Sociale vaardigheden leren door buitensport

advertisement
Foto: Martine Sprangers
Training laat jongeren grenzen verkennen
Sociale vaardigheden leren door buitensport
BSL - JEC - 0000_JEC
| Kennis
Het is vaak niet makkelijk om jongeren met gedragproblemen in een
spreekkamer aan het praten te krijgen over hun beslommeringen. Op
andere momenten, bijvoorbeeld tijdens sportieve activiteiten, loopt
zo’n gesprek veel vlotter.
Bij het sporten doen zich vaak dezelfde problemen en conflicten
voor als in het dagelijks leven. Op het moment zelf, als jongeren
geconfronteerd worden met de gevolgen van hun gedrag, zijn ze
gemotiveerder om erover te praten en meer bereid om aansturing te
accepteren. Zo biedt buitensport jongeren mogelijkheden om leerervaringen op te doen.
Het inzicht dat zich bij sportactiviteiten mogelijkheden voordoen
voor gedragsverandering was aanleiding om buitensport als hulpverleningsmiddel verder uit te werken. Het lectoraat Gezondheid,
Bewegen en Welzijn van de hogeschool Windesheim in Zwolle heeft
daartoe een socialevaardigheidstraining ontwikkeld en een onderzoekstraject opgezet.
De Buitensport-socialevaardigheidstraining (Busova) is sinds september 2007 uitgevoerd met vier groepen van in totaal 36 jongeren
die naar school gaan op orthopedagogisch-didactisch centrum Het
Lumeijn in Zwolle, een onderwijsinstelling voor leerlingen in het
voortgezet onderwijs. Het Lumeijn biedt onderwijs gecombineerd
37
JeugdenCo |
Buitensportactiviteiten maken het voor jongeren mogelijk om grenzen te verkennen, met sociale vaardigheden te experimenteren en
succeservaringen op te doen. De Buitensport-socialevaardigheidstraining (Busova) is ontwikkeld om van die mogelijkheden gebruik te
maken. De eerste resultaten zijn positief.
01 | 2010
Door Marlies Jellema en Ruud Bosscher
037
Marlies Jellema en Ruud Bosscher
met ondersteuning, zoals socialevaardigheidstraining, faalangstreductietraining en hulp bij agressieregulatie.
De Busova richt zich op jongeren van 12 tot 18 jaar met sociaalemotionele of gedragsproblemen, die motorisch in staat zijn om
aan buitensportactiviteiten deel te nemen. Deze vorm van socialevaardigheidstraining is geschikt voor jongeren die problemen hebben met agressieregulatie, sociale weerbaarheid, faalangst, stemmingsklachten als gevolg van een negatief zelfbeeld, assertiviteit,
probleemoplossend vermogen, morele ontwikkeling, of omgaan
met de heersende orde, bijvoorbeeld op school (Luckner en Nadler,
1992).
| Kennis
01 | 2010
Buitensportactiviteiten
JeugdenCo |
38
BSL - JEC - 0000_JEC
Een van de sterke kanten van de methodiek is het avontuurlijke
appèl van de activiteiten, zoals een speurtocht, samen een vlot bouwen of klim- en klauteractiviteiten. De deelnemers krijgen opdrachten die de samenwerking stimuleren, hen leren omgaan met tegenslagen en hun eigen en andermans sterke en zwakke kanten leren
kennen. Daarbij zijn eventuele successen direct waarneembaar. ‘We
hebben met zijn allen dat bouwwerk van boomstammen neergezet
zodat we er samen bovenop konden zitten.’ De deelnemers lossen
samen een probleem op, helpen elkaar – of slagen er simpelweg in
niet boos te worden als iets niet lukt. Hoewel de prestatie niet doorslaggevend is, kunnen de jongeren sportieve successen behalen, wat
bijdraagt aan hun gevoel van eigenwaarde. Dat maakt hen minder
gevoelig voor negatieve groepsdruk en helpt hen beter voor zichzelf
op te komen.
Jongeren hebben uitdagingen nodig om te kunnen leren. Ze verleggen hun grenzen als ze dingen doen waarvan ze voorheen dachten
dat ze die niet konden. Juist het fysiek bezig zijn leent zich prima
om de activiteiten af te stemmen op ieders persoonlijke grenzen.
Daarvoor zijn geen riskante, spectaculaire of motorisch ingewikkelde activiteiten nodig. De begeleider kan het zo moeilijk of makkelijk maken als nodig is, als de activiteit er maar aan bijdraagt dat
de jongeren hun grenzen verkennen. Wat kan ik? Wat vind ik moeilijk? Hoe los ik problemen op? Hoe moet ik samenwerken?
038
Sociale vaardigheden leren door buitensport
Mirthe en Arnoud
Mirthe (13) krijgt les op een orthopedagogisch-didactisch centrum. Ze sport
graag en houdt van stoere dingen. In de klas kijken andere leerlingen tegen
haar op. Haar klasgenoten betrekken haar bij het groepsproces, maar Mirthe
lijkt zich daarvan te distantiëren. Wel zoekt Mirthe contact met oudere
schoolgenoten. Daarbij valt op dat ze weinig weerbaar is en zich makkelijk
aanpast aan de groepsnorm. In het intakegesprek voor de Busova komt naar
voren dat Mirthe moeite heeft om contact te leggen met leeftijdgenoten. Ze
vertelt dat ze zich eenzaam voelt en meer contact zou willen. Ze heeft de
indruk dat anderen haar niet accepteren. Ze wil leren zich tevredener te
voelen over zichzelf. Ook wil ze zich een reëler beeld vormen van hoe anderen
haar zien.
Arnoud (14) volgt vmbo-onderwijs, hoewel hij volgens de Cito-toets havo/
vwo moet aankunnen. Bij Arnoud is onlangs een dysthyme stoornis geconstateerd, een stemmingstoornis die minder heftig is dan een depressie maar
lagere school sportte Arnoud met veel plezier. Nu doet hij niet meer aan
sport. Arnoud zegt in het intakegesprek dat hij wil leren het gedrag van
anderen beter te begrijpen. Ook wil hij leren contacten aan te gaan en te
onderhouden. Hij wil succeservaringen opdoen, om vaker een goed gevoel
over zichzelf te ervaren.
Na vijf weken Busova heeft de groep uiteenlopende activiteiten uitgevoerd.
Vandaag is een touwparcours uitgezet. Via touwconstructies moeten de
deelnemers in groepjes van twee van boom naar boom gaan. Het snelste duo
| Kennis
anderen hem niet opzoeken, interpreteert hij dat als desinteresse. Op de
39
JeugdenCo |
een negatief zelfbeeld heeft. Hij zou meer vrienden willen hebben. Als
01 | 2010
wel veel langduriger van aard. Uit persoonlijkheidsonderzoek blijkt dat Arnoud
wint.
Vooraf krijgen de teams tijd om af te spreken hoe ze het gaan aanpakken.
Mirthe en Arnoud vormen een duo. Mirthe zegt dat ze de opdracht stom en
makkelijk vindt. De trainer heeft de indruk dat Arnoud zich door Mirthes
houding niet op z’n gemak voelt, maar dat vertelt Arnoud niet. De trainer
spreekt zijn observatie uit, waardoor Arnoud die kan beamen. De trainer
bespreekt met Mirthe hoe haar gedrag de samenwerking kan beı̈nvloeden. Hij
verwijst naar een activiteit die ze eng vond maar toch heeft volbracht, met
steun van de groep en de trainer. Nu vertelt Mirthe dat ze geen idee heeft hoe
ze via de touwen en planken aan de overkant kan komen. Arnoud stelt voor
dat hij als eerste gaat en dan Mirthe helpt, maar dat wil ze niet. Na suggesties
van de trainer spreken Mirthe en Arnoud af dat ze om beurten voorop gaan
en elkaar ondersteunen.
BSL - JEC - 0000_JEC
039
Marlies Jellema en Ruud Bosscher
Het parcours gaat aardig tot Mirthe het deel van het parcours bereikt dat ze
spannend vindt. Dan wordt ze onvriendelijk tegen Arnoud. Als de trainer haar
daar via een grap op wijst, begrijpt ze de hint en past ze haar gedrag aan. Even
later geeft Arnoud Mirthe voor de grap de schuld als hij zelf een misstap
maakt, waarop ze beiden moeten lachen. Bij de evaluatie zegt Arnoud dat hij
wellicht ook wat hulp had kunnen gebruiken. Mirthe geeft – mopperend – toe
dat het toch wel handig was te vertellen wat ze lastig vond. Ze eindigen als
tweede en zijn zichtbaar trots op hun prestatie.
(De namen Mirthe en Arnoud zijn verzonnen.)
| Kennis
01 | 2010
Theoretische achtergrond
JeugdenCo |
40
BSL - JEC - 0000_JEC
De Busova is gebaseerd op het idee dat ervarend leren – leren door te
doen – jongeren de mogelijkheid biedt om te experimenteren met
gedrag en om succeservaringen op te doen die hen motiveren om dat
gedrag vaker in te zetten. In de hulpverlening bestaat ervarend leren
uit het weloverwogen en systematisch aanbieden van een actieve
leeromgeving, waarin de jongeren uitdagende activiteiten ondernemen die leiden tot nieuwe ervaringen. Door op die ervaringen te
reflecteren en naar aanleiding daarvan nieuwe keuzes te maken
kunnen ze komen tot zelfinzicht, zelfdiscipline, verantwoordelijkheid en nieuw gedrag dat ze in toekomstige situaties kunnen toepassen (Ruikes, 2004; Koekkoek, 2003a).
De Busova biedt die leeromgeving aan op basis van de theorie over
leerstijlen van de Amerikaanse psycholoog David Kolb. Volgens Kolb
leren mensen op verschillende manieren: de één bijvoorbeeld door de
theorie goed te bestuderen, de ander door te experimenteren in de
praktijk (Kolb, 1984). De Busova richt zich op jongeren met een
actieve experimentele leerstijl, die het beste leren door actief te experimenteren.
De training sluit aan op de leercirkel van Kolb (zie figuur 1). De
buitensportactiviteit zorgt ervoor dat de jongere concrete ervaringen
opdoet. De begeleiders dagen de jongere uit goed waar te nemen en
het gebeurde te overdenken. Vervolgens begeleiden ze de groep bij de
abstracte begripsvorming over wat er moet gebeuren om de activiteit
beter te laten verlopen. Wat ze bedenken kunnen ze meteen uitproberen: het actief experimenteren. Daarbij doen ze opnieuw een concrete ervaring op. Dit proces treedt op bij alle activiteiten en wordt
steeds herhaald, zodat jongeren in één trainingsessie de leercirkel
meerdere malen geheel kunnen doorlopen.
040
Sociale vaardigheden leren door buitensport
Concreet ervaren
Actief experimenteren
Waarnemen en overdenken
Abstracte begripsvorming
Figuur 1
BSL - JEC - 0000_JEC
| Kennis
41
JeugdenCo |
De training sluit tevens aan bij het competentiemodel, dat erop
gericht is de ontwikkelingstaken waarmee jongeren geconfronteerd
worden en hun vaardigheden met elkaar in balans te brengen (Slot en
Spanjaard, 1999). Voorafgaand aan de training worden de bestaande
competenties van de jongeren geı̈nventariseerd en wordt bekeken
wat er van hen verwacht wordt. De sociale ontwikkeling en het
repertoire van sociale en emotionele vaardigheden wordt door de
training gestimuleerd en uitgebreid, en de training vergroot het gevoel van eigenwaarde, het zelfvertrouwen en het probleemoplossend
vermogen van de jongeren. Dat zijn invloedrijke en ondersteunende
factoren in hun ontwikkelingsproces. Zo komen de taken en de
vaardigheden beter in balans.
De training mikt erop al verworven competenties van de jongeren
verder uit te bouwen. Ook dat sluit aan bij het competentiemodel,
dat het grote belang benadrukt van extra aandacht voor positief gedrag en voor wat de jongere al kan.
De Busova maakt gebruik van de structuur van vaardigheidstrainingen van de Amerikaanse therapeut Arnold Goldstein. Goldsteins
theorie vormt de basis voor de meeste vaardigheidstrainingen die in
Nederland aan jongeren worden aangeboden. Hij ontwikkelde de
structural learning therapy, een hulpverleningsmethodiek waarin op
zeer gestructureerde wijze sociale vaardigheden worden aangeleerd.
De training besteedt veel aandacht aan het oefenen van vaardigheden, ook na de training in het dagelijks leven (Goldstein, 1973; Van
der Zee en anderen, 1989).
01 | 2010
Leercirkel van Kolb
041
Marlies Jellema en Ruud Bosscher
Opbouw van de methodiek
| Kennis
01 | 2010
De jongeren worden door hun ouders of door hun mentor aangemeld. De aanmelder omschrijft het gedrag dat hij als een probleem
ervaart. In het intakegesprek bespreken de twee trainers met de
jongere wat hij zelf wil leren op sociaal gebied. Ook de aanmeldingsreden komt aan bod; de trainer vraagt of de jongere die herkent
en op dat gebied inderdaad iets wil leren. Zo nodig probeert de
trainer te verhelderen hoe het gedrag van de jongere invloed heeft op
zijn situatie en hoe gedragsverandering kan zorgen voor verbetering.
Daarna formuleren de trainer en de jongeren een of meerder doelen,
zo veel mogelijk in de woorden van de jongere zelf.
Het is de bedoeling dat de jongere zelf de persoonlijke winst inziet
van nieuw of ander gedrag. Door het gebruik van zijn eigen woorden
zal hij zich eigenaar voelen van de doelen. Dat is essentieel voor zijn
motivatie. De trainer besteedt ook aandacht aan de fysieke mogelijkheden en beperkingen van de jongere.
JeugdenCo |
42
BSL - JEC - 0000_JEC
Trainingsbijeenkomsten
De acht trainingsbijeenkomsten vinden plaats in de buitenlucht. De
trainingsbijeenkomsten zijn wekelijks en duren ongeveer anderhalf
uur. Tijdens de bijeenkomst worden een of meerdere buitensportactiviteiten aangeboden.
De eerste bijeenkomst staat in het teken van kennismaking. De
begeleiders en deelnemers nemen de tijd om elkaar te leren kennen
en een veilige sfeer te creëren. Daarbij vertellen de jongeren elkaar
hun individuele doelen, zodat expliciet is dat iedereen deelneemt
aan de activiteiten om er iets van te leren. Wel wordt tevoren individueel met de jongeren besproken wat ze wel en wat ze niet in de
groep zullen vertellen.
Na de kennismaking, als er een veilige leeromgeving is gecreëerd,
wordt gewerkt aan de leerdoelen. De trainers sturen het gedrag van
de jongeren door middel van gedragsinstructies. De jongeren worden geconfronteerd met de consequenties van hun gedrag en de
trainers zetten hen aan tot reflectie. De trainers coachen de jongeren
bij de inzet van alternatief gedrag en bespreken concrete mogelijkheden om buiten de trainingsmomenten met nieuw gedrag te oefenen.
Tijdens en na de activiteiten bespreekt de groep wat iedereen geleerd heeft en hoe de deelnemers het geleerde in de komende week
zullen toepassen. De afspraken die daarbij worden gemaakt, zijn
042
| Kennis
essentieel voor de vertaling naar het dagelijks leven. Het kan nodig
zijn contact te zoeken met het gezin of de school om ervoor te zorgen
dat de jongere bij het experimenteren met nieuwe gedrag wordt
ondersteund.
De nieuwe ervaringen die de deelnemers in hun dagelijks leven
opdoen, worden besproken bij de start van de volgende bijeenkomst.
Zo kunnen de begeleiders meteen ingaan op negatieve ervaringen en
helpen daar lering uit te trekken. Succeservaringen worden benadrukt, en de groep bespreekt hoe de jongere het succesvolle gedrag
kan vasthouden. Indien nodig wordt het programma voor de dag
aangepast aan de ingebrachte ervaringen.
Halverwege de trainingsperiode vindt een evaluatie plaats, gekoppeld aan een activiteit. De deelnemers krijgen de gelegenheid stil te
staan bij het resultaat van hun inspanningen en eventueel naar aanleiding daarvan hun einddoelen bij te stellen.
Na circa zes bijeenkomsten kennen de jongeren het concept van de
training en gaan de begeleiders zich meer en meer overbodig maken.
In de laatste bijeenkomsten zijn de deelnemers betrokken bij de
organisatie en begeleiding van de activiteiten. Ze moeten nadenken
over hoe ze zichzelf en de andere groepsleden kunnen begeleiden bij
het leerproces. Zo dragen ze verantwoordelijkheid voor hun leerproces en gaan ze zich capabeler voelen. De verhouding tussen begeleiders en deelnemers wordt gelijkwaardiger.
01 | 2010
Sociale vaardigheden leren door buitensport
Begeleiders
De houding van de begeleider is een essentiële factor van de methodiek. De jongeren moeten tijdens de training in een veilige situatie
kunnen experimenteren met hun gedrag. Als die veiligheid niet is
gewaarborgd, zullen ze hun energie steken in het zich handhaven in
de groep, wat het leren moeilijk maakt. Deze sociale veiligheid wordt
vooral bepaald door de houding van de begeleiders (Van der Zee en
anderen, 1989).
Aan de Goldstein-methodiek ontleent de Busova drie basiswetten
voor de houding van de trainer, die een veilige leeromgeving mogelijk maken. De houding is:
. directief: de trainer houdt het heft in handen tijdens de training.
Hij treedt sturend, vanzelfsprekend en voortvarend op.
. accepterend: de trainer laat de deelnemers in hun waarde en toont
begrip voor terughoudendheid en gevoelens van spanning.
. bekrachtigend: de trainer richt de aandacht op wat de deelnemers
goed doen.
BSL - JEC - 0000_JEC
JeugdenCo |
43
043
| Kennis
01 | 2010
Marlies Jellema en Ruud Bosscher
JeugdenCo |
44
BSL - JEC - 0000_JEC
Het vertrouwen binnen de groep en tussen begeleiders en deelnemers is van groot belang voor het succes van de training. De Amerikaanse hoogleraar speciaal onderwijs John Luckner en psycholoog
Reldan Nadler benadrukken het belang van het opbouwen van rapport met de deelnemers (Luckner en Nadler, 1992).
De trainer bouwt rapport op door zijn houding, mimiek, woordkeuze, gebaren en andere non-verbale communicatie af te stemmen
op die van de jongere. De trainer neemt de houding van de jongere
over, gebruikt vergelijkbare gebaren en mimiek en sluit zoveel mogelijk aan bij diens woordkeuze. Het is de bedoeling dat die afstemming de jongere een gevoel van herkenning, begrip en acceptatie
geeft. Als een jongere zich begrepen voelt door en vertrouwen heeft
in de begeleider, zal hij eerder geneigd zijn diens leiding en instructies te volgen. Is er echter geen rapport, dan zal de jongere eerder
geneigd zijn te ageren en instructies niet op te volgen.
Tijdens de training geven de trainers feedback en corrigerende instructies. Het positieve gedrag wordt duidelijk en positief omschreven, bijvoorbeeld: ‘Wat goed dat je de ander uit liet praten, ik zag aan
je dat het je moeite kostte omdat je zelf wat wilde vertellen’. Op
negatief gedrag volgt een corrigerende instructie. De trainer benoemt eerst iets wat wel goed gaat en daarna het negatieve gedrag,
met daaraan gekoppeld een gedragsalternatief. Bijvoorbeeld: ‘Goed
dat je voor jezelf opkomt, maar ik vind het niet handig dat je met
spullen gooit. Als je vindt dat X vervelend doet, kun je dat ook tegen
hem zeggen. Dus: X, ik vind het niet leuk dat je voor je beurt gaat.
Wil je dat zo eens proberen?’
De interactie tussen de begeleiders is van belang. Hun communicatie moet goed afgestemd zijn. Als een trainer bijvoorbeeld een
deelnemer even apart wil nemen, moeten ze dat met oogcontact
kunnen regelen. Wijzigingen in het programma tijdens de activiteiten moeten ze met een paar woorden beslechten. Bovendien is de
interactie tussen de trainers een voorbeeld voor de jongeren.
Buitensportactiviteiten roepen soms spanning op bij de deelnemers omdat zij bang zijn te falen. Als de begeleiders de indruk
wekken dat ze alles kunnen, wordt het voor de deelnemer moeilijker
om te experimenteren en grenzen te verleggen. De begeleiders laten
zien dat zij activiteiten moeilijk of spannend vinden en creëren zo
een sfeer waarin falen mag en experimenteren kan.
044
Sociale vaardigheden leren door buitensport
BSL - JEC - 0000_JEC
| Kennis
45
JeugdenCo |
Om het effect van de training op het gedrag van de deelnemende
jongeren vast te stellen wordt voor en na de training de Vragenlijst
voor Sociale Vaardigheden voor Jongeren (VSVJ) afgenomen (Hulstijn
en anderen, 2006). De vragenlijst heeft twee subschalen, voor prosociaal en voor sociaal ongepast gedrag. Prosociaal gedrag heeft ten
doel een ander te helpen, bijvoorbeeld vragen of je iemand met iets
kunt helpen. Sociaal ongepast gedrag gaat in tegen het decorum –
bijvoorbeeld iemand die aan het praten is onderbreken – of is onvriendelijk of antisociaal gedrag.
De betrouwbaarheid en validiteit van de subschaal Prosociaal gedrag is volgens de Commissie Testaangelegenheden Nederland voldoende; die van de subschaal Sociaal ongepast gedrag behoeft nader
onderzoek (Hulstijn en anderen, 2006). Aangezien de Busova vooral
aanstuurt op prosociaal gedrag, ligt daarop ook de nadruk bij het
evalueren van de effecten.
Tot nu toe zijn er gegevens verzameld van 32 jongeren die de training gevolgd hebben en van 15 vergelijkbare jongeren, die de training niet volgden maar wel zijn aangemeld voor een socialevaardigheidstraining. De interventiegroep toont een duidelijke verbetering
op prosociaal gedrag, terwijl de controlegroep daarop een verslechtering laat zien. Of dit patroon robuust is, moet blijken uit een
grotere hoeveelheid gegevens. Veranderingen op de subschaal Sociaal
ongepast gedrag zijn niet gevonden.
Door de bank genomen stemmen de veranderingen die de jongeren
zelf aangeven via de vragenlijsten overeen met de veranderingen die
de trainers hebben waargenomen.
Bij de derde en vierde traininggroep zijn naast de vragenlijsten van
de deelnemers enquêtes afgenomen bij ouders en mentoren. Daarin
konden ze hun mening geven over het effect van de training op het
gedrag van de jongere die ze hadden aangemeld. De meerderheid van
de ouders en mentoren zag een positieve gedragsverandering. Na de
ene training gaf 70 procent van de ouders en 66 procent van de
mentoren aan een sterke verbetering te zien; bij de andere training
zag 80 procent van de ouders en 70 procent van de mentoren een
sterke verbetering. Het totale aantal verwerkte enquêtes is nog te
klein om harde conclusies te trekken over het effect van de training,
maar de eerste uitkomsten zijn positief.
01 | 2010
Onderzoek
045
Marlies Jellema en Ruud Bosscher
Toekomst
De komende jaren wordt de Busova verder onderzocht op effectiviteit. In het voorjaar van 2010 begint de afdeling Onderwijshulpverlening van Stichting Stade met een training in Utrecht. Daardoor
komen ook gegevens van een andere hulpverleningssituatie en een
andere regio beschikbaar. Er is inmiddels een handboek voor begeleiders geschreven en een train-de-trainersopleiding opgezet, zodat
andere scholen en instellingen ook met de Busova kunnen werken.
De methodiek is bij het Nederlands Jeugdinstituut aangemeld voor
het traject dat kan leiden tot erkenning door de Erkenningscommissie Interventies.
Voor informatie over de train-de-trainersopleiding:
[email protected].
| Kennis
01 | 2010
Voor informatie over het handboek voor begeleiders:
JeugdenCo |
46
[email protected].
Verder lezen
Ewert, A. (1987). Research in outdoor adventure. Overview and analysis. Columbus, Ohio State
University.
Goldstein, A.P. (1973). Structured learning therapy. Towards a psychotherapy for the poor. New
York, Academic Press.
Hattie, J., March, H.W., Neill, J.T., & Richards, G.E. (1997). Adventure education and
outward bound: outward: out-of-class experiences that make a lasting difference. Review
of Educational Research, jaargang 67, nummer 1, pagina 43-87.
Hulstijn, E.M. e.a. (2006). Vragenlijst Sociale Vaardigheden van Jongeren. Handleiding. Amsterdam, Boom.
Koekkoek, B. (2003a). Buitengewoon in beweging. De mogelijkheden van therapeutische
buitenactiviteiten in de sociale psychiatrie. Sociale Psychiatrie, jaargang 22, nummer 67,
pagina 27-63.
Koekkoek, B. (2003b). Over pieken en dalen. De effectiviteit van therapeutische buitensportactiviteiten nader beschouwd. Kind en Adolescent, jaargang 24, nummer 1, pagina 30-42.
Koekkoek, B. (2003c). Tegenvoeters zonder tegenzin. Rehabiliterende buitenactiviteiten
in Australië. Passage-Tijdschrift voor Rehabilitatie, jaargang 12, nummer 3, pagina 150-157.
Koekkoek, B. (2001). Op vreemd terrein. Ervarend leren in de geestelijke gezondheidszorg.
Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, jaargang 56, nummer 4, pagina 315-330.
BSL - JEC - 0000_JEC
046
Sociale vaardigheden leren door buitensport
Kolb, D. (1984). Experimental learning. Experience as the source of learning and development.
Engelwood Cliffs, Prentice-Hall.
Luckner, J.L., & Nadler, R.S. (1992). Processing the experience. Dubuque, Kendall Hunt.
Ruikes, T.J.M. (1994). Ervaren en leren. Theorie en praktijk van ervaringsleren voor jeugdhulpverlening, jeugdbescherming en jeugdwerk. Amsterdam, SWP. Isbn 9789066651067.
Russel, K.C., & Hendee, J.C. (2000). Outdoor Behavioural Healthcare: Definitions, Common
Practice, Expected Outcomes and a Nationwide Survey of Programs. Technical Report #26. Moscow,
Idaho Forest, Wildlife and Ranger Experiment Station, University of Idaho.
Slot, N.W., & Spanjaard, H.J.M. (1999). Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg.
Hulpverlening voor kinderen en jongeren in tehuizen. Baarn, Intro. Isbn 9789055741106.
Zee, S. van der, Molen, H. & Beek, D. van der (1989). Sociale vaardigheden voor zwakbegaafde
jongeren, Praktijkboek Goldsteintraining. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. Isbn
9789036801492.
Marlies Jellema ([email protected]) is docent aan de School of Social Work en
tot 2009 lid van de kenniskring van het lectoraat Gezondheid, Bewegen en Welzijn aan de
hogeschool Windesheim te Zwolle.
| Kennis
01 | 2010
Ruud Bosscher ([email protected]) is lector Gezondheid, Bewegen en Welzijn
aan de hogeschool Windesheim te Zwolle.
JeugdenCo |
47
BSL - JEC - 0000_JEC
047
Download