VRIJSTELLING VOOR MEERWAARDEN OP BEDRIJFSVOERTUIGEN: CIRCULAIRE 05.07.04/1 LOST DE PRAKTISCHE PROBLEMEN OP Rare jongens, die Belgen. Ze stemmen een wet die in werking treedt … drie jaar eerder. Retroactiviteit heet dit. Andere Belgen schreeuwen dan (terecht) moord en brand en stappen naar het Arbitragehof … als die retroactieve wet in hun nadeel werkt. Een uiterst zeldzame keer is die wet evenwel in het voordeel van de belastingplichtige. En dan vinden we uiteraard allemaal dat retroactiviteit moet kunnen. Deze situatie brengt evenwel praktische problemen met zich mee. Er zijn inmiddels immers tal van aangiftes ingevuld. Sommige belastingplichtigen liepen op de wet vooruit en pasten de toekomstige wet al toe, vooraleer ze definitief gestemd was. Anderen keken de kat uit de boom. Circulaire 02.07.04/1 heeft als doel een oplossing aan te reiken voor bepaalde problemen die zich voordoen als gevolg van de retroactieve inwerkingtreding van de wet van 14.1.2003 betreffende de meerwaarde bij vervreemding van bedrijfsvoertuigen. Een goed initiatief, deze circulaire. Alleen … de circulaire komt laat en geeft inhoudelijk ook weinig redenen tot juichen. Rare jongens toch, die Belgen. 1. De WET van 14.1.2003 en het Koninklijk Besluit van 3.4.2003 Het is wellicht geen overbodige luxe om eerst nog even de grote principes van Wet en KB in herinnering te brengen. Voor meer details verwijzen we naar een eerdere bijdrage (Cf. artikel van 19 mei 2003). 1.1. Historiek – data 14 september 2000: akkoord tussen Regering, de werkgeversfederaties en de syndicale organisaties van de sector van het wegvervoer Wet van 14 januari 2003 betreffende de meerwaarden bij vervreemding van bedrijfsvoertuigen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 5 februari 2003. Deze Wet voegt artikel 44bis van het Wetboek van de Inkomstenbelasting 1992 in. Artikel 190 WIB92 wordt gewijzigd (uitgebreid). Koninklijk Besluit van 3 april 2003 tot uitvoering van de artikelen 2 en 8 van de wet van 14 januari 2003 betreffende de meerwaarden bij vervreemding van bedrijfsvoertuigen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 30 april 2003. Dit K.B. voegt een nieuw artikel 20 in het K.B./W.I.B.92 in. 1.2. Toepassingsgebied Welke voertuigen? De fiscale vrijstelling geldt voor meerwaarden die worden gerealiseerd bij vervreemding van bedrijfsvoertuigen. Onder bedrijfsvoertuigen moet worden verstaan: a) voertuigen voor bezoldigd personenvervoer: autobussen, autocars en de autovoertuigen die uitsluitend worden aangewend hetzij tot een taxidienst, hetzij tot verhuring met bestuurder; b) voertuigen voor goederenvervoer: trekkers en vrachtwagens, alsook aanhangwagens en opleggers met een maximum toegelaten massa van minstens 4 ton. Welke meerwaarden? Komen voor fiscale vrijstelling in aanmerking, de meerwaarden die worden gerealiseerd: 1° naar aanleiding van een schadegeval, een opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis, of 2° bij een niet in het 1° vermelde vervreemding van bedrijfsvoertuigen, voor zover de vervreemde bedrijfsvoertuigen sedert meer dan 3 jaar vóór hun vervreemding de aard van vaste activa hadden. Welke sectoren? De vrijstelling geldt NIET alleen voor de transportsector, maar voor ALLE sectoren die gebruik maken van bedrijfsvoertuigen die voldoen aan de bovenvermelde omschrijving. Welke belastingplichtigen? Zowel vennootschappen als ondernemers-eenmanszaken komen in aanmerking. 1.3. Voorwaarden 1. Meer dan drie jaar oud: het activa waarop de meerwaarde werd gerealiseerd moet minstens drie jaar in de onderneming aanwezig zijn als vast actief. Deze voorwaarde geldt niet bij “gedwongen” meerwaarden. 2. Wederbelegging van het ontvangen bedrag: niet het bedrag van de meerwaarde, maar het bedrag van de verkoopwaarde of van de ontvangen schadevergoeding moet worden belegd. 3. Tijdige wederbelegging: de herbelegging moet uiterlijk bij de stopzetting van de beroepswerkzaamheid gebeuren en binnen een termijn : 1° van 1 jaar na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarin de schadeloosstelling is ontvangen (bij gedwongen meerwaarden); 2° van 2 jaar vanaf de eerste dag van het kalenderjaar waarin de meerwaarden is verwezenlijkt (bij vrijwillige meerwaarden). 4. “Ecologische” wederbelegging De herbelegging moet gebeuren in bedrijfsvoertuigen die beantwoorden aan bepaalde “ecologische normen”. Het zijn precies deze normen die in het K.B. van 3 april 2003 zijn vastgelegd. Ze verschillen naargelang de aard van de activa. Voor details verwijzen we naar dit koninklijk besluit of naar onze eerdere bijdrage. 5. Fiscale vormvereisten: om de vrijstelling te kunnen genieten, moet de belastingplichtige bij zijn aangifte in de inkomstenbelastingen een opgave 276 N voegen waarvan het model is vastgelegd. Hij moet dit doen vanaf het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbare tijdperk van de verwezenlijking van de meerwaarde en tot het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbare tijdperk waarin de herbeleggingtermijn is verstreken.De wet bepaalt verder dat het voldoen aan de voormelde ecologische normen moet blijken uit bewijsstukken afgeleverd door de constructeur, invoerder of installateur. 6. Boekhoudkundige vormvereisten: uit het aangepaste artikel 190 W.I.B. kan worden afgeleid dat de vermelde meerwaarde maar van toepassing is in zoverre de meerwaarde op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief is geboekt. Bovendien mag de meerwaarde niet tot grondslag dienen voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning. 1.4. Sanctie bij niet-tijdige wederbelegging Als niet wordt herbelegd op de wijze en binnen de termijnen als hiervoor gesteld, dan wordt de verwezenlijkte meerwaarde een inkomen van het belastbare tijdperk waarin de herbeleggingtermijn verstreken is. In dat geval kan de belastingplichtige niet terugvallen op het stelsel van de gespreide taxatie van meerwaarde (artikel 47 W.I.B.). Indien niet tijdig is wederbelegd, begint nalatigheidintrest te lopen vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de vrijstelling werd toegestaan. 1.5. Inwerkingtreding Voor vennootschappen met een boekjaar dat samenvalt met het kalenderjaar, geldt de fiscale vrijstelling voor meerwaarden die zijn verwezenlijkt vanaf 1 januari 2000. Voor vennootschappen met een gebroken boekjaar, is de vrijstelling van toepassing voor zover de datum van de verwezenlijking van de meerwaarde ten vroegste behoort tot het belastbare tijdperk dat aan aanslagjaar 2001 is verbonden. 2. Circulaire 05.07.04/1: wat met reeds ingediende aangiftes? 2.1. Probleemstelling Er stelt zich een probleem voor meerwaarden gerealiseerd tussen 1.1.2000 en 30.4.2003 (datum van publicatie van het KB van 3.4.2003 in het Belgisch Staatsblad). De fiscale vrijstelling geldt immers voor meerwaarden vanaf 1 januari 2000, maar het wettelijk kader is maar gecreëerd op 3.4.2003. Voor meerwaarden die werden gerealiseerd in het aanslagjaar 2003, is er volgens de circulaire geen probleem. Het K.B. van 3.4.2003 werd immers gepubliceerd voor de data voorzien voor het indienen van de aangiftes over het aanslagjaar 2003. Het probleem is dus beperkt tot meerwaarden die zijn gerealiseerd in de loop van de aanslagjaren 2001 en 2002. De circulaire maakt een onderscheid tussen belastingplichtigen die de vrijstelling hebben ingeroepen en belastingplichtigen die dit niet hebben gedaan. 2.2. Belastingplichtigen die de vrijstelling hebben ingeroepen Er zijn belastingplichtigen die op aanraden van hun beroepsfederatie of op eigen initiatief de vrijstelling reeds hebben ingeroepen op basis van het voorontwerp van wet. Voor deze groep stelt de circulaire dat de vrijstelling doorgaans zal kunnen toegestaan worden omdat de wet van 14.1.2003 zowat ongewijzigd werd overgenomen van het vroegere voorontwerp van wet. Uiteraard kan de vrijstelling maar worden toegestaan als aan alle voorwaarden is voldaan. Zo benadrukt de circulaire dat vennootschappen slechts aanspraak kunnen maken op de vrijstelling voor zover de onaantastbaarheidvoorwaarde is gerespecteerd. Vennootschappen die de toepassing van het vrijstellingsstelsel voor de aanslagjaren 2001 en/of 2002 hebben verzocht, maar die hebben nagelaten de onaantastbaarheidvoorwaarde na te leven, kunnen volgens de circulaire in geen geval nog voor de vrijstelling in aanmerking komen. Aan één voorwaarde hoeft evenwel niet te zijn voldaan. Het formulier 276 N was voor de aanslagjaren 2001 en 2002 nog niet beschikbaar. Voor deze jaren wordt daarom aanvaard dat gebruik werd gemaakt van één of ander document dat door de belastingplichtige zelf werd opgesteld. Op voorwaarde uiteraard dat op dit document alle nuttige gegevens werden vermeld. Een aangepaste opgave 276 K -formulier dat normaal is bestemd voor de gespreide taxatie van meerwaarden- is ook goed. Zolang de belastingplichtige zijn keuze voor vrijstelling maar uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt. Als de vrijstelling van de meerwaarde door het Controlekantoor werd aanvaard, is alles oké en moet niets meer gebeuren. Als de aangifte werd gewijzigd door het Controlekantoor en als de meerwaarde op deze manier toch werd getaxeerd, dan moet de belastingplichtige volgens de circulaire een bezwaarschrift indienen of een ambtshalve ontheffing vragen (zie verder). 2.3. Belastingplichtige natuurlijke personen die de vrijstelling niet hebben ingeroepen Natuurlijke personen die voor de aanslagjaren 2001 en/of 2002 voor de gespreide taxatie hebben gekozen of voor de onmiddellijke opname in het resultaat, zullen voor die aanslagjaren alsnog om vrijstelling kunnen verzoeken. Zij moeten in dit geval wel a posteriori een opgave 276 N indienen met daarop alle gevraagde gegevens. Concreet: zij moeten een bezwaarschrift of een verzoek tot ambtshalve ontheffing indienen (zie verder). Bij dit bezwaarschrift of verzoek kunnen zij de opgave 276 N voegen. 2.4. Belastingplichtige vennootschappen die de vrijstelling niet hebben ingeroepen Voor belastingplichtige vennootschappen die de vrijstelling niet hebben ingeroepen is in de circulaire eigenlijk alleen maar slecht nieuws te lezen. De circulaire stelt dat ook voor vennootschappen in beginsel wordt aanvaard dat zij voor die jaren alsnog de vrijstelling moeten kunnen genieten. Maar de circulaire haast zich om te stellen dat het vrijstellingsregime ondergeschikt is aan de naleving van de onaantastbaarheidvoorwaarde. Hierdoor zouden –nog steeds volgens de circulaire- de vennootschappen die de betrokken meerwaarden onmiddellijk in resultaat hebben genomen, in geen geval nog aanspraak kunnen maken op de vrijstellingsregeling. Bovendien vestigt de circulaire er laconiek de aandacht op dat, behoudens materiële vergissingen, wijzigingen aan de jaarrekening na de goedkeuring ervan door de algemene vergadering niet tegenstelbaar zijn aan de administratie. Enkel wanneer een vennootschap voor de betreffende meerwaarden zou geopteerd hebben voor gespreide taxatie, is er enig soelaas. In dat geval is een deel van de meerwaarde immers geboekt op de rekening “Belastingvrije reserves” (132) en een deel op de rekening “Uitgestelde Belasting” (168). Naarmate de herinvestering is uitgevoerd wordt jaarlijks een deel van de rekeningen 132 en 168 afgeboekt naar resultaat en dus belast. Voor dit gedeelte van de meerwaarde is de onaantastbaarheidvoorwaarde niet langer nageleefd; voor dit gedeelte is de belasting dus definitief verschuldigd. Voor het gedeelte van de meerwaarde dat echter nog terug te vinden is op de rekeningen 132 en 168 is alsnog vrijstelling mogelijk. Ook hier moet dit gebeuren via bezwaarschrift of ambtshalve ontheffing (zie verder). Ook hier moet een opgave 276 N worden ingediend. Het standpunt dat door de administratie in de circulaire m.b.t. belastingplichtige vennootschappen wordt ingenomen, moet mijns inziens formeel worden betwist. Het getuigt absoluut niet van behoorlijk bestuur als men een belastingplichtige voordelen ontzegt omdat hij niet voldoet aan voorwaarden die nog niet van kracht waren op het moment dat bepaalde beslissingen moeten worden genomen. Een Belg wordt geacht de Wet te kennen. Een Belg wordt niet geacht alle wetsontwerpen of wetsvoorstellen te kennen, laat staan toe te passen. Het standpunt van de administratie is bovendien een frappante schending van het gelijkheidsbeginsel. De gelijkheid tussen vennootschappen die de vrijstelling hebben ingeroepen en vennootschappen die de vrijstelling niet hebben ingeroepen is doorbroken. Het is tot slot ook nog wraakroepend en in strijd met elk rechtvaardigheidsgevoel dat vennootschappen die in 2000-2001-2002 de wet overtreden en vrijstelling inroepen, terwijl er wettelijk nog geen vrijstelling was, beter af zijn dan vennootschappen die in 2000-2001-2002 de toenmalige fiscale wet braafjes respecteerden. De wet dateert van 14.1.2003, het uitvoeringsbesluit van 3.4.2003. Dus moeten vennootschappen mijns inziens de mogelijkheid krijgen om in het boekjaar 2003 de nodige boekingen uit te voeren om de voldoen aan de onaantastbaarheidvoorwaarde. Dit lijkt mij niet meer dan logisch. 2.5. Bezwaarschrift of ambtshalve ontheffing? Als de meerwaarde in de aanslagjaren 2001 en/of 2002 geheel of gedeeltelijk werd belast, dan moet een bezwaarschrift worden ingediend als de bezwaartermijn nog niet is verstreken. Dit bezwaarschrift moet voldoen aan de gebruikelijke vorm –en termijnvoorwaarden (zoals bepaald in de artikelen 366 tot 372 WIB 92). Als de bezwaartermijn wél is verstreken, dan kan de belastingplichtige een ambtshalve ontheffing vragen op grond van artikel 376 § 1 WIB 92. Dit artikel voorziet immers dat de directeur der belastingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar ambtshalve ontheffing kan verlenen van de overbelasting die voortvloeit uit nieuwe bescheiden of feiten waarvan het laattijdig overleggen of inroepen door de belastingplichtige wordt verantwoord door gewettigde redenen. Het KB van 3.4.2003 mag in deze optiek als een nieuw bewijskrachtig feit worden beschouwd. Bijkomende voorwaarden: - die overbelasting moet worden vastgesteld of aan de administratie bekendgemaakt binnen drie jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd; - de aanslag moet niet reeds het voorwerp zijn geweest van een bezwaarschrift dat aanleiding heeft gegeven tot een definitieve beslissing over de grond van de zaak. In de circulaire wordt er aan herinnerd dat er slechts sprake is van nieuwe bewijskrachtige feiten als de belastingplichtige niet in staat was die nieuwe bewijskrachtige feiten te leveren voor het verstrijken van de bezwaartermijn. Met andere woorden: een ambtshalve ontheffing kan maar worden toegestaan als de bezwaartermijn was verstreken op 30.04.2003 zijnde de datum van de publicatie van het KB van 3.4.2003 in het Belgisch Staatsblad. Peter Verschelden 30 juli 2004 Verzoek tot ambtshalve ontheffing – voorbeeld Aan: controlekantoor Geachte heer/mevrouw Eerstaanwezend Inspecteur, Betreft : Verzoek tot Ambtshalve ontheffing m.b.t. aanslag in de vennootschapsbelasting / personenbelasting voor het aanslagjaar 2001 / 2002 NAAM Adres Artikel: 000 000 000 Aanslagjaar: 2001 Inkomstenjaar: 2000 Repertoriumnummer: 00 000000 00 Datum van uitvoerbaarverklaring: 00/00/0000 Wij verzoeken U om een ambtshalve ontheffing uit te voeren op de in referte vermelde vermelde aanslag op basis van de volgende wetgeving: 1) De wet van 14 januari 2003 betreffende de meerwaarden bij vervreemding van bedrijfsvoertuigen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 5 februari 2003. 2) Koninklijk Besluit van 3 april 2003 tot uitvoering van de artikelen 2 en 8 van de wet van 14 januari 2003 betreffende de meerwaarden bij vervreemding van bedrijfsvoertuigen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 30 april 2003. We verwijzen tevens naar de Circulaire Ci.RH.242/558.904 (AOIF 28/2004) dd. 05.07.2004. Wij menen de toepassing van art. 376 van het W.I.B.92 te kunnen inroepen. De vennootschap heeft in aanslagjaar 0000 een meerwaarde gerealiseerd bij de verkoop van vrachtwagens en opleggers. Aangezien reeds vervangingsinvesteringen werden uitgevoerd, menen wij dat, de in het aanslagjaar 2000 gerealiseerde meerwaarde, nl. 00000 EUR, kan worden vrijgesteld van belasting. Alle voorwaarden voor de vrijstelling zijn naar onze mening vervuld: 1. Meer dan drie jaar oud: het activa waarop de meerwaarde werd gerealiseerd moet minstens drie jaar in de onderneming aanwezig zijn als vast actief. In bijlage 1 vindt u kopij van de betrokken investeringsfacturen. 2. Wederbelegging van het ontvangen bedrag: in bijlage 2 vindt u kopij van de verkoopfactuur van de oorspronkelijke investeringsgoederen. In bijlage 3 vindt u kopij van de aankoopfacturen van de investeringen die als wederbelegging in aanmerking komen. 3. Tijdige wederbelegging: de herbelegging gebeurde tijdig zoals U kan vaststellen in bijlage 3. 4. Ecologische wederbelegging: u vindt in bijlage 4 het attest dat aantoont dat de herbelegging gebeurde in bedrijfsvoertuigen die beantwoorden aan de in het KB van 3 april 2003 bepaalde 'ecologische normen'. 5. Fiscale vormvereisten: in bijlage 5 vindt u kopij van de opgave 276N. 6. Boekhoudkundige vormvereisten: in bijlage 6 vindt u detail van de jaarrekening. U kan vaststellen dat de meerwaarde op een afzonderlijke rekening van het passief is geboekt. Zoals u kan vaststellen voldoet de vennootschap aan alle voorwaarden om deze meerwaarden te kunnen vrijstellen. Mogen wij u dan ook vriendelijk verzoeken te willen overgaan tot een ambtshalve ontheffing van de in aanslagjaar 0000 ten onrechte belaste meerwaarden voor een bedrag van 00.000,00 EUR? Uiteraard staan wij steeds ter beschikking voor het verstrekken van bijkomende informatie. Naam – datum - handtekening