Artikel: Complexer Amerika. Essay over relatie tussen zwarten en blanken in de VS Auteur: Sebastiaan van der Lubben Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 24.3, 39-46. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief. Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl • [email protected] Sebastiaan van der Lubben Complexer Amerika Essay over de relatie tussen zwart en blank in de VS Chris Quispel Hardnekkig wantrouwen. De relatie tussen blank en zwart in de VS Amsterdam University Press, 392 pagina 's Robert D. Putnam Bowling Alone. The Collapse and revival ofAmerican community Touchstone Books, New York, 541 pagina's Stelt u voor dat een persoon u op een dag met de volgende mededeling benadert: uit onderzoek is gebleken dat u geen blanke, maar een donkere huidskleur heeft. Er is een fout gemaakt. Vannacht, om twaalf uur, zal u een zwarte huidskleur krijgen. De persoon verontschuldigt zich voor het ongemak en maakt gewag van de mogelijkheid voor een financiële compensatie. Hoe hoog zou het bedrag zijn dat U eist? Deze vraag is gesteld aan een aantal Amerikaanse studenten en het gemiddelde bedrag dat werd genoemd, bedraagt 50 miljoen dollar. Eén miljoen dollar voor elk toekomstig jaar dat zij als zwarte door het leven zouden moeten gaan. Met bovenstaand gedachtenexperiment begint de Leidse historicus Chris Quispel zijn nieuwste boek Hardnekkig wantrouwen. Quispel heeft het voorbeeld op zijn beurt van Andrew Hacker die het publiceerde in diens Two nations. "Het is niet duidelijk om welke universiteit het gaat en met wat voor studenten we hier precies te maken hebben. Maar misschien is dat ook niet echt belangrijk", schrijft Quispel. "Een blanke huid heeft in de Verenigde Staten immers grote maatschappelijke voordelen.' Die these werkt Quispel vervolgens uit in een aaneenschakeling van tenenkrommende, schokkende, bekende en minder bekende voorbeelden van vulgair en meer verborgen racisme. Quispel toont overtuigend aan dat de relatie tussen blanken en zwarten in de VS een belangrijk onderdeel vormt van de American way of life: niet alleen aan het begin van deze eeuw, maar tot op de dag van vandaag. Hardnekkig wantrouwen is door dit thema een perfecte inleiding om de Amerikaanse cultuur beter te begrijpen. Het boek legt de angst van de blanke meerderheid voor alles wat afwijkt bloot. Daarmee is Quispels studie niet alleen een geschiedenis van de strijd van zwarten tegen discriminatie, maar ook een kritiek op de Nederlandse benadering van Amerika, waarbij media slechts aandacht hebben voor de buitenland politiek van 's werelds belangrijkste natie en vele analyses starten met de vooronderstelling van een uniforme, Amerikaanse cultuur. Die vooronderstelling is na 11 september ook moeilijk los te laten. De nadruk van de regering-Bush als één volk achter de Amerikaanse vlag te staan, vertroebelt de complexe interne verhoudingen tussen blanken en zwarten in Amerika. Deze relatie, getekend door in- en uitsluiting van zwarten, constitueert volgens de Leidse historicus niet alleen de interne Amerikaanse sociaal-economische verhoudingen, maar is daarin ook geïnstitutionaliseerd. Presidentsverkiezingen De blanke angst was en is een belangrijke factor tijdens Amerikaanse presidentsverkiezingen. De openheid waarmee 'ras' als verkiezingsthema wordt gebruikt, is door de burgerrechtenbeweging wellicht afgenomen, maar op de achtergrond speelt de tweedeling tussen blank en zwart tot op de dag van vandaag mee. Tot begin jaren zeventig werden zwarte Amerikanen (fysiek) weerhouden zich als stemmer in te schrijven. Dit openlijk racisme verminderde met de opkomst van een sterke burgerrechtenbeweging. In 1988 werd het thema 'ras' tijdens verkiezingen toch weer uitgespeeld. Bush sr. nam het toen op tegen de onbekende, maar populaire Dukakis. Bush sr. besloot na de vele negatieve polls een haatcampagne tegen Dukakis te starten. Daarvoor nam hij Lee Atwater aan. 'De centrale figuur in de nieuwe campagne [ van Atwater, SL] werd Willie Horton. Horton zat in de gevangenis vanwege zijn betrokkenheid bij een roofoverval waarbij een zeventien jarige jongen was gedood.' Horton bleef na een verlof uit de gevangenis weg en werd tien maanden later gearresteerd omdat hij een vrouw meermalen had verkracht en haar vriend ernstig had mishandeld. Dukakis was als gouverneur van Massachusetts verantwoordelijk voor het verlof van Horton en Atwater had zijn thema: 'Ras was de doorslaggevende factor, want Horton was zwart en zijn slachtoffers waren blank.' Bush sr. maakte al snel melding van het geval Horton in zijn verkiezingsspeeches: Dukakis, was de teneur, zou zeer soft on crime zijn. Er werden foto's van Horton verspreid. Horton werd daarop zwarter gemaakt dan hij werkelijk was en ook zijn naam werd aangepast: 'Hij heette eigenlijk William, maar Atwater maakte er Willie van, dat klonk zwarter.' De casus-Horton is een illustratie van de moeite die Amerikaanse presidentskandidaten moeten getroosten de relatie tussen blanke en zwarte Amerikanen in hun verkiezingscampagnes te behandelen. De strategie van Atwater is het meest opvallend, maar ook Clinton had er moeite mee. Tijdens zijn eerste campagne liet hij de moeizame relatie angstvallig buiten beschouwing. Het bewijst de moeite die de kandidaten met het onderwerp hebben. De afweging tussen de belangen van de blanke meerderheid en de noodzakelijke emancipatie van achtergestelde zwarten blijft tot op heden een zeer actueel thema in de Amerikaanse politiek. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is de discussie inzake affirmative action of positieve discriminatie. Affirmative action Affirmative action was een door president Johnson geinitialiseerd programma om minderheden in Amerika de mogelijkheid te geven hun achterstand in te lopen. 'You do not take a person who for years has been hobbled by chains and liberate him, bring him up to the starting line af a race and then say 'you are free to compete wit hall others', and still justly believe you have been completely fair'. is een uitspraak die Quispel aanhaalt. De affirmative action won gedurende jaren aan belang en leidde tot een programma waar alle Amerikaanse minderheden, behalve blanke mannen, van profiteerden. Het programma greep in in zowel de publieke als private sector. 'Tussen 1972 en 1980 werden door het Amerikaanse justitiële apparaat meer dan vijftig overheidsinstanties aangeklaagd omdat zij te weinig kansen zouden hebben gegeven aan minderheden.' In de private sector werd vooral de bouw aangepakt. In Philadelphia moest het aantal zwarte loodgieters van een half procent in 1970 tot 22 procent in 1973 zijn gestegen. De reactie van de blanke meerderheid werd al snel gepolitiseerd door de Republikeinse partij. Zo verwoordde Dan Donhue, vakbondslid en timmerman in Chicago de visie van veel blanken door te stellen dat hij er moe van werd diensten te betalen waar hij geen gebruik van maakte. 'Unfortunately, most people who need help in this situation are black and most people who do the helping are white.' Dat stuitte de timmerman, en met hem menig blanke Amerikaanse man, tegen de borst. De affirmative action is een sociaal-economisch instrument om de achterstanden weg te werken, wat leidde tot felle protesten uit de blanke meerderheid van Amerika. Hun verzet is niet onbelangrijk: zij vertegenwoordigen het belangrijkste electorale deel van de natie. Zo wordt 'ras', of beter: etniciteit, een belangrijk issue tijdens verkiezingen. Daarbij is in de Amerikaanse verhoudingen opvallend dat er geen continuüm is dat zich uitstrekt tussen een duidelijk voor en tegen en alles daartussenin, maar dat er sprake is van een dominant 'nee' van de blanke meerderheid. Quispel haalt in zijn boek bijvoorbeeld de verkiezingscampagnes van Bill Clinton aan die een duidelijke keus voor een door de overheid geïnitieerde emancipatie van minderheden uit de weg ging: het zou hem teveel stemmen kosten. De discussie lijkt overigens zo goed als ten einde: 'Affirmative action is (...) een bedreiging evenals desegregratie van woonwijken, vandaar het heftige - en succesvolle - blanke verzet. Blanken zijn steeds vaker van mening dat zwarten hun eigen problemen veroorzaken en dat zij die dus ook zelf maar moeten oplossen.' Zo greep Clinton hard in in de steun aan jonge moeders; een categorie waarin vooral jonge zwarte vrouwen zijn oververtegenwoordigd. Afwijzing Het gebrek aan aantoonbare successen van de affirmative action en de houding van blanke Amerikanen die de problemen van zwarten aan henzelf wijten, leiden volgens Quispel tot een verbreding van de kloof tussen beide groepen in de Amerikaanse samenleving. Dat heeft een hernieuwde vorm van segregratie tot gevolg. 'Zwarten ondertussen lijken steeds vaker blanken te willen mijden.' De 'zelfverkozen segregratie' van zwarten komt voort uit het wantrouwen ten aanzien van blanken die de kloof niet willen overbruggen. Op de grens tussen in- en uitsluiting moeten bijvoorbeeld zwarte intellectuelen soms pijnlijke spagaten maken: een radicaal standpunt wint aan populariteit binnen de zwarte gemeenschap, maar plaatst hen buiten het academisch debat. Een genuanceerde kijk leidt tot acceptatie van wetenschappelijke collega's, maar wordt beschouwd als verraad. 'Slechts weinigen zijn in staat de twee uitersten met elkaar te verenigen.' Ook in de steden is deze 'nieuwe segregratie' een groot probleem. Eén van de grootste problemen daar is het wegtrekken van de zwarte middenklasse uit de getto's. De economische recessie in de jaren zeventig en de 'voodoo economics' van Regean beginjaren tachtig hebben desastreuze gevolgen gehad voor het sociaal kapitaal in zwarte woonwijken. De middenklasse laat zien dat opleiding kan leiden tot een baan en een eerzaam bestaan. Bij het vertrek van deze middenklasse vallen rolmodellen weg en rest criminaliteit en drugs. Dat wordt veroorzaakt door wat de Amerikaanse socioloog William Julius Wilson heeft bestempeld als het jobless getto'. 'Het oude getto was een institutioneel getto geweest. Een wijk waar bijna alle leden van de zwarte gemeenschap leefden.' De middenklasse gaf de wijk stabiliteit en zorgde voor nauwe sociale banden; het sociaal kapitaal was hoog. Maar het getto veranderde door het vertrek van deze middenklasse in een 'jobless getto': Zoals de term (...) al aangeeft is (...) het centrale probleem werkloosheid.' Daaruit zijn volgens Wilson alle andere problemen afgeleid. Een werkloze man is geen aantrekkelijke huwelijkspartner en jongeren missen de voorbeelden dat ijver op school en een eerzaam bestaan leidt tot een goedbetaalde baan. De werkloosheid wordt in sterke mate veroorzaakt door het wegtrekken van bedrijven uit steden en organisatorische veranderingen binnen bedrijven. In de jaren tachtig werden productie en administratie van elkaar gescheiden. In steden verrezen kantoorpanden waar alleen (hoog)opgeleiden werk konden krijgen. De productie (laagbetaald werk) verdween naar de lage lonenlanden. De prijs werd betaald door de arbeiders die daarvoor altijd in aanmerking waren gekomen; de zwarte lage klassen. Affirmative action was een programma dat onder meer sterk gericht was op arbeidskansen voor zwarten. De structuurverandering van de economie, zoals boven kort uiteengezet, bracht echter een vermindering van deze kansen met zich mee. In een land waar de self-made-man tot nationale mythe is verheven, leidt dit tot desastreuze gevolgen: de deplorabele sociaal-economische status van veel zwarten die op haar beurt weer een zeer lage politieke participatie tot gevolg heeft. Aanvulling De verbinding tussen de sociaal-economische positie en politieke participatie van zwarte Amerikanen komt in Quispels boek niet duidelijk naar voren. De 'omvang' van beide onderwerpen leidde bij het schrijven blijkbaar tot de keus deze onderwerpen enigszins los van elkaar te behandelen. Quispel beschrijft wel de opkomst van zwarte politici alsmede de positie van zwarten in arme wijken, maar slaagt mijns inziens niet in een duidelijke verbinding tussen beide onderwerpen. Daarin kan de term 'sociaal kapitaal' - een vinding van de Amerikaanse politicoloog Robert Putnam, een belangrijk adviseur van Bill Clinton - enig soelaas bieden. '(...) [S]ocial capital refers to connections among individuals - social networks and the norms of reciprocity and thrustworthiness that arise from them.' Deze verbindingen tussen individuen zijn met name in arme wijken minimaal. Dat leidt niet alleen tot de problemen die Quispel beschrijft (criminaliteit en drugs), maar ook tot een democratisch deficiet. Putnams analyse van de sociale staat van Amerika gaat dieper in op de politieke problematiek van de emancipatie van zwarten. Veel zwarten voelen zich afgesneden van hun politieke vertegenwoordigers. Dat gevoel wordt mede veroorzaakt door het gebrek aan mobiliserende insti- tuties in deze wijken. Quispel haalt in zijn boek de positie van 'old heads' aan; oudere zwarten die een baan hadden en middels hun contacten ook jongeren aan banen konden helpen. Door de structuurveranderingen in de economie verloren deze ouderen hun baan en de mogelijkheid om via hun netwerk werk voor anderen aan te boren. Daardoor verloren ze hun gezag en verdwenen ze, letterlijk, uit het beeld van de wooonwijken. Hun plaats werd ingenomen door dealers en bendes. Maar met het verdwijnen van de 'old heads' verdwenen ook mogelijkheden om politieke en sociaal-economische informatie uit te wisselen. Dat heeft niet alleen tot gevolg dat jongeren criminele carrières verkiezen, maar leidt ook tot een gebrekkige politieke participatie. Voor 'old heads' kwamen geen mobiliserende instituties in de plaats. Deze zijn echter van wezenlijk belang voor het functioneren van de democratie. De sociaal-economische situatie, een steeds belangrijker item in Amerikaanse verkiezingen waar de ideologische verschillen tussen Democraten en Republikeinen zich vertalen in de beloofde hoogte van belastingdruk, kan bijna alleen maar worden verbeterd door mee te doen, waarbij 'meedoen' ruimer wordt gedefinieerd dan alleen het uitbrengen van een stem. Dat gebrek aan participatie versterkt op haar beurt weer de versclechtering van de sociaal-economische situatie van zwarten. Participatie heeft volgens Putnam namelijk een extern en intern effect voor individuen. 'Externally, voluntary associations, from churches and professional societies to Elks clubs and reading groups, allow individuals to express their interests and demands on government and to protect themselves from abuses of power by their political leaders.' Interne effecten hebben te maken met de scholing, 'public-spiritness' en samenwerking tussen individuen in gemeenschappen. '(...) community bonds keep individuals from falling prey to extremist groups that target isloated and untethered individuals.' Daardoor missen zwarten in de jobless getto's de voorwaarden, de kennis en het sociaal kapitaal deze vicieuze cirkel te doorbreken. Een politieke uitweg lijkt te worden afgesneden en wat rest, is een gevecht te overleven. In sommige getto's, schrijft Quispel, worden blanken gemiddeld 23 jaar ouder dan zwarten. In Detroit is een wijk waar 30 % van de zwarte jongeren tot achttien jaar door de politie wordt gezocht, ooit al eens is gearresteerd of vastzit. Hoe politiek beladen die participatie is, beschrijft Quispel met een voorbeeld uit de filmeske verkiezingen tussen Gore en Bush in 2000. 'Veel zwarte Amerikanen zijn ervan overtuigd dat het werkelijke probleem in Elorida niet lag in de onduidelijkeheid van de stembiljetten, maar in het feit dat in zwarte en latino kiesdistricten kiezers werden geweigerd en stemmen niet zijn geteld. Het meest opvallende is dat dat feit op zich door niemand wordt ontkend, maar dat blanken het volstrekt irrelevant lijken te vinden.' De controverse tussen blank en zwart werd gesmoord door de benoeming van Condoleeza Rice en Colin Powell in Bushs ministerploeg. Epiloog Quispel beschrijft de relatie tussen blanken en zwarten in Amerika op zeer illustratieve wijze. Soms kan worden gediscussieerd over de geleverde bewijslast. Zo is kindersterfte in sommige Amerikaanse getto's evenhoog als in Bangladesh. De vergelijking is schokkend genoeg om statistisch te onderbouwen, maar die onderbouwing blijft uit. Andere voorbeelden zijn even pijnlijk als onvoorstelbaar. Zo werd een zwarte advocaat die een blanke verdachte verdedigde al na één zin het zwijgen opgelegd door de rechter die de verdachte vroeg waarom hij zich niet door zijn (blanke) advocaat naast hem liet verdedigen. De passages moeten met schaamrode kaken worden gelezen, hoewel Quispel ook waarschuwt voor de andere kant van discriminatie; het klakkeloos accepteren van wat zwarte Amerikanen zeggen en beweren. Beide reacties zetten nog steeds de verhouding onder druk. Hardnekkig wantrouwen biedt een goede inleiding in de keerzijde van de Amerikaanse cultuur, nog steeds (mede) bepaald door de in- en uitsluiting van zwarten. Het moet voor veel van hen pijnlijk zijn te zien dat Bush jr. de democratische waarden in Afghanistan verdedigt en thuis de zaken nog lang niet op orde heeft. Overigens, de verdediging van de democratische waarden in Afghanistan geschiedt door de meest geëmancipeerde institutie van Amerika; het leger, ook wel het voorbeeld voor de rest van de Amerikaanse samenleving. Het is wel wrang dat de Amerikaanse samenleving wat emancipatie van zwarten betreft nog veel kan leren van haar militaire apparaat. Hardnekkig wantrouwen is verplichte kost voor alle middelbare scholieren en geïnteresseerden in de Amerikaanse cultuur. Er is na Quispel geen excuus meer Amerika als culturele eenheid te benaderen. Lezen dat boek!