Smilde, 24 augustus 2008

advertisement
De christen als atleet-in-actie
Preek van dr. H.J.C.C. J. Wilschut, Bovensmilde
Voorzang: Ps. 2:7
Votum en zegengroet
Zingen: Ps. 32:1
Wet van de Heere/samenvatting
Zingen: Ps. 32:3
Of:
Apostolische Geloofsbelijdenis
Zingen: Ps. 32:6
Gebed
Lezen: Filippenzen 3:1-16
Zingen: Ps. 86:3,6
Preek over: Filippenzen 3:14a
… vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is…
Zingen: Ps. 17:3
Dankgebed
Zingen: Ps. 17:7-8
Zegen
Sport in beeld. Sommige mensen kunnen er niet genoeg van krijgen. Desnoods kijk
je met het bord op schoot, om vooral maar niets te missen. Aanbod is er genoeg,
helemaal bij wereldkampioenschappen en dergelijke. Als sportliefhebber zit je goed!
Je kunt je hart ophalen. En al hoorde ik iemand zeggen dat er ook sporten zijn die
vermoeiend zijn om naar te kijken – écht moe word je er niet van. Een ander voetbalt,
zwemt, fietst, holt enz. wel voor jou. Terwijl jij relaxed achterover leunt.
In onze tekst voor vanmorgen is ook een sportman aan het woord. De christenatleet
Paulus. Hij is eveneens met een wedstrijd bezig: de wedloop van het geloof.
Helemaal geconcentreerd om de finish te bereiken met de bijbehorende prijs van het
eeuwige leven. Achteromkijken is er niet bij, dat leidt alleen maar af. De blik is strak
vooruit, je ziet hoe deze atleet zich naar voren buigt om des te harder te kunnen
hollen.
Dat beeld van een stadion en een renbaan vind je vaker bij Paulus. Erop zinspelend
door de woordkeus, zoals hier in Filippenzen 3. Soms heel uitgesproken. Sport is niet
van vandaag of gisteren. Sportverdwazing trouwens ook niet. Aardig, Paulus, dat je
jezelf met een atleet vergelijkt. We zien je lopen! Al blijft de prijsuitreiking nog buiten
beeld.
Alleen, bij de atleet uit Filippenzen 3 kun je geen toeschouwer blijven. Je wordt
geacht uit je luie stoel te komen en om méé te hollen. Jawel, Paulus heeft het over
zijn eigen persoon: ‘Ikzelf’, zegt hij (vs. 13). Maar in de aanspraak ‘Broeders’ worden
we er als hoorders (de zusters incluis, ze mogen zich in de broeders mee
aangesproken weten!) meteen persoonlijk bij betrokken. Het plaatje dat Paulus
hiervan zichzelf tekent, is voorbeeldig bedoeld. ‘Wees met elkaar mijn navolgers,
broeders’, klinkt het straks in Filippenzen 3:17. Maar dat had je als goede
verstaander al wel begrepen. Voorwaarts, christenatleten! Hollen wat je hollen kunt!
De prijs aan de finish is het meer dan waard! Ik predik u:
PAULUS WEET ZICH ALS CHRISTEN ATLEET-IN-ACTIE
1.
daarom kijkt hij niet achterom naar zijn Joodse verleden
2.
daarom kijkt hij alleen vooruit naar de toekomst van Christus
1.
Die Paulus! Maar goed dat Filippenzen 3 al sinds jaar en dag in de Bijbel
staat. En niet vandaag pas voor het eerst gepubliceerd wordt. Ik denk dat de apostel
heel wat over zich heen zou krijgen. Wat is dat nou voor praat, om Joden uit te
maken voor honden en slechte arbeiders! En om het woord ‘besnijdenis’ te
verdraaien tot ‘versnijdenis’, alsof het om een verminking gaat. Discriminatie!
Antisemitisme! Dat kun je toch niet máken?!
Niks antisemitisme dus! ’t Is zelf een Jood, die deze scherpe taal over mede-Joden
uitslaat. En echt niet de eerste de beste. Besneden op de achtste dag. Precies
volgens het boekje – pardon, volgens het Boek - dus. Dat kon niet iedere Jood
zeggen. Paulus’ afkomst is onverdacht. Nog wel uit de stam van Benjamin. Benjamin:
de lieveling van vader Jakob, als enige van Jakobs kinderen geboren in Kanaän.
Israëls eerste koning: een Benjaminiet! Na de scheuring van het rijk was de stam
Benjamin Davids huis trouw gebleven. Samen met Juda vormt Benjamin de kern van
Gods volk na de ballingschap. Poeh! Paulus: een Jood van het zuiverste water.
En denk niet dat Paulus z’n afkomst verloochent. Dat hij zich ervoor schaamt of zo.
Maar hij is er ook niet tróts op. Dat wil zeggen: niet meer. Er was een tijd, dat Paulus
heel erg content was met z’n Jood-zijn. Niet uit rassenoverwegingen. Hier speelt iets
heel anders. Als geboren Jood hoor je van huis uit bij Gods uitverkoren volk. Paulus’
afkomst was super. En dan was hij ook nog eens superorthodox. Aangesloten bij de
Farizeeën. Het toppunt van wetsgetrouwheid. Vroom tot op het bot.
Daarom had Paulus ook fanatiek de volgelingen van Jezus vervolgd. Die leken aan
het Jood-zijn en de Joodse wet niet zoveel waarde te hechten. Paulus moest er niets
van hebben. Te vuur en te zwaard ging hij ertegen tekeer. Ook geestelijk was Paulus
een model-Jood. ‘…wat de gerechtigheid betreft die in de wet is, onberispelijk’,
schrijft hij. ’t Zat helemaal goed tussen God en Paulus. Hij hield zich aan de eisen
van Gods wet, zonder ermee aan te rommelen. De Heere God kon dik tevreden over
hem zijn – dacht hij.
Ja, totdat Paulus Christus ontmoette, die hem met het evangelie aanraakte. Toen viel
Paulus ineens door de mand, voor de Heere en voor zichzelf. Al die dingen waar hij
zo trots op was, waar hij ook op vertrouwde – ze bleken voor z’n behoud van nul en
generlei waarde.
Want het evangelie zegt: voor dat behoud kun je niet steunen op je komaf. En ook
niet op jouw eigen vrome leven. Met half geld kun je je eindeloze schuld bij God niet
betalen. Er is voor een mens alleen vrijspraak en eeuwig leven door de Heere Jezus
Christus, door Zijn volbrachte werk. Alleen dan ben je rechtvaardig voor God, in de
weg van geloof.
2
Zeker, ben je als Jood geboren, dan hoor je bij een bevoorrecht volk. God nam de
Joden als Zijn kinderen aan, Hij gaf hun Zijn nabijheid, de verbonden, de wet, de
tempeldienst en de beloften. Je stamt af van de aartsvaders, uit dit volk kwam de
Christus voort. Paulus noemt het in Romeinen 9 als duidelijke pluspunten van Israël.
En natuurlijk, met een leven naar Gods geboden is niets mis. Zet je er maar voor in!
Alleen – je kunt er niet op vertrouwen voor je behoud. Dan steun je in feite op jezelf,
op wat jij in eigen huis hebt: je goede komaf, je ijver voor de Heere. Misplaatst
zelfvertrouwen, dat je alleen maar in de weg staat. Er is maar één naam onder de
hemel gegeven waardoor wij gered moeten worden: die van Jezus!
Dat was voor Paulus een schokkende ontdekking, die zijn bestaan op z’n kop zette.
Hij had er zo’n goed gevoel over gehad. Keurig op tijd besneden. De juiste
geboortepapieren en goed bezig in de dienst van God. Hij dacht dat hij er wás.
Precies op het punt waar God hem wilde hebben.
Maar toen Paulus in geloof oog kreeg voor Christus en er een persoonlijke
geloofsband met Hem kwam – Christus Jezus, mijn Heere , klinkt het teer in vers 8 –
was hij in één keer al z’n hoogmoed kwijt. Tja, al heb jij ergens een goed gevoel over,
daarom is het nog niet goed… Afkomst en vroom gedrag – de apostel liet zich er niet
meer op voorstaan, laat staan dat hij erop bouwde. Vroeger had hij het allemaal als
voordeel beschouwd. Nu als nadeel.
Jazeker, dat hoort u goed. Pas je niet op, dan heb je er alleen maar last van,
wanneer jouw (vermeende) voortreffelijkheid zich tussen jou en Christus dreigt te
wringen. Vandaar. Voor Paulus werd het ballast en afval. Weg ermee! Ik moet het
van Christus hebben!
Kijk, daarom weet Paulus zich atleet-in-actie. Niet langer gearriveerd en zelfvoldaan,
als iemand die er ís. Maar in beweging. Als iemand die er nog kómen moet. Een
beetje atleet kijkt niet achterom. Dat betekent voor Paulus: hij wil niet meer denken
aan het verleden vol eigengerechtigheid. Hij vergeet het. Jawel, hij weet nog wel hoe
het was en hoe het zat, hij heeft het net nog verteld. Maar voor de rest zet hij het uit
z’n hoofd, dat verleden met het bijbehorende zelfvertrouwen speelt voor hem geen
rol meer in zijn verhouding met God. Christus is zijn enig houvast. In Christus alleen
vindt hij zijn vreugde.
Daarom schiet de apostel hier in Filippenzen 3 ook zo uit zijn slof, met die geladen
taal over de Joden als honden en slechte arbeiders, en een besnijdenis die een
versnijdenis is. Dat valt bepaald op, tot nu toe was het toch zo’n vrolijke brief. Moet
dat nou?
Jazeker! Juist omdat Paulus bezig is de brief van de blijdschap te schrijven.
Broeders, verblijd u in de Heere! Ook wanneer je wel eens moedeloos denkt: ach,
wat stelt christen-zijn nou voor? Een machteloze minderheid, een apostel in de
gevangenis. Vergelijk dat maar eens met de positie van het Jodendom, met
Jeruzalem als stralend centrum. Hebben degenen die in het Jood-zijn hun vreugde
vinden, toch niet gelijk?
3
Nee, zegt Paulus, laat je alsjeblieft niet op sleeptouw nemen. Aan de scherpte van
zijn taal merk je hoe emotioneel de apostel is, vanuit de gevangenis wil hij het er bij
de Filippenzen wel inhameren. Laat je niet imponeren. Het lijkt heel wat. Maar voor
het behoud betekent het niets. Wees niet onder de indruk van de lichamelijke
besnijdenis. Zonder geloof in Christus is dat alleen maar kerven in vlees. De echte
besnijdenis is die van het hárt, is het werk van de Geest van Jezus.
Wees ook maar niet jaloers op de eredienst in de tempel. Als gelovige in Christus
heb je – ook als niet-Jood – deel aan de ware dienst van God, die eveneens bij de
Heilige Geest vandaan komt. Je staat met jouw geloof in Christus niet op
achterstand, maar op voorsprong. Niets om achter terug te gaan. Als er één is die
zich op het Jood-zijn zou kunnen voorstaan en recht van spreken heeft, dan is het
Paulus. Maar hij piekert er niet over. Dat ligt áchter hem. En hij keurt het geen blik
meer waardig. Omdat hij geleerd heeft om al zijn kaarten op Christus te zetten. En
dus: Broeders, zoek het bij de Heere alleen!
Waarvan verwacht u/jij het behoud? Het is een voorrecht wanneer je geboren werd
als kind van Gods verbond, gedoopt kerklid van huis uit. Doe er alsjeblieft niet
geringschattend over. Het gaat om geschenken van God. En prachtig, wanneer je
graag de Heere dient naar zijn geboden. Dank er de Heere vooral voor.
Maar ga er niet op steunen. Weet u, ook wanneer je met je mond Jezus als Redder
belijdt, kun je ongemerkt op jezelf gaan vertrouwen. Alsof jouw kerklidmaatschap en
vroomheid persoonlijke kwaliteiten zijn, en je er eigenlijk wel bént. Dat haalt de vaart
uit je leven – hoezo nog atleet-in-actie? Geen paniek, ik heb alles onder controle!
Maar laat de Heere uw vreugde zijn en blijven. Dat Híj je Redder is, in de weg van
het geloof. Waarbij ook dat geloof niets van een prestatie heeft: het is niet meer dan
de lege hand, die alleen Christus kan vullen. Een christen kan zich alleen op Christus
laten voorstaan. Dág eigenroem! Ik roem in vrije gunst alleen!
2.
Paulus weet zich als christen atleet-in-actie. Daarom kijkt hij niet achterom
naar zijn Joodse verleden. Hij kijkt alleen vooruit naar de toekomst van Christus.
Nee, Paulus ís er nog niet. Ik denk niet dat ik het al gegrepen heb, zegt hij. Wát hij
nog niet gegrepen heeft, staat er niet bij, al voel je wat hij bedoelt. Er zit iets dubbels
in. Paulus kijkt vooruit naar de finish, naar de prijs van het eeuwige leven die daar
wordt uitgereikt en die vastzit aan Gods roeping in Christus. Het is nog niet zover. En
ook Paulus is nog niet zover. Er is nog een weg te gaan. En die weg duurt
levenslang. Zolang Paulus leeft, heeft hij de strijd van het geloof te strijden.
Want de toekomst waar hij op uit is, is de toekomst van Christus. Die toekomst heb je
niet zelf in huis, door jouw eigen gerechtigheid of zo. Daarvoor moet je bij Christus
zijn. En dus is de inzet van Paulus’ levensstrijd: Christus winnen! Daar heeft hij z’n
vroegere winst achter elkaar voor over. Als hij maar bij Christus hoort!
Vandaar: ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding. Christus kennen.
Dat is de persoonlijke en intieme relatie met Christus beleven. Ik wil van dichtbij
merken hoe Zijn opstandingskracht in mij werkt, hoe Zijn Geest van mij een ánder
4
mens maakt, in geloof, liefde, overgave, verwachting. Een levend contact met
Christus, waardoor ik daadwerkelijk ervaar dat Hij lééft!
De relatie met Christus beleven. Dat houdt voor Paulus ook in: delen in zijn lijden,
gelijk aan Hem worden in zijn dood. Dat klinkt niet zo bemoedigend en aantrekkelijk.
Verlangt Paulus naar een gewelddadig lijden en sterven, naar het lot van
christenmartelaar, om vooral maar op Christus te lijken?
Ik denk dat je het anders moet zeggen. Paulus heeft het inderdaad over lijden en
sterven om Christus’ wil. Nee, op zichzelf hoef je daar niet naar te verlangen. Maar
waar Paulus wel naar verlangt, is om in lijden en dood net zo gehoorzaam als
Christus te zijn. Om ermee – in het spoor van Christus – dienstbaar te zijn aan God,
dat God daarin wordt grootgemaakt. Met als perspectief: opstanding uit de dood.
Dat staat er wat merkwaardig in vers 11: om hoe dan ook te komen tot de opstanding
van de doden. Het lijkt erop, alsof de apostel een slag om de arm houdt. Het klinkt
heel behoedzaam. ‘Of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der
doden’(SV). Alsof de apostel er voor zichzelf zo z’n twijfels over heeft.
Toch, hier is geen onzekerheid of je als gelovige in Christus straks wel zult opstaan
uit de doden. Daarvan is Christus’ eigen opstanding het harde onderpand. Maar weet
u, zekerheid is wat anders dan vanzelfsprekendheid! Opstaan uit de doden! Dát is
me wat! Zoiets geweldigs, zo bijzonder! Dat meemaken en beleven, je durft het je
nauwelijks – daar hebt u het, hè?! – voor te stellen, al verlang je er tegelijk intens
naar.
Daarom houdt Paulus z’n blik strak op dit grote einddoel gericht. Inclusief de weg die
eraan voorafgaat. Het is nog geen gelopen race. Als christen weet Paulus zich atleetin-actie. Volop in de run om aan Christus vast te houden. De zaligheid ligt buiten
jezelf, in Christus. Dus moet je die zaligheid ook voortdurend bij en in Hem zoeken. Ik
bén er nog niet. Ik heb het nog niet gegrepen. Ook niet als ik vorderingen maak op
de geloofsweg, al blijft dat gaan met vallen en opstaan. Dan heb ik nog steeds niet
de zaligheid in mijzelf. Dan nog moet ik bij Christus zijn. Dus blijf ik geconcentreerd
vooruit kijken. Om de prijs te behalen, die alleen in verbondenheid met Hem
verkregen wordt.
Dat kan dus niet, hè?!: een gearriveerde christen, die denkt dat hij er wel zo’n beetje
is en wel een stapje rustiger aan kan doen in de renbaan van het geloof. Hét is nog
niet zover. Jij bent nog niet zover.
Akkoord, in vs. 15 spreekt Paulus over zichzelf en de gemeente als (geestelijk)
volwassen mensen. Woordelijk staat er zelfs: volmaakte mensen. Paulus, hoe kun je
het zeggen na alles wat je zojuist gezegd hebt? Toch, ik denk dat de Filippenzen het
wel begrepen zullen hebben. Het gaat niet om mensen die – ook geestelijk gezien zo’n beetje het eindpunt bereikt hebben. Maar om mensen die niet langer kinderlijk
onwetend zijn, maar gerijpt zijn in de kennis van het geloof, serieuze christenen, die
je kunt aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Kom op, mensen! Heb je de goede
weg ingeslagen, dan moet je daar vooral mee doorgaan: in dat spoor dan ook verder.
Blijf atleet-in-actie!
5
Die opdracht komt ook naar ons toe. Om zo’n atleet te zijn. Om alles op alles te
zetten om de finish te halen, met als prijs de opstanding uit de dood en het eeuwig
leven bij God. Daarvan mag je bij je sterven het begin genieten. Die voltooid wordt op
de grote prijsuitreiking van de Jongste Dag. Christen-zijn is alles op alles zetten om
die prijs te verkrijgen. Wat vandaag betekent: Christus winnen! Hier kan geen mens
in z’n luie stoel blijven zitten. Deze wedstrijd duurt levenslang.
Is dit het plaatje van uw, van jouw bestaan als christen? Een mens kan het druk
hebben met van alles en nog wat. In het tijdperk van pc, laptop en mobiele telefoon
word je ook weinig rust gegund. Wat is er veel wat je van dit grote hoofddoel kan
afleiden! Er kan zoveel gejaagdheid zijn, dat het jagen naar het grote doel – de prijs
van de roeping van God – er zo maar bij inschiet. Daar sta je dan op de Dag van
Christus: met lege handen.
Goed om dan op zondag naar de kerk te gaan. Om je door de Heere en Zijn Geest
steeds weer te laten terugfluiten naar de levensroeping om aan te zitten naar de
hoofdprijs die Christus voor je verdiende.
Maar hoe zit, hoe zit jij hier in de kerk? Als een actieve atleet of als passieve
toeschouwer? Weet u, een kerkdienst is zoveel als een trainingsuur voor atleten in
de renbaan van het geloof. Om in beweging te komen. En om vol te houden.
En niemand kan zich de luxe veroorloven om onnodig een trainingsuur over te slaan.
Je geloof heeft het hard nodig. En de prijs is het meer dan waard. Mooi dat de kerk ’s
morgens vaak zo vol is. Maar hoe zit dat ’s middags? Als je er niet bent, is dat altijd
een kwestie van niet kunnen of soms ook van niet willen, van gewoon geen zin? Ik
verwijt niet. Ik wil aan het denken zetten, om dat te doen in verantwoordelijkheid
tegenover de Heere. Naar de training van je sportvereniging? Natuurlijk ga je! Dan
toch zeker wanneer de Heere trainingsuur houdt?!
Want – je hoeft niet in eigen kracht te grijpen naar wat vóór je ligt. Paulus wil grijpen,
waarvoor Christus Jezus hem gegrepen had, zegt hij in vers 12. Aan ons grijpen gaat
het grijpen van Christus vooraf. Het is er de grond voor. Het is er ook het geheim
van. Uiteindelijk hangt het niet van mij af. Ik mag het van Christus verwachten! Ik
mag gaan in Zijn spoor. En mij beroepen op Zijn kracht Voorwaarts, christenatleten!
Je gaat niet voor goud, maar voor Gód!
AMEN
6
Download