Lessen voor de 21ste eeuw, 3 dec. 07 RELATIES VAN KINDEREN THUIS EN OP SCHOOL: BENADERD VANUIT DE GEHECHTHEIDSTHEORIE Prof. Karine Verschueren, Centrum voor Schoolpsychologie, K. U. Leuven Samenvatting: De ontwikkeling van kinderen speelt zich niet af in het luchtledige, maar hangt onder meer af van de relationele ervaringen die zij opdoen. De relaties met ouders en andere gezinsleden zijn daarbij van onmiskenbaar belang. Maar ook relaties die kinderen vormen op school hebben een impact. In deze bijdrage wordt in de eerste plaats stilgestaan bij de relatie die kinderen vormen met hun ouders. Deze relatie bekijken we vanuit de gehechtheidstheorie, één van de meest vruchtbare kaders waarbinnen de betekenis van ouder-kindinteracties voor de ontwikkeling van kinderen werd gethematiseerd. De grondlegger van de gehechtheidstheorie is de Britse kinderpsychiater John Bowlby. Klinische ervaringen, systematische observaties, en wetenschappelijke inzichten brachten Bowlby ertoe te stellen dat de behoefte van kinderen om gehecht te raken aan een beschermende soortgenoot tot de primaire behoeften behoort van de menselijke soort en dat het hebben van zulke duurzame gehechtheidsrelatie even belangrijk is voor de psychische ontwikkeling van kinderen als eiwitten en vitaminen zijn voor de lichamelijke ontwikkeling. In de afgelopen decennia werden zeer veel studies opgezet waarin de door Bowlby veronderstelde samenhang werd onderzocht tussen de kwaliteit van ouder-kindgehechtheid en de verdere ontwikkeling van kinderen. Globaal genomen, maakt men een onderscheid tussen veilige en onveilige of angstige gehechtheid. Tal van studies bevestigen dat onveilige gehechtheid aan de primaire opvoeder een risicofactor is voor de verdere ontwikkeling op sociaal en niet-sociaal vlak. Deze gevolgen worden toegeschreven aan verschillende mechanismen. Op de eerste plaats wordt verwezen naar de rol van meer veralgemeende verwachtingen die kinderen ontwikkelen over zichzelf en de sociale wereld, op basis van hun ervaringen in primaire gehechtheidsrelaties. Deze positieve, dan wel negatieve verwachtingen over zichzelf en anderen zouden werkzaam zijn als ‘self-fulfilling prophecies’. Op die wijze zouden ze ervoor zorgen dat veilig gehechte kinderen doorgaans competenter zijn op sociaal en niet-sociaal vlak dan onveilig gehechte kinderen. Ook de vraag hoe het komt dat sommige kinderen onveilig gehecht zijn aan hun opvoeders heeft onderzoekers geïntrigeerd. Reeds in de eerste studies over deze vraag werd gewezen op het belang van sensitiviteit van opvoeders voor de ontwikkeling van veilige gehechtheid. Sensitieve ouders zijn in staat om te kijken door de ogen van hun kind, diens signalen en behoeften op te merken, juist te interpreteren en er adequaat op in te spelen. Bij baby’s gaat het vooral om een tegemoet komen aan de behoefte aan troost en bescherming, zodat het kind een ‘veilige thuishaven’ heeft. Naarmate kinderen ouder worden, wordt het daarnaast ook belangrijk om tegemoet te komen aan hun behoefte om de wereld en andere sociale relaties te verkennen, of met andere woorden om een ‘veilige basis’ te bieden van waaruit het kind kan exploreren. Diverse studies bevestigen dat minder sensitieve ouders meer risico lopen op het hebben van onveilig gehechte kinderen. Daarnaast zijn er evenwel andere opvoedingsfactoren in het spel. Er werd bovendien onderzocht of de genetische bagage van kinderen mogelijk verantwoordelijk is voor het type van gehechtheidsrelatie dat zij ontwikkelen. Gedragsgenetisch onderzoek in normale groepen toont echter een geringe invloed. Dat neemt echter niet weg dat er ruimte is voor een samenspel of wisselwerking tussen biologisch gebaseerde kindfactoren (zoals temperament) en omgevingsfactoren in de ontwikkeling van gehechtheid. Ook blijkt dat bepaalde kindstoornissen het risico op onveilige gehechtheid wel degelijk doen toenemen. Het belang van de ouder-kindrelatie voor de ontwikkeling van kinderen werd in de afgelopen decennia veelvuldig aangetoond. Naast het gezin is ook de school echter een belangrijke context voor de ontwikkeling van kinderen. De laatste jaren wordt dan ook in toenemende mate gewezen op het belang van de interpersoonlijke relatie met de leerkracht voor het functioneren van kinderen. Deze relatie wordt, net als de ouder-kindrelatie, bestudeerd vanuit verschillende theoretische perspectieven, waaronder de gehechtheidstheorie. Hoewel er duidelijke verschillen zijn tussen ouder-kind- en leerkracht-kindrelaties (in duurzaamheid, emotionele investering, ….) vertoont het relationeel gedrag van (jonge) kinderen ten opzichte van hun leerkrachten gelijkenissen met het gedrag dat zij doorgaans ten opzichte van hun primaire gehechtheidsfiguren laten zien. Zo stelt men vast dat kleuters geneigd zijn om contact te zoeken met de leerkracht op het moment dat ze pijn hebben, ziek zijn, alleen achter blijven, of bang en onzeker. Ook leerkrachten kunnen met andere woorden voldoen aan de behoefte van het kind aan veiligheid en contact, en kunnen als veilige haven en veilige basis voor het kind fungeren. Lessen voor de 21ste eeuw, 3 dec. 07 En net als bij ouder-kindinteracties verschillen kinderen onderling in de mate van harmonie, conflict en vermijding ten aanzien van de leerkracht. Een negatieve, en vooral conflictvolle relatie met de leerkracht blijkt een risicofactor te zijn voor de verdere schoolse en psychosociale ontwikkeling van kinderen. Onderzoek laat ook zien dat agressief gedrag en conflict in de relatie met de leerkracht elkaar wederzijds versterken: kinderen die agressiever zijn, lopen meer risico op conflict in de relatie met de leerkracht en dat conflict verergert op zijn beurt de mate van agressief gedrag. Daarentegen blijkt een nabije relatie met de leerkracht de schoolse en psychosociale ontwikkeling van kinderen te bevorderen. Met name heeft een warme, ondersteunende relatie een beschermende functie voor kinderen met bepaalde risico’s. Zo wordt vastgesteld dat kinderen die onveiliger gehecht zijn aan moeder meer risico hebben voor een minder hechte band met de leerkracht, maar enkel wanneer de leerkracht weinig emotioneel ondersteunend gedrag toont. Indien zij/hij wel emotioneel ondersteunend is, verdwijnt dit negatieve effect. Dit onderzoek en heel wat andere bevestigen Bowlby’s (1973) idee dat de ontwikkeling van een kind “turns at each and every stage of the journey on an interaction between the organism as it has developed up to the moment and the environment in which it finds itself” (p. 364). Examenvragen: 1. Wat is onveilige gehechtheid, hoe wordt deze gemeten, en wat leert onderzoek ons over de oorzaken ervan? 2. Hoewel de kwaliteit van gehechtheid in gedragsgenetisch onderzoek slechts minimaal verklaarbaar blijkt door de genetische bagage van kinderen, kunnen kindfactoren toch een rol spelen in het ontstaan of instandhouden van de gehechtheidskwaliteit. Beargumenteer hoe dat kan. 3. Hoe verklaart men binnen de gehechtheidstheorie dat kinderen die onveilig gehecht zijn aan hun primaire opvoeder meer risico lopen op problemen in latere relaties, waaronder relaties met leerkrachten. 4. Onderzoek over de rol van leerkracht-kindrelaties in de ontwikkeling van kinderen bevestigt Bowlby’s idee dat de ontwikkeling van een kind “turns at each and every stage of the journey on an interaction between the organism as it has developed up to the moment and the environment in which it finds itself” (p. 364). Leg uit hoe het dat doet. 5. De gehechtheidstheorie wordt door onderzoekers als kader gebruikt om naar de relatie tussen kinderen en hun leerkracht te kijken. Leg uit waarom dit kader, net als voor ouderkindrelaties, vruchtbaar kan zijn. Beargumenteer ook waarom een aanvulling met andere benaderingen van de leerkracht-leerlingrelatie wenselijk is. Lessen voor de 21ste eeuw, 3 dec. 07 RELATIES VAN KINDEREN THUIS EN OP SCHOOL: BENADERD VANUIT DE GEHECHTHEIDSTHEORIE Prof. Karine Verschueren Curriculum spreker: Prof. Karine Verschueren is als hoofddocent verbonden aan het Centrum voor Schoolpsychologie van de K.U.Leuven. Haar onderzoek handelt over de ontwikkeling van kinderen en jongeren in de schoolse context. Tevens verricht zij onderzoek naar de risico- en beschermende factoren, eigen aan kind, gezin en school, voor de ontwikkeling en het functioneren van leerlingen. De relatie van kinderen met ouders en met leerkrachten krijgt daarbij bijzondere aandacht. Zij behaalde in 1996 een doctoraat in het domein van de ontwikkelingspsychologie, op onderzoek betreffende gehechtheid, zelfwaardering en psychosociaal functioneren van kleuters. Ook in haar huidige onderzoek blijft de gehechtheidstheorie een belangrijk referentiekader. Enkele relevante publicaties: Buyse, E., Verschueren, K., Doumen, S., Van Damme, J., & Maes, F. (2007, in press). Classroom problem behavior and teacher-child relationships in kindergarten: The moderating role of the classroom climate. Journal of School Psychology. Doumen, S., Verschueren, K., Buyse, E., Germeijs, V., Luyckx, K., & Soenens, B. (2007, in press). Reciprocal relations between teacher-child conflict and externalizing behavior in kindergarten: A three-wave longitudinal study. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology. Germeijs, V., & Verschueren, K. (2007, accepted). Adolescents’ career decision-making process: Related to quality of attachment to parents? Journal of Research on Adolescence. Koomen, H. M. Y., Verschueren, K., & Thijs, J. T. (2006). Assessing aspects of the teacherchild relationship: A critical ingredient of a practice-oriented psycho-diagnostic approach. Educational and Child Psychology, 23, 50-60. Verschueren, K. (2002). Gehechtheid aan vader en moeder, zelfwaardering en sociaalemotioneel functioneren van jonge kinderen. In Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen. Vaders in soorten (pp. 117-130). Tielt: Lannoo. Verschueren, K., Buyck, P., & Marcoen, A. (2001). Self-representations and socioemotional competence in young children: A three-year longitudinal study. Developmental Psychology, 37, 126134. Verschueren, K., Dossche, D., Marcoen, A., Bakermans-Kranenburg, M., & Mahieu, S. (2006). Attachment representations and discipline in mothers of young school children: An observation study. Social Development, 15, 659-675. Verschueren, K., & Marcoen, A. (2002). Perceptions of self and relationship with parents in aggressive and nonaggressive rejected children. Journal of School Psychology, 40, 501-522.