In Nederland wordt deels in de woonbehoefte voorzien door nieuwbouw. Maar als je dat afzet tegen de bestaande woonvoorraad is dat minder dan één procent. We moeten het dus vooral hebben van het aanpassen van bestaande woningen aan de eisen van deze tijd. Prestatiegerichte oplossingen “Woningcorporaties en andere professionele vastgoedeigenaren verwachten integrale, prestatiegerichte oplossingen voor het onderhoud van hun bezit”, legt Vincent Gruis uit. “Zij hebben daarbij behoefte aan samenhangende processen en een integrale benadering van de gehele levenscyclus. Zowel op het gebied van investeringen, kosten en opbrengsten, als wat betreft duurzaamheid, energiehuishouding en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Hierdoor is het nodig dat functionarissen, aan “De moeilijkheid is wel om achteraf aan te tonen dat het inderdaad beter is gegaan.” zowel opdrachtgevers- als opdrachtnemerszijde, bij vastgoedonderhoud professioneler te werk gaan. Zij moeten beschikken over kwalificaties die noodzakelijk zijn voor deze nieuwe opgave. Er is behoefte aan nieuwe instroom vanuit het HBO met een breder, op de veranderingen gericht, competentieprofiel. Deze HBO’ers zijn bedrijfskundig onderlegd en verstaan tegelijkertijd de techniek van vastgoedonderhoud.” Ketensamenwerking nog beperkt Het lectoraat Vernieuwend Vastgoedbeheer draagt bij aan deze opgave door het opleiden van studenten, invoeren van vernieuwingen in het HBO-onderwijs en het stimuleren van kennisontwikkeling in de praktijk. “Zo hopen wij ook ketensamenwerking, als onderdeel van “Er wordt wel veel over gepraat en er zijn op grote schaal pilots gestart, maar er zijn nog weinig woningcorporaties die ketensamenwerking structureel hebben ingevoerd.” vernieuwend vastgoedbeheer, versneld in te voeren”, vervolgt Vincent Gruis zijn betoog. “Momenteel wordt het nog slechts op beperkte schaal toegepast in Nederland. Er wordt wel veel over gepraat en er zijn veel pilots gestart, maar er zijn nog weinig woningcorporaties die ketensamenwerking structureel hebben ingevoerd. Dat komt deels door de cultuur binnen de corporaties, de hoge werkdruk als gevolg van de steeds veranderende regelgeving en het vaste geloof in de oude methode.” Beter samen willen werken Ketensamenwerking is een procesvorm waarbij de organisaties van opdrachtgever en opdrachtnemer in zekere mate integreren. Hiermee wordt bijvoorbeeld geëxperimenteerd door corporaties in het westen van het land. In het oosten kijken enkele corporaties meer naar prestatiegericht aanbesteden aan consortia. Daarbij moet met name de kolom van de toeleverende partijen integreren. “Voorwaarde voor het slagen van beide procesvormen is de grondhouding om samen te willen werken en het beter te willen doen”, stelt Vincent Gruis. “De moeilijkheid is wel om achteraf aan te tonen dat het inderdaad beter is gegaan. Elk onderhouds- of renovatieproject is uniek, een vergelijking met andere projecten is lastig. In ieder geval dragen deze proces- en organisatievernieuwingen bij aan de noodzakelijke omslag in het denken over de levenscyclus van gebouwen. Ze moeten langer meegaan. Daarmee voorkomen we veel kapitaal- 9 vernietiging en verbeteren we de duurzaamheid van onze samenleving.” Actueel onderwerp Vincent Gruis had al jong belangstelling voor gebouwen. Als kind tekende hij al plattegronden. Na zijn middelbareschooltijd koos hij voor bouwkunde omdat hij dat concreter vond dan industrieel ontwerpen. Gaandeweg zijn studie ontwikkelde hij affiniteit met de organisatorische kant van het bouwen, het bouwmanagement. Voor de aansluiting met de praktijk deed hij er volkshuisvesting bij. Zijn afstudeeronderzoek was gericht op de verslaglegging van woningcorporaties. “Nu weer een actueel onderwerp”, lacht Vincent Gruis. “De laatste tijd hebben woningcorporaties een negatief imago gekregen. Maar zij hebben wel een ontwikkeling doorgemaakt, die wij als samenleving passend vonden. Naar een marktgerichte organisatie en een positionering als zakelijk bedrijf. Mede door de waardestijging van hun bezit waren woningcorporaties steeds rijker geworden. Dus men vond dat ze wat moesten doen met dat geld. Misschien werden de daarbij behorende risico’s toen niet helemaal ingecalculeerd.” “De laatste tijd hebben woningcorporaties een negatief imago gekregen. Maar zij hebben wel een ontwikkeling doorgemaakt, die wij als samenleving passend vonden.”