Economie Hoofdstuk 17, hoofdstuk 18 en hoofdstuk 19. Hoofdstuk 17. Het bruto binnenlands product Een economische kringloop is een voorstelling van de geld- en goederenstromen tussen de verschillende economische sectoren. In deze kringloop worden de sectoren huishoudens en ondernemingen van elkaar gescheiden. Met huishoudens worden alle inwoners van Nederland bedoeld. Zij zorgen voor de consumptie en leveren productiefactoren. In ruil hiervoor krijgen ze factorbeloningen: Arbeid loon Kapitaal rente Natuur pacht Ondernemen winst Met ondernemingen moet je denken aan de bedrijven. Ze houden zich bezig met de productie van goederen en diensten. We zien dat de huishoudens en de ondernemingen elkaar op twee soorten markten ontmoeten: De geldstroom wordt de Monetaire sfeer van de kringloop genoemd. De goederenkringloop wordt de reële sfeer genoemd. Productie is het toevoegen van waarde. Toegevoegde waarde = omzet – intermediairverbruik Intermediair verbruik zijn de inkopen die bij andere ondernemingen worden gedaan. Opofferingskosten zijn de kosten die we besteden aan machines, ovens e.d. Het bruto binnenlands product (bbp) is de totale productie door binnenlandse sectoren. Het nationaal inkomen is gelijk aan de inkomsten van de gezinnen (ambtenaar salarissen + factorbeloningen) Het bbp per hoofd van de bevolking kan je berekenen door het bbp te delen door het aantal inwoners. De informele economie bestaat uit twee gedeelten: - Een legaal gedeelte: het grijze deel, al het huishoudelijk werk en doe-het-zelfers. - Een illegaal gedeelte: het zwarte deel, criminele activiteiten, en mensen die zonder btw werken. Hoofdstuk 18. nationale rekeningen De nationale rekeningen vormen een overzicht van wat er in de economie allemaal gebeurd. Kapitaalgoederen zijn goederen die bestemd zijn om bij de productie te gebruiken. Het aanschaven van kapitaalgoederen noemen we investeren. Er zijn twee redenen om te gaan investeren: 1. Vervanging van versleten kapitaalgoederen(vervangingsinvesteringen) 2. Uitbreiding van de productiecapaciteit Deze investeringen worden verrekent met de afschrijvingen. Om te kunnen investeren moet er door bedrijven en gezinnen ook worden gespaard, dit wordt gedaan bij de financiële instellingen. Om goed bij te kunnen houden wat er in en uit gaat, en om te zorgen dat de uitgaven gelijk zijn aan de middelen wordt er gebruik gemaakt van nationale rekeningen. De overheid speelt ook een grote rol in de economie. Zo besteed de overheid veel geld aan bedrijven enz., deze overheidsbestedingen kunnen worden opgedeeld in: - De materiële overheidsconsumptie - Ambtenarensalarissen Wanneer de overheid niet voldoende belasting ontvangt is er sprake van een begrotingstekort. Onze economische kringloop wordt ook gedeeltelijk beïnvloed door het buitenland. Zo vervoeren wij producten naar het buitenland en krijgen wij producten vanuit het buitenland. Het verschil tussen de uitvoer en invoer van goederen en diensten word de netto-export genoemd. Wanneer wij meer export binnen krijgen dan dat wij importeren naar het buitenland is er sprake van een import tekort, dit tekort wordt hersteld door leningen van Nederlandse banken aan het buitenland. Maar wanneer wij meer importeren dan dat we aan export binnen krijgen (importoverschot) moeten wij lenen van het buitenland. Hoofdstuk 19. Inkomensverdeling De beloning van het ter beschikking stellen van productiefactoren wordt het primair inkomen genoemd. Het primair inkomen bestaat o.a. uit loon, pacht, interest en winst. Wanneer je van het primaire inkomen de loon- en inkomensbelasting en sociale premies afhaalt en er het inkomensoverdracht bij op telt heb je het secundaire inkomen. De verdeling van het inkomen noemen we de inkomensverdeling. De Lorenz curve is de gebogen lijn in de grafiek die de inkomensverdeling aangeeft. Met het 1e deciel wordt de armste 10% bedoeld. Wanneer er sprake is van inkomensnivellering word het relatieve inkomensverschil kleiner. Wanneer er sprake is van inkomensdenivellering word het relatieve inkomensverschil groter. Belastingen zijn gedwongen bedragen dat je aan de overheid moet betalen zonder er iets voor terug te krijgen. Het belastbaar inkomen is looninkomen+ eigenwoningforfait- de hypotheekrente en reisaftrek openbaar vervoer. De eigenwoningforfait bestaat uit de taxatiewaarde van de eigenwoning. Progressieve belasting is dat men wanneer het inkomen stijgt ook meer belasting moet betalen. Gemiddelde belastingdruk is te betalen belasting box 1+3 gedeeld door het inkomen x 100% Bijv. €10000, - / €40000, - x 100% = 25% Marginale tarief is wanneer er 42% belasting moet worden betaald betekent dit voor elke euro die er extra bij komt er 0.42 cent naar de belasting gaat. De vlaktaks is een vorm van loon- en inkomensbelasting waarbij het tarief onafhankelijk is van de hoogte van het inkomen. (blz. 88)