Mutatie - Scholieren.com

advertisement
VAN MELISSA WEIDUM
3MA2
VERSLAG BIOLOGIE
Inhoud
2
 Wat is mutatie
 Soorten mutaties
 Genmutatie
 Effecten van gen mutatie
 Chromosoommutatie.
 Genoommutatie
 Waardoor ontstaan mutaties
 Effecten van mutaties
blz 3
blz 4
blz 5
blz 6
blz 7
blz 14
blz 15
blz 17
Wat is mutatie
3
 Een mutatie is een blijvende verandering in de
samenstelling van het genetisch materiaal. Erfelijke
mutaties zijn mutaties die ontstaan in de
voortplantingscellen.
Soorten mutaties
4




Er zijn 4 soorten mutaties
- genmutaties
- chromosoommutaties
- genoommutaties
genmutatie
5

Genmutaties
Een genmutatie ontstaat wanneer er wijzigingen optreden in de DNA-code. Er
zijn vier soorten genmutaties.

Puntmutatie
Bij een puntmutatie wordt een van de basen (de letters van het DNA) vervangen
door een ander. Als er in de zin die koe zit bij het hek een letter wordt gewijzigd,
kan de betekenis van de zin verloren gaan. Bijvoorbeeld: die kou zit bij het hek.
Hetzelfde geldt voor de DNA-taal; de wijziging van één letter, kan ervoor zorgen
dat het DNA niet juist gekopieerd wordt.

Insertie
Bij een insertie worden er een of meer basenparen toegevoegd. Een basenpaar is
A-G of T-C. Als er in de zin die koe zit bij het hek, de twee letters en worden
ingevoegd tussen de woorden die en koe, krijg je een onbegrijpbare zin: die enk
oez itb ijh eth ek.

Deletie
Bij een deletie zijn er een of meer basenparen verwijderd. In de zin die koe zit bij
het hek de letters ie van die verwijderen, geeft de volgende zin: dko ezi tbi jhe the
k.

Inversie
Inversie houdt in dat een stukje van de DNA-streng los geraakt is en er
achterstevoren weer is ingeplakt. De zin die koe zit bij het hek, komt, als de
woorden zit bij het er omgekeerd ingezet worden, er als volgt uit te zien: die koe
teh jib tiz hek.
Effecten van een genmutatie
6

Effecten van een genmutatie
-
Genmutaties kunnen geen, enige of grote gevolgen hebben, afhankelijk van de
mutatie, en de gevolgen kunnen zowel positief als negatief zijn. Afhankelijk van
het effect, onderscheidt men de volgende soorten veranderingen:
stille mutatie
- missense-mutatie (verkeerde-betekenis-mutatie)
- nonsensmutatie
- frameshift-mutatie (verschuivingsmutatie)

Stille mutatie
Een stille mutatie is een mutatie die geen enkel effect heeft. Dit komt omdat een
stille mutatie optreedt in dat deel van het DNA dat niet noodzakelijk is voor het
vormen van eiwitten of omdat de mutatie hetzelfde resultaat oplevert als het
oorspronkelijke DNA.

Missense-mutatie (verkeerde-betekenis-mutatie) Bij een missense-mutatie
wordt het DNA dermate veranderd dat er een ander aminozuur wordt gevormd;
dit kan leiden tot zeer ernstige gevolgen, maar het kan ook nauwelijks van
invloed zijn op het organisme.

Nonsensmutatie Bij een nonsensmutatie wordt een gewoon codon vervangen
door een stopcodon; in de meeste gevallen is het hierdoor onmogelijk voor het
aldus verkeerd gemaakte eiwit om te functioneren zoals het eiwit dat eigenlijk
gemaakt had moeten worden, zou doen.

frameshift-mutatie (verschuivingsmutatie) Een frameshift-mutatie is een
mutatie die de DNA-taal vanaf de mutatie niet meer leesbaar maakt omdat
indeling in codons en triplets vanaf de mutatie verloren is gegaan
chromosoommutatie
7

-

Een chromosoommutatie treed op als een chromosoom van vorm verandert. Er zijn veel
manieren waarop een chromosoommutatie kan optreden:
isochromosomen
deletie
- terminale deletie
ringchromosoom
inversie
duplicatie
translocatie (plaatsverandering)
Isochromosom
Een isochromosoom is een verkeerde deling van een chromosoom; het chromosoom
deelt zich niet overlangs, maar overdwars, waardoor het ene de lange armen bezit en het
ander de korte armen. Hierdoor hebben ze beide dezelfde informatie dubbel terwijl ze
tevens het andere deel met erfelijke informatie missen. Iso betekent 'gelijk' en een
isochromosoom is dan ook een chromosoom dat gelijke informatie draagt.
Een
verkeerde
deling die
een
isochrom
osoom
oplevert
8


Deletie
Bij een deletie is er een deel van het chromosoom verloren gegaan omdat het
chromosoom nadat het in stukken was gebroken, niet meer aan elkaar kan groeien.
Een chromosoom
breekt in stukken



Het afgebroken stukje
chromosoom kan niet
meer aan groeien en een
deletie is het gevolg
Terminale deletie
Bij terminale deletie is het uiteinde van een chromosoom verloren gegaan.
Een
De uiteinde van een
chromoso
chromosoom breekt
om breekt
af
in
Interstitiële deletie
9
Interstitium
 Interstitium is een Latijns woord en betekent 'tussenruimte'. Een
interstitiële deletie treedt op wanneer een chromosoom tweemaal
doormidden breekt en de uiteinden aan elkaar groeien zonder het
tussenstuk erin op te nemen. Het middenstuk verdwijnt.

Chromosoom
breekt in
stukken
De uiteinden groeien weer
aan elkaar, maar het
middenstuk ontbreekt en
een interstitium deletie is
het resultaat
Ringchromsoom
Indien een tweezijdige terminale deletie optreedt, dat wil zeggen dat
beide uiteinden van een chromosoom afbreken, kunnen de
overgebleven uiteinden aan elkaar groeien waardoor het chromosoom
de vorm van een ring krijgt.

Aan beide uiteinden van
een chromosoom breekt
een stuk af en een twee
zijige terminale deletie is
het gevolg
De uiteinde
groeien aan
elkaar zo dat
een ring
onstaat
10

Inversie
Als een chromosoom breekt, kan het DNA in omgekeerde volgorde er weer aan vast
groeien.
De uiteinde groeien aan
elkaar zo dat er een ring
ontstaat

Duplicatie
Indien een chromosoom breekt en het stukje DNA komt op het homologe chromosoom
terecht, is er sprake van duplicatie. Immers, de andere chromosoom beschikt al over dat
stukje DNA zodat het ene chromosoom het dubbel heeft en de ander het in het geheel
niet heeft
Het
chromosoom
breekt
Het afgebroken
stukje wordt op het
homologe
chromosoom
ingevoegd
11
Translocatie (plaatsverandering)
Als een chromosoom breekt en het stukje komt niet terecht in het homologe chromosoom,
maar in een ander chromosoom dat niet homoloog is, is er sprake van translocatie. Een
translocatie wordt een eenvoudige translocatie genoemd indien één stukje van het
chromosoom in een niet-homologe chromosoom terechtkomt. Het wordt een
reciproque (wederkerige) translocatie genoemd wanneer twee niet-homologe
chromosomen stukjes uitwisselen. En het heet een Robertsoniaanse translocatie indien
er tegelijkertijd isochromen ontstaan.


Eenvoudige translocatie
Een stukje DNA op een
chromosoom de
chromosomen zijn niet
homoloog.
Het stukje DNA
breekt los.
En wordt
ingevoegd in
een niethomoloog
chromosoom
12
 - Reciproque (wederkerige) translocatie
Twee stukjes DNA
op twee-homologe
chromosomen
De stukjes
breken los en
verplaatsen zich
naar het andere
niet-homologe
chromosomen
De stukjes zijn
ingevoegd
13
 - Robertsoniaanse translocatie
Twee niet-homologe
Ze worden overdwars
gedeeld zodat er
isochromosomen
De helften van de chromosomen
voegen zich niet samen zoals
isochromosomen , maar de lange
zijden voegen zich aaneen en de
korte zijden voegen zich aan een
Een Robertsoniaanse
translocatie. Het
chromosoom met de korte
armen overleeft het meestal
niet
genoommutatie
14

Bij een genoommutatie zijn er niet het normale aantal van 46
chromosomen, maar juist minder of meer chromosomen dan 46.
Waardoor ontstaan mutaties
15

Door willekeur of door mutagenen. Willekeur treedt op in de voortplantingscellen.
Mutagenen zijn chemische, biologische of fysische factoren die mutaties kunnen
veroorzaken. Mutagenen zijn geen genen, maar het woord is het meervoud van
mutageen
Mutaties in de voortplantingscellen
Niet alle oorzaken die mutaties kunnen doen ontstaan zijn bekend. De
willekeurige mutaties die optreden in de voortplantingscellen (voor mensen geldt
dat ieder individu minstens twee nieuwe mutaties heeft) treden gewoon op,
zonder dat bekend is waardoor ze optreden. Mutaties die op kunnen treden in de
voortplantingscellen ten gevolge van invloeden van buitenaf kunnen ontstaan
door:
- röntgenstraling
- radioactieve straling
- virussen
- verhoging van de temperatuur van de zaadcellen. Onderzoek heeft aangetoond dat
indien een strak zittende broek wordt gedragen of indien vele uren per dag
zittend wordt gewerkt, de temperatuur van de teelballen dermate oploopt (met
ongeveer 3 ˚C ) dat daardoor de mutatiefrequentie verdubbelt. Dit geld niet voor
de cavia’s, maar het kan wel van invloed zijn indien cavia’s in een te warme
omgeving worden gehouden ( boven ongeveer 25-30˚C )

16
Mutaties in de lichaamscellen
Er kunnen mutaties optreden in de lichaamscellen. Het resultaat kan
kanker zijn. Bekende stoffen die mutaties kunnen veroorzaken zijn:
- asbest
- monomeer van PVC
- nikkel
- chroom
- minerale oliën
- benzine
- sommige medicijnen
- vervuiling
- tabak
- nitrosaminen ontstaan uit nitriet (in bladgroente die met veel kunstmest zijn
behandeld)
- verbrand en gefrituurd voedsel
- resten van bestrijdingsmiddelen in voeding
- de schimmel Aspergillus flavus die aflatoxines afscheidt en die zich kan
ontwikkelen in granen en noten in een vochtige en warme omgeving
- straling
- overmatig zonlicht
- röntgenstraling
- radioactieve straling
- virussen
- bacteriën

Effecten van mutaties
17

Mutaties kunnen slecht of goed uitpakken of geen resultaat hebben, afhankelijk van het
soort mutatie. Een mutatie die geen effect heeft in het fenotype, kan wel van invloed zijn
op het nageslacht, hoewel ook dit niet hoeft - het is afhankelijk van waar de mutatie
optrad.

Neutrale mutaties
mutaties zijn die mutaties die geen invloed hebben op het fenotype.

Positieve mutaties
Dit zijn mutaties die een extra voordeel opleveren voor het organisme. Mutaties kunnen
zorgen voor betere overlevingskansen, door bijvoorbeeld een schutkleur te hebben waar
andere individuen dat niet hebben zodat het organisme met de mutatie niet of minder
snel door vijanden opgemerkt wordt. Een mutatie kan zorg dragen voor het ontstaan
van eiwitten die een bepaald soort voedsel kunnen verteren dat voorheen niet verteerd
kon worden zodat de drager van de mutatie in een veranderende omgeving de
hongerdood bespaard blijft waar zijn soortgenoten van de honger omkomen. Een
mutatie kan ervoor zorgen dat de drager een afweer heeft tegen virussen of bacteriën
zodat hij blijft leven waar anderen sterven aan een nieuwe ziekte. Zo kunnen nieuwe
soorten ontstaan. Dit wil overigens niet zeggen dat de drager van een positieve mutatie
ook altijd zijn genen door kan geven, want er spelen nog meer factoren mee; zo zal de
drager op tijd voor nageslacht moeten zorgen en zijn partner zal een individu moeten
zijn wiens erfelijke factoren de mutatie niet overstemmen door een dominante factor te
bezitten.
18

Negatieve mutaties
Negatieve mutaties zijn alle mutaties die een nadelig effect hebben op het
functioneren van een organisme, in welke hoedanigheid dan ook. Een
mutatie die tot de dood leidt, is overduidelijk een negatieve mutatie, maar
ook mutaties die het organisme verhinderen te leven zoals het zou doen
zonder de mutatie, is een negatieve mutatie. Te denken valt aan een
verkeerde kaakstand van cavia's waardoor het gebit de verkeerde kant
opgroeit zodat de cavia het niet regelmatig en op de juiste manier kan
slijpen door te knagen. Het gevolg zal zijn dat de cavia niet meer kan eten
en sterft indien het gebit niet wordt behandeld. Een rattenneus
daarentegen is geen negatieve mutatie indien de cavia er geen nadelige
gevolgen van ondervindt: dan is het slechts in onze esthetische beleving een
negatieve mutatie.
Download