Congo Het taboe van de onafhankelijkheid Zondag 29 augustus 2010 Op de Congolese geschiedenis rusten in België nog altijd een hele hoop taboes. Het grootste daarvan is natuurlijk de gruwelijke episode onder het bewind van Leopold II, die rechtstreeks of onrechtstreeks aan miljoenen Congolezen het leven kostte. Op dat thema zijn we al uitvoerig ingegaan in Post Scriptum nr. 54 en nr. 55 in 2005. Daarom besteden we hier aandacht aan een andere episode die ook al een taboe blijkt: het trieste lot van de Belgische vluchtelingen uit Congo in de dagen vlak na de onafhankelijkheid. Opmerkelijk genoeg is het officiële onderzoeksrapport uit die tijd na al die jaren nog altijd geheim. VRTjournalist Peter Verlinden heeft aan die episode een boek gewijd, dat nu aan een vierde, bijgewerkte druk toe is. De historiografie van het koloniale tijdperk in Congo lijkt wel aaneen te hangen van de taboes. Onlangs presteerde Louis Michel (ex-minister van Buitenlandse Zaken en ex-Eurocommissaris voor ontwikkelingssamenwerking notabene) het nog om de gruweldaden van Leopold II in Congo gewoon te ontkennen. Maar er blijken - op een veel kleinere schaal natuurlijk - nog andere taboes te zijn. Eén daarvan is het lot van de Belgische kolonialen in de dagen vlak na de onafhankelijkheid (op 30 juni 1960). De haat tegen de Belgen was toen zo groot dat groepen opstandige Congolezen systematisch brutaal geweld pleegden tegen alle Belgen die in hun handen vielen - verminkten, verkrachtten, vermoordden. En alle materiële bezittingen werden natuurlijk geplunderd of vernield. Na de terugkeer van de vluchtelingen in België richtte de regering een officiële commissie op met de opdracht een verslag te schrijven over de gruwelen. Maar het rapport van die commissie is nooit vrijgegeven! Het geheime rapport De redenen daarvan zijn niet duidelijk, maar het zal wel te maken hebben met de weinig krachtdadige Congopolitiek van België doorheen al die jaren. Blijkbaar leeft officieel België met de permanente vrees om de machthebbers in Congo - van Mobutu tot Kabila - voor het hoofd te stoten. Een rapport dat een impliciete veroordeling zou inhouden van Congo, de Congolezen of van bepaalde toenmalige Congolese politici lijkt daarom helemaal taboe. Daarnaast speelt wellicht ook mee dat sommigen niet willen dat er vragen gesteld worden over de bedenkelijke rol die België gespeeld heeft tijdens de koloniale periode. Vele vluchtelingen gaven in 1960 immers aan dat het wanbeleid van de Belgische koloniale overheid veel bijgedragen heeft tot de uitbarsting van geweld in de eerste maanden van de onafhankelijkheid. Andersom had België ook niet zoveel sympathie voor zijn kolonialen, die meestal als geprivilegieerd gezien werden. Vooreerst de cijfers. Om welke aantallen gaat het? Peter Verlinden spreekt - op basis van de “uitgelekte” gegevens van de onderzoekscommissie - van zeker 30 blanken die omgebracht zijn. Daarnaast waren er vele honderden gevallen van verkrachtingen van vrouwen (waaronder zeer velen meer dan tien keer op één dag) en vele honderden mishandelingen en verminkingen van mannen. Bij velen werden handen of vingers afgehakt. Ook kinderen werden verkracht. Ook van kinderen werden handen afgehakt. Die cijfers zijn een absoluut minimum. Want slechts drie van de vier deelverslagen zijn uitgelekt. En sommige streken van Congo zijn niet betrokken in het onderzoek. Bovendien werd het onderzoek alleen gevoerd bij de vluchtelingen die teruggekeerd waren naar België, en zegt het dus niets over het lot van de even grote groep die ter plaatse gebleven is (dat was bv. het geval voor de meeste geestelijken, die hoogstens binnen Congo een nieuw onderkomen zochten). Regelrechte terreur Die koele cijfers worden in het boek heel tastbaar gemaakt door de verhalen van de overlevenden en nabestaanden die Verlinden in het boek verzameld heeft, en gecombineerd met de summiere beschrijvingen van de gebeurtenissen in de uitgelekte rapporten. Opvallend is dat Peter Verlinden in zijn inleiding uitdrukkelijk zegt dat hij het boek niet als historicus schrijft (wat hij ook niet is) maar als journalist. Hij heeft gewoon verhalen bijeengebracht, maar zonder er historische kritiek op toe te passen. Die aanpak heeft zijn waarde, vindt hij, want het zijn juist die verhalen (hoe subjectief of ongeverifieerd ook) die, zowel in België als in Congo, de beeldvorming bepalen en de betrekkingen tussen beide landen kleuren. Maar het is wel iets om constant in het achterhoofd te houden bij het lezen van de verhalen van de oud-kolonialen. Die verhalen vormen in elk geval geen opbeurende lectuur. Vaak was er sprake van regelrechte terreur door losgeslagen bendes. Een scène ter illustratie. Huizen werden overvallen en leeggehaald, alle blanken bijeengedreven, gedwongen urenlang in de zon te staan of blootsvoets en ontkleed door de stad gedreven, daarna opgesloten, bijeengepakt in kleine cellen. Ze werden uitgejouwd en vernederd, hun brillen kapot gestampt, gedwongen om aarde en gras te eten, tot bloedens toe gegeseld. Kinderen werden weggehaald en hun moeders werd wijsgemaakt dat ze vermoord waren… Wij zijn nu de baas! Hoe het allemaal begonnen is, is niet duidelijk. Al vanaf de eerste dag van de onafhankelijkheid was er hier en daar geweld tussen Congolezen onderling, met zeer uiteenlopende oorzaken: uit de hand gelopen feestvreugde, onder invloed van drank en verdovende middelen, maar ook etnische en politieke spanningen (Lumumba bijvoorbeeld was lang niet zo populair als het verkiezingsresultaat zou doen vermoeden). Er was hier en daar ook al onmiddellijk teleurstelling over het feit dat de onafhankelijkheid niet het verwachte paradijs gebracht bleek te hebben, of slechts enkelen ten goede leek te komen. Verder was er de jarenlange opgekropte frustratie die ze nu ineens de vrije loop meenden te kunnen laten, naast pure balorigheid, en een onvermogen om met de nieuw verworven macht om te gaan (zoals bij de zwarte soldaten die, op de opmerking van een blanke dat ze niet mogen roken naast een brandstoftank, zelfbewust antwoorden: “Wij zijn nu de baas!”). En niemand had uitgelegd wat “onafhankelijkheid” precies inhield. Sommigen geloofden in al hun naïviteit daarin aangemoedigd door geslepen agitatoren die beloofden dat alle zwarten in één klap dezelfde auto, hetzelfde mooie huis, dezelfde mooie blanke vrouw (!) als de blanken zouden krijgen, of dat ze nooit meer zouden hoeven te werken. De geweldgolf tegen blanken begon blijkbaar met een muiterij in en rond de hoofdstad op 4 juli 1960, nadat de legerleiding van de Force Publique op nogal arrogante toon had laten weten dat de Afrikanen nog niet klaar waren om tot het officierskorps toe te treden. De volgende dag vonden in de buurt de eerste drama’s plaats. Een blanke vrouw werd, in het bijzin van haar moeder, man en kinderen, zestien keer verkracht. Twee anderen werden ook verkracht, Lumumba auto’s en huizen van blanken werden beschoten. Blanke officieren en onderofficieren werden een dag lang gegijzeld door de muiters en mishandeld. Eén van de gijzelaars overleed, een andere werd afgevoerd in coma. De rust werd hersteld, maar het nieuws van de opstand verspreidde zich snel over het hele land, en vele blanken sloegen op de vlucht. Na een paar dagen van gespannen rust, werden vanaf 8 of 9 juli in heel Congo ernstige incidenten gemeld. Op 9 juli begon Sabena met zijn luchtbrug. Het geweld duurde nog de hele maand voort en nam pas af naar het eind van augustus toe. Meer dan 30.000 Belgen waren tegen dan het land uitgevlucht (precieze cijfers zijn er niet). Maar misschien wel 50.000 andere Belgen hadden zelfs niet op de onafhankelijkheid gewacht om het land te verlaten. De sfeer was al geruime tijd slecht, en veel mannen hadden vrouw en kinderen al teruggestuurd naar België in de maanden vlak vóór de onafhankelijkheid. Een constante in de verhalen is de obsessie van de Congolezen met blanke vrouwen. Seks met een blanke vrouw was voor menige zwarte het ultieme symbool van gelijkheid met de blanken, en in de fantasie van niet weinigen zelfs een “recht” dat ze zouden krijgen - of kunnen opeisen - met de onafhankelijkheid. Allerlei factoren versterkten dat fenomeen, vaak ook onbegrip voor de cultuur en de gevoeligheden van de inlanders. En dan ging het niet alleen over uiteenlopende opvattingen over welke kledij uitdagend was. Zo ervoeren sommige Congolezen het als hoogst vernederend dat ze, als “boy” of anderszins, bevelen kregen van een (blanke) vrouw. Hoe dan ook kregen hoe langer hoe meer blanke meisjes dingen te horen als: “Wacht maar tot de onafhankelijkheid, dan pak ik je!” En er was zelfs een radiostation dat opriep om zoveel mogelijk blanke vrouwen te verkrachten. Apartheid Maar het koloniale regime was natuurlijk ook om veel fundamentelere reden een oorzaak van frustratie voor de zwarten. Zo gold er een ijzeren apartheid (colour bar genoemd). Zwarten kwamen in winkels binnen via de achteringang en moesten wachten tot alle blanken bediend waren. Cafés, bioscopen, hotels enz. waren niet toegankelijk voor zwarten. Hetzelfde gold voor de cabines op boten die bescherming boden tegen muskieten. Na zeven uur ’s avonds mochten zwarten niet meer in de blanke stadswijken rondlopen. Wie niet anders kon omdat hij bijvoorbeeld moest overwerken, moest een briefje bijhebben van zijn blanke baas. Blanken gaven ’s morgens op het werk een hand aan hun blanke collega’s maar niet aan de zwarten. En ze verdienden tot tien keer meer dan een zwarte in dezelfde job. Als blanken een zwarte concubine hadden, verliet die de kamer zodra een andere blanke binnenkwam. Enzovoort. Er was ook de manier waarop het hele systeem ten dienste stond van de grote bedrijven die de natuurlijke rijkdommen van het land exploiteerden. Alle blanken en het hele staatsapparaat zetten zich daarvoor met hart en ziel in, uit een soort mis begrepen solidariteit onder blanken, en ook vanuit de paternalistische opvatting dat ze de zwarten moesten leren werken. Er werden dus wel wegen of hospitalen aangelegd, maar altijd in functie van de belangen van de grote bedrijven. Zwarten werden gedwongen om gewassen te telen die de koloniale nijverheid nodig had, en werden door ambtenaren en politiemensen gestraft als ze dat niet deden of als de productie tegenviel. Lijfstraffen waren dagelijkse kost en liepen niet zelden slecht af. Zo is er het verhaal van de vier zwarten die als straf aan mekaar vastgebonden werden en omkwamen omdat ze niet konden wegvluchten toen de boom die ze moesten omhakken, de verkeerde kant uit viel… Maar één thema keert altijd terug: de Congolezen waren totaal niet voorbereid op de onafhankelijkheid. Op het moment dat daartoe beslist werd, had geen enkele zwarte een leidinggevende functie, en het aantal zwarte universitairen was op de vingers van één hand te tellen. Waar zwarten effectief de macht overnamen, leidde dat vaak onmiddellijk tot chaos. Zoals toen een zwarte assistent de blanke dokters wegjoeg van een operatietafel om de operatie verder te zetten - waarna de patiënt overleed. Vele zwarten begrepen dan ook dat het in hun belang was dat de blanken zouden blijven. Velen waren het niet eens met de anti-Belgische retoriek van een Lumumba, en hier en daar was er - o ironie zelfs geweld tegen blanken omdat de zwarten boos waren juist omdat ze vluchtten! Dat het na de onafhankelijkheid alleen maar bergaf ging met het land, is een feit. De verzuchting dat het “onder de Belgen” zoveel beter was, klinkt trouwens ook herhaaldelijk door in de tv-reportages die gemaakt zijn naar aanleiding van 50 jaar onafhankelijkheid. Het maakt het voor die Belgen des te moeilijker om in het reine te komen met hun koloniale verleden, en om te gaan met de schuldvraag. Bron: Peter Verlinden, Weg uit Congo. Het drama van de kolonialen, Davidsfonds, Leuven, 2009, 284 p., ISBN 978-90-5826-154-0 zie ook de websites www.congo-1960.be en http://cas1.elis.ugent.be/avrug/pdf02/verli_03.pdf Koen Janssens PRAKTISCH Congo in Brussel, een koloniale voetafdruk Leopolds Congo-avontuur werd in België bekeken als één groot heldenfeit. Voor de kolonisering werden er grote middelen ingezet, de Waalse industrie, het Antwerpse havenkapitaal, militairen, paters en nonnetjes en Belgische bedrijven, maakten kapitaal, dankzij de grondstoffen. De Afrikaanse wijk Matongé en tal van andere Congolese sporen kleuren het Brussel verhaal. Een herontdekking van het koloniale verleden, een zwarte pagina uit onze geschiedenis! Afspraak Op zondag 29 augustus 2010 om 13.45 u. aan het Arbitragehof (het vroegere Ministerie van Koloniën en Afrika bibliotheek), Koningsplein 7 te 1000 Brussel Prijs 12 € voor leden – 15 € voor niet leden Rondleiding Korei vzw