Indus3 Verdwijnt met de productie ook de kennis naar het buitenland? Een verontrustend Nederlands rapport. Hubert Van Belle Bij de start van de federale banenconferentie presenteerde Jan Smets, de voorzitter van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, een somber rapport. België loopt inzake werkgelegenheid achter op de rest van Europa en is er de voorbije jaren zelfs nog op achteruit gegaan. Bovendien zal een opleving van de economische conjunctuur de werkloosheid niet oplossen. De vaststelling dat niet alleen de productiejobs maar ook de kennisjobs naar het buitenland verdwijnen heeft echter het rapport niet gehaald (De Standaard van 20-21 september 2003). Dit zou een belangrijke leemte kunnen zijn. Volgens een recente studie van ‘Deloitte&Touche’ denkt een ruime meerderheid van de Nederlandse ondernemers dat de R&D-afdelingen, die voor de broodnodige innovatie moeten zorgen, op den duur de productie naar het buitenland zullen volgen. Dit schokkend vooruitzicht is ongetwijfeld ook geldig voor ons land, dat voor zijn industrie nog meer dan Nederland afhankelijk is van de goede wil van buitenlandse beslissingscentra. De actieve welvaartsstaat is verder dan ooit. Reeds in Tertio van 5 september 2001 (nr. 82) hebben we gewezen op het grote gevaar dat we in een diepe economische en sociale crisis zouden terechtkomen. Het uiteenspatten van de ‘technologiezeepbel’ was de aanleiding tot ingrijpende herstructureringen en drastische afslankingen. Veel multinationale ondernemingen hadden zich immers in hun groeistrategie te ver gewaagd en worstelden met torenhoge schulden en met nog niet geheel verwerkte overnames en fusies. Tevens waarschuwden we voor de gevolgen van een aantal structurele veranderingen in het industrieel landschap zoals het terugplooien op kerncompetenties (core business), het uitbesteden van activiteiten (outsourcing), het verplaatsen van de productie naar lagelonenlanden (delokalisatie) en het uithollen van bedrijven. De ontwikkelingen van de voorbije jaren hebben onze vrees voor een recessie spijtig genoeg bevestigd. Het economisch herstel blijft onverwacht lang uit en de werkloosheid stijgt. Op 31 augustus 2003 telde ons land ruim 850.000 werklozen, niet-meer werkzoekende oudere werklozen en bruggepensioneerden inbegrepen. Dit is een toename met 70.000 t.o.v. de zomer van 2000 (De Standaard van 19/09/03). Meer nog, de delokalisatie blijft niet beperkt tot productie-activiteiten en treft niet alleen laagggeschoolden. Ook kennisjobs in ontwerp, ontwikkeling en onderzoek komen in het gedrang. Philips, Alcatel en Siemens (ATEA) willen naast productie-activiteiten ook ontwikkelingsafdelingen naar het buitenland verplaatsen. De droom van de Vlaamse ‘kenniseconomie’ is ernstig bedreigd, zeker in de elektronica- en telecommunicatiesector. Maar ook in de meer traditionele sectoren zijn hoogwaardige activiteiten verdwenen. Bij de sluiting van Lens Diamond en herstructurering van Barco (Machine & Systeembouw) gingen waardevolle machinebouwafdelingen verloren, en dit spijts inspanningen van de betrokken kaderleden om ze te redden. Hoe sterk is de delokalisatietrend en in welke mate zullen ook de kennisjobs getroffen worden? Een recente studie van ‘Deloitte & Touche’ betreffende de toekomst van de Nederlandse productieindustrie tracht deze vragen te beantwoorden. In ‘Made in Holland II’, het rapport van deze enquête, besluit men dat 30% van de belangrijkste Nederlandse bedrijven (met tenminste 50 werknemers) plannen hebben om binnen de twee jaar productie-activiteiten naar lagelonenlanden te verplaatsen. Omwille van kostredenen heeft de massaproductie van courante handelsartikelen (commodity products) geen toekomst meer in Nederland. De afgelopen twee jaar delokaliseerde reeds 20% van de ondervraagde ondernemingen een deel van hun productiecapaciteit. Dat de lagelonenlanden ook onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten (R&D) zullen overnemen wordt door 68% van de productiebedrijven verwacht. De consultants waarschuwen voor de impact van deze ontwikkelingen op sectoren zoals handel, transport en zakelijke dienstverlening. Volgens hen is een van de fundamenten van de Nederlandse economie in gevaar en wordt de welvaart van het land bedreigd. De desindustrialisatie van Nederland wordt gezien als een ‘strategisch horrorscenario’. “Wie productiemiddelen verplaatst, loopt gevaar ook zijn kennis te exporteren. Als dat gebeurt, verliezen we sluipenderwijs de eindregie op onze industrie. Groot gevolg van deze uittocht kan zijn, dat vele tienduizenden jobs verloren gaan”. Deze ontwikkeling is onomkeerbaar. “Als gevolg van schaalvergroting en globalisering wordt het steeds moeilijker een verloren industrietak weer op te bouwen. Weg is weg.” Men beschouwt de uitbreiding van de EU naar Oost-Europa op lange termijn als een goede zaak maar vreest voor de gevolgen van een snelle integratie van veel landen met een grote achterstand. “We hebben in een paar jaar tijd veel weggegeven”. De snelheid waarmee het gebeurt wordt gezien als een bedreiging voor onze welvaart. “Onze mooie samenleving moet wel ergens van betaald worden”. In hun conclusies pleiten ‘Deloitte & Touche’ voor maatregelen om de maatschappelijke waardering voor technische beroepen te verbeteren en de aantrekkingskracht van de industrie op jongeren en studenten te vergroten. Om de technologische vernieuwing te stimuleren wordt een veel intensere samenwerking tussen ondernemingen, universiteiten en hogescholen voorgesteld. Op innovatiegebied dient volgens hen vooral aandacht besteed te worden aan de ontwikkeling van fundamentele technologieën zoals bijvoorbeeld nanotechnologie. De consultants pleiten er ook voor dat de Nederlandse ondernemingen zich richten op de specifieke producten en markten waarin ze hun kerncompetenties optimaal kunnen gebruiken. Ook wijzen ze op de niet aflatende internationale schaalvergroting die een aantal op wereldschaal opererende groepen oplevert, die zo invloedrijk zijn dat er van concurrentie nauwelijks meer sprake is. Ze waarschuwen dat de verruiming van de EU eveneens tot een verstoring van de marktwerking kan leiden indien niet in alle lidstaten dezelfde wettelijke eisen aan producten en productieprocessen gesteld worden. Hoe kunnen onze bedrijven nog concurreren met ondernemingen uit Oost-Europa en het Verre Oosten waar de lonen een fractie zijn van hier, weinig of geen sociale bescherming bestaat en geen strenge milieuwetgeving geldt? Is in een open markt het verdwijnen van onze industrie een ‘natuurlijk proces’ waar weinig aan te doen is? Welke industriële activiteiten zijn er in ons land nog mogelijk? Moeten we volledig terugvallen op diensten? Veel diensten zijn echter industriegebonden. Bovendien is het gevaar groot dat na de productiecapaciteit ook de kennis en de kennisjobs naar het buitenland verdwijnen. Welke perspectieven kan men laaggeschoolden, allochtonen en oudere werklozen nog bieden? Ook hooggeschoolden komen in de gevarenzone terecht. De toenemende druk op onze industrie en het tekort aan arbeidsplaatsen kan grote sociale conflicten veroorzaken, tot verder oplopende spanningen tussen autochtonen en allochtonen leiden en de aanleiding van een diepe politieke crisis vormen. De banenconferentie staat voor een grote uitdaging. Industry Group Manufacturing, Deloitte &Touche, Made in Holland II, Rotterdam, mei 2003. Website: www.deloitte.nl 21/09/03