Recente evoluties inzake zorgzaam omgaan met kinderen. Met het ganse schoolteam werken aan een zorgbeleid binnen de schooleigen context. Gilbert Van den Abbeele Opleidingsvoorzitter leraar lager onderwijs Hogeschool Gent - Departement Lerarenopleiding 1.” Zorg is (g)een recent begrip” Spreken over zorgcoördinatie of beter nog oog hebben voor het zorgbeleid van de school is niet van recente datum. Zeker de twee laatste decennia is er meer en meer aandacht voor de zorgleerlingen. Aandacht hebben voor alle leerlingen - ook de zorgleerlingen -, werken aan zorgverbreding dus, is synoniem geworden voor het werken aan de kwaliteitsverbetering van de school. Het is terecht een belangrijk kwaliteitslabel geworden. In een discussietekst van het Vlaams Parlement dd. januari 2002 lezen we dienaangaande “Essentieel voor kwaliteitsvol onderwijs is het pedagogisch handelen af te stemmen op de diversiteit van de groep en de eigenheid van de kinderen.” Binnen het gelijke onderwijskansendecreet wordt deze aandacht geformuleerd in volgende drie doelstellingen, zeg maar opdrachten voor onze school: - realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen van alle leerlingen; vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie; bevorderen van de sociale cohesie. In het gelijke onderwijskansendecreet zijn hiertoe drie onderdelen opgenomen: - het recht op inschrijving; het lokaal overleg en de rechtsbescherming (incluis de commissie inzake leerlingenrechten); een geïntegreerd ondersteuningsaanbod. Voor dit laatste wordt o.a. een beroep gedaan op de samenwerking met het Steunpunt Nederlands als tweede taal, het Steunpunt Intercultureel Onderwijs en het expertisecentrum voor ervaringsgericht onderwijs. We trachten nu dit zorgbeleid te kaderen in een algemeen pedagogisch – didactisch concept. 1 2. Inclusief onderwijs en zorgverbreding. Werken aan gelijke onderwijskansen, een onderwijsconcept uitbouwen conform de geest van het gelijke onderwijskansendecreet en dus oog hebben voor “alle“ leerlingen, oog hebben voor sociale cohesie én uitsluiting, segregatie en discriminatie vermijden brengt ons zo bij het gedachtegoed van het inclusief onderwijs. Centraal bij inclusief onderwijs staat de gedachte dat meer leerlingen in het regulier onderwijs moeten kunnen worden opgevangen. De opvangcapaciteit van de reguliere school dient vergroot. Een (basis)school die haar opvangcapaciteit probeert te vergroten, doet aan “zorgverbreding”, nog zo’n bekende term. Zorgverbredend werken betekent dat op school - en op klassenniveau - maatregelen worden genomen, activiteiten worden aangeboden zodat de leerresultaten, zeg maar de doelen en de tussendoelen, bereikt worden zoals ze op schools niveau – in team dus en niet enkel door de individuele leraar – gesteld zijn. Dit veronderstelt dus het uitwerken van een intense zorg voor alle leerlingen en zeker voor hen met speciale behoeften. Dit zorgverbredend werken, dit erop gericht zijn om de opvangcapaciteit van de school te vergroten heeft zijn implicaties op het onderwijsgebeuren van de school in haar totaliteit. Het is dus weerom geen zaak van een individuele leraar. Kinderen verschillen, hebben andere opvoedingsvragen en vragen dus een onderwijs op maat. We ontmoeten hier opnieuw een ons niet onbekende term en hebben het hier dan over adaptief onderwijs. Belangrijk is hier om met adaptief onderwijs niet in een soort valkuil te trappen en dus dit soort pedagogisch-didactisch omgaan met leerlingen niet te herleiden tot een soort van “kindvolgend onderwijs” en alles te herleiden tot het procesmatige en het momentane welbevinden zonder ons verder te bekommeren om resultaten zeg maar doelen en tussendoelen. Dienaangaande lezen we in het Minderhedenrapport 2001 van Het Sociaal en Cultureel Planbureau Nederland dat “vooral de kansarme leerlingen” de dupe zijn van het kindvolgend ontplooiingsmodel” . Borkhorst ziet daarom de term adaptief onderwijs, liever vervangen door “interactief onderwijs”. Volgens deze docent orthopedagogiek komt in de term interactief onderwijs naast het facet van het rekening houden met de behoeften van de leerlingen, ook het oog hebben voor het ontwikkelingsgerichte, het stellen van doelen en de actieve participatie van de leerling in zijn leerproces beter tot uiting. Interactief onderwijs betekent “uitdagend onderwijs”. Leraren en leerlingen zitten in een interactieve omgeving waarbij zowel een goede uitbouw van het pedagogisch klimaat als de onderwijsleersituatie deze omgeving tot een krachtige leeromgeving maken. In een veilige omgeving met wederzijds respect voor elkaar kunnen uitdagingen aan. leerlingen grote 3. Van adaptief naar interactief onderwijs. Belangrijk voor leraren is dat zij vertrouwen hebben in hun leerlingen, dat zij in hen geloven. Uiteraard zal ieder rechtgeaard leraar ervan overtuigd zijn en dus ook beweren te geloven in al zijn of haar kinderen en leerlingen. Op een recentelijk – eveneens door nNED georganiseerde studiedag – van het Vlaams Forum voor Onderwijsonderzoek, kreeg deze overtuiging bij mij een serieuze deuk, die is blijven kleven . 2 Dr. Paul Jungbluth, onderwijssocioloog en senior-onderzoeker van de Universiteit van Nijmegen rondde onlangs zijn onderzoek “ De ongelijke basisschool” af. Op basis van zijn onderzoekgegevens kwam hij tot de stelling “dat leerkrachten vooral bij kansarme leerlingen het niveau van het onderwijsaanbod sterk laten zakken en zo de feitelijke ongelijkheid in prestaties bevorderen”. Impliciet onderstreept dit alweer de noodzaak dat leraren hun onderwijs laten aansluiten bij “ de zone van de naaste ontwikkeling” en hierbij hun leerlingen uitdagen, ondersteunen en vertrouwen geven zodat ze – en dit is binnen de context erg belangrijk – uitgroeien tot zelfstandige, competente kinderen met een positief zelfbeeld. Leraren dagen dus best hun kinderen uit zodat ze gestimuleerd worden om zelf te zoeken en te proberen én leren hen hierdoor autonomie in hun leerproces. Leraren ondersteunen ook hun leerlingen als ze het nog niet alleen aankunnen en dit weerom zonder het leerproces uit handen van de leerling te nemen. Leraren geven vertrouwen aan hun kinderen en hebben aldus positieve verwachtingen omtrent de groei van hun kinderen. Dit gericht zijn op “kinderen met een actieve en gemotiveerde leerhouding” heeft bepaalde pedagogisch-didactische consequenties voor het onderwijs, niet alleen binnen de klas of de groep van leerlingen, maar binnen de ganse schoolcontext. Leerlingen aldus stimuleren tot een positieve leerhouding veronderstelt het uitbouwen van krachtige leeromgevingen met oog voor een degelijk klassenmanagement, voor een aangepaste en voldoende instructie en een relatie gekenmerkt door wederzijdse waardering. Waar adaptief onderwijs veel aandacht besteedt aan het zich aanpassen, komt bij “interactief onderwijs” terecht meer de nadruk te liggen op het bevorderen van de ontwikkeling bij kinderen, het doelgericht werken en het actief betrekken van de kinderen bij hun eigen leerproces. Bij interactief onderwijs staan de leeractiviteiten van de leerlingen centraal: zij zijn actief, nemen initiatief en werken in toenemende mate zelfstandig. 4. Zorgverbreding en het kwaliteitsconcept achter de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen Ook binnen de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen vinden we dit gedachtegoed van zorgverbredend en inclusief denken met oog voor maximale ontwikkeling en gelijke kansen terug Het betreft hier vier basisprincipes die garant staan voor zowel kwaliteitsvol als zorgverbredend basisonderwijs: a. De garantie op een brede basisvorming. In een open en levenskrachtige school ruimt het louter leerstofdenken waarbij alle kinderen een vooraf bepaald nauwkeurig omlijnd gemeenschappelijk leerstofpakket doorlopen, plaats voor een meer ontwikkelingsgerichte benadering waarbij ook verschillen tussen leerlingen gerespecteerd worden. 3 b. Het stimuleren van het actief leren. Kinderen vinden vooral baat bij het ontwikkelen van vaardigheden die hen toelaten informatie en bronnen te ontsluiten, te interpreteren en te transfereren naar andere situaties. c. Rekening houden met de leef- en belevingswereld van de kinderen. De band met de realiteit zorgt voor samenhang in/tussen de inhouden: horizontale samenhang door het thematisch en projectmatig werken en verticale samenhang door het ontwikkelingsgericht werken. d. Gelijke onderwijskansen creëren. Als kinderen mogen verschillen, moet ook hun leerweg en het begin- en eindpunt ervan kunnen verschillen. Het creëren van gelijke onderwijskansen is niet enkel een kwestie van de school. Samenwerking met en ondersteuning van de ouders (problematische gezinssituaties) zijn noodzakelijke initiatieven, wil de school openstaan voor al “haar” kinderen. 5. Zorgcoördinatie is langzaam overgegaan in zorgbeleid. Vooreerst misschien deze niet onbelangrijke opmerking: in aanvangsteksten van GOK – ook van de overheid – had eenieder het vooral over de functie van zorgcoördinator. Wellicht spiegelde men zich in Vlaanderen op de in Nederland algemeen aanvaarde functie van “intern begeleider”. Twee opmerkingen moeten hierbij duidelijk zijn: de zorg op school kan niet het voorwerp zijn van één hiervoor aangeduide verantwoordelijke, maar spruit voort uit de “teamspirit”op de school . Spreken over zorgcoördinatie zou de realiteit al beter moeten benaderen maar doet nog steeds onrecht aan de eigenlijke zorgbedoelingen die veel verder reiken dan het coördineren van zorginitiatieven. We vinden ons daarom beter terug in de term – die we ook in latere teksten van de overheid terugvinden – nl deze van zorgbeleid, omdat deze term een betere weergave is van de verwachtingen omtrent de huidige zorginitiatieven. Het begrip zorg heeft binnen onderwijs beleidsmatig een voortdurende evolutie doorgemaakt: De uren zorgverbreding moesten leiden tot zorgverbredingsinspanningen, die een preventief, begeleidend en remediërend proces van zorg voor de hele persoonlijkheid van het kind zouden op gang brengen. In de praktijk werden ze vooral gebruikt om kinderen met leerproblemen en –stoornissen te ondersteunen. Met het gelijke kansenbeleid werden in eerste instantie (situatie 2002) scholen beoogd die een minimum aantal kansarme leerlingen hadden ingeschreven en die een geïntegreerd ondersteuningsbeleid voor deze doelgroep aanboden. September 2003 brengt ons in een tweede fase van het gelijke onderwijskansenbeleid. Alle scholen krijgen vanaf nu extra middelen zorgcoördinatie voor hun zorg voor alle kinderen die op een bepaald moment om welke reden dan ook extra ondersteuning en begeleiding nodig hebben. In tegenstelling tot de aanvullende lestijden die toegekend worden in het kader van een geïntegreerd ondersteuningsaanbod en zich dus vooral richten naar de begeleiding van 4 kansarme allochtonen en allochtonen in het algemeen, dienen hier geen gegevens verstrekt over aantallen kinderen die voldoen aan bepaalde indicatoren. Deze zorgcoördinatie, dit zorgbeleid draagt medeverantwoordelijkheid voor een deel van het beleid van de school nl. dat deel dat te maken heeft met zorgverbreding. Vanuit de zorgcoördinatie zal men oog moeten hebben voor het schoolwerkplan - eigen aan de school – omdat dit de benadering van het zorgbeleid zal beïnvloeden. Art. 47 van het decreet op het basisonderwijs omvat trouwens de verplichting om “de voorzieningen in het gewoon onderwijs voor leerlingen met een handicap of die leerbedreigd zijn, inclusief de samenwerkingsvormen met andere scholen van gewoon en/of buitengewoon onderwijs” op te nemen. Bovendien is het realiseren van gelijke kansen en het zorgbreed werken een verantwoordelijkheid voor de ganse school. Een gelijkgerichte visie hierop samen met een consistente concretisering ervan (m.a.w. de explicitering in effectieve verwachtingen en werkwijzen) moet kaderen in het pedagogisch project van de school. Zorgverbredend werken betekent hier eventueel o.a. ook - en dit is niet in tegenspraak met wat eerder werd gesteld omtrent interactief onderwijs – de mogelijkheid om aan curriculumdifferentiatie te doen en dus naargelang de noden van de kinderen aangepaste leerlijnen uit te zetten. Dit moet natuurlijk kaderen in het geheel van de schoolcultuur van de betreffende school of misschien zelfs scholengemeenschap. Ook de Vlaamse Onderwijs Raad (VLOR) stelt in haar jaarverslag 2002 –2003 : “Een belangrijk middel om zorgbreed onderwijs te kunnen organiseren, is curriculumdifferentiatie.” Belangrijk is ook dat de zorgcoördinatie en het zorgbeleid de zorg niet gaat onttrekken aan de verantwoordelijkheid van de groepsleraar. Zij/hij blijft de spilfiguur in de zorg voor elk kind van de (klas)groep. In datzelfde jaarverslag van de VLOR lezen we dienaangaande: “De raad beschouwt het zorgbeleid immers in de eerste plaats als een onderwijsopdracht.” En verder: “Om de leerlingen zo goed mogelijk te begeleiden, zullen de verantwoordelijke(-n) voor de zorgcoördinatie en de groepsleraar hun deskundigheid samen leggen”. Vernieuwend in deze is zeker de invoering van het begrip “zorgbeleid” (zie aanvang van dit tekstonderdeel). De taken van het zorgteam zijn immers veel meer dan het coördineren van een aantal initiatieven op het niveau van de school en de scholengemeenschap. Van het zorgbeleid wordt ook collegiale coaching en ondersteuning van de groepsleraar verwacht. De zorgcoördinatie staat immers in voor een deel van het beleid (het zorgbeleid). En leunt hier dus aan bij de beleidstaak van de directie. Een deel van dit beleid wordt door deze laatste wellicht voor een deel gedelegeerd. Hoewel voortdurend overleg en samenwerking met de directie hierbij essentieel zullen zijn voor een vlot verloop van het zorgbeleid. Een goede functieomschrijving van het takenpakket van het zorgbeleid binnen de school is derhalve essentieel. Zoniet kunnen de zorgbegeleiders wel eens klem komen te zitten tussen eventuele verwachtingen van administratieve en opdrachtvervangende aard van een directie en de verwachtingen van groepsleraren om effectieve ondersteuning bij het pedagogisch didactisch gebeuren. Evenmin kan het niet de bedoeling zijn dat zoals Van Beukering e.a. in hun werk met als titel “Interne Begeleiding in de basisschool: Onderzoek en praktijkvisies in perspectief “stellen , dat de zorgbegeleiders onbewust verantwoordelijkheden bij de groepsleraren zouden weghalen en zich uitsluitend zouden bezighouden met de concrete ondersteuning van individuele kinderen in groepsverband. 5 Hier komen we dan ook op de drie grote opdrachten die het gelijke-onderwijskansendecreet aan de scholen oplegt: - de zorg op het niveau van de school en de scholengemeenschap; - de leerkrachten ondersteunen; - leerlingen begeleiden. Het valt daarom op welk een veelheid van taken van zorgbegeleiders verwacht wordt. Het zijn dus hooggemotiveerde mensen die -ook beleidsmatig- voor de school fungeren als “ kartrekkers” (innovators) van de vernieuwingen rond zorg op de school. Tegelijk moeten zij een gemakkelijk aanspreekpunt zijn voor allen (ouders, leerlingen, leraren, …) die bij de school betrokken zijn. Zij kunnen fungeren als tussenpersonen naar ouders toe, zij kunnen ondersteuning geven aan leraren door hen bijvoorbeeld passend remediërend materiaal te bezorgen of zij verdiepen zich bijvoorbeeld in het leerlingvolgsysteem van een leerling die in bepaalde situaties ernstige cognitieve, sociaalemotionele, gedrags en/of omgangsproblemen heeft. Zij delen een aantal zorgtaken met andere begeleiders als de taakleraar, de GOK- leraar, enz. Hoewel het takenpakket van de zorgcoördinatie in algemene zin bepaald is in het decreet, zal de concrete verdeling van de zorgtaken wellicht toch sterk van school tot school verschillen. Het is dan ook voor een goede werking van de zorg op school belangrijk het omvangrijk en complex pakket aan taken duidelijk te verdelen en naar omvang en aard te omschrijven. En dit rekening houdend met het momenteel aanwezig potentieel aan mogelijkheden en verwezenlijkheden. Directie, GOK-leraren, taakleraren, zorgcoördinatoren, externe begeleiders, enz.. vervullen met het oog op een vlotte werking – best elk een eigen, maar geïntegreerde rol binnen het beleid . De invulling ervan gebeurt best in onderling overleg met alle participanten van de school. Referenties van de spreker: Gilbert Van den Abbeele Opleidingsvoorzitter leraar lager onderwijs Hogeschool Gent Departement Lerarenopleiding K.L.Ledeganckstraat 8 9000 Gent 6