Aankomende huisarts spreekt zich uit over functionele bekostiging. Maakt onbekend ook onbemind? M.J. Schoots, H. van den Hof, H. Dunselman namens werkgroep politiek & maatschappij der LOVAH Afgelopen tijd verschenen vele artikelen over functionele bekostiging, maar nimmer uit de pen van de aankomende generatie huisartsen. De Werkgroep Politiek en Maatschappij van de LOVAH (Landelijke Organisatie Voor Aspirant Huisartsen) neemt de verantwoording om deze leemte te vullen; hier volgt een opiniestuk namens de AIOS huisartsgeneeskunde over functionele bekostiging. Waarom functionele bekostiging? In 2009 liet het ministerie van VWS een studie verrichten naar de ontwikkeling van zorgkosten gedurende de komende 5 jaar.1 11 Deze schetst een dreigend scenario waarin in 2014 een tekort van 11 miljard euro zal zijn voor de gehele gezondheidszorg. Het ministerie van VWS voelde zich daarom genoodzaakt het huidige zorgstelsel te herzien. De vergrijzing en toename van chronische welvaartsziekten (diabetes mellitus, COPD en cardiovasculaire aandoeningen) zijn de voornaamste redenen voor het berekende tekort. Begin dit jaar is functionele bekostiging ingevoerd als onderdeel van de herziening.222 Onbekendheid beperkt opinievorming In 2005 stelde het NIVEL vast dat de meeste AIOS huisartsgeneeskunde ontevreden waren over het onderwijs in praktijkmanagement.333 Op geen van de acht opleidingsinstituten in Nederland werd er in 2009 curriculair onderwijs gegeven over het onderwerp functionele bekostiging. De LHV heeft recent wel de aspirant huisartsen om een mening gevraagd. Namens de LOVAH reageert de Werkgroep Politiek en Maatschappij op dit verzoek. Van september 2009 tot en met januari 2010 werd op alle opleidingsinstituten een presentatie over functionele bekostiging gehouden door leden van de werkgroep en regionale afdelingen van de LOVAH. Het viel op dat de gemiddelde AIOS vrij onbekend was met het onderwerp. Na de presentatie volgde een enquête over de nieuwe bekostigingsplannen met negen juist/onjuist vragen (figuur 1). Tevens kon een alternatief antwoord gegeven worden in vorm van vrije tekst. Ter plaatse hebben in totaal 279 AIOS de enquête ingevuld. Uit de enquête moet blijken of onbekend, onbemind maakt. Of spreken de nieuwe plannen de jongere generatie huisartsen juist aan? Waardering voor ketenzorg Binnen de huisartsgeneeskunde is sinds de jaren tachtig een trend ontstaan, waarbij solopraktijken plaatsmaken voor groepsverbanden. Slechts een minderheid van de huidige AIOS ambieert momenteel een solopraktijk. De aspiranten appreciëren samenwerkingsverbanden tussen huisartsen en andere disciplines in de eerstelijn.44 Iets meer dan de helft van de AIOS beschouwt functionele bekostiging als een katalysator voor het aangaan van deze samenwerkingsverbanden. Daarentegen verwacht een derde van alle AIOS dat multidisciplinaire samenwerking niet inherent is aan functionele bekostiging. Een Maastrichtse AIOS illustreerde dit met de opmerking: 'Multidisciplinaire samenwerking betekent meer tijd voor overleg. Indien hier bij de bekostiging geen rekening mee wordt gehouden, vrees ik dat er van daadwerkelijke samenwerking weinig terecht zal komen.' Tweederde van alle AIOS vindt dat functionele bekostiging een goede vorm van bekostiging voor ketenzorg kan zijn. Hieruit spreekt zowel de waardering voor ketenzorg alsmede voor een politieke initiatief ketenzorg te stimuleren. Slechts 26% van de ondervraagden vindt dat functionele bekostiging beter is dan regionale reeds bestaande vormen van bekostiging (ketenzorg-DBC's). Er bleken geen verschillen tussen de opleidingsinstituten. Dit betekent dat ook AIOS werkzaam in regio's zonder actieve ketenzorg erkennen dat dit elders adequaat geregeld wordt. Kortom, de AIOS vinden dat de eigen vakbeweging reeds een goede stap in de richting van ketenzorg heeft gezet, ze stellen het innovatieve aspect van functionele bekostiging ter discussie. Ook over de invloed van functionele bekostiging op de overheveling van zorg is de AIOS sterk verdeeld. Behoud van regie In tegenstelling tot de reeds bestaande ketenzorg is er bij functionele bekostiging niet uitgegaan van een centrale regierol voor de huisarts. Hier staat het leeuwendeel van onze achterban afkeurend tegenover (88%). Er heerst bezorgdheid over het kunnen blijven leveren van persoonlijk afgestelde zorg wanneer functionele bekostiging wordt ingevoerd. De minister geeft meermaals aan dat functionele bekostiging wordt ingevoerd om complexe zorg te bekostigen. Van belang is dat complexe zorg wordt geregisseerd door een generalist met brede kennis en kunde van pathofysiologie en behandelwijzen. Het is de taak van deze generalist om samen met de patiënt een individueel afgestelde keuze te maken uit de grote hoeveelheid beschikbare zorg voor chronisch zieken. De AIOS huisartsgeneeskunde vinden de huisarts bij uitstek geschikt om deze rol te vervullen. De Nederlandse huisarts heeft de afgelopen decennia bewezen – mede door het ontwikkelen van wetenschappelijke en onafhankelijke richtlijnen – kwalitatief goede zorg te kunnen bieden tegen geringe kosten. Bijkomend heeft de huisarts laten zien een sterke poortwachter te zijn tussen de eerste- en tweedelijns zorg. Zo worden onnodige zorguitgaven voorkomen zonder hierbij aan kwaliteit te verliezen. Daarnaast willen wij als werkgroep opmerken sterke twijfels te hebben over de praktische uitvoerbaarheid van een stelsel waarbij de huisarts geen centrale zorgaanbieder meer is (ook AIOS huisartsengeneeskunde delen deze zorg, zoals bleek uit de verschillende discussies die gehouden werden na de presentaties). Als de patiënt voor zijn chronische ziekten een andere zorgaanbieder heeft dan voor de rest van zijn aandoeningen, wordt de patiënt opgedeeld in ziektebeelden. Daarbij wordt ervan uit gegaan dat de hulpvraag van de patiënt overeenkomt met zijn zorgvraag. Ter illustratie: komt een patiënt met diabetes mellitus op het spreekuur met pijn in zijn grote teen, dan verwacht hij met zijn húlpvraag terecht te kunnen op het gewone spreekuur van de huisarts. Maar als de pijn het gevolg is van polyneuropathie, dan is zijn zórgvraag passend bij de functionele bekostiging diabetes mellitus en moet hij met deze klacht naar de zorgaanbieder diabetes mellitus. Deze versnippering zal in onze ogen juist leiden tot patiënt onvriendelijke zorg, complicaties en mogelijk extra kosten. Neem de tijd In grote lijnen valt uit de enquête op te maken dat de AIOS huisartsgeneeskunde welwillend zijn tegenover innovatieve plannen. Kanttekening is dat zij de invoering ervan graag gefaseerd zien, voortbouwend op reeds bestaande initiatieven. Zo vindt 92% de invoering per 1 januari 2010 te vroeg. Steun van een overgrote meerderheid (87%) voor behoud van het huidige gemengde bekostigingssysteem, illustreert het willen vermijden van te snelle radicale veranderingen. Ook wil 96% van de ondervraagden dat een huisarts voorlopig chronische zorg moet kunnen blijven leveren, al is een andere eerstelijnszorgaanbieder hoofdaannemer van een bepaalde functionele bekostiging. Angst voor vergaderen en papierwerk Ervan uitgaande dat de huisarts de enige zorgaanbieder wordt, heerst er grote verdeeldheid onder geënquêteerden over wie gaat onderhandelen met de zorgverzekeraars. Iets minder dan de helft (46%) ziet af van een regierol voor de huisarts. Uit discussies na de gegeven presentaties, bleek veelvuldig dat er onder AIOS angst heerst voor lange onderhandelingen en veel administratie. Op alle universiteiten merkten AIOS op extra tijd te zullen kwijt zijn die zij niet verwachten bekostigd te krijgen. Liever besteden zij die tijd aan directe patiëntenzorg. Een andere mogelijkheid is het aanstellen van onderhandelaars, maar dit zou wel eens gepaard kunnen gaan met (te) hoge overheadkosten. Transparantie en verantwoording Transparantie en het afleggen van verantwoording sluiten uitstekend aan bij de huidige tijdgeest. Het is een taak van de huisarts om te laten zien wat hij presteert en tegen welke kosten. Initiatieven in deze richting zoals NHGpraktijkaccreditering, zijn reeds ondernomen door onze eigen beroepsgroep. Invoering van zorgstandaarden en prestatie-indicatoren kunnen bijdragen aan transparantie en het afleggen van verantwoording. Mogelijk dat deze middelen ook leiden tot kwaliteitsverbetering. Maar als meerdere partners mogen beslissen over prestatie-indicatoren, valt de wetenschappelijke onderbouwing van sommige indicatoren in twijfel te trekken. Er moet voor worden gewaakt dat dit systeem kwetsbaar wordt voor derden die belang hebben bij bepaalde uitkomstmaten. Een schrijnend voorbeeld hiervan was de door CZ geadviseerde niet wetenschappelijke methode om te kiezen tussen diverse statines.4 Het leidde tot voorschrijven van duurdere preparaten.5 Conclusie De aankomende generatie huisartsen verwacht dat ketenzorg op zichzelf betere zorg zal opleveren voor patiënten met chronische ziekten. Invoering van functionele bekostiging komt volgens de meeste AIOS te vroeg. Zij zien liever een zorgvuldige implementatie bovenop de reeds door de eigen vakgroep ingevoerde keten-DBC's. Menig aankomend huisarts betwijfelt of functionele bekostiging een additionele stimulans is voor ketenzorg. Bijkomend zien veel AIOS op tegen onderhandelingen met de zorgverzekeraars en verwachten zij teveel tijd kwijt te zijn aan administratie en overleg. Voor nagenoeg iedere aankomende huisarts is behoud van een centrale regierol van de huisarts een vereiste. Samenvatting De meeste aspirant huisartsen waarderen stimulering van ketenzorg en verwachten dat ketenzorg tot kwaliteitsverbetering leidt. Invoering van functionele bekostiging komt voor de meeste AIOS te vroeg. Zij zien liever een zorgvuldige implementatie op bestaande ketenDBC’s. Er is twijfel of functionele bekostiging additionele waarde heeft. Veel AIOS zijn bang voor veel adminstratie, onderhandelingen en overleg. Nagenoeg iedere aankomende huisarts vindt behoud van een centrale regierol voor de huisarts een vereiste bij de invoering van functionele bekostiging. Literatuur 1. Gupta Strategists, 'Code Red' Scenario voor zorgontwikkeling 2009-2014 in de huidige crisis, Amsterdam 20 april 2009. 2. H. Croonen, Twaalf vragen over functionele bekostiging, Medisch Contact, 126-128, 21 jan 2010. 3. H. Hofhuis, L. van der Velden, L. Hingstman, Kwaliteit van de huisartsopleiding vanuit het perspectief van huisartsen in opleiding en pas afgestudeerde huisartsen. Rapport NIVEL. 2005. 4. L. Jabaaij, L. Hingstman, Alleen is maar alleen: huisartsen steeds vaker samen. Huisarts & Wetenschap, 185, mei 2007. 5. A. Stalenhoef, Hans van der Linde in strijd met SOJA: Definitief gedopte boontjes? Huisarts & Wetenschap, 185, augustus 2008.