4 Wat het Oude Testament vertelt

advertisement
4 Wat het Oude Testament vertelt
In het Oude Testament, dat in hedendaagse Bijbels meer dan 1.000 bladzijden beslaat, vallen vier gebeurtenissen op
wegens hun belangrijkheid: (a) de schepping, (b) de roeping van Abraham, (c) de uittocht uit Egypte en (d) het
koninkrijk en de ballingschap.
Het Oude Testament is meestal het verhaal van Gods ontmoeting met mensen in de geschiedenis, in hun dagelijkse
leven. Dat verhaal vertelt hoe God het Israëlitische volk opriep om Zijn volk te worden. En ook hoe God Zijn
voornemen met de mensen bekendmaakte in grote historische gebeurtenissen.
A. DE SCHEPPING
Genesis, het eerste boek van de Bijbel begint met de schepping van alle dingen. De Bijbel verklaart gewoonweg dat
God alles deed ontstaan. Een gedetailleerde beschrijving wordt ons niet gegeven. De schrijver van de Brief aan de
Hebreeën zegt dat het iets is, dat we door het geloof aanvaarden: "Door het geloof verstaan wij dat de wereld door het
woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare." (Hebreeën 11:3)
1. ANDERE STANDPUNTEN:
Het geloof dat God de wereld uit niets heeft geschapen, weerhield Israël ervan tot verscheidene verkeerde standpunten
te komen in verband met de schepping, zoals bijvoorbeeld het pantheïsme. Dit is het geloof dat God in bergen, bomen
en in de hele schepping aanwezig is.
Het verslag dat de Genesis ons geeft over de schepping is een duidelijke weerlegging van pantheïsme. Daarin wordt ons
verteld dat God gescheiden is van de schepping en er dus geen deel van is. God heeft de schepping in het leven
geroepen en Hij bestaat, maar los ervan. Deze zienswijze heeft het volk Gods meestal gevrijwaard van het bijgeloof, dat
een beeld of een bosje heilig waren omdat God er werkelijk zou in wonen.
Het verhaal van de schepping maakt het ook onmogelijk het dualisme bij te treden. Volgens de aanhangers van het
dualisme zouden er een goede en een slechte God bestaan die elkaar voortdurend bestrijden. Dualisten hebben wel eens
het goede 'geest' genoemd en het kwaad 'materie'. Wie met dit standpunt akkoord gaat moet geloven dat de wereld
slecht is omdat ze uit materie bestaat, die het kwaad is.
Genesis laat ons echter niet toe dualisten te zijn. Daarin wordt ons verteld dat er slechts één God is en dat Hij de
Schepper is van alles, zowel van de stoffelijke (of materiële) als van de geestelijke wereld. Bovendien wordt ons in het
eerste hoofdstuk van Genesis verscheidene malen gezegd dat Gods schepping goed is. De materie (of de stof) kan
daarom niet uit zichzelf slecht zijn. In het verhaal van de zondeval, ook in Genesis (hfdst. 3), lezen we dat de oorzaak
van de zonde de zelfzucht van de mens zelf is. De Bijbel laat ons gewoon niet toe Gods schepping de schuld te geven
van de zonde.
2. DE TAAK VAN DE MENS:
Het scheppingsverhaal vertelt ons niet alleen welke Gods verhouding tot de wereld is, maar ook welke de verhouding
van de mens tot de wereld moet zijn. Hij moet de wereld 'beheren,' dat betekent dat hij de wereld moet gebruiken en
besturen voor God, die de eigenaar is. Het gebod voor de eerste mens was: "Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult
de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte dat
op de aarde kruipt." (Genesis 1:12)
Wanneer de mens de zeeën overmeestert, over de continenten heerst en zelfs op de maan wandelt, dan vervult hij de
taak die hem door God werd opgelegd: de wereld onderwerpen. De wereld werd voor de mens gemaakt en moet
gebruikt worden voor het welzijn van de mens. In deze inleidende woorden van de Bijbel krijgen de wetenschapsmens,
de geneesheer, de ingenieur en de boer een taak op de wereld toegewezen. We moeten echter vermijden overmoedig te
worden omdat we boven Gods schepping werden geplaatst. Een beheerder is alleen maar iemand die ergens moet voor
zorgen. Alhoewel de mens moet werken om de wereld te verbeteren, moet hij indachtig zijn dat het eigenlijk niet zijn
wereld is. De wereld behoort God toe; de mens zorgt er maar voor gedurende een tijd.
Soms keren Christenen de wereld de rug toe en proberen ze hun verantwoordelijkheid als beheerders van de wereld uit
de weg te gaan. Ofwel trachten ze in en voor de wereld te werken en te vergeten dat ze van God, hun Schepper,
afhankelijk zijn. Uit Genesis leren we dat we in de wereld moeten leven, maar tegelijkertijd de ogen op God, de
Schepper moeten gevestigd houden.
Praktische gids
Bron: www.gemeentevanchristus.be
3. MAN EN VROUW:
Het scheppingsverhaal vertelt ons ook dat de mens niet gemaakt is om alleen te zijn. God schiep de man en de vrouw,
opdat ze samen zouden zijn, omdat Hij inzag dat ze elkaars gezelschap nodig hebben. Net zoals de Bijbel leert dat de
wereld goed is, leert hij ons dat seksualiteit goed is. God maakte de man en de vrouw voor elkaar en seksualiteit is een
belangrijk onderdeel van Gods voornemen met de mens.
Te dikwijls denken Christenen dat de Bijbel seks veroordeelt als iets zondigs. Dat is gewoonweg niet juist. De Bijbel
heeft een realistische kijk op seks en beschouwt seks als belangrijk en goed. De Bijbel waarschuwt ons voor het gevaar
er misbruik van te maken, net zoals hij ons aanraadt van geen enkele van Gods gaven misbruik te maken. Wanneer we
het echter over seksualiteit hebben, moeten we voor ogen houden dat God ons zo gemaakt heeft dat we gezelschap
nodig hebben en ook gezellen zouden zijn voor anderen. De problemen ontstaan slechts wanneer we op egoïstische
wijze misbruik maken van die behoefte.
Om samen te vatten, vertelt het scheppingsverhaal ons dat God ons niet alleen maakte en dan achterliet, maar dat Hij
dicht bij ons blijft en dat Hij met ons en met onze noden blijft meeleven en meevoelen in een goede wereld, die Hij voor
ons maakte om erin te leven.
B. DE ROEPING VAN ABRAHAM
Genesis 12:1-2 "Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; Ik zal u
tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn."
God riep Abraham op, zijn vaderland te verlaten en Hem te volgen, waarheen Hij hem ook leiden zou. Hij sloot een
verbond, een overeenkomst met Abraham, waarbij Hij beloofde hem een land te geven, waar zijn afstammelingen een
groot volk zouden worden. In deze roeping van Abraham vinden we verscheidene betekenisvolle dingen in verband met
de verbondsrelatie tussen God en de mensen. Ten eerste bewijst het verhaal van Abraham dat God de mens niet in de
steek heeft gelaten. Hij treedt werkelijk op in de menselijke geschiedenis om te zegenen wie Hem volgt. Ten tweede
toont het verhaal aan dat we voor alles aan God moeten trouw zijn. In geloof en vertrouwen moest Abraham zijn land
verlaten, God hoger achtend dan zijn familie en zijn vrienden. God vraagt ook dat we Hem meer dan om 't even wie of
wat vertrouwen. Ten derde stellen we vast dat God niet noodzakelijk mensen uitkiest die beter zijn dan die anderen.
Inderdaad, Abraham was bevreesd, twijfelde en had zijn zwakke kanten zoals alle mensen. God vraag de mensen
rechtschapen en eerlijk te zijn en Hem te gehoorzamen. 'Gelukkig maar dat Hij niet wacht tot we volmaakt zijn
vooraleer Zijn beloften te houden.
Tenslotte leert Abrahams leven ons iets heel belangrijks in verband met de toekomst. Abraham werd naar een toekomst
geleid die hij niet kende. Toch volgde hij, omdat hij op God vertrouwde. Hij was een man die leefde van hoop. Wie in
het geloof leeft, vertrouwt erop dat God zijn leider en beschermer zal zijn en Zijn beloften zal waarmaken.
Zoals de schrijver van de Brief aan de Hebreeën 11:8-10 besluit: "Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd,
in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij
komen zou. Door het geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde
met Izaak en Jakob die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte; want hij verwachtte de stad met fundamenten,
waarvan God de ontwerper en bouwmeester is."
C. DE UITTOCHT (EXODUS)
Het verhaal van de uittocht is één van de belangrijkste verhalen van de Bijbel. De Israëlieten, afstammelingen van
Abraham die, tevens het volk waren van het verbond dat God met hem gesloten had, werden slaven in Egypte. De
uittocht (Exodus) vertelt ons hoe God nogmaals in de geschiedenis ingreep. Het tweede boek van de Bijbel is Exodus
wat 'uittocht' betekent, omdat hierin wordt verteld hoe God het volk, waarmee Hij een verbond had gesloten, uit de
slavernij in Egypte bevrijdde.
Een andere man, Mozes, werd door God geroepen om Zijn volk, de Israëlieten, ter hulp te komen. Na vele
moeilijkheden, liet de Egyptische Farao (of koning) de Israëlieten uit Egypte weggaan. Maar op het laatste ogenblik
veranderde hij van mening en achtervolgde hij hen met een talrijk leger van strijdwagens. Het verschrikte volk werd
door een wonderlijke tussenkomst van God gered. Het water van de Rode Zee week voor de Israëlieten, die op droge
grond de andere oever bereikten. Zo kwamen ze terecht in het Sinaï-schiereiland. Maar God was met hen en overdag
leidde Hij hen onder de gedaante van een wolk en 's nachts van een vuurzuil (Exodus 13:21).
Het relaas van de uittocht toont duidelijk aan dat God TROUW was, maar Zijn volk NIET. God herinnerde Mozes
eraan: Exodus 3:7-8 "Ik heb terdege gezien de ellende van mijn volk, dat in Egypte is, en hun gejammer over hun
drijvers gehoord,ja, Ik ken hun smarten. Daarom ben Ik nedergedaald om hen uit de macht der Egyptenaren te redden
en uit dit land te voeren naar een goed en wijd land, een land vloeiende van melk en honig,..."
Praktische gids
Bron: www.gemeentevanchristus.be
Opnieuw treedt God op als bevrijdende de God, die tussenkomt in de menselijke zaken. En net zoals Hij Abraham
vroeg zijn huis en zijn vrienden te verlaten en alles wat hem ervan weerhield op Hem te vertrouwen, leidde God de
Israëlieten naar de woestijn, waar er weinig water en nog minder voedsel was. Slechts in die hopeloze situatie konden
ze inzien, dat ze hun hoop alleen in de bevrijdende God konden stellen.
Exodus vertelt ons dat God de mensen kwartels en een bijzonder soort voedsel, 'manna' genaamd, te eten gaf. God was
er echter mee begaan dat de mensen zich niet van Hem zouden afwenden,zodra ze hun buik hadden volgegeten. Er werd
hun gezegd slechts genoeg eten voor één enkele dag te nemen. Voor het levensnoodzakelijke voedsel moesten ze op
God vertrouwen. We stellen nog eens vast, net zoals in het geval van Abraham, dat de Bijbel Gods volk niet probeert
voor te stellen als bovenmenselijke helden. Zelfs het feit dat Mozes erin slaagde zijn volk te leiden, was niet aan zijn
eigen kunnen toe te schrijven. Toen God hem riep om mee te helpen aan het groot bevrijdingswerk, zei Mozes:
"Wie ben ik, dat ik naar Farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden? ... Maar als zij mij niet geloven en niet
naar mij luisteren, doch zeggen: de Here is u niet verschenen?... Och, Here, ik ben geen man van het woord..." (Exodus
3:11,4:1 & 10).
Maar Mozes had net zoals de schrijver van Psalm 28:7 kunnen zeggen: "De Here is mijn kracht en mijn schild; op Hem
vertrouwde mijn hart en ik werd geholpen." De trouw van God staat in het verhaal van Exodus in scherpe tegenstelling
tot de ontrouw van Zijn volk. Na al wat God voor hen gedaan had, begon het volk tegen Mozes en God te mopperen
(Exodus 15:22-25). Nochtans heeft God hen wegens hun zwakheid niet in de steek gelaten of verloochend. Zijn kracht
was groter dan hun zwakheid.
In Exodus wordt ook nog verteld over een andere belangrijke gebeurtenis: het schenken van de Wet (met inbegrip van
de Tien Geboden). Het is belangrijk op te merken dat God eerst Zijn volk bevrijdde en hun pas nadien de Wet schonk.
Eerst betoonde Hij hun Zijn liefde door hen te bevrijden en dan gaf Hij hun de Wet met de bedoeling hen te
beschermen. De Wet werd met liefde gegeven omdat de mensen zwak zijn, en niet omdat God het hun probeerde
moeilijk te maken of hen te veroordelen. Wanneer er dus iemand de Wet naleefde had hij helemaal geen reden om trots
te zijn; zijn sterkte kwam niet van hemzelf maar van God.
D. HET KONINKRIJK EN DE BALLINGSCHAP
Na een zwerftocht van 40 jaar in de woestijn, werd Israël binnengeleid in het land, dat God lang geleden aan Abraham
had beloofd. Toen Zijn volk zich in het land vestigde, leidde God hen om wie hun weerstand bood, te overwinnen.
Telkens een moeilijke tijd aanbrak, riep God een 'richter', een bijzondere leider, zoals Gideon of Simson of de
vrouwelijk richter Debora.
Telkens opnieuw werd Israël God ontrouw. Zijn volk geraakte onder de invloed van buur volkeren en probeerde hun
gebruiken na te volgen. Het zwaarst hebben ze God waarschijnlijk beledigd, toen ze om een koning vroegen, zoals de
omringende volkeren er hadden. Door Samuël sprak God tot Zijn volk: 1 Samuël 10:18-19 "Ik heb Israël uit Egypte
geleid en u gered uit de macht der Egyptenaren en uit de macht van alle koninkrijken, die u verdrukten. Maar thans
verwerpt gij uw God, die voor u een verlosser was uit al uw rampen en noden, en zegt: 'Neen, stel een koning over ons
aan.'" Zo kwam Israël, Gods uitverkoren volk, ertoe een koning te hebben. God bleef trouw en gaf toe aan de zwakheid
van Zijn volk door hun de man Saul als koning te geven. Na Saul kwamen er verscheidene grote koningen, maar David
en zijn zoon Salomo, waren waarschijnlijk het hoogst in aanzien. Tijdens het koningschap van koning Salomo, werd het
kleine land groter en reikte zijn faam tot ver in het buitenland. Het succes van het David-Salomo Koninkrijk had zeer
belangrijke gevolgen voor het geloof van het volk.
Ten eerste was de verleiding groot om te denken dat het aanzienlijk geworden Koninkrijk het uiteindelijk doel van God
was. Velen dachten dat God met dat doel voor ogen, honderden jaren geleden Abraham had geroepen. Ten tweede was
er voor het volk ook de verleiding hun geloof in de koning en de natie te stellen, eerder dan in God. Het viel hun
moeilijk te leren niet meer vertrouwen te hebben in hun land en hun geld dan in God. Na Salomo, braken er steeds maar
slechtere tijden aan voor Israël. Het land viel in twee gescheiden Koninkrijken uit elkaar: het Noordelijk Koninkrijk
(Israël) en het Zuidelijk Koninkrijk (Juda). Het verhaal van de twee Koninkrijken is een afschuwelijk verhaal van
trouweloosheid. Het Noordelijk Koninkrijk kwam onder de invloed van valse goden te staan, vooral Baal. Het volk
vergat de God van de schepping, en ook Abraham en de uittocht. Tenslotte toen het volk zo diep gevallen was, dat ze
hun eigen kinderen offerden aan de heidense god Moloch, stond God in 721 v. Chr. toe dat ze door de Assyriërs
overwonnen werden en in ballingschap werden meegevoerd (2 Koningen 17).
Na de ondergang van het Noordelijk Koninkrijk, bleef alleen Juda over. Maar Juda was al even vol van de slechtheid
die Israël had besmet. Herhaaldelijk hebben de koningen zich afgewend van God. Wie het verhaal van de koningen van
Juda leest, vindt altijd maar dezelfde zin weer: "En de koning deed wat kwaad is in de ogen des Heren..." Zo gaat het
Praktische gids
Bron: www.gemeentevanchristus.be
verhaal verder tot we leren: 2 Koningen 23:27 "Ook Juda zal Ik van mijn aangezicht wegdoen, zoals Ik Israël
verwijderd heb; en versmaden zal Ik deze stad, die Ik verkoren heb, Jeruzalem, en het huis waarvan Ik gezegd heb:
'Mijn naam zal daar zijn.'"
Nochtans was het toch niet zo dat niemand in het land acht sloeg op de ontrouw van Gods volk. De geschiedenis van de
twee koninkrijken is ook de geschiedenis van Israëls grote profeten. We zijn geneigd te denken dat profeten alleen maar
mensen zijn die, in de toekomst konden kijken. Het was ook hun taak Gods volk te waarschuwen tegen valse
godsdiensten en hoogmoed. Ze wezen het volk voortdurend op hun trouweloosheid. Amos is een typisch voorbeeld van
deze profeten, wanneer hij volgende worden van God uitspreekt: Amos 5:21-24 "Ik haat, Ik veracht uw feesten, en kan
uw samenkomsten niet luchten. Ja, als gij Mij brandoffers brengt, en uw spijsoffers, heb Ik daaraan geen welgevallen,
en uw vredeoffer van mestkalveren wil Ik niet aanzien. Doe van Mij weg het getier van uw liederen; het getokkel van
uw harpen wil Ik niet horen. Maar laat het recht als water golven, en gerechtigheid als een immer vloeiende beek."
Wat een veroordeling! Gods volk was zo verdorven dat zelfs hun eredienst in Gods ogen geen betekenis meer had. Bij
monde van de profeet zei God tot Zijn volk dat ze een totaal verkeerde weg opgingen. Hij wou hun laten verstaan dat de
wet rechtvaardigheid en goede daden moet voortbrengen en dat dit belangrijker is dan uiterlijk religieus vertoon.
Omwille van hun trouweloosheid stemde God ook in met de verovering van het Zuidelijk Koninkrijk door een vreemd
volk. In 586 v. Chr. viel Juda in handen van de Babyloniërs. Ze waren ertoe gekomen op eigen krachten te vertrouwen
en te geloven, dat God hen altijd zou beschermen, hoe trouweloos ze ook werden.
Maar enige tijd voor het Koninkrijk in elkaar stortte, keek de profeet Jeremia hoopvol uit naar een verre toekomst:
Jeremia 31:31-34 "Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda
een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de
hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik Heer over hen ben,
luidt het woord des Heren. Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het
woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij
zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de Here:
want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal hun
ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken."
Gods volk kon hoopvol wachten op een tijd, waarin God het verbond zou vernieuwen, waaraan Hij zich hield sedert de
tijd dat Hij Abraham geroepen had. Het volk kende de trouw van God en vertrouwde erop dat Hij opnieuw zou
handelen. Een deel van het Israëlitische volk mocht naar Jeruzalem terugkeren, maar ze wisten niet wanneer of hoe God
opnieuw in hun geschiedenis zou ingrijpen. Gedurende meer dan 200 jaar wachtte Gods volk op de Messias, de
gezalfde, degene die door God uitverkoren was om hen van hun vijanden te bevrijden. In een tijd van verlangend
wachten en hopen trad God tenslotte weer op. Maar dit is het verhaal van het Nieuwe Testament.
E. VOOR WIE MEER WIL WETEN - PANTHEISME Bestaat uit twee Griekse woorden: 'Pan' dat 'alles' of 'elk' betekent en 'Theos' dat 'God' betekent, zoals in theologie, de
wetenschap over God. Vandaar dat 'pan-thëisme' betekent: 'alles is God.' Pantheïsme is dus het geloof dat God in alles
aanwezig is.
Praktische gids
Bron: www.gemeentevanchristus.be
Download