Aansprekend onderwijs met social media

advertisement
Aansprekend onderwijs met
social media
Beleidsnotitie over de inzet van social media op het Da Vinci College
Patrick Hoksbergen
0869100
<datum>
Rubrics
1. De student verantwoordt hoe het gekozen vraagstuk in de organisatie wordt geagendeerd en
hoe daarbij rekening wordt gehouden met de belangen, verwachtingen en eisen van de
diverse stakeholders .
2. De student toont op de onderwijsontwikkeling voor het gekozen vraagstuk analytisch
vermogen, combineert op beargumenteerde wijze inzichten uit verschillende theorieën,
onderzoeken en de praktijk en vertaalt deze naar concrete mogelijkheden voor
onderwijsontwikkeling binnen de eigen onderwijsinstelling.
3. De student kan op onderbouwde wijze verantwoorden op welke onderwijsfunctie(s) het
vraagstuk betrekking heeft en hoe voorgestelde interventies ingrijpen in het schoolsysteem en
de consequenties hiervan voor de samenleving op de kortere en langere termijn.
4. De student kan voorstellen voor mogelijke oplossingsrichtingen van vraagstukken die vanuit
de maatschappelijke context de school binnenkomen vanuit (inter)nationale
(onderzoeks)literatuur op heldere en overtuigende wijze onderbouwen
5. De student volgt relevante actuele (nationale en internationale) onderwijsontwikkelingen en
kan deze plaatsen in een bredere maatschappelijke en politieke context, vertaalt
ontwikkelingen naar consequenties voor de eigen onderwijsinstelling
6. De student verantwoordt de gekozen onderwijs-aanpak en de te bereiken leerresultaten
richting externe partijen op heldere en overtuigende wijze, en heeft daarbij de relevante
externen (zoals bedrijven, instellingen, ouders) bij deze onderwijsaanpak geconsulteerd
7. De student laat op onderbouwde wijze zien oog te hebben voor de balans tussen belangen
van interne en externe belanghebbenden.
8. De student laat in de uitwerking van het vraagstuk zien dat hij is in staat is om ook buiten
eigen (nationale|) context op zoek te gaan naar nieuwe concepten, ideeën en oplossingen.
9. De student verkent in de uitwerking van het vraagstuk mogelijkheden voor nieuwe
samenwerkingsvormen met het afnemend onderwijs- en beroepenveld.
10. De student kan in relatie tot uitwerking van de eindopdracht enkele belangrijke leerervaringen
voor zijn professionele handelen noemen.
De student kan concreet en gemotiveerd aangeven wat hij een volgende keer anders zou
aanpakken bij het uitvoeren van de eindopdracht.
11. In de analyse van vraagstukken en de mogelijke aanpakken daarvoor toont de student een
onderzoekende houding. Hij stelt relevante, kritische vragen bij (internationale)
onderwijsontwikkelingen, durft te experimenteren en weegt de voor- en nadelen van diverse
werkwijzen kritisch en systematisch tegen elkaar af.
Inhoudsopgave
Inleiding ................................................................................................................................................... 5
1. Aansprekend onderwijs ....................................................................................................................... 6
1.1 Social media .................................................................................................................................. 7
1.2 Maatschappelijke context .............................................................................................................. 8
1.3 Betrokken partijen .......................................................................................................................... 9
2. Huidige situatie .................................................................................................................................. 11
3. Interventies ........................................................................................................................................ 13
3.1 Visie ............................................................................................................................................. 13
3.2 Condities en instrumenten ........................................................................................................... 13
1. Leiderschap ................................................................................................................................ 14
2. Betrokkenheid van de opleidingsteams ..................................................................................... 14
3. Centrale coördinatie ................................................................................................................... 14
4. Regie .......................................................................................................................................... 15
Algemene aanvulling ...................................................................................................................... 15
4. Reflectie ............................................................................................................................................. 16
Geciteerde werken ................................................................................................................................ 17
Inleiding
Dit beleidsplan dient als aanvulling op het ICT beleid van het Da Vinci College te Dordrecht. Omdat
ICT en social media onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, social media inzetten is niet mogelijk
zonder de juiste faciliteiten en kennis van ICT, worden beide begrippen vaak samen genoemd.
Social media worden nog niet breed ingezet, leereffecten zijn veelal onbekend terwijl vrijwel elke
jongere er gebruik van maakt. Op het gebied van ICT wordt al beleid geschreven, zijn er faciliteiten en
wordt er her en der gebruik gemaakt van de mogelijkheden die ICT biedt.
Binnen het DaVinci college wordt her en der een poging ondernomen social media in te zetten voor
het onderwijs maar het onderwerp is vaker stof voor discussie.
Leeswijzer
In dit beleidsplan wordt de inzet van social media gekoppeld aan de onderwijskundige ontwikkelingen
en de huidige stand van zaken ten aanzien van het gebruik van social media binnen het Da Vinci
College. In hoofdstuk 1 wordt beschreven wat de visie van het Da Vinci College is ten aanzien van
aansprekend onderwijs, wordt dit afgezet tegen de maatschappelijke context en worden de betrokken
partijen beschreven. Daarnaast worden de mogelijkheden en risico’s van de inzet van social media
beschreven.
De onderwijskundige ontwikkelingen en de stand van zaken dienen vervolgens als uitgangspunt voor
het concretiseren van een aanvulling op het ICT beleid, het gebruik van social media in het onderwijs.
In hoofdstuk 2 wordt hier nader op ingegaan. In hoofdstuk 3 worden een aantal interventies besproken
die tot doel hebben het onderwijs te versterken met behulp van ICT en social media.
1. Aansprekend onderwijs
Een social media-beleidsplan staat niet los van de onderwijskundige ambities van het Da Vinci
college. Het gaat dan om de vraag wat het Da Vinci College verstaat onder kwalitatief goed en
doelmatig onderwijs. In het strategisch beleidsplan 2012-2015 (2012)spreekt het Da Vinci College de
ambitie uit om te bouwen aan aansprekend onderwijs. In de onderwijsagenda 1 wordt deze visie verder
uitgewerkt. Enkele kernbegrippen die daarmee samenhangen zijn in Figuur 1 weergegeven.
Figuur 1, aansprekend onderwijs binnen het Da Vinci College.
Sleutelbegrippen die in het strategisch beleidsplan worden genoemd zijn het tijd- en
plaatsonafhankelijk organiseren van het onderwijs, het bieden van een optimale ondersteuning en het
betaalbaar houden van het opleidingsaanbod.
De onderwijs agenda noemt het ‘inpassen van nieuwe technologische ontwikkelingen’ als een van de
aandachtsgebieden. Dit aandachtsgebied heeft als doelstelling het verhogen van de kwaliteit van het
onderwijs. Belangrijke resultaten die in dat verband worden genoemd zijn:
 het verhogen van de motivatie van de leerlingen,
 het verbeteren van het leerrendement,
 meer mogelijkheden tot differentiatie van werkvormen,
 de inzet van ICT en social media als communicatiemiddel,
 het monitoren van het leerproces van de leerling.
De technologische ontwikkelingen waar in de onderwijsagenda over wordt gesproken richten zich niet
enkel op social media maar op de bredere inzet van ICT. Social media zijn onlosmakelijk verbonden
met de inzet van ICT. Om social media te gebruiken is bijvoorbeeld de aanwezigheid van (mobiele)
devices als laptops noodzakelijk en de hierboven genoemde gewenste resultaten zijn dan ook met
behulp van social media te realiseren.
Het Da Vinci College streeft naar een duurzame inzet van ICT. Bij het maken van keuzes wordt
uitgegaan van toepassingen die zich bewezen hebben in het onderwijs. Deze toepassingen moeten
een oplossing bieden voor concrete vraagstukken. Het gaat dus vooral om de keuze ‘wat werkt’. Er
wordt dus in mindere mate ingezet op innovatieve toepassingen die zich nog moeten bewijzen. De
organisatie dient natuurlijk wel open te staan voor nieuwe initiatieven. Juist het inzetten van social
media in het onderwijs is een dergelijk kansen biedend nieuw initiatief.
Op het gebied van beschreven beleidsuitgangspunten door de overheid en/of het Da Vinci College
kan gesteld worden dat social media geheel ontbreekt. Er ontbreken duidelijke visies zowel vanuit het
strategisch beleid van het Da Vinci College (2012), als het regeerakkoord van de huidige regering.
(2012). Ook de lokale overheid spreekt in zijn beleidsplan en Onderwijsmonitor niet over social media
(Van der AA, Van Laarhoven, & Van den Boogaard, 2012).
1
Onderwijsagenda, de vertaling van beleidsuitgangspunten naar een plan voor tactisch en
operationeel niveau van het Da Vinci College.
1.1 Social media
Social media, definitie
Voor de invulling van een beleidsnotitie is het van belang te weten wat wordt verstaan onder social
media. ‘Social media is een verzamelnaam voor alle internet-toepassingen waarmee het mogelijk is
om informatie met elkaar te delen op een gebruiksvriendelijke en vaak leuke wijze. Het betreft niet
alleen informatie in de vorm van tekst (nieuws, artikelen). Ook geluid (podcasts, muziek) en beeld
(fotografie, video) worden gedeeld via social media websites. Met andere woorden, social media staat
voor 'Media die je laten socialiseren met de omgeving waarin je je bevindt' (Pondres, z.j.).
Social media, gebruiksmogelijkheden
Frijlink en Schoondorp (2009) stellen dat er mogelijkheden zijn om social media in te zetten in het
onderwijs. Zij gaan hierbij uit van een probleemstelling met vier aspecten:
1. Leerlingen voorbereiden op arbeidsmarkt die aan heftige veranderingen onderhevig is
2. Toenemende vergrijzing bij het docentenkorps (lerarentekort)
3. Hoge Uitval van leerlingen
4. Snelle toename IT middelen en –mogelijkheden
Vanuit deze probleemstelling die ook bij het Da Vinci College speelt formuleren zij vijf mogelijkheden
die zij interventies noemen en koppelen hier aan voor wie het bedoeld/belangrijk is, vanuit welke visie
er geredeneerd is en wat het invoeren van de interventie op kan leveren. Deze mogelijkheden zijn
hieronder in een tabel weergegeven. Overigens stellen zij dat verder onderzoek noodzakelijk is om
mogelijkheden van de inzet van social media ten aanzien van de probleemstelling te kunnen
formuleren.
Tabel 1, mogelijkheden van social media in het onderwijs (Frijlink & Schoondorp, 2009)
mogelijkheid
Voor
Visie
Resultaat
Kennisdeling rondom
de snelle
ontwikkelingen in ICT
Docenten


Dynamisch kennisgebied
Minder verspreide eenlingen die
enthousiast zijn
Sociaal-mediaal
overkoepelend
docentenplatform
Docenten
Docenten gebruiken
sociale media als ze
begrijpen
wat zij eraan hebben.
Docenten delen zaken
met elkaar als ze
daarvoor
waardering krijgen

Veilige omgeving waar docenten
hun lessen durven te posten
Discussie-omgeving waar iedereen
aan bijdraagt
Waardering voor wat mensen
bijdragen
Praktisch in gebruik om lesmateriaal
te halen EN te posten
Geïntegreerd in curriculum en/of
lesmethode
Rijke, aantrekkelijke inhoud
Door iedere school/klas/docent
apart te gebruiken
Privacy gewaarborgd
Los van buitenschoolse identiteit
Gegeven door docenten die er echt
verstand van hebben
Studenten zijn op de hoogte van
trends, kansen en risico’s vanuit de
insteek: hoe/wanneer kan ik het
nuttig en verantwoord gebruiken?



Sociaal-mediale
(les)omgeving
lessenpakket ‘omgaan
met social media’
Sociaal-mediaal
schoolcommunicatieplatform
Studenten
Studenten
Studenten/
Docenten
Studenten halen
betere resultaten als
de lesomgeving
aansluit bij hun
persoonlijke wereld
Studenten halen
betere resultaten als
ze de leerstof op een
gestructureerde
manier tot zich
kunnen nemen
Scholieren vertellen
meer als ze het gevoel
hebben dat er naar
hen geluisterd wordt









Goede begeleiding van docenten en
scholieren in gebruik
Betrokkenheid van studenten
Pour (2013) stelt onder andere dat social media de mogelijkheid bieden in contact te komen met
mensen en groepen die dezelfde interesse en expertise delen en kunnen social media afstandsleren
faciliteren. Ook kan via social media informatie worden verkregen en dragen social media bij aan het
vormen van de identiteit van de student. Pour ziet ook het maatschappelijke belang in van het inzetten
van social media en andere ICT instrumenten (Pour, 2013). Daarnaast helpt ICT bij de sturing vanuit
kwaliteitscriteria als rendement en kan ICT helpen om structurele verbeteringen aan te brengen voor
de docent, de instelling en de student (Kennisnet, 2013).
Social media, de risico’s
Begin 2012 bleek uit cijfers van de Onderwijsinspectie dat het aantal zittenblijvers de 4 jaar daarvoor
enorm was gestegen. Deze periode loopt parallel aan de periode dat SM door kinderen is omarmd en
dat ze er mobiel toegang tot hebben. (Pardoen, 2013, p. 12) Er is overigens nog geen afgerond
onderzoek om na te gaan of deze zaken met elkaar te maken hebben. Ondanks de vele voordelen
van internet zijn er dus ook gevaren. Het internet stelt ons brein in staat snel te analyseren, te
beslissen en te multitasken maar dat dit gaat ten koste van het menselijke meditatieve denken. De
gevolgen zijn bijvoorbeeld dat hersenen sneller prikkels kunnen verwerken wat ten koste gaat van
creativiteit, concentratie en meditatieve gedachten. Het denken wordt oppervlakkiger, er wordt minder
‘diep’ nagedacht en de spanningsbogen zijn korter zoals blijkt uit door Carr verzamelde
wetenschappelijke onderzoeken (Carr, 2011).
Overigens geeft Carr aan dat mailen, chatten en surfen het denken tegelijkertijd verrijkt. (2011)
Larry Rosen (2013) gaat nog verder. Volgens Rosen lokken social media en het altijd online kunnen
zijn obsessief gedrag en afhankelijkheid uit. Gedragingen als die voorkomen bij een verslaafde, een
narcist, een hypochonder, een voyeur of iemand met een sociale fobie zijn hierbij niet vreemd.
Deze feiten en het feit dat studenten een kortere spanningsboog hebben en meer gevoed worden met
losse flodders aan informatie geeft aan ons als onderwijsprofessionals een opdracht. De
onderwijsprofessionals moeten op zoek gaan naar een werkvorm en leerstrategieën om studenten te
helpen omgaan met de mix van losse flodders enerzijds en het kunnen concentreren anderzijds
(Mijland, 2012, p. 33). Het gebruiken van social media en SNS in welk kader dan ook brengt dus
risico’s met zich mee. Studenten zijn niet goed op de hoogte van kansen en bedreigingen van social
media en studenten zijn niet zo mediawijs als ze beweren stellen Jager e.a. (2012, p. 58-61).
Daarnaast krijgen ze nu geen onderwijs gericht op die risico’s, zogeheten media-educatie. “Mediaeducatie is een taak van het onderwijs, maar het onderwijs kenmerkt zich door een gebrek aan
structurele aanpak” beweert Valkenburg (2005, p. 7). Bij het vormgeven van mediaeducatie en het
anders toepassen van social media in het onderwijs sluit tevens een gevaar. De enorme hoeveelheid
aan applicaties en mogelijkheden die beschikbaar is voor docenten kan een reden zijn voor docenten
om niet snel gebruik te maken van social media. Deze keuzevrijheid kan beklemmend werken stelt
Rubens (2011).
Eerder onderzoek
Er zijn enkele praktijkonderzoeken uitgevoerd naar de effecten van het gebruik van social media op de
kwaliteit van het onderwijs. De onderzoeken richtten zich op verschillende aspecten welke aansluiten
op de kernbegrippen zoals hierboven in figuur 1 (aansprekend onderwijs binnen het Da Vinci College)
zijn weergegeven.
Uit onderzoek van Biggelaar (2012) naar kansen en belemmeringen van social media voor het taal- en
rekenonderwijs in het middelbaar beroepsonderwijs blijkt dat opvoeren van lesuren weinig invloed
heeft gehad op het taal- en rekenniveau van de studenten en dat ander middelen als het inzetten van
social media dus onderzocht dienen te worden (Biggelaar, 2012).
Schat (2013) heeft onderzocht of Facebook kan worden ingezet als online instrument voor
peertutoring tijdens de beroepspraktijkvorming van eerstejaars MBO studenten. Uit dit onderzoek blijkt
dat het online platform kan worden ingezet maar niet als geïsoleerd instrument de gewenste effecten
teweeg bracht. De ontwikkeling in competenties was niet groot en niet geheel toe te schrijven aan het
gebruik van Facebook. De verhoging van de kwaliteit ten aanzien van de beroepspraktijkvorming en
begeleiding van studenten is hiermee dus niet aantoonbaar verbeterd als gevolg van het inzetten van
Facebook (Schat, 2013).
Uit onderzoek door Koster (2013) blijkt dat studenten willen dat de docent visuele didactische content
inzet via social media. Zij geven daarbij aan een voorkeur te hebben voor Facebook als platform om
content te delen. De conclusie van het onderzoek is gericht en heeft direct invloed op de motivatie van
de student maar er is geen aantoonbaar effect op kwaliteitsverhogende factoren gemeten.
1.2 Maatschappelijke context
Het onderwijs zal zich in de komende decennia afspelen in een maatschappelijke omgeving die
steeds verder digitaliseert (Van het Riet, 2011). Het onderwijs zal mee moeten gaan in deze
ontwikkelingen. Het gaat dan enerzijds om het inspelen op technologische ontwikkelingen binnen de
beroepenvelden en anderzijds om de aansluiting met de belevingswereld van studenten. De manier
waarop de studenten communiceren met elkaar binnen en buiten school is in de loop der jaren
veranderd door het ontstaan van social media. De manier waarop nieuws, meningen en kennis
worden verspreid is hier mede door veranderd, zowel qua vorm, snelheid als spreiding. “Het
medialandschap verandert door social media. Werkgevers selecteren kandidaten op basis van online
profielen. Wie als kenniswerker in de maatschappij aan de slag gaat, krijgt te maken met social media.
Wil je jongeren voorbereiden op de wereld van morgen, dan is het bijbrengen van bekwaamheid in het
gebruik van sociale media geen overbodige luxe” stelt Schoondorp (2010, p. 32).
Bij de laatste verkiezing voor leraar van het jaar werden de 4 winnaars geroemd om hun persoonlijke
aandacht en eigentijdse manier van lesgeven waarbij ze alle vier gebruik maken van nieuwe
technieken en (sociale) media aldus een jury bestaande uit studenten leraren en bestuurders (Leraren
van het Jaar, 2013). Ook de MBO-raad erkent het belang van de discussie betreffende social media
inzet op scholen getuige hun publicatie ‘Onderwijs en social media’ (MBO-raad, z.j.).
Pour (2013) tenslotte stelt dat docenten rekening dienen te houden met een veranderende
samenleving als gevolg van technologie. Verschillende instrumenten zouden gebruikt moeten worden
om te leren. Kennis wordt ervaren in verschillende vormen en in andere tempo’s (Pour, 2013).
Daar waar in 2011 91% actief was op social media zijn nu vrijwel alle Nederlandse jongeren actief op
sociale netwerken of andere vormen van social media. Ongeveer 93 procent van de 12- tot 18-jarigen
en 98 procent van de 18- tot 25-jarigen gebruikt social media of een social networksite (Beemt, van
den, 2010). Nederland voert ook de ranglijst aan voor gebruik van social media in Europa. In 2011, het
meest recente jaar waarvoor Europese cijfers beschikbaar zijn, maakte gemiddeld 40 procent van alle
EU-burgers van 16 tot 75 jaar gebruik van sociale media. In Nederland was dat aandeel ruim 60
procent (Centraal bureau voor de statistiek, 2013).
1.3 Betrokken partijen
Het inzetten van social media voor het onderwijs maakt als eerder aangegeven deel uit van het ICTbeleid. De actoren die betrokken zijn bij het ICT-beleid zijn derhalve ook betrokken bij het inzetten van
social media. De verschillende betrokken partijen zijn weergegeven in onderstaand model.
Figuur 2, actorenanalyse
In de binnenste schil van Figuur 2 staan de docenten, instructeurs én studenten die als gebruikers
een cruciale rol spelen bij het succesvol gebruik van ICT en social media. Een belangrijk
succescriterium op dit niveau is de vaardigheid van docenten en instructeurs om ICT en daarmee
social media effectief in te zetten (Voogt, Fisser, & Tonduer, 2010). Ook de domeinleiding speelt een
belangrijke rol. In de Vier in Balans monitor van Kennisnet wordt aangegeven dat leiderschap nodig is
om de ambities op het gebied van ICT en social media waar te maken (Kennisnet, 2013).
De diensten Onderwijs, ICT en HRM zijn vanuit hun respectievelijke expertises op het gebied van
onderwijs, ICT en professionalisering betrokken bij het ICT-beleid. Op dit niveau wordt ook de regie
gevoerd voor wat betreft ICT en social media ontwikkelingen binnen het onderwijs.
Zoals aangegeven opereert het onderwijs in een omgeving die steeds verder digitaliseert. Dat
betekent dat het onderwijs in contact moeten blijven met de relevante partijen in de omgeving. Een
aantal van deze partijen worden in de buitenste schil van Figuur 2 genoemd.
Internationaal
Ook op internationaal gebied is de trend van nieuwe en social media zichtbaar. Het internet is
uitgegroeid tot een basis element van informatie-en communicatie-infrastructuren binnen
maatschappij en cultuur, met inbegrip van de werkplek. Low-cost, high-performance mobiele
apparaten in combinatie met de universele internet toegankelijkheid en eenvoudige toepassingen
(apps) hebben geleid tot duidelijke veranderingen in onze informatie- en communicatiegewoonten.
Deze ontwikkelingen hebben geleid tot nieuwe vormen van onderwijs in het beroepsonderwijs, mobile
learning, social learning & social media en game-based learning (De Witt, 2013).
Ook Selwyn onderstreept deze veranderde vormen van informatievoorziening, de rol van het internet
en social media en de veranderde vormen van leren als gevolg hiervan (Selwyn, 2011).
Bedrijfsleven
Het werken met social media bevordert competenties die in de huidige samenleving van groot belang
zijn, de zogenaamde 21st Century Skills (Rubens, 2011). “De 21st Century Skills zijn een pakket
vaardigheden waaraan het onderwijs in de 21e eeuw moet voldoen om onze leerlingen voor te
bereiden op hun toekomstige carrière en leven. Het gaat bij de 21st Century Skills niet alleen om ICTgeletterdheid. Ook creativiteit, samenwerking, probleemoplossend handelen en kritisch denken
vormen de basis voor de toekomstige mens.” (Leren met ICT, 21st century skills, z.j.) Om succesvol te
zijn in de maatschappij en het bedrijfsleven wordt van de studenten verwacht dat ze een goede
beheersing hebben van de 21st century skills stellen Rotherham & Willingham (2010).
Dat het bedrijfsleven het gebruik van Internet en social media belangrijk vindt blijkt onder andere uit
het feit dat ruim de helft van alle bedrijven inmiddels apparaten voor mobiel internet verstrekt aan
werknemers. Ruim 40% van de bedrijven gebruikt een vorm van social media, meestal voor imagoontwikkeling, marketing- en netwerkdoeleinden en personeelswerving (Ministerie van Economische
zaken, TNO, Centraal bureau voor de statistiek, 2013).
Kwaliteit van het onderwijs en de overheid
De kwaliteit van het onderwijs, tot uiting komende door hoog rendement, laag verzuim, goede
examens en examinering, voldoende efficiënte lesuren en flexibilisering, wordt vaak bekritiseerd. Voor
onderwijsinstellingen, de overheid en de Inspectie van het Onderwijs zijn rendement, het aantal
studenten dat de instelling verlaat met een diploma, en het aantal voortijdig schoolverlaters (VSV)
indicatoren die worden gebruikt om de kwaliteit van het onderwijs mee te duiden, zo blijkt uit een
onderzoek naar het kwaliteitsniveau van het MBO door de Inspectie (Besturing en onderwijskwaliteit in
het MBO, 2010). Ook de Minister stelt als kwalitatieve voorwaarde in het actieplan ‘focus op
vakmanschap 2011-2015’ dat het rendement van onderwijsinstellingen uiteindelijk dient te stijgen en
het percentage VSV’ers dient te dalen (Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2011). Op het gebied van
maatwerk en flexibilisering als deelaspect van kwaliteit van het onderwijs stelt de Onderwijsraad dat
hier mogelijkheden zijn. Instellingen kunnen bijvoorbeeld meer gebruikmaken van digitale
mogelijkheden voor differentiatie om gepersonaliseerd en uitdagend onderwijs vorm te geven
(Onderwijsraad, 2013).
In het strategisch beleidsplan van het Da Vinci College is de kernwaarde rendement opgenomen als
doel waarop het beleid gericht dient te zijn. De onder aansprekend onderwijs vallende kernbegrippen
uit het strategisch beleidsplan als hierboven benoemd sluiten aan op de kwaliteitseisen vanuit de
landelijke politiek en kunnen leiden tot toename van die kwaliteit (Da Vinci College, 2012).
2. Huidige situatie
Probleem uit LA5. En huidige ontwikkelingen
Tijdens lessen wordt door de student vaak gegrepen naar hun telefoon. Wanneer ze aan hun laptop
aan opdrachten werken staat ‘Facebook’, ‘messenger’, ‘youtube’ of een ander social medium open.
Docenten klagen dat hun lessen worden verstoord en studenten geen aandacht hebben voor de uitleg
van de docent (Jager, Vankan, Janssen, Gillebaard, & Plomp, 2012).
Studenten en hun ouders zien dit anders. Zij geven aan beide te kunnen, dat ze kunnen multitasken,
aldus Pardoen (2013). Uit onderzoek van Evelien Crone (2008) blijkt dat dit niet klopt. Jonge
studenten zijn niet in staat meerdere taken tegelijkertijd uit te voeren, ze zijn vlug afgeleid, ze zijn niet
in staat primair gedrag te remmen. Veelal wordt door docenten gekozen voor een verbod van het
gebruik van social media door studenten, of het wordt slechts toegestaan als soort beloning.
Social media worden ook binnen het Da Vinci College nog nauwelijks ingezet als onderwijsgericht
instrument binnen een curriculum, blijkt uit gesprekken in de lerarenkamer en tijdens informele
overleggen. Het Da Vinci College (2012) streeft naar actueel, innovatief en inspirerend onderwijs en
wil social media en SNS constructief inzetten zodat de kwaliteit van het onderwijs toeneemt.
Ontwikkelingen
Binnen het Da Vinci College zijn een aantal ontwikkelen waar te nemen waar ICT en social media een
belangrijke rol bij spelen. De volgende actuele ontwikkelingen die leiden tot een toenemende kwaliteit
van het onderwijs worden hier kort besproken:
 de standaardisatie van het onderwijs
 het flexibel organiseren van het onderwijs
 vormen van blended learning
 het verbreden van de communicatie
 de inzet van mobiele ‘devices’ zoals laptops
 initiatieven op het gebied van mediawijsheid
Standaardisatie
De opleidingsteams binnen het Da Vinci College zijn voor een groot deel zelf verantwoordelijk voor de
ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs. Tegenover deze decentralisatie staat een ontwikkeling
naar een toenemende standaardisatie van het onderwijs. Dit wordt vooral ingegeven vanuit het
oogpunt van efficiëntie. In schooljaar 2013-2014 zijn twee initiatieven gestart, de digitale studiewijzer
en de curriculum-bouwer, die de standaardisatie bevorderen. Zo zullen alle opleidingen van het Da
Vinci College vanaf schooljaar 2014-2015 gebruik maken van een uniforme digitale studiewijzer om
studenten te informeren. In schooljaar 2013-2014 experimenteren een aantal opleidingen binnen het
Da Vinci College met de curriculumbouwer. De curriculumbouwer is een digitale ontwikkelomgeving
voor het bouwen van een curriculum. In deze omgeving ontwikkelen opleidingen hun curriculum
volgens een vast omlijnde structuur.
Flexibel onderwijs
Met behulp van ICT en social media kunnen onderwijsarrangementen worden aangeboden die anders
moeilijk te organiseren zijn. Kenmerkend voor flexibel onderwijs is het onafhankelijk van plaats
aanbieden van onderwijs. Een voorbeeld van deze flexibele vorm van onderwijs die wordt ingezet zijn
de virtuele klassen voor de bedrijfsgroepen binnen het domein Business. Docent en studenten zijn via
het internet met elkaar verbonden. De docent communiceert via video of audio met de studenten en
kan via het systeem ook bestanden delen.
Blended learning
Naast het plaatsonafhankelijk werken is er binnen het onderwijs ook een ontwikkeling gaande waarbij
het traditionele contactonderwijs gecombineerd wordt met online instructie. Met spreekt dan van
‘blended learning’. Wanneer blended learning wordt vergeleken met methoden waarbij er alleen
sprake is van klassikale of online instructie dan komt naar voren dat juist ‘blended learning’ tot betere
leerresultaten leidt (U.S. Department of Education, 2010). Een vorm van blended learning die in dat
verband veel aandacht krijgt is ‘Flipping the classroom’. Bij Flipping the classroom wordt de manier
waarop het onderwijs doorgaans wordt georganiseerd omgedraaid. Tijdens de reguliere lessen ligt het
accent juist op de interactie tussen docent en studenten en de inzet van activerende werkvormen.
Blended learning wordt nog nauwelijks ingezet binnen het Da Vinci College maar er zijn al wel
ontwikkelingen.
Communicatie
Een ander voorbeeld van blended learning is het verbreden van de interacties met behulp van sociale
media bijvoorbeeld door het creëren van een ‘community’ op Facebook. Andere voorbeelden zijn een
twitter vragenuurtje of een leerlingenblog. Op die manier wordt het leren binnen maar ook buiten de
school zo effectief mogelijk benut. Deze vormen van online communicatie zijn voor het mbo
interessant omdat een deel van het onderwijs buiten de school plaats vindt tijdens de
beroepspraktijkvorming (BPV). De verbinding tussen het onderwijs op school en de BPV is voor veel
opleidingsteams een punt van aandacht. Door de inzet van sociale media kan meer gericht worden
gecommuniceerd met studenten of BPV bedrijven. Voorbeelden hiervan zijn te vinden bij onder
andere het domein Art & Design waar studenten verslag doen van hun BPV via een blog.
Mobiele ‘devices’
Een groeiend aantal opleidingen binnen het Da Vinci College maken een keuze voor het werken met
laptops. Om goed gebruik te maken van de laptops zullen de opleidingen het onderwijs moeten
aanpassen. De keuze voor laptops heeft bijvoorbeeld consequenties voor wat betreft de inzet van
(digitale) leermiddelen en de communicatie met studenten.
Mediawijsheid
Het gebruiken van social media en SNS in welk kader dan ook brengt risico’s met zich mee.
Studenten zijn niet goed op de hoogte van kansen en bedreigingen van social media en studenten zijn
niet zo mediawijs als ze beweren stellen Jager e.a. (2012). “Media-educatie is een taak van het
onderwijs, maar het onderwijs kenmerkt zich door een gebrek aan structurele aanpak” beweert
Valkenburg (2005). Het Da Vinci College wil het gebruik van nieuwe media en e-didactiek bevorderen.
Om hier een stimulans aan te geven zijn voor drie teams extra faciliteiten vrij gemaakt. Dat levert drie
onderwijspraktijken op waar met de inzet van nieuwe media aantrekkelijk en effectief onderwijs wordt
aangeboden. Kern van de aanpak is dat er voor de teams een integraal plan van aanpak wordt
opgesteld en uitgevoerd. Hierin wordt samenhang gebracht tussen het onderwijsaanbod (dienst
Onderwijs), de benodigde vaardigheden (dienst HRM), de benodigde faciliteiten (Facilitaire dienst) en
mogelijk een PR en communicatieplan (dienst PR- en communicatie).
Binnen het Da Vinci College is de afgelopen jaren geïnvesteerd in de ICT infrastructuur en systemen.
Zo zijn een groot aantal lokalen uitgerust met audiovisuele hulpmiddelen. Elke locatie binnen het Da
Vinci College heeft ook een draadloos netwerk dat toegankelijk is voor docenten en studenten.
Daarnaast is er bewust gekozen voor het werken met laptops in plaatst van vaste PC’s. Met ingang
van schooljaar 2013-2014 beschikt elke docent over een laptop.
De organisatie heeft ook een aantal stappen gezet voor wat betreft een aantal Da Vinci brede
systemen. Een groot aantal opleidingen werkt met Its Learning voor het informeren van studenten en
het delen van documenten. De inrichting en het daarmee gepaard gaande gebruik varieert echter per
opleidingsteam. Een aantal teams moet daar nog de juiste modus in vinden.
Voor wat betreft het monitoren van de studievoortgang maken docenten gebruik van EduArte als
digitaal leerlingvolgsysteem. In het verlengde van bovenstaande ontwikkelingen wordt de applicatie
OnStage geïmplementeerd. Dat programma biedt functionaliteiten zoals relatiebeheer, het zoeken
naar stagebedrijven en het vastleggen van de voortgang tijdens de stage. Verder vindt met ingang van
2013-2014 de registratie van aanwezigheid plaats via het systeem EduArte Participatie.
3. Interventies
De interventies die in dit beleidsplan worden beschreven richten zich specifiek op de koppeling tussen
onderwijs, ICT en social media. De koppeling tussen ICT en social media wordt gemaakt voor een
betere aansluiting bij de reeds ingezette ontwikkelingen als beschreven in hoofdstuk twee. Daarnaast
zijn voor een inzet van social media in het onderwijs kennis van ICT en dezelfde voorwaardelijke
faciliteiten noodzakelijk.
Voor het Da Vinci College geldt dat de mogelijkheden van social media nog niet volledig worden
benut. Het Da Vinci College wijkt daarin niet af van het landelijk beeld (Kennisnet, 2013). ICT en social
media zijn een herkenbaar onderdeel van het onderwijs, echter het onderwijs haalt nog onvoldoende
rendement uit beide. Een toenemend aantal docenten staat open voor de mogelijkheden die ICT en
social media kunnen bieden. Zij hebben wel behoefte aan duidelijke handreikingen die hen in staat
stelt om de koppeling te maken tussen het onderwijs, de inzet van ICT en het inzetten van social
media.
Bij het beschrijven van de interventies wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
 De inzet van ICT en social media zijn een onderwijskundig vraagstuk
Wanneer de technische voorwaarden op orde zijn, zijn de inzet van ICT en social media vooral een
onderwijskundig verhaal. Opleidingsteams dienen kritisch naar hun onderwijs te kijken in relatie tot de
leeropbrengsten. Het gaat dan om de vraag hoe studenten zo optimaal mogelijk kunnen leren.
De inzet van ICT en social media vragen om een zorgvuldige voorbereiding. Docenten moeten van te
voren goed nadenken hoe zij hun onderwijs (anders) vorm gaan geven. Een lessenplan waarin
leerdoelen, resultaten, activiteiten en werkvormen worden benoemd kan daarbij helpen. Omdat het
om een nieuwe vorm van onderwijs gaat, is het ook van belang dat de docent na afloop de lessen
evalueert.
 Het werken met ICT en social media vraagt om specifieke competenties
Het werken met ICT vraagt om specifieke competenties. Het TPACK model (TPACK, z.j.) is een
methode die dit inzichtelijk maakt. Dit model gaat er vanuit dat een docent die ICT wil inzetten
deskundig moet zijn op drie gebieden: 1) ICT, 2) didactiek en 3) vakinhoud. Het TPACK model kan
houvast bieden bij het verder ontwikkelen van de competenties van docenten op het gebied van ICT
en social media.
3.1 Visie
Er is geen visie beschreven ten aanzien van het gebruik van social media in het onderwijs, niet over
de kansen, de bedreigingen, de functies en de kwaliteitsverhogende mogelijkheden van social media
voor het onderwijs.
Stap 1 lijkt dan ook voordehand liggend, er dient een visie te worden geformuleerd, een visie op het
gebruik van social media in het onderwijs. Weggeman en eerder al Mintzberg concluderen dat een
door bijvoorbeeld directeur of dienst aangedragen visie wordt ervaren als een opgelegde regel
(Weggeman, 2007). Daarnaast is het de vraag of de visie op social media in het onderwijs niet
afhankelijk is van de visie op onderwijs en daarmee ook de visie op instructie.
Bij elke onderwijsvernieuwing is het van belang een stappenplan op te stellen waarin ook de visie is
opgenomen. In het veranderingsmodel van Kotter wordt de visie en hoe om te gaan met de visie in
drie van de acht stappen beschreven. (Kotter in: Teune, de Boer, & de Laat, 2012).
De visie moet helder en zichtbaar zijn voor de medewerkers. Daarnaast moet de speelruimte voor de
medewerkers zichtbaar zijn. Vervolgens moet de visie gecommuniceerd worden. Deze visie moet
worden opgesteld door een groep met leiders die deskundig en geloofwaardig zijn en autoriteit
bezitten. Het samenstellen van deze groep is een precaire taak. Vaak zijn het de managers die in een
dergelijke groep belanden maar zij zijn niet altijd de meest geschikte personen. De visie wordt in deze
modus als snel opgevat als een top-down en dus opgelegde visie. In de kennisorganisatie zijn het
vaak niet de leiders maar de informele leiders die over de kwaliteiten beschikken stellen Teune, de
Boer en de Laat (2012). Een aanvullend advies is om externe spelers te betrekken bij het beschrijven
van de visie. Zo kan bijvoorbeeld geput worden uit de kennis van experts van Kennisnet, het
bedrijfsleven en/of andere ROC’s.
Om de visie te beschrijven en vandaaruit de vervolgstappen te benoemen moet dus een visie niet
alleen top-down maar ook bottom-up worden geformuleerd. Hiervoor is het van belang de juiste
mensen uit de organisatie te filteren. Deze visie moet worden opgenomen in het strategisch
beleidsplan en de daaruit voortvloeiende beleidsdocumenten.
3.2 Condities en instrumenten
Voor wat betreft de interventies wordt er een onderscheid gemaakt tussen condities en instrumenten.
Bij condities gaat het om de voorwaarden die nodig zijn voor een succesvolle inzet van ICT en social
media. Dit beleidsplan richt zich op de organisatorische en onderwijskundige voorwaarden. Het gaat
dan om de volgende voorwaarden:
1. Leiderschap
2. betrokkenheid van de opleidingsteams
3. centrale coördinatie
4. Regie
De instrumenten zijn de middelen die de organisatie inzet voor het realiseren van de juiste condities.
Het gaat dan om diverse vormen van ondersteuning zoals trainen en opleiden van docenten of het
adviseren van opleidingsteam.
1. Leiderschap
Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven is leiderschap nodig is om de ambities op het gebied van ICT en
social media waar te maken. De domeinleiding heeft vanuit dat perspectief een belangrijke taak. De
domein-leiding dient zich uit te spreken over haar ambities ten aanzien van beide in het onderwijs. In
de bestaande domeinplannen wordt daar nog beperkt op ingegaan. Daar tegenover staat dat er op
uitvoerend niveau wel de nodige geïsoleerde initiatieven zijn.
De domeinleiding dient gericht te sturen op de inzet van ICT en het inzetten van social media vanuit
de onderwijskundige ontwikkelingen die spelen binnen het Da Vinci College en het domein. Het
onderwerp moet regelmatig terugkeren in de gesprekken tussen domeinleiding en de
opleidingsteams.
2. Betrokkenheid van de opleidingsteams
De inzet van ICT en social media in het onderwijs zullen vooral plaats vinden op het niveau van de
opleidingsteams c.q. docenten. Het betrekken én ondersteunen van docenten en instructeurs is een
noodzakelijke voorwaarde voor een effectieve inzet van beide.
De opleidingsteams formuleren hun ambities met betrekking tot de inzet van ICT, het gebruik van
digitale leermiddelen en social media. Deze ambities worden verder uitgewerkt in de team-plannen.
De opbrengsten van ICT, digitale leermiddelen en social media worden als onderwerp ook
meegenomen tijdens de evaluatiemomenten (o.a. reflectiegesprekken met studenten).
Bij de implementatie kunnen opleidingsteams en docenten gebruik maken van ondersteuning. Het
gaat dan om de volgende instrumenten:
 Trainingen
 (Collegiaal) advies
 Begeleiding
Trainingen
Een belangrijk succescriterium voor de inzet van ICT en social media zijn vaardige docenten en
instructeurs. Via scholing en training kunnen de vaardigheden bij medewerkers worden versterkt. Het
TPACK model kan hierbij als leidraad dienen. Voor de inzet van social media kan het model worden
aangepast. Daarnaast kan het model worden afgestemd op bestaande of nieuwe trainingen die door
Connessione2 kunnen worden verzorgd. Connessione zal in samenwerking met de dienst Onderwijs
het scholingsprogramma verder uitbreiden.
(Collegiaal) advies
Vanuit een inhoudelijke deskundigheid worden opleidingsteams, docenten of instructeurs geadviseerd
over het inzetten van ICT en social media in het onderwijs. Die deskundigheid kan vanuit de diensten
komen maar ook van deskundige docenten. Docenten dienen hier wel voor gefaciliteerd te worden.
Deskundigheid kan ook van buiten de organisatie worden ingezet bijvoorbeeld door Leraren in
Opleiding (LIO’s) nauw te betrekken bij ICT en social media vraagstukken in het onderwijs. Deze
groep van aankomende docenten is vaak al meer vertrouwd met het gebruik van ICT en social media
in het onderwijs. In het samenwerkingsverband met de Lerarenopleiding van de Hogeschool
Rotterdam zal dit worden besproken.
Begeleiden
Opleidingsteams kunnen gebruik maken van begeleiding bij het implementeren van ICT en social
media in het onderwijs. Deze ondersteuning ligt vanuit haar taakstelling voornamelijk bij de Dienst
Onderwijs.
3. Centrale coördinatie
Kennis en ervaringen over de inzet van ICT en social media liggen vooral bij de opleidingsteams.
Deze kennis en ervaring verspreidt zich niet gemakkelijk binnen de organisatie. Dat proces zal
2
Training en opleidingscentrum Da Vinci College
gefaciliteerd moeten worden. Om meer van elkaar te profiteren wordt er bij de dienst Onderwijs een
centraal punt ingesteld van waaruit de kennisdeling wordt gecoördineerd. Deze coördinerende rol
wordt vorm gegeven in samenwerking met de dienst HRM en de dienst ICT.
Informeren van medewerkers en delen van kennis
De kennis die binnen de organisatie wordt opgedaan dient breed te worden gedeeld. Dat kan via de
geëigende informatiebronnen die eerder zijn genoemd. Hier is ook een belangrijke rol weggelegd voor
de diensten die een verbinding kunnen maken tussen lokale initiatieven.
Belangrijk instrument bij de centrale coördinatie is het informeren van docenten en het delen van
kennis. Docenten worden via een interne website en digitale nieuwsbrieven geïnformeerd over de
mogelijkheden van ICT en social media in het onderwijs. Naast deze bronnen zou een social media
platform, bijvoorbeeld een social networksite kunnen worden gebruikt. Het gaat hierbij om het op een
toegankelijke wijze beschikbaar te stellen van externe informatie en het delen van ervaringen binnen
het Da Vinci College.
4. Regie
Vanuit de coördinerende rol kan ook de agenda worden bepaald. Op die manier wordt op centraal
niveau de regie gevoerd voor wat betreft de onderwijskundige ontwikkelingen in relatie tot ICT en
social media. Het gaat dan om de volgende ontwikkelingen waar gericht op gestuurd dient te worden:
 Het efficiënt organiseren van het onderwijs en standaardisatie (digitale studiewijzer en
curriculumbouwer).
 Mediawijsheid en de inzet van mediacoaches3. (Er bestaan intern en extern lessencycli
mediawijsheid waar de student op een interactieve manier en met gebruik van diverse social
media de kansen en bedreigingen van social media wordt bijgebracht.)
 Competenties van docenten, opleidingsaanbod en het TPACK model.
 De brede inzet van sociale media ten behoeve van:
o Didactiek, het effectief benutten van onderwijstijd, didactische werkvormen zoals
vormen van blended learning zoals flipping the classroom.
o BPV (beroepspraktijkvorming) en communicatie
 De inzet van laptops en het gebruik van (digitale) leermiddelen.
Algemene aanvulling
Ten aanzien van het inzetten van social media wordt momenteel onderzoek uitgevoerd. De resultaten
van dit onderzoek moeten worden meegenomen in dit beleidsplan en leiden tot het invullen van het
beleid en/of het aanpassen van eerder gemaakte keuzes. Tevens kan dit leiden tot inzetgericht
vervolgonderzoek.
Bovenstaande interventies zijn gericht op de eerder besproken actoren om hun belangen,
verwachtingen en eisen inzichtelijk te maken. De rol ten aanzien van de uitvoering van de interventies
van de overheden en het bedrijfsleven is hierin minimaal. De verwachtingen vanuit de overheid richten
zich met name op de kwaliteitsaspecten, het resultaat, van het onderwijs. Het bedrijfsleven heeft
vooral een rol in het aanleveren van kennis en expertise. Tijdens de BAC4 overleggen kan gesproken
worden over de wensen vanuit het bedrijfsleven maar ook over de rol die zei kunnen spelen bij deze
interventies.
3
4
Groep docenten en stafmedewerkers met een ondersteunende functie
Bedrijfsadvies Commissie
4. Reflectie
Geciteerde werken
Beemt, van den, A. (2010). Interactive Media Practices of Young People: Origins, Backgrounds,
Motives and Patterns. Opgeroepen op April 29, 2013, van www.http://igiturarchive.library.uu.nl/: http://igitur-archive.library.uu.nl/dissertations/2010-1118200300/beemt.pdf?utm_source=twitterfeed&utm_medium=twitter
Besturing en onderwijskwaliteit in het MBO. (2010). Besturing en onderwijskwaliteit in het MBO.
Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
Biggelaar, M. (2012). Social media in het middelbaar beroepsonderwijs? Rotterdam: z.n.
Carr, N. (2011). Het ondiepe, hoe onze hersenen omgaan met internet. Amsterdam: Maven
publishing.
Centraal bureau voor de statistiek. (2013, Januari 10). Zeven op de tien gebruiken sociale media.
Opgeroepen op Februari 17, 2014, van www.cbs.nl: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-3907-wm.htm
Crone, E. (2008). Het puberende brein. Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode
van de adolescentie. Amsterdam: Bert Bakker.
Da Vinci College. (2012). DaVinci Strategisch beleidsplan, 2012-2015. Opgeroepen op oktober 26,
2012, van www.Davinci.nl:
http://www.davinci.nl/site/media/documenten/over/DAV_SBP_lowres.pdf
De Witt, C. (2013). New forms of learning for vocational education: mobile learning, social learning,
game-based learning. Hagen: Institute of Educational Science and Media Research,
University of Hagen.
Frijlink, I., & Schoondorp, M. (2009). Verkenning van de mogelijkheden van social media in het
onderwijs. z.p.: Winkwaves.
Jager, C.-J., Vankan, A., Janssen, M., Gillebaard, H., & Plomp, M. (2012, November 21). Opgeroepen
op Maart 29, 2013, van www.kennisnet.nl:
http://downloads.kennisnet.nl/mediawijzer/Onderzoeken/dialogic-2012-vmbo-eindrapport.pdf
Kennisnet. (2013). Trendrapport 2014-2015; technologiekompas voor het onderwijs. Zoetermeer:
Kennisnet.
Kennisnet. (2013). Vier in balans monitor 2013. Zoetermeer: Creative Commons.
Koster, S. (2013). Visuele didactische content in het mbo via social media. Amsterdam: z.n.
Leraren van het Jaar. (2013, Oktober 7). Leraren van het Jaar. Opgeroepen op Oktober 23, 2013, van
http://www.dagvandeleraar.nl/: http://www.dagvandeleraar.nl/verkiezing
Leren met ICT, 21st century skills. (z.j.). Leren met ICT, 21st century skills. Opgeroepen op Juni 9,
2013, van www.lerenmetict.nl: http://www.lerenmetict.nl/?page_id=225
MBO-raad. (z.j.). Onderwijs en social media. Opgeroepen op Januari 23, 2014, van MBOraad.nl:
http://www.mboraad.nl/media/uploads/companybranchgroup/htvf/Onderwijs%20en%20Social
%20Media.pdf
Mijland, E. (2012). Smihopedia. Middelbeers: Uitgeverij Innodoks.
Ministerie van Economische zaken, TNO, Centraal bureau voor de statistiek. (2013). ICT, kennis en
economie 2013. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Onderwijsraad. (2013). Een smalle kijk op onderwijskwaliteit. Den Haag: Onderwijsraad.
Pardoen, J. (2013). Focus! Over sociale media ald de grote afleider. Amsterdam: SWP Amsterdam.
Pondres. (z.j.). Social-Media, kennisplatform voor social media marketing. Opgeroepen op Maart 18,
2013, van www.social-media.nl: http://www.social-media.nl/
Pour, M. G. (2013). Social networksites in education. Monthly Multidisciplinary Research Journal, 3-6.
Rijksoverheid. (2012). Regeerakkoord, Van goed naar excellent onderwijs. Opgeroepen op januari 28,
2013, van www.rijksoverheid.nl: http://www.rijksoverheid.nl/regering/regeerakkoord/van-goednaar-excellent-onderwijs
Rosen, L. (2013). IDisorder. In J. Pardoen, Focus, over sociale media als de grote afleider (pp. 27-28).
Amsterdam: SWP.
Rotherham, A. J., & Willingham, D. T. (2010). 21st centurey skills. Opgeroepen op Mei 31, 2013, van
www.aft.org: https://www.aft.org/pdfs/americaneducator/spring2010/RotherhamWillingham.pdf
Rubens, W. (2011, Oktober 8). Over de didaktiek van social media in de dagelijkse lespraktijk .
Opgeroepen op December 4, 2013, van http://dspace.learningnetworks.org/:
http://dspace.learningnetworks.org/bitstream/1820/3948/1/Over%20de%20didaktiek%20van%
20social%20media%20in%20de%20dagelijkse%20lespraktijk.pdf
Schat, A. (2013). Het inzetten van Facebook in een traject van peer tutoring voor studenten van MBO
Utrecht tijdens de beroepspraktijkvorming. Bunnik: z.n.
Schoondorp, M. (2010, maart 12). Opgeroepen op april 15, 2013, van Winkwaves.com:
http://winkwaves.com/files/TS_Social_Media_apr2010.pdf
Selwyn, N. (2011). Social media in higher education. Routledge: Worldoflearning.com.
Teune, P., De Boer, D., & De Laat, C. (2012, September). Werken aan onderwijsvernieuwing.
Opgeroepen op Oktober 22, 2013, van http://mlirotterdamla3.files.wordpress.com/:
http://mlirotterdamla3.files.wordpress.com/2012/09/manuscript_teune_et_al.pdf
TPACK. (z.j.). TPACK: Integratie van ICT in het onderwijs. Opgeroepen op April 29, 2013, van
www.tpack.nl: http://www.tpack.nl/
U.S. Department of Education. (2010). Online Learning: A Meta-Analysis and Review of Online
Learning Studies. Washington: Center for Technology in Learning.
Valkenburg, P. M. (2005, Juli). Schadelijke Media en Weerbare Jeugd: Een Beleidsvisie 2005-2010.
Opgeroepen op Maart 18, 2013, van www.Kennisnet.nl:
http://downloads.kennisnet.nl/mediawijzer/Onderzoeken/Rapport_Jeugd_Geweld_Media_Juli_
2005.pdf
Van Bijsterveldt-Vliegenthart, M. (2011). Focus op vakmanschap 2011-2015. Den Haag: Ministerie
van OCW.
Van der AA, B., Van Laarhoven, B., & Van den Boogaard, W. (2012, Oktober). Onderwijsmonitor
2011. Opgeroepen op Oktober 23, 2013, van www.cms.dordrecht.nl:
https://cms.dordrecht.nl/dordt/inwoners/digitaalloket?waxtrapp=cpjskjBsHaKlPpBLEINH&remote=/idad/mozEgemDocument%3FF_DOCNR=
2024164
Van het Riet, P. (2011). Beleidsinstrumenten voor ICT en onderwijsinnovatie. Zwolle: Hogeschool
Windesheim.
Voogt, J., Fisser, P., & Tonduer, J. (2010). WAT WETEN WE OVER ..............TPACK? Een
literatuurstudie naar Technological Pedagogical Content Knowledge. Enschede: Universiteit
Twente, Universiteit Gent.
Weggeman, M. (2007). Leiding geven aan professionals? Niet doen! Schiedam: Scriptum.
Download