WAT TE DOEN BIJ ZIEKTE Het is altijd moeilijk om in het algemeen

advertisement
WAT TE DOEN BIJ ZIEKTE
Het is altijd moeilijk om in het algemeen adviezen te geven voor bijzondere situaties. De
richtlijnen die hieronder gegeven worden, zijn ook echt bedoeld als richtlijn. Het is altijd goed
om samen met het diabetesteam te kijken of de richtlijnen ook voor jou(w kind) toe te passen
zijn.
ZIEKTE MET KOORTS
Als een kind ziek is en koorts heeft, zal het ook minder eetlust hebben. Je bent dan geneigd
om minder insuline te gaan spuiten. Maar koorts en ziekte zorgen in het algemeen voor een
verhoogde productie van o.a. het hormoon cortisol in het lichaam en
verhogen op die manier de bloedglucose waarden. Daarnaast zal het kind
ook minder actief zijn. Hierdoor kan de insuline zijn werk minder goed
doen en zie je vaak hogere glucosewaarden ondanks het verminderde
koolhydraten gebruik.
In eerste instantie spuit je bij ziekte met koorts de normale dosis insuline.
Laat het kind zoveel mogelijk “normaal” eten, geeft eventueel de
koolhydraten in vloeibare vorm (vla, yoghurt of drinken).
Laat het kind geen producten eten die tegenstaan. Alternatieven zijn:
- Crackers, beschuiten of toast
- Vla, pap of yogurt
- Soep met brood, in plaats van warm eten
Controleer regelmatig de bloedglucose (om de 2-3 uur). Bij pentherapie verhoog je de
dosering van de kortwerkende insuline en spuit je zo nodig tussendoor bij. Bij pomp therapie
kun je de eventueel ook de basaalstand tijdelijk hoger zetten.
Bij twijfel is het altijd goed om even te overleggen met het diabetesteam.
De gestegen insulinebehoefte tijdens ziekte duurt gewoonlijk een paar dagen. Soms duurt de
hogere insulinebehoefte tot een week nadat jij je beter voelt. En soms is er al een hogere
insulinebehoefte al voordat jij je ziekt voelt.
BRAKEN EN DIARREE
Als een kind braakt, niets binnen houdt en daarbij lage glucose
waarden heeft, moet er direct contact worden opgenomen met het
diabetesteam.
Zijn de glucosewaarden redelijk en kan het kind wel wat eten of
drinken, moet in ieder geval regelmatig de glucosewaarden
gecontroleerd worden, om de 2 of 3 uur.
Als een kind braakt en diarree heeft en daarbij ook koorts heeft, zal
meestal de normale dosis insuline gespoten moeten worden. Heeft
het kind geen koorts, dan zal er over het algemeen minder insuline
gespoten moeten worden. Neem gerust contact op met het
diabetesteam om te overleggen over de insulinedosering.
Een algemene richtlijn:
 Controleer iedere 2 á 3 uur de glucose en pas de insulinedosering aan.
 Bij pentherapie:
o Bij een twee maal daags insuline schema, kun je het beste 2/3 van de
normale dosis geven, eventueel kan ook alleen langwerkende insuline worden
gespoten.
o Bij een vier maal daags insuline schema kun je het beste 2/3 van de normale
dosering van de kortwerkende insuline geven. Afhankelijk van de
glucosewaarden en het koolhydraat gebruik kan de dosering aangepast
worden. De dosering van de langwerkende insuline blijft hetzelfde.
 Bij pomptherapie:
o Als de glucose > 6 is bolus je voor de koolhydraten die je neemt (en ‘erin’
blijven)
o Als de glucose > 13 komt bolus je een correctie en voor de koolhydraten die je
neemt (en ‘erin’ blijven)
o Als de glucose < dan 6 is de basaal stand tijdelijk verlagen.

Biedt het kind regelmatig kleine hoeveelheden koolhydraatrijke producten aan. Zorg in
ieder geval voor voldoende variatie, voldoende vocht (circa 1,5 liter per dag ) en zout.
Voorbeelden zijn:
- Water
- Thee in alle soorten en smaken
- Bouillon of heldere soep ( dit levert zout )
- (zure) melkproducten
- vruchtensap (evt. verdund)
- limonade siroop ( niet suikervrij! ) verdund met water
Bij diarree kun je het kind evt. O.R.S. geven. Dit is verkrijgbaar bij drogist of apotheek.
NB
Misselijkheid en braken kan het gevolg zijn van een maagdarm infectie of griep, maar
kunnen ook een eerste kenmerk van insulinetekort zijn. Als er geen sprake is van koorts en
de glucosewaarden blijven hoog bij minimaal koolhydraat gebruik, neem dan contact op met
het diabetesteam.
Download