. Daarenboven is er een derde uur voorzien, ergens in het lessenrooster (per klas op een ander moment). De leerlingen zullen hierin begeleid zelfstandig moeten werken (BZW). De opdrachten (iets voorbereiden, iets op creatieve wijze verwerken, een grote taak uitvoeren, iets inoefenen,…) zullen worden opgegeven door de betrokken moduleleerkracht. Deze leerkracht is niet aanwezig bij de activiteit zelf, maar blijft natuurlijk wel verantwoordelijk voor het geven van zinvolle opdrachten en feedback achteraf. Er is geen leerplan verbonden aan deze mini-modules. De leerkracht stelt zelf een doelstellingenlijst op, bij voorkeur in samenspraak met de leerlingen. Daarbij kunnen leerplannen, bv. van de vroegere “complementaire activiteiten” of inzake uitbreidingsleerstof inspirerend werken. De hoger vernoemde kenmerken die we bij de leerlingen willen ontwikkelen in de tweede graad van het ASO, dienen in voldoende tot ruime mate aanwezig te zijn in de didactische aanpak van de module. Een vierde lesuur per week zal “portfolio” heten. Ook dit is bedoeld om het ASO-gehalte verder op te krikken. In het derde jaar gaat het om portfolio OLB (onderwijsloopbaanbegeleiding, met focus op horizonverruiming, keuzebekwaamheid en zelfconceptverheldering). In het 4de staat voorbereiding op de specifieke eindterm onderzoekscompetentie (OC) op het programma. In de derde graad wordt die OC-begeleiding verder uitgediept via workshops, die inzoomen op elk van de verschillende fases van een wetenschappelijk onderzoek. We organiseren 6 van dergelijke workshops in 5 ASO en 8 in 6 ASO. De gegevens en evaluaties die we verzamelen tijdens deze 4 lesuren, zullen geen onmiddellijk effect hebben op de eindbeoordeling van de betrokken leerlingen, maar kunnen toch de deliberaties beïnvloeden. De resulta- De MaX-Methode 9 ten geven immers een indicatie van welke onderwijsvorm en/of studierichting een leerling aan kan. Derde graad: de Max-modules Naar het voorbeeld van de Max-blokken in de tweede graad kwam er in de 3de graad TSO een lesblok dat afwisselend PO, MO en toegepaste economie aanbiedt aan de voor de gelegenheid samengestelde graadklas. Spectaculairder was echter de invoering van de Max-modules. In de derde graad weten de meeste leerlingen stilaan welke richting ze uit willen. Ze hebben dan een bewuste keuze gemaakt tussen de onderwijsvormen en studierichtingen. Ze krijgen les van vakspecialisten, die de algemene kennis van hun leerlingen verder verbreden en de specifieke vakkennis een heel stuk verdiepen. Vanuit een gedeelde passie voor het vak kunnen leerlingen en leerkrachten samen op ontdekkingstocht gaan: wat willen we samen bereiken, hoe pakken we dat aan, met wie kunnen we samenwerken, waar vinden we geschikte informatie,…? Dat zijn voorbeelden van vragen die zeker aan bod komen. Het uiteindelijke doel van ons concept is op het einde van de derde graad “autonome leerders” af te leveren, die hun eigen leerproces is het hoger onderwijs en in het verdere leven zelfsturend in handen kunnen nemen. De leerlingen van zowel het vijfde als van het zesde leerjaar en van zowel TSO als ASO kiezen volledig vrij uit het pakket modules dat hen gezamenlijk wordt aangeboden. Op die manier werken we aan een reële integratie van ASO en TSOxi. We bieden al deze leerlingen dezelfde set Max-modules aan, waaruit ze zelf een selectie maken. Een Max-module is een activiteitenblok van 3 lesuren per week, voor alle leerlingen van de derde graad op hetzelfde moment. Behalve bij de module bedrijfsbeheer, die over twee schooljaren wordt gespreid, is het niet de bedoeling dat leerlingen twee jaar na elkaar dezelfde module volgen. In de loop van het jaar van module veranderen wordt niet toegelaten. Doordat de leerlingen hun passie vrij mogen kiezen, wordt het mogelijk dat in dezelfde groep leerlingen zitten die hun leerstofpakket willen verdiepen, samen met leerlingen die kiezen voor een verbreding van hun curriculum. De inhoud van de modules is niet aan beperkingen gebonden, wel aan krijtlijnen waarbinnen gewerkt moet worden. Hypothetisch zouden dus bijvoorbeeld modules elektriciteit, atletiek,… kunnen worden aangeboden, zolang die maar beantwoorden aan de algemene visie. Voorlopig beperkten we ons echter tot modules die door de eigen leerkrachten kunnen De MaX-Methode 10 worden gegeven. De leerlingenxii krijgen jaarlijks de kans om hun eerste, tweede en derde keuze te bepalen en ze mochten ook zelf suggesties doen. Op basis van hun inbreng en van de gewenste groepsgrootte (minimum 5, maximum 12 deelnemers) wordt beslist welke modules we het volgende schooljaar organiseren. In schooljaar 2012-’13 waren dat: bedrijfsbeheer (mini-onderneming), beeldtaal, cultuur, Duits, ICT, sociale stage, Spaans en wetenschappen. In 2013-’14 ging het om: bedrijfsbeheer (studentenbedrijf), cultuur, de culinaire max, Duits, ICT, Italiaans, Spaans en wetenschappen. Voor 2014-’15 kozen de leerlingen voor: bedrijfsbeheer (minionderneming), beeldtaal, de culinaire max, Duits, English Culture, ICT, Op wereldreis in Antwerpen en wetenschappen. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van externe expertise: de leerkrachten zoeken naar samenwerkingsverbanden met gastsprekers, bedrijven of het hoger onderwijs. Wat didactiek betreft, hanteren we voor de Max-modules deze richtlijnen: • De doelen van de (deel-)module worden duidelijk geëxpliciteerd; • Deze doelen bevatten ook talige doelen en ook die worden vooraf bekend gemaakt; • Alle doelen worden zoveel mogelijk in samenspraak met de leerlingen opgesteld; • De context is zo realistisch en authentiek mogelijk; • De context sluit aan bij de (impliciete) voorkennis van de leerlingen, activeert deze voorkennis en bouwt hierop voort, gebruik makend van de interne diversiteit in de groep; • Er wordt een krachtige leeromgeving gecreëerd, die veilig is (leerlingen ‘mogen’ fouten maken!) en inspirerend (aanschouwelijk, uitdagend,…); • ICT is een belangrijk ondersteunend middel, er is een performant netwerk en er wordt geregeld gewerkt met het BYODxiii-principe; • De leerlingen werken coöperatief en volgens het “expeditiemodel”; • Leerkracht en leerlingen hanteren voortdurend het OVURxiv-principe; • De leerkracht geeft steeds voldoende “denktijd” en doet geregeld aan begripscontrole; • Over de leerinhouden wordt geregeld gesproken en geschreven door de leerlingen; • Ter ondersteuning biedt de leerkracht schrijf- en spreekkaders aan (hierin zit een leerlijn van meer naar minder structurele ondersteuning). De evaluatie gebeurt permanent en is eerder op het proces dan op het product gericht, al is het product natuurlijk ook belangrijk als kwaliteitsindicator. Bij de procesevaluatie besteden we zowel aandacht aan het individuele De MaX-Methode 11 leren (vorderingen, attitude, motivatie, zelfsturing,…) als aan het collectieve leren (samenwerken, gezamenlijke verantwoordelijkheid opnemen, deadlines respecteren,…). De productevaluatie gebeurt op basis van papers, mindmaps, toonmomenten, werkstukken, samenvattingen, presentaties enzovoort, zeker niet door middel van examens. Er wordt gewerkt met transparante beoordelingscriteria op het vlak van zowel kennis, vaardigheden als attitudes. De leerlingen leren zichzelf en elkaar te beoordelen op basis van criteriumlijsten. Via toonmomenten kunnen ook anderen betrokken worden bij de module: ouders, andere leerlingen, andere leerkrachten, basisscholen, de buurt, enz. Het doel van de Max-modules is een maatschappelijke meerwaarde te creëren. De leerling wordt beoordeeld, maar het resultaat kan nooit in zijn nadeel spelen. Al dan niet slagen voor een module heeft geen effect op de eindbeslissing van de delibererende klassenraad. Wie slaagt, krijgt als beloning een document waarin wordt verklaard wat de leerling bewezen heeft, bovenop zijn attest of diplomaxv. Voor de economisch georiënteerde module is dit een officieel attest, op basis van de zogenaamde “checklist bedrijfsbeheer”. Voor de andere modules ontwikkelen we zelf een document, dat beschrijft welke competenties door de leerling verworven werden. Echt interessant wordt het voor de leerlingen wanneer ze dit “certificaat” later kunnen inzetten in EVC-proceduresxvi of bij sollicitaties. Voor alle didactische principes en praktijken rekenden we er van bij aanvang van het project op dat ze hun weg zouden vinden naar de dagelijkse klaspraktijk, ook in de lessen en bij leerkrachten die niet rechtstreeks betrokken zijn bij de Max-methode. We stellen met plezier vast dat dit inderdaad meer en meer gebeurt. De tweede pijler: een handelingsgericht zorg-­‐ en leerbeleid. “De leerkracht doet ertoe en hij staat er niet alleen voor!” Tegelijk met de voorbereidingen voor en de opstart van de Max-methode als didactische innovatie, namen we bijkomende initiatieven die de randvoorwaarden verbeterden. Ons hoofddoel blijft altijd om alle leerlingen voldoende uitdaging en steun te bieden, waardoor hun kans op slagen gegarandeerd wordt, of verhoogt. Hoe activerend de lessen ook gegeven worden, in een aantal gevallen volstaat dat niet. Door bepaalde initiatieven buiten de normale lessen aan te bieden, geven we de leerlingen het signaal dat we van hen –minstens tijdelijk- extra inspanningen verwachten. Tegelijkertijd kan het tempo in de lessen hoog blijven, waardoor ook De MaX-Methode 12 de sterke leerlingen zich niet gaan vervelen. Voor de leerlingen die nog meer uitdaging nodig hebben, bieden we individuele oplossingen. De trajecten-op-maat zijn dus niet enkel bedoeld voor de zogenaamd “zwakkere” leerlingen, maar hebben vooral als doel het onderwijs in zekere mate te individualiseren zonder dat dit een buitensporige inzet van geld of tijd vergt. Alle onderstaande initiatieven hebben als doel de leerlingen te helpen, niet om ze te straffen. Elke actie wordt opgebouwd als een verlengstuk van wat er in de klas gebeurt, omdat we dit –in de terminologie van het zorgcontinuüm- beschouwen als basiszorg. Het is steeds de bedoeling de leerlingen zo snel mogelijk volledig te (re-)integreren in de klas. Waar mogelijk zetten we ICT-middelen in om dit proces te versnellen en te individualiseren. Wij geloven sterk in de hefboomwerking van onderwijs. We willen ons niet neerleggen bij mechanismen die sociale ongelijkheden bestendigen of zelfs vergrotenxvii. Vanuit ons pedagogisch project nemen we de opdracht om leerlingen te laten opklimmen op de sociale ladder, bijzonder ernstig. We bieden daarom bewust kansrijke omgevingen voor iedereen en kiezen er voor om al onze acties een positieve naam te geven. Voor onze eerstejaars Sommige eerstejaars ondervinden meer dan anderen moeilijkheden met de overstap van basis- naar secundair onderwijs. Voor hen organiseren we een tijdlang een “i-klas structuur”. Onder begeleiding van een ervaren leerbegeleidster leren ze hun werk efficiënt te plannen, krijgen ze wat extra uitleg en wordt er tijd en ruimte gecreëerd om te praten over hun schoolervaringen. Om de taalvaardigheidxviii van onze leerlingen grondig te analyseren, te monitoren en te verbeteren, werken wij al sinds september 2012 met het pakket Diataal. Dat gaf ons –lang voor de wettelijke verplichting om dit te doen- de mogelijkheid om een wetenschappelijk verantwoorde nulmeting uit te voeren waarop we ons verder kunnen baseren om de realisatie van onze talige doelstellingen te meten. Het pakket Diaplus stelt individuele remediëringsoefeningen voor per leerling, waardoor we hun taalvaardigheid ook effectief verhogen. De resultaten zijn heel positief, in die mate zelfs dat bijna de hele achterstand bij aanvang van het secundair onderwijs kan worden weggewerkt in de loop van één schooljaar. Volgende tabel toont dit aan (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar het verschil met de ‘normaal’ verwachte score op dat ogenblik): De MaX-Methode 13 # lln Wel in Plusklas Niet in Plusklas 26 39 Diataal Score Okt. 2012 44 (56-12) 55 (56-1) Diataal Score Febr. 2013 50 (60-10) 59 (60-1) Diataal Score Okt. 2013 58 (66-8) 64 (66-2) Diataal Score Febr. 2014 64 (70-6) 69 (70-1) Progressie + 20 + 14 Voor onze leerlingen van het eerste leerjaar A die moeilijkheden ondervinden met het aanvangsniveau voor Nederlands, Frans en/of wiskundexix, organiseren we Plusklassen. Dit zijn lessen die wekelijks worden gegeven tijdens het 1ste of 8ste lesuur. Twee dagen per week gaat het om wiskundelessen (basisbewerkingen, vraagstukken, formules), de andere twee dagen staat er Nederlands (schooltaal, spelling, Diaplus) op het programma. We overwegen de mogelijkheid om deze plusklassen ook proactief open te stellen voor leerlingen van het zesde leerjaar basisonderwijs, die op die manier meer kans maken op een succesvolle aansluiting bij het secundair onderwijs. We organiseren ook Plusklassen Frans. Dat gebeurt niet op een vast moment in de week, de leerbegeleiders maken hiervoor persoonlijke afspraken met de leerlingen. Leerlingen volgen de plusklassen ‘tot het probleem opgelost is’. Het is in principe de klassenraad die beslist over deze termijn. Naarmate het schooljaar vordert, zetten we de plusklassen ook strategisch in om de leerlingen te helpen aan een degelijke examenvoorbereiding te doen. Voor een beperkte groep eerstejaarsleerlingen, van wie de slaagkans aan het eind van het tweede trimester erg beperkt lijkt, richten we een STAMklas in. STAM staat voor “Samen tot aan de Meet”. Daarmee verwijzen we naar het gelijknamige boek dat pleit voor alternatieven voor het zittenblijven. We contacteren zowel bij aanvang van de STAM-klas (begin mei) als bij de start van de examens (begin juni) telefonisch de ouders van de STAM-leerlingen en stellen een engagementscontract op met als partijen de ouders, de school en de leerling. We bouwen een traject op maat uit, waarbij vooral de probleemvakken en/of de studiemethodiek aandacht krijgen. Het programma loopt gedurende 6 weken voor het eindexamen, inclusief de examenvoorbereiding. We investeren hiervoor 12 tot 22 uur per leerling, collectief waar het kan, individueel waar het moet. Deze al bij al beperkte tijdsinvesteringen brengen een sterk positief effect teweeg, zoals blijkt uit onderstaande cijfergegevens. De MaX-Methode 14 11-12 12-13 13-14 # leerlingen geselecteerd in schooljaar x 13 7 8 Geslaagd op einde schooljaar x 11 6 7 Geslaagd op einde schooljaar x+1 10 6 ? Voor alle leerlingen die in aanmerking komen In de i-klas (met de i van inhalen en inspanningen) verzamelen we de leerlingen –op een moment dat hun klas geen les heeft- die vakgebonden remediëring nodig hebben. De leerlingenbegeleider is aanwezig in het lokaal, maar geeft géén uitleg of bijles. De geïndividualiseerde taken worden opgegeven door de betrokken vakleerkracht, de leerlingen moeten ze zelfstandig uitvoeren. Op het einde van elke sessie worden de taken ingeleverd en door de leerlingenbegeleidster aan de betrokken leerkracht overhandigd. Ze worden door deze leerkracht verbeterd en de leerlingen krijgen hierover feedback én nieuwe oefeningen. Deze i-klas wordt een tiental keer per week georganiseerd, waardoor leerlingen van alle graden en voor alle mogelijke vakken–indien nodig- wekelijks drie tot vier uur extra ondersteuning kunnen krijgen. Leerlingen volgen de i-klas ‘tot het opgelost is’. Het is in principe de klassenraad die beslist over deze termijn. De ouders worden geïnformeerd via het rapport en tijdens het oudercontact. De i-klas wordt ook ingezet als deliberatiemaatregel: ondanks een tekort voor een bepaald vak, kan de leerling overgaan naar het volgende leerjaar, mits hij zijn achterstand via de i-klas inhaalt gedurende (minstens) het eerste trimester van het volgende schooljaar. Naarmate het schooljaar vordert, zetten we de i-klas soms ook strategisch in om aan de verbetering van de studie-attitude te werken. Vakantietaken tijdens de zomervakantie geven we quasi niet meer, tijdens de andere schoolvakanties doorheen het schooljaar maken we hiervan frequent gebruik. Het doel is de essentiële leerstof nog eens te doen inoefenen. Als de leerling de taak goed uitvoert, bestaat de mogelijkheid om de punten voor dagelijks werk van de voorafgaande periode met terugwerkende kracht te verhogen. Uitzonderlijk vullen we de leerbegeleiding van een jongere nog individueler in. We spreken dan van een ILT, een individueel leertraject. Het gaat dan bijvoorbeeld om specifieke STICORDI-maatregelen, uitbreidingsleerstof voor hoogbegaafde leerlingen, het uitstellen van een deliberatiebeslissing tot aan het einde van de graad, maatregelen voor anderstalige De MaX-Methode 15 nieuwkomers of andere leerlingen die de onderwijstaal nog onvoldoende beheersen, een aangepast curriculum voor zittenblijvers of leerlingen die van studierichting veranderen, enz. Al de bovenstaande initiatieven worden “geregisseerd” door de klassenraad. De concrete afspraken worden vastgelegd in een handelingsplan, dat wordt opgenomen in het leerlingenvolgsysteem. De vaststellingen zijn zeer positief. We merken dat deze structurele aanpak –georganiseerd op verschillende niveaus- zijn vruchten afwerpt. De meeste leerlingen doen het beter door de opdrachten en de steun die ze krijgen. In meer dan de helft van de gevallen is deze ondersteuning slechts voor een beperkte periode nodig en kunnen de leerlingen nadien op eigen benen verder. Communicatie en professionalisering De interesse van externen groeit, in het ruime onderwijsveld, en meer en meer ook bij niet-onderwijspartners. Ook nu de MaX-Methode al meerdere schooljaren daadwerkelijk toegepast is geworden, besteden we nog ruime aandacht aan het informeren van niet rechtstreeks betrokkenen: kandidaat-leerlingen en hun ouders, maar ook heel wat geïnteresseerden in het onderwijs en in de lerarenopleidingen. Als voortrekkersschool binnen het Antwerpse project Samen tot aan de Meet, nemen we actief deel aan inspiratiesessies en intervisies. Leerkrachten uit verschillende vakgroepen volg(d)en nascholingen inzake competentiegericht leren en evalueren en ICT-toepassingen. Sinds april 2012 volgt een kernteam van leerkrachten via actieve werksessies een langlopend nascholingstraject over coöperatieve leerstrategieen en activerende werkvormen. Sinds de opstart in september 2012 bleven we voortdurend op zoek gaan naar manieren om het leerkrachtenteam verder te professionaliseren inzake structureel coöperatief leren. De pedagogische studiedag van november 2012, die we samen met de basisschool op onze campus organiseerden, focuste op samenwerken, evalueren en motiveren. In februari 2013 verzamelden we met ons team in Digipolis Antwerpen om er de thema’s evalueren en ICT-toepassingen grondig uit te diepen. In februari 2014 focusten we op breinvriendelijk leren in een creativiteitssessie met De MaX-Methode 16 Dirk De Boe van Edushock. We bouwen ondertussen permanent verder aan een kenniscentrum (zowel digitaal als op papier) binnen de school, met naslagwerken en concrete tips inzake taalgericht vakonderwijs, ICT-gebruik, coöperatieve werkvormen en competentiegericht lesgeven en evalueren. Kwaliteitszorg en resultaten Alle bovenstaande elementen, inclusief het nascholings- en professionaliseringsbeleid, zijn volledig in overeenstemming met het grotere geheel van ons kwaliteitsactieplanxx, dat sinds februari 2011 de leidraad vormt van het schoolbeleid. In 2012 en in 2014 werden telkens nieuwe kwaliteitscycli opgestart, waarin de MaX-Methode uitdrukkelijk formeel werd opgenomen. Helemaal in lijn met het PDCA-denkenxxi, voorzien we geregeld intervisieen evaluatiesessies waarin de betrokken leerkrachten hun ervaringen met elkaar kunnen delen. Dat leidde al tot bijsturingen hier en daar en zal ook in de toekomst zorgen voor optimalisaties. Tegelijk wordt uiteraard veel aandacht besteed aan de borging van alles wat goed werkt. Enkele malen per schooljaar vult de projectcoördinator meetsjablonen in om de stand van zaken en de resultaten formeel in kaart te brengen en eventuele verbetertrajecten voor te stellen. Nu de innovatie al een aantal jaren op de teller heeft, kunnen we bepaalde tendensen ontdekken in onze resultaten. De belangrijkste evolutie is die in het aantal geslaagde leerlingen per schooljaar, een indicator die ook door de Onderwijsinspectie hoog wordt ingeschat. Onderstaande tabel geeft aan dat deze een bijzonder positieve trend vertoont. A-attesten B-attesten A+B (“geslaagd”) C-attesten 2010-11 64,87% 11,08% 75,95% 24,05% 2011-12 69,37% 16,52% 85,89% 14,11% De aquariumschool 2012-13 81,76% 10,10% 91,86% 8,14% 2013-14 74,83% 18,24% 93,08% 6,92% We delen onze expertise en ervaringen graag met andere geïnteresseerden. We beschouwen onszelf als een soort aquarium: wie wilt komen kijken, is welkom, zolang de visjes niet gestoord worden. De MaX-Methode 17 Wie een kijkje wilt komen nemen, maakt best een afspraak via: [email protected]. Roel Buisseret directeur [email protected] Eddy Marchand projectcoördinator [email protected] Verwijzingen i Van Landeghem, G., De Fraine, B., Gielen, S. & Van Damme, J. (2013). Vroege schoolverlaters in Vlaanderen in 2010. Indeling volgens locatie, opleidingsniveau van de moeder en moedertaal. Leuven: Steunpunt SSL (rapport nr. SSL/2013.05/1.2.0). ii Deze cijfers zijn gebaseerd op ongepubliceerd onderzoek van Eric Boels. Hij vergeleek het aantal C-attesten van 47 Antwerpse scholen en de evolutie hierin tussen juni 2003 en juni 2009. iii Zie ondermeer: Samen tot aan de meet. Alternatieven voor zittenblijven. G. Juchtmans, B. Belfi, B. De Fraine, M. Goos, H. Kniprath, A. Vandenbroucke, B. Verbeeck (Red.) Atheneum MXM werkt nog steeds nauw samen met het Projectenfonds voor onderwijsvernieuwende schoolprojecten van de stad Antwerpen. De verantwoordelijken voor dit fonds zijn bereikbaar via [email protected]. iv Bovendien werd de tekst over de Max-methode, die in het boek verscheen, geselecteerd om als voorbeeld van good practice te dienen voor buitenlandse bezoekers die komen kennismaken met het Antwerpse onderwijs. Daartoe werd de tekst in het Engels vertaald. “The Max-Method. An Approach made to measure the Stage”. v vi Zie onder meer: De Corte, E. Zelfregulerend leren dankzij krachtige leeromgevingen.; De Maeyer, S. e.a. Een onderzoek naar de effecten van schoolkenmerken op de prestaties en het welbevinden op school van tsoen bso-leerlingen.; Franck, E. & Huybrechts, J. Samen tot aan de meet. Inspiratieboek 2.; Hajer, M. & Meestringa, T. Handboek taalgericht vakon- De MaX-Methode 18 derwijs.; Hattie, J. Leren zichtbaar maken.; Marzano, R. Wat werkt in de klas?; Marzano, R. Wat werkt op school?; Vanhoof, J & Van Petegem, P. Pei/ijlen naar succesvol schoolbeleid.; Vanhoof, J. e.a. Leerbereidheid van leerlingen aanwakkeren.; Verbeeck, B. (red.) Samen tot aan de meet. Alternatieven voor zittenblijven. vii Ons GOK-plan richt zich op: preventie en remediëring van leer- en ontwikkelingsstoornissen, taalvaardigheidsbevorderend onderwijs en socioemotionele ontwikkeling en begeleiding. viii Hierin werd de school op een fijne manier bevestigd toen het MOS ervoor koos om zijn nieuwe, geïntegreerde aanpak op 22-9-2014 aan de pers voor te stellen op onze campus. We mochten die dag als eerste school in Antwerpen het logo “Duurzame school, straffe school” in ontvangst nemen uit de handen van de provinciaal gedeputeerde voor milieu. ix Zie: Coöperatieve leerstrategieën. Research, principes en de praktische uitwerking. Uitgeverij Bazalt. Zie: Coöperatieve leerstrategieën. Research, principes en de praktische uitwerking. Uitgeverij Bazalt. x Daarin was onze school overigens al voor de invoering van de Maxmethode een pionier, doordat wij in 2011 een mini-onderneming oprichtten waarin de richtingen ASO economie en TSO sociale en technische wetenschappen reeds zonder enig onderscheid samenwerkten. xi xii Op het ogenblik van dat keuzeproces gaat het om de 4de- en 5de-jaars van alle ASO- en TSO-klassen. xiii BYOD: Bring your own device. De leerlingen mogen onder gecontroleerde omstandigheden hun eigen toestellen gebruiken om op internet te kunnen werken. xiv OVUR: Oriënteren- Voorbereiden- Uitvoeren- Reflecteren. Elke taak wordt afgehandeld in deze vier fasen. Deeltaken kunnen hierin telkens worden gesitueerd, zodat de leerlingen zicht krijgen op een doeltreffend leerproces. xv Wie niet slaagt, krijgt niets, ook geen “slecht rapport”. xvi EVC: eerder verworven competenties. Zie in dit verband ondermeer: Hirtt, N., Nicaise, I. & De Zutter, D. De school van de ongelijkheid.; Kavadias, D. (red.), Nicaise, I., Spruyt, B. & Van Houtte, M. Het onderwijsdebat. Waarom de hervorming van het secundair broodnodig is. xvii De MaX-Methode 19 xviii We hebben het dan uitsluitend over de taalvaardigheid in het Nederlands. Een aantal van deze leerlingen is bv. wel heel taalvaardig in hun eigen moedertaal. xix Voor Nederlands werken we met Diataal als screeningsinstrument. Voor Frans en wiskunde maken we gebruik van de peilingsproeven van het Departement Onderwijs. In alle gevallen meten we het niveau van de leerlingen bij aanvang secundair onderwijs, m.a.w. de eindtermen derde graad basisonderwijs. xx Ons kwaliteitszorgplan wordt begeleid door een externe organisatie: Kabinet-advies. Het is gestoeld op de “zandlopermethodiek”, waarbij het voltallige team geregeld betrokken wordt bij de verschillende fases van het plan. Tweejaarlijks worden we aan een externe audit onderworpen, totnogtoe steeds met uitmuntende resultaten. Contact: [email protected]. xxi Plan-Do-Check-Act, een cyclische manier van denken over kwaliteitszorg, ook bekend als de “Kwaliteitscirkel van Deming”. De MaX-Methode 20