Geschiedeniswerkplaats 2KGT Hoofdstuk 3 Paragraaf 1: ‘ De Eerste Wereldoorlog’ Begrippen Centralen: de bondgenoten Duitsland en Oostenrijk (en Turks-Osmaanse rijk) Front: plek waar gevochten wordt. Geallieerden: de bondgenoten VS, Groot – Brittannië, Frankrijk en Rusland. Nationalisme: liefde voor het eigen volk. Of een beweging die streeft naar een staat voor het eigen volk. Militarisme: verheerlijking van alles wat met het leger te maken heeft. Wapenwedloop: strijd om de sterkste bewapening. Wereldoorlog: oorlog waaraan veel landen van meerdere werelddelen meedoen. Tijd van de wereldoorlogen: het negende tijdvak (1900 – 1950) Jaartallen: 28 juni 1914: Moord op kroonprins Franz Ferdinand 1914 – 1918: Eerste Wereldoorlog Samenvatting Rond het jaar 1900 was nationalisme belangrijk. Vaderlandsliefde, houden van je eigen land en volk. Op een slagveld kon een volk bewijzen dat het sterk en moedig was. Bij nationalisme hoort daarom ook de liefde voor het leger, het militarisme. Verheerlijking van alles wat met het leger te maken heeft. Op 28 juni 1914 werd Franz Ferdinand, de kroonprins van Sarajevo doodgeschoten. Het was het begin van de Eerste Wereldoorlog. Na deze moordaanslag verklaarde Oostenrijk de oorlog aan Servië . Beide landen hadden bondgenoten die hadden beloofd hen te hulp te schieten. Er waren twee grote partijen, de centralen vochten tegen de geallieerden. De bondgenoten Duitsland en Oostenrijk vochten tegen de VS, Groot – Brittannië, Frankrijk en Rusland. Er waren ook landen die niet bij een bondgenootschap hoorde, bijvoorbeeld Nederland. Er werd gevochten vanuit loopgraven, een soort greppels waarin de soldaten zich verscholen. De landen deden mee aan de wapenwedloop, een strijd om de sterkste bewapening. In de Eerste Wereldoorlog werden veel nieuwe wapens ingezet. Tanks Vlammenwerpers Gifgasgranaten Uiteindelijk verloren de Duitsers en Oostenrijkers de uitputtingsslag in de loopgraven. Ze gaven zich over op 11 november 1918. www.maaikezijm.com