4 - Medica

advertisement
Nupie ’t Olifantje
4. Blaas




Volwassene: Extraperitoneaal orgaan
Blaasdak = zwakke punt
Stomp: 60-85%
Belangrijk om te herkennen, want:
 Necrose/abces van pelvis/abdominale wand
 Peritonitis
 Intra-abdominale abcessen
 Sepsis / Dood
4.1.



Types ruptuur
Extra-peritoneaal (44%)
Intra-peritoneaal (48%)
 Extravasatie van urine in abdomen
 Plotse kracht op volle blaas (>300 cm H2O)
 Geassocieerde letsels +++
Gecombineerd intra- en extraperitoneaal (8%)
4.2.
Epidemiologie

>85% van patiënten met blaasruptuur: ernstige geassocieerde letsels en
mortaliteit van 22-44%

83% bekken #
 Pubistak # 55%
 Ant. en post. bekkenring # 12%
 Comminutief 12%
 Acetabulum 11%

12% van bekken # zijn geassocieerd met blaasruptuur!
4.3.
Klinische presentatie

Specifieke symptomen:
 Onmogelijkheid om te urineren
 Foley catheter geeft geen urine

Laattijdige symptomen:
 Koorts
 Micties afwezig
 Peritoneale prikkeling
 Stijgende ureum/creatinine ratio
59
Nupie ’t Olifantje
4.4.


Investigaties
Cystografie: Gouden standaard
CT Cystografie: Nieuwe trend
60
Nupie ’t Olifantje
4.5.


Penetrerende traumata: heelkunde
Stompe traumata
 Intra-peritoneaal: meestal heelkunde
 Extraperitoneaal: transurethrale sonde 7-10d, soms heelkunde
4.6.




R/
Complicaties
Abces (retro-peritoneaal, intra-peritoneaal, pelvisch)
Fistel (vesico-peritoneaal, -enterisch, -retroperitoneaal, -cutaneous)
Incontinentie +/- impotentie tgv blaashals trauma en/of bekken #
Bladder outlet obstruction / blaashals contractuur
5. Urethra
5.1.
Anatomie
61
Nupie ’t Olifantje
5.2.
Posterieure urethraruptuur






Exclusiviteit voor de man
Significante morbiditeit!
 Strictuur
 Incontinentie
 Impotentie
Indien niet herkend:
 partiële  volledige ruptuur!
Hevige externe kracht
Bekken # bij  90%
Bekken #  5-25% trauma van de posterieure
urethra
5.2.1 Klinische presentatie
 Macroscopische hematurie bij 98%
 Retentie / Globus
 Bloed thv de meatus
 Peniel / scrotaal / perineaal hematoom
 Hoog gelegen prostaat / vaag omlijnde massa bij PPA (hematoom)
Vlinderhematoom
5.2.2 Diagnose: retrograde urethrografie
 Injectie van +/- 25ml wateroplosbaar contrast
 Verschillende technieken
 RX na 15ml en na 25ml
 Indien mogelijk: postmictionele opname
62
Nupie ’t Olifantje
5.2.2.1 Interpretatie
 Contrast extravasatie + contrast in blaas  partiële ruptuur
 Contrast extravasatie alleen  volledige ruptuur
5.2.3 R/
 Partiële ruptuur
 Voorzichtig plaatsen van 12-14 Ch siliconen TUSonde
 Bij weerstand: SPSonde
 Complete ruptuur:
 SPSonde
 Indien TUSonde, maar suspect voor ruptuur:
 TUSonde ter plaatse laten
 ‘Modified urethrogram’ naast de sonde

R/ = urologisch
 Volledig vs Partieel
 Posterieur vs anterieur


BS minstens 14 d
Suprapubische catheter


Open heelkunde / Endoscopie
Meestal laattijdig herstel (na 3m)
63
Nupie ’t Olifantje
5.2.3.1 TUSonde
 Niet indien urethraletsel wordt vermoed (bekken #, hematurie, bloed op
meatus)
 Steeds eerst urethrografie
 Gevaar dat partieel letsel in een volledig letsel wordt geconverteerd
 Succesvolle passage  volledig letsel
 Verwijder nooit een BS indien onderliggend een urethraletsel wordt vermoed
 Kleur urine ≠ geel  hematurie tot tegendeel bewezen!
5.2.3.2 Bulbaire/membraneuze stricturen: expositie
5.2.3.3 End-to-end anastomosis
5.2.3.4 Urethraruptuur bij bekkenfractuur: “delayed” end-to-end anastomose
64
Nupie ’t Olifantje
5.3.






Anterieure urethraruptuur
Direct trauma
Gewoonlijk geen bekken #
Bloed op meatus
Onmogelijkheid tot urineren
Peniele/Scrotale/Perineale
 Contusie
 Hematoom
 Vochtcollectie
Vochtcollectie
5.3.1
Investigatie: urethrografie
5.3.2 R/
 Geen TUSonde bij vermoeden van letsel
 Eerst Retrograde Urethrografie
 Meestal chirurgische behandeling (vroeg-laat)
65
Download