Handleiding Publieke Sector Comparator Handleiding Publieke Sector Comparator Handleiding Publieke Sector Comparator Inhoud Inleiding5 Module 1: Startnotitie11 Actie 1A: PSC-proces uitwerken13 Actie 1B: Uitgangspunten en aannames inventariseren en vastleggen 17 Module 2: Ruwe PSC19 Actie 2A: Uitgavenoverzicht opstellen25 Actie 2B: Ontvangstenoverzicht opstellen27 Module 3: Risicoanalyse 29 Actie 3A: Risico’s inventariseren31 Actie 3B: Pure risico’s waarderen33 Actie 3C: Spreidingsrisico’s waarderen35 Actie 3D: Discontovoet bepalen35 Module 4: Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse39 Actie 4A: PSC aanvullen en corrigeren 41 Actie 4B: Gevoeligheidsanalyse uitvoeren44 Module 5: Concept-PSC 47 Actie 5A: Contante waarde concept-PSC berekenen 49 Actie 5B: Uitkomsten beschrijven49 Actie 5C: Concept-PSC aanpassen50 Module 6: Definitieve PSC en eindrapportage51 Actie 6A: Biedingen beoordelen en vergelijken 52 Actie 6B: Eindrapportage en adviezen voor besluitvorming opstellen 54 Bijlagen55 Bijlage 1: Begrippenlijst56 Bijlage 2: Risicoanalyse59 Bijlage 3: Checklist van risico’s64 Bijlage 4: Aanpassingsprotocol 67 Colofon68 Contact Hebt u vragen over de Handleiding Publieke Sector Comparator? Of over het afwegen van alternatieve uitvoeringsvormen of het toepassen van publiek-private samenwerking bij de rijksoverheid? Neem dan contact op met de directie Financieringen van het ministerie van Financiën, telefoon 070-3428028. Inleiding 5 Inleiding Voor u ligt de Handleiding Publieke Sector Comparator (PSC). De PSC is een instrument waarmee u de referentieprijs (benchmark) voor een overheidsproject vaststelt. De referentieprijs gebruikt u om biedingen van derden tegen af te zetten en zo te beoordelen of zij financiële meerwaarde opleveren. U kunt de term ‘biedingen’ ruim opvatten. Het gaat om biedingen van private ondernemingen in een officiële openbare aanbesteding, maar bijvoorbeeld ook om offertes van overheidsinstellingen zoals shared-service organisaties. In deze handleiding leest u hoe u de PSC toepast. Voor wie is de Handleiding PSC bedoeld? De Handleiding PSC is primair bedoeld voor de rijksoverheid. De handleiding is evenwel ook bruikbaar bij projecten van medeoverheden en semipublieke instellingen. De handleiding is in eerste instantie geschreven voor personen die de PSC in de praktijk gaan toepassen. Dit zijn vooral personen die de aanbesteding van een project voorbereiden. Besluitvormers gebruiken de PSC om te bepalen of een bieding voldoende financiële meerwaarde biedt. Inzicht in de methodiek en het proces van de PSC is ook voor anderen van belang, bijvoorbeeld voor personen die betrokken zijn bij het toezicht op het project. Wat is de PSC? De PSC is een specifiek soort businesscase. In een businesscase worden de financiële consequenties van een project in kaart gebracht en wordt onderzocht of het financieel interessant is om een bepaald project uit te voeren. In de PSC wordt hieraan een specifieke invulling gegeven: • Een businesscase is een hulpmiddel bij het onderzoek of een project wel of niet moet worden uitgevoerd. Bij de PSC is al besloten een project uit te voeren, maar moet nog wel een financiële benchmark worden vastgesteld voor de uitvoering. Aan de hand hiervan wordt bepaald welke bieding of propositie het gunstigst is. • Een businesscase kan vanuit het perspectief van verschillende belanghebbenden (kapitaalverschaffer, opdrachtgever etc.) worden opgesteld. De PSC werkt vanuit het perspectief van de overheid als opdrachtgever van het project. • Een businesscase kan een beperkte invalshoek hebben (bijvoorbeeld de commerciële haalbaarheid of de financierbaarheid), of juist een brede invalshoek (bijvoorbeeld de maatschappelijke kosten en baten). De PSC kijkt uitsluitend naar de kasuitgaven en kasontvangsten voor de overheid, inclusief de financieel gemaakte risico’s . • Businesscases kunnen betrekking hebben op commerciële en niet-commerciële projecten. De PSC richt zich op overheidsprojecten, projecten die vaak per saldo geld kosten. Het achterliggende doel van de PSC is dan ook niet winstmaximalisatie, maar kostenminimalisatie bij een gegeven kwaliteit. 6 Handleiding Publieke Sector Comparator Plaats van de PSC in de projectlevenscyclus Een project1 kent een aantal projectfasen, van initiatiefase tot afrondingsfase. In figuur 1 is dit schematisch weergegeven. De PSC wordt tijdens de voorbereidingsfase en transactiefase uitgevoerd. In een eerdere fase, te weten de afwegingsfase, is met behulp van de PubliekPrivate Comparator (PPC)2 bepaald welke uitvoeringsvorm, i.c. contractvorm, voor het project het meest passend is. In de realisatiefase komt het project tot stand. In de operationele fase levert het project de beoogde producten of diensten. PSC > > Initiatiefase Transactie> Voorberei> Afwegings> Realisatie> Operatio> Afrondingsnele fase fase dingsfase > fase fase fase Figuur 1: Plaats van de PSC in de tijd als onderdeel van de totale projectlevenscyclus PSC: onderdeel van het aanbestedingsproces De PSC is onderdeel van het aanbestedingsproces. U gebruikt de PSC als benchmark wanneer u de markt benadert. Als de PSC nog de status van concept heeft, krijgen de biedende partijen een indicatie van de plafond- of richtprijs. Als dat nodig is, kunt u in een latere fase besluiten de PSC aan te passen, bijvoorbeeld als gevolg van eventuele dialoogronden en onderhandelingen. U stelt de PSC definitief vast als de aanbestedingsprocedure is afgerond en u het besluit tot gunning hebt genomen. Waarop is de PSC toepasbaar? De PSC wordt sinds 2002 gebruikt. In eerste instantie is de PSC toegepast op rijksprojecten voor huisvesting en weginfrastructuur die als DBFM(O)3 -project in de markt werden gezet. Het ging hier om projecten met een omvangrijke investeringscomponent en een lange levensduur. De methodiek van de PSC is echter niet gebonden aan een bepaalde sector, uitvoeringsvorm, looptijd of (investerings)omvang. De PSC is zowel toepasbaar bij nieuwe projecten als bij bestaande projecten. Voorbeelden van projecten waarvoor u een PSC kunt uitvoeren: • huisvesting (kantoorgebouwen, penitentiaire inrichtingen, kazernes en musea); • droge infrastructuur (wegen en spoorwegen); • natte infrastructuur (sluizen en dijken; • transportmiddelen; • beveiligingsdienstverlening; • cateringdienstverlening; • ict-dienstverlening. 1 Onder ‘project’ verstaan we het geheel van activiteiten benodigd om een product of dienst te leveren. 2 Meer hierover leest u in de Handleiding Publiek-Private Comparator van het ministerie van Financiën. DBFM(O) staat voor Design Build Finance Maintain (Operate). Het is de meest geïntegreerde vorm waarin een project kan worden aanbesteed en uitgevoerd. 3 Inleiding 7 In de loop der jaren is veel ervaring opgedaan met het opstellen van PSC’s. Op bepaalde punten heeft dit geleid tot standaardisatie bij de rijksoverheid. Zo hebben het Rijksvastgoedbedrijf en Rijkswaterstaat elk hun eigen werkwijze en procedures voor het uitvoeren van PSC’s bij respectievelijk huisvesting en infrastructuur. Wat berekent de PSC? De PSC berekent de uitgaven en ontvangsten voor een bepaalde uitvoeringswijze van een project, de zogenoemde referentievariant.4 Daarbij houdt de PSC rekening met risico’s die zich kunnen voordoen tijdens de realisatie en exploitatie van het project. Het resultaat van de berekening noemen we de PSC-waarde. De PSC-waarde is een bedrag in termen van netto contante waarde. De PSC-waarde is de basis voor de richtprijs of plafondprijs waarmee bieders te maken krijgen. Leeswijzer De PSC-handleiding bestaat uit zes modules. Hierin staan de stappen die u moet doorlopen om een PSC op te stellen. De PSC levert twee producten op: een startnotitie en een eindrapportage. Module 1: Startnotitie In deze module krijgt u een overzicht van alle elementen die nodig zijn om de referentievariant op te stellen. In een startnotitie beschrijft u het PSC-proces en de voor de PSC relevante uitgangspunten en aannames. Ook beschrijft u het project waar de PSC betrekking op heeft. Module 2: Ruwe PSC In deze module stelt u een overzicht op van de verschillende soorten uitgaven en (eventuele) ontvangsten van het referentieproject, en raamt u de hoogte van de bedragen in de tijd. Module 3: Risicoanalyse In deze module inventariseert u de risico’s van het project. Deze zet u uit in de tijd en waardeert u in geldbedragen. Ook bepaalt u de discontovoet die nodig is voor het disconteren van de uitgaven en ontvangsten gedurende de looptijd van het project. Module 4: Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse In deze module gaat u na welke aanpassingen op de tot nog toe gemaakte berekening nodig zijn om tot een juiste benchmark te komen waarmee de te biedingen kunnen worden vergeleken. Ook maakt u een gevoeligheidsanalyse om te testen hoe robuust de uitkomst van de PSC en de daaraan ten grondslag liggende aannames zijn. 4 In de praktijk is dat meestal de publieke uitvoeringsvariant. Vandaar de naam Publieke Sector Comparator. 8 Handleiding Publieke Sector Comparator Module 5: Concept-PSC De resultaten van de voorafgaande modules integreert u in de concept-PSC. De concept-PSC kan nog veranderen, bijvoorbeeld als gevolg van dialoogronden met potentiële aanbieders of actualisatie van bepaalde parameters zoals de discontovoet. Module 6: Definitieve PSC en eindrapportage U berekent de definitieve PSC. Dit doet nadat u de contacten met de marktpartijen in de aanbestedingsprocedure hebt afgerond en tot gunning kunt overgaan. Vervolgens vat u de uitkomsten samen in de PSC eindrapportage waarin u advies geeft aan de besluitvormers. Bijlagen Achter in de handleiding vindt u een aantal bijlagen. Hierin vindt u onder andere een lijst van de belangrijkste begrippen en een uitleg van de risicoanalyse en de discontovoet. Inleiding De zes modules van de PSC met de acties Module 1 Startnotie Acties: • PSC-proces uitwerken • Uitgangspunten en aannames inventariseren en vastleggen Module 2 Ruwe PSC Acties: • Uitgavenoverzicht opstellen • Ontvangstenoverzicht opstellen Module 3 Risicoanalyse Acties: • Risico’s inventariseren • Pure risico’s waarderen • Spreidingsrisico’s waarderen • Discontovoet bepalen Module 4 Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse Acties: • PSC aanvullen en corrigeren • Gevoeligheidsanalyse uitvoeren Module 5 Concept-PSC Acties: • Contante waarde van de concept-PSC berekenen • Uitkomsten beschrijven • Concept-PSC aanpassen Module 6 Definitieve PSC en eindrapportage Acties: • Biedingen beoordelen en vergelijken • Eindrapportage en adviezen voor besluitvorming opstellen 9 10 Handleiding Publieke Sector Comparator Module 1 Startnotitie 12 Handleiding Publieke Sector Comparator Module 1 Startnotitie Module 1 Startnotitie Actie 1A Actie 1B P SC-proces uitwerken Uitgangspunten en aannames inventariseren en vastleggen > Module 2 Ruwe PSC > Module 3 Risicoanalyse > Module 4Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse > Module 5 Concept-PSC > Module 6Definitieve PSC en eindrapportage U hebt de opdracht gekregen een PSC uit te voeren. Uw eerste taak is om een startnotitie op te stellen waarin het plan van aanpak voor de PSC is opgenomen. In de startnotitie geeft u aan wat u gaat onderzoeken, hoe u dit gaat doen, wie waarvoor verantwoordelijk is, en welke randvoorwaarden gelden. Waarschijnlijk is eerder een PPC (Publiek-Private Comparator) of een businesscase voor het project opgesteld. Op basis hiervan is toen besloten op welke wijze het project wordt uitgevoerd. Bepaalde informatie uit de PPC of businesscase kan van nut zijn bij het opstellen van de PSC, al moet u de informatie wellicht aanpassen en verfijnen. Doel Een geaccordeerd plan van aanpak neerleggen voor het uitvoeren van de PSC. Output: startnotitie Het resultaat van module 1 is een startnotitie met daarin aandacht voor: • de partijen die belang hebben bij de PSC en de rol die zij daarin spelen; • de aannames en randvoorwaarden die gelden bij de PSC; • de regels voor aanpassing van de PSC (aanpassingsprotocol); • het project waar de PSC betrekking op heeft (scope, looptijd, uitvoeringsvariant, e.d.). Module 1 Startnotitie 13 Opzet module Module 1 bestaat uit twee acties: 1A en 1B. Actie 1A gaat over de organisatie van het PSCproces. Het is aan te raden om hiermee te beginnen voordat u met de inhoudelijke aspecten van de comparator aan de slag gaat (actie 1B). Actie 1A PSC-proces uitwerken Overzicht krijgen van het PSC-proces U schetst het besluitvormings- en uitvoeringsproces. U werkt uit welke stappen u in dit proces doorloopt, hoeveel tijd, geld en capaciteit dit kost, en welke gegevens, kennis en expertise hiervoor nodig zijn. Plannen van het PSC-proces De tijd die nodig is om de PSC op te stellen, verschilt per project. De duur is afhankelijk van het soort project, de complexiteit van het project en de ervaring van de organisatie met het opstellen van PSC’s. Een indicatie van het tijdsbeslag per module is: • Module 1 Startnotitie 1 - 2 weken • Module 2 Ruwe PSC 4 - 8 weken • Module 3 Risicoanalyse 4 - 8 weken • Module 4 Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse 2 - 4 weken • Module 5 Concept-PSC 3 - 5 weken • Module 6 Definitieve PSC en eindrapportage 2 - 3 weken Globaal is de doorlooptijd van een PSC vijf tot acht maanden. Als u vaker een PSC opstelt, kan het sneller. Ook kunt u de PSC sneller doorlopen als u bepaalde delen van modules parallel uitvoert of laat uitvoeren. De planning van de PSC en de aanbesteding moeten in ieder geval op elkaar aansluiten. Inventariseren en beleggen van benodigde input en expertise Om een PSC uit te voeren, is grondige kennis van het project noodzakelijk. Het gaat hierbij om kennis zowel in ‘technische’ zin (om welk product of welke dienst gaat het; hoe komt het product of dienst tot stand; wat is de marktsituatie; etc.) als in financiële zin (kostenraming; risicowaardering; etc.). Verder is het noodzakelijk inzicht te hebben in de eigen organisatie als (mogelijk) uitvoerder of opdrachtgever van het project. Bovendien is het belangrijk voldoende kennis en ervaring te hebben met het uitbesteden van projecten. Al in een vroeg stadium moet duidelijk zijn welke input (menskracht, financiële middelen) op welk moment nodig is om de PSC uit te kunnen voeren. Mogelijk moet u expertise van buiten uw eigen organisatie aantrekken. 14 Handleiding Publieke Sector Comparator Beschrijven van belangrijkste stakeholders Bij de start van de PSC voert u een stakeholderanalyse uit. Stakeholders zijn alle partijen die direct of indirect bij de PSC betrokken zijn, er invloed op hebben of belang hebben bij de uitkomst. Het is belangrijk dat u weet welke rollen de stakeholders spelen. De ervaring leert dat het opstellen van een stakeholderanalyse niet eenvoudig is en soms ook gevoelig ligt, bijvoorbeeld als deze potentiële belangenverstrengeling blootlegt. De stakeholderanalyse kan aanleiding zijn om het PSC-team of het team van beslissers aan te passen. Kernvragen bij een stakeholderanalyse zijn: • Welke partijen zijn betrokken bij het project? • Wat is de relatie van deze partijen tot het project? • Wat is het belang van deze partijen? • Wie vertegenwoordigen deze partijen? • Hoe kunnen de partijen het project beïnvloeden? Bij de PSC onderscheiden we grofweg drie groepen stakeholders: beslissers, leden van het PSC-team en belanghebbenden. Gebruikers Partijen die gegevens aanleveren Marktpartijen PSC-team Opdrachtgever Overige belanghebbenden Figuur 2: Belanghebbenden rond de PSC Besluitvormers PSC Overige belanghebbenden Module 1 Startnotitie 15 Besluitvormers In een aanbestedingsproces bepalen de besluitvormers onder welke voorwaarden (gunningscriteria) een bieding 5 kan worden geaccepteerd. De PSC is voor hen relevant, omdat de referentiewaarde die volgt uit de PSC, de basis vormt voor een richt- of plafondprijs. Ook zijn besluitvormers geïnteresseerd in de meerwaarde van de gekozen uitvoeringsvariant ten opzichte van de referentievariant. Bovendien zijn ze geïnteresseerd in de mogelijke consequenties van de aanbesteding voor de organisatie in termen van bijvoorbeeld wijzigingen in takenpakket en personeelsbestand. Ten slotte willen beslissers achteraf verantwoording kunnen afleggen over de gemaakte keuzen. PSC-team Het PSC-team is collectief betrokken bij het PSC-proces. Alle leden van het PSC-team worden op tijd en gelijkwaardig geïnformeerd over alles wat voor het team relevant is (zoals gegevens, aannames, onderbouwing en resultaten). Alle leden van het team hebben bovendien voldoende gelegenheid om hun visie in te brengen en om te reageren op voorstellen en tekstconcepten van anderen. Andere belanghebbenden Dit zijn (groepen van) personen of instanties - anders dan opdrachtgever, besluitvormers en PSC-team - die belang hebben bij de PSC of de aanbestedingen. Globaal kunt u de volgende groepen onderscheiden: • Gebruikers: de afnemer(s) van de dienst of het product van het project. • (Potentiële) leveranciers: commerciële partijen of overheidsdiensten, die het beoogde project tot stand kunnen brengen. • Overige belanghebbenden: een heterogene groep die afhankelijk van het project een andere samenstelling kan hebben. Borgen van integriteit en vertrouwelijkheid Bij het PSC-proces moet u ook oog hebben voor eventuele integriteits- en vertrouwelijkheidsrisico’s. Een voorbeeld van een integriteitsrisico is als iemand die (mede) de PSC opstelt, mogelijk zijn functie verliest, als wordt besloten de dienstverlening door een externe partij te laten uitvoeren. Een vertrouwelijkheidsrisico kan ontstaan bij de wijze van totstandkoming van de plafondprijs: kennis hiervan is zeer waardevol voor geïnteresseerde marktpartijen. De PSC en gerelateerde documenten behandelt u als commercieel vertrouwelijk. Informatie hieruit verstrekt u op ‘need-to-knowbasis’ aan een zo klein mogelijke groep.6 Bepaalde zaken die niet commercieel vertrouwelijk zijn kunt u eventueel na definitieve selectie van de bieding bekend maken. 5 6 De term ‘bieding’ vatten we ruim op. Het kan gaan om biedingen van private ondernemingen in een officiële openbare aanbesteding, maar bijvoorbeeld ook om offertes van overheidsinstellingen zoals shared-service organisaties (SSO’s). Bijvoorbeeld (bepaalde) leden van het projectteam aangevuld met een aantal van hun leidinggevenden. 16 Handleiding Publieke Sector Comparator Communicatie Personen en organisaties zijn op verschillende wijze betrokken bij de PSC. De communicatie over de PSC dient hierop te zijn afgestemd. Houd hierbij rekening met de vertrouwelijkheid van de PSC en met het feit dat gelijke betrokkenen, zoals bieders, over dezelfde informatie moeten beschikken. In de startnotitie geeft u aan hoe u over de PSC communiceert. In de praktijk zal de communicatie over de PSC onderdeel zijn van de communicatie over de aanbesteding. Aanpassingsprotocol opstellen Juridische relevantie van de PSC Het is van belang de juridische relevantie van de PSC in kaart te brengen en bij het uitvoeren van de PSC hiermee rekening te houden, zeker als de PSC onderdeel is van een aanbestedingsprocedure. Afhankelijk van de gekozen aanbestedingsstrategie kan de opdrachtgever de aanbesteding beëindigen en de opdracht niet gunnen als de biedingen boven de PSCreferentiewaarde liggen. De biedende partijen moeten instemmen met deze gang van zaken als ze aan de aanbestedingsprocedure willen deelnemen. De opdrachtgever zal bieders tot op zekere hoogte ook inzicht moeten geven in de methodiek van de PSC. En als de opdrachtgever overweegt de aanbestedingsprocedure aan te passen of af te breken, moet hij motiveren waarom hij een dergelijk besluit overweegt. Aanpassingsprotocol Het is denkbaar dat de concept-PSC, die u aan het begin van de aanbesteding opstelt, in de loop van de aanbesteding verandert, bijvoorbeeld na gesprekken en/of onderhandelingen met de bieders. Het kan zijn dat uitgaven- of inkomstenposten in de kasstromen ontbreken of moeten worden aangepast. In deze en vergelijkbare gevallen gebruikt u het aanpassingsprotocol. Het aanpassingsprotocol geeft transparantie bij aanpassing van, en besluitvorming over de PSC. In het protocol staat onder welke omstandigheden en voorwaarden het toegestaan is om de PSC aan te passen, wie de aanpassingen kan voorstellen, wie ze moet autoriseren en wie ze daarna verwerkt. U kunt de PSC met het aanpassingsprotocol bij de notaris in bewaring geven. Hiermee kunt u eventueel wantrouwen van partijen wegnemen. De notaris bewaart het origineel en beoordeelt of latere aanpassingen volgens het protocol zijn doorgevoerd. Als basis voor het door u op te stellen aanpassingsprotocol kunt u gebruiken van het format dat in bijlage 4 is bijgevoegd en dit aanpassen aan de specifieke omstandigheden van uw project. Module 1 Startnotitie Actie 1B 17 Uitgangspunten en aannames inventariseren en vastleggen Voordat u begint met het opstellen van de PSC, inventariseert u de voor de PSC relevante uitgangspunten en aannames van het project waar de PSC betrekking op heeft. Denk bijvoorbeeld aan scope, outputspecificaties, looptijd, startdatum kasstromen, rekenregels en dergelijke. De uitgangspunten en aannames neemt u op in een overzichtslijst die als startpunt kan dienen van een ‘audit trail’. Het bijhouden van een ‘audit trail’ maakt het mogelijk de uitgangspunten en aannames te traceren en op hun hardheid te beoordelen. 18 Handleiding Publieke Sector Comparator Module 2 Ruwe PSC 20 Handleiding Publieke Sector Comparator Module 2 Ruwe PSC Module 1 Startnotitie > Module 2 Ruwe PSC Algemene aanwijzingen bij opstellen PSC Actie 2A Uitgavenoverzicht opstellen Actie 2B Aanpassingsprotocol opstellen > Module 3 Risicoanalyse > Module 4Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse > Module 5 Concept-PSC > Module 6Definitieve PSC en eindrapportage In module 1 is geschetst hoe u een plan van aanpak voor de PSC opstelt. In module 2 leest u hoe u de uitgaven- en ontvangstenoverzichten opstelt en waar u op moet letten. Doel Een globaal inzicht krijgen in de omvang en samenstelling van de kasstromen van de publieke uitvoering van het project. Output: ruwe PSC Aan het eind van deze module hebt u een ruwe PSC. Dit is een kasstroomoverzicht van de uitgaven en ontvangsten in de (publieke) referentievariant. Dit overzicht is zonder gekwantificeerde risico’s. Die komen in module 3 aan de orde. Opzet module In deze module krijgt u eerst een aantal algemene aanwijzingen voor het opstellen van de PSC. Deze aanwijzingen hebben zowel betrekking op de uitgaven als de ontvangsten. In actie 2A gaan we specifiek in op de uitgaven in een PSC. In actie 2B zoomen we in op de ontvangsten. Module 2 Ruwe PSC 21 Algemene aanwijzingen bij opstellen PSC Aanwijzing 1: gebruik de vastgestelde referentievariant U stelt de PSC op aan de hand van de referentievariant uit de vastgestelde startnotitie (module 1). In de praktijk gaat het om de publieke referentievariant, vandaar de term Publieke Sector Comparator. Met de PSC bepaalt u wat het de overheidsorganisatie zelf zou kosten om datgene tot stand te brengen wat zij aan derden (private of publieke bieders) uitvraagt. Bij de publieke referentievariant dient u uit te gaan van de bestaande (huidige) praktijk. Als u ervoor kiest om niet uit te gaan van de bestaande praktijk, moet u exact aangeven waar u dan wel vanuit gaat. Als u er vanuit gaat dat de bestaande organisatie door reorganisatie, taakstelling of efficiencykorting tegen lagere kosten bij gelijkblijvende kwaliteit de dienst of het product kan leveren, dient u dit te onderbouwen, bijvoorbeeld door te laten zien dat de noodzakelijke stappen daartoe reeds onomkeerbaar door de organisatie zijn gezet en in de praktijk worden gebracht. Voorbeeld | Afwijken van de huidige praktijk Een uit te besteden dienst wordt op dit moment uitgevoerd door een organisatie die reorganisatieplannen heeft. Dit kan betekenen dat de organisatie de dienst in de toekomst goedkoper kan leveren. Zeker is dat echter niet. De ervaring laat zien dat voornemens ten aanzien van efficiency en kostenreductie vaak niet gerealiseerd worden. Denkbaar is ook dat er weliswaar een kostenreductie wordt gerealiseerd maar dat de beoogde kwaliteit niet wordt gehaald. Bij het opstellen van de PSC dient u hiermee rekening te houden. Aanwijzing 2: hanteer dezelfde eisen als bij de uitvraag aan derden De PSC baseert u op wat u uitvraagt aan derden (markt, andere overheidsdienst) ten aanzien van hoeveelheid, kwaliteit en beschikbaarheid. In de PSC moet u rekening houden met alles wat valt binnen de scope van het beoogde contract of convenant en wat financiële consequenties heeft voor de opdrachtgever. Alleen dan kunt u de proposities van derden op een correcte wijze benchmarken. Uitbesteden bestaande dienst De uit te vragen (kwaliteits)eisen kunnen afwijken van wat de uitvoerende publieke partij op dit moment realiseert. Als de uit te vragen eisen hoger liggen dan wat de publieke partij nu realiseert, zijn de huidige uitgaven geen juiste referentie. In de PSC moet u de uitgaven dan verhogen. Omgekeerd: liggen de uit te vragen eisen lager dan wat nu gerealiseerd wordt? Dan moet u de uitgaven in de PSC navenant verlagen. Voorbeeld | Meenemen extra uitgaven voor hogere kwaliteitseisen (‘snellere responstijd’) U gaat uw ICT-systeem uitbesteden en stelt als eis dat de ICT-helpdesk een oproep binnen 30 seconden beantwoordt. Een dergelijk eis stelt u niet aan uw huidige helpdesk, maar het blijkt dat oproepen gemiddeld in 40 seconden worden beantwoord (met uitschieters tot 75 seconden). In de PSC moet u hier rekening mee houden: u telt bij de huidige uitgaven aan de ICT-helpdesk het bedrag op dat nodig is om de hogere kwaliteit te realiseren. 22 Handleiding Publieke Sector Comparator Voorbeeld | Meenemen extra uitgaven voor hogere kwaliteitseisen (‘betere bereikbaarheid’) Bij een weg die u in DBFM-vorm aanbesteedt, geldt de eis dat die voor 95 procent van de tijd beschikbaar is tussen 6.00 en 20.00 uur en voor 75 procent van de tijd daarbuiten. Geldt dit criterium ook bij de huidige traditioneel aangelegde weg? Zo niet, dan gaat u na in hoeverre de huidige situatie afwijkt van de geëiste nieuwe situatie en welke uitgaven nodig zijn om aan de nieuwe situatie te voldoen. Uitbesteden van een nieuwe dienst Gaat u een nieuwe dienst uitbesteden? Dan berekent u de uitgaven door ervan uit te gaan dat de overheidsorganisatie deze dienst zelf realiseert tegen de uit te vragen eisen. Anders dan bij een bestaande dienst, hebt u hier geen eigen ‘track record’ van gegevens. U zult het uitgavenoverzicht ‘van onderaf’ moeten opbouwen en daarbij te rade moeten gaan bij (min of meer) vergelijkbare situaties binnen uw eigen organisatie of bij andere onderdelen van de (rijks) overheid. Aanwijzing 3: licht de aannames toe Licht de aannames toe in een aparte bijlage. Zo kunt u de bedragen die op de aannames zijn gebaseerd verifiëren en zo nodig aanpassen. Aanwijzing 4: onderbouw de ramingen U onderbouwt de ramingen in het uitgaven- en ontvangstenoverzicht aan de hand van de volgende vragen: a Op welke momenten worden de uitgaven gedaan en komen de ontvangsten binnen? bWat valt onder de uitgaven- of ontvangstenposten? cWelke bronnen liggen ten grondslag aan de ramingen? U kunt de onderbouwing als bijlage opnemen bij de PSC. Aanwijzing 5: let op het verschil tussen uitgaven/ontvangsten en kosten/ opbrengsten Idealiter ontleent u de uitgaven en ontvangsten voor het berekenen van de PSC aan liquiditeitsbegrotingen en -rekeningen. Deze zijn echter niet altijd voorhanden. U zult dan gebruik moeten maken van resultatenbegrotingen en -rekeningen en van andere gegevens uit de administratie. Met behulp van een aantal aannames maakt u de omrekening van kosten en opbrengsten naar uitgaven en ontvangsten. Hieronder ziet u enkele voorbeelden van het verschil tussen enerzijds uitgaven en ontvangsten en anderzijds kosten en opbrengsten en hoe dit uitpakt over de jaren. Module 2 Ruwe PSC 23 Aanschaf verbruiksgoed in jaar 1, betaling in jaar 1 Jaar 1 Jaar 2 Uitgaven Kosten € 100,- € 100,- Uitgaven Kosten Aanschaf verbruiksgoed in jaar 1, betaling in jaar 2 Jaar 1 Uitgaven Jaar 2 Kosten Uitgaven € 100,- € 100,- Kosten Aanschaf investeringsgoed in jaar 1, betaling in jaar 1, afschrijving in tien jaar vanaf jaar 1 Jaar 1 Jaar 2 (en volgende jaren) Uitgaven Kosten € 100,- € 10,- Uitgaven Kosten € 10,- Aanschaf investeringsgoed in jaar 1, betaling in jaar 2, afschrijving in tien jaar vanaf jaar 1 Jaar 1 Uitgaven Jaar 2 (en volgende jaren) Kosten Uitgaven Kosten € 10,- € 100,- € 10,- Verkoop dienst in jaar 1, ontvangst in jaar 2 Jaar 1 Ontvangsten Jaar 2 Opbrengsten Ontvangsten € 100,- € 100,- Opbrengsten Aanwijzing 6: let op verborgen kosten De kostprijsadministratie van een product of dienst is soms onvolledig om één-op-één bruikbaar te zijn voor de PSC. Bijvoorbeeld als bepaalde uitgaven die met het betreffende product of dienst samenhangen niet zijn meegenomen. Er is dan sprake van ‘verborgen uitgaven’. Denk aan uitgaven die moeten worden toegerekend voor de tijd van het management, het gebruik van vastgoed, en het gebruik van ondersteunende diensten zoals werving en opleiding. Voorbeeld | Corrigeren kostprijsadministratie U wilt een kantine uitbesteden. Uit de kostprijsadministratie van de huidige kantine blijkt dat de organisatie de kantine niet aanslaat voor het gebruik van kantoorruimte en energie. U moet hiervoor corrigeren door de uitgaven voor kantoorruimte en energie op te nemen. 24 Handleiding Publieke Sector Comparator Aanwijzing 7: let op vervlechting van uitgavenposten en risico-opslagen In deze module gaat het om de voorzienbare uitgaven en ontvangsten, dus exclusief risico-opslagen. Risico-opslagen komen in module 3 aan de orde. Ontleent u gegevens aan een systematiek waarbij risico’s in de uitgaven zijn meegenomen? Dan moet u voor de berekening in deze module de risico-opslagen uit de uitgaven halen.7 Aanwijzing 8: stel de kasstromen op in nominale termen De kasstromen die u in beeld brengt, gaan vaak over een lange periode, soms tot 25 of 30 jaar. Dit betekent dat de waarde van het geld in de loop van de tijd zal wijzigen. Ook kunnen de onderlinge verhoudingen tussen prijzen veranderen. Daarom verdient het de voorkeur om de kasstromen in nominale termen op te nemen. Voor bepaalde componenten van de kasstromen kunt u, als die er zijn, gebruikmaken van prijsindices die specifiek daarop betrekking hebben. Als deze er niet zijn, moet u gebruikmaken van meer algemene indices die als een goede benadering kunnen worden beschouwd voor de desbetreffende kasstroomcomponenten. Net als bij alle andere keuzen in de PSC, moet u de keuze voor de gebruikte prijsindices onderbouwen. Aanwijzing 9: ga op de juiste wijze om met btw Btw is een indirecte belasting (kostprijsverhogende belasting) die volledig in de prijs van goederen en diensten wordt opgenomen. In de PSC stelt u de kasstromen bij rijksprojecten op exclusief btw. De gedachte hierachter is dat btw bij het Rijk per saldo neutraal is: het bedrag dat een rijksorganisatie aan btw uitgeeft (btw-afdracht) komt bij de Belastingdienst als btw-ontvangst terug.8 Als u de btw wel opneemt in de kasstromen, kan een vertekend beeld ontstaan. Het volgende cijfervoorbeeld maakt dit duidelijk. Voorbeeld | Effect btw meenemen in PSC Uitgaven excl. btw Uitgaven incl. btw (21%) € 200,- € 210,50 (btw over € 50,- = € 10,50) € 180,- € 217,80 (btw over € 180,- = € 37,80) Referentievariant (publieke uitvoering) Eigen personeel: € 150,Inkoop van derden: € 50,Bieding (private uitvoering) Bedrag waarvoor bieder het project wil uitvoeren: € 180,- In de kasstromen inclusief btw lijkt het alsof de private uitvoering duurder is dan de publieke variant (€ 217,80 voor privaat, € 210,50 voor publiek). Bij de private bieder moet namelijk relatief veel btw betaald worden (€ 37,80 in plaats van € 10,50). Voor het Rijk is de btw per 7 8 Rijkswaterstaat maakt bijvoorbeeld gebruik van een dergelijke systematiek voor het ramen van uitgaven (Standaard Systematiek voor Kostenramingen, SSK). ‘Btw-neutraliteit’ geldt overigens alleen voor de btw die een rijksorganisatie betaalt. Bij ontvangen btw (bijvoorbeeld bij de verkoop van goederen of diensten aan derden) geldt de neutraliteit niet. Module 2 Ruwe PSC 25 saldo echter neutraal, of het nu om veel of weinig btw gaat. Zonder de vertekening door btw, is het duidelijk dat in dit voorbeeld de private uitvoering (€ 180,-) voordeliger is dan de publieke uitvoering (€ 200,-). Actie 2A Uitgavenoverzicht opstellen U deelt de uitgaven in naar de projectfase waarin ze zich voordoen: • transactiefase; • realisatiefase; • operationele fase; • afrondingsfase. De uitgaven in de voorbereidingsfase en de fasen daarvoor (zie figuur 1) neemt u niet in de PSC mee. In de context van de PSC zijn deze uitgaven te beschouwen als ‘sunk costs’.9 Meer precies gaat het om uitgaven tot het moment van het vergelijken met de biedingen van derden. Deze uitgaven laat u buiten beschouwing, omdat deze niet onderscheidend zijn voor de keuze tussen referentievariant en biedingen. Uitgaven in de transactiefase Onder uitgaven in de transactiefase vallen de uitgaven van aanbesteding en alles wat daarmee samenhangt. Het zijn uitgaven die gedaan moeten worden als u het project op traditionele (of huidige) wijze zou aanbesteden. Hieronder vallen ook de uitgaven voor het realiseren van (rijks)interne dienstverleningscontracten (bijvoorbeeld uitgaven voor aansluiting bij een rijksbreed shared-service center). Voorbeelden van uitgaven in de transactiefase zijn: • uitgaven om documentatie en contracten op te stellen (ook als die voor latere projectfasen zijn bestemd maar al in deze fase gemaakt worden); • uitgaven voor inhuur van externe adviseurs; • ontwerpkostenvergoeding aan biedende private partijen (vaak alleen aan verliezende partijen). Een PSC die betrekking heeft op de uitbesteding van een in eigen beheer uitgevoerde dienst heeft geen transactie-uitgaven. Immers, in de referentievariant van de PSC wordt de uit te besteden activiteit ongewijzigd voortgezet. Is de looptijd van de contracten in de referentievariant korter (bijvoorbeeld 5 jaar) dan bij private uitvoering (bijvoorbeeld 20 jaar)? Dan moet u de tussenliggende aanbestedingsuitgaven van de referentievariant meenemen in de PSC. In dit voorbeeld gaat het dan om vier aanbestedingsperioden, de initiële en drie daaropvolgende waaraan kosten zijn verbonden. De looptijd die u in de PSC hanteert, is eerder bepaald in de startnotitie (zie actie 1C). 9 In de PPC worden kosten in de voorbereidingsfase wel opgenomen in de private en de publieke variant, vanuit de gedachte dat de voorbereidingskosten kunnen verschillen afhankelijk van de gekozen variant. 26 Handleiding Publieke Sector Comparator Uitgaven in de realisatiefase In de realisatiefase komt het project ‘in fysieke zin’ tot stand. Globaal onderscheiden we projecten met een belangrijke bouwcomponent (“bouwprojecten”) en projecten waarin een dergelijke component niet of minder van belang is (“dienstverleningsprojecten”). Bouwprojecten Bij bouwprojecten gaat het om gebouwen (kantoren, gevangenissen, rechtbanken, musea, ziekenhuizen, scholen e.d.) en infrastructuur (wegen, spoorwegen, sluizen e.d.). In de realisatiefase worden uigaven gedaan voor de bouw van het object en de installatie van machines en apparaten: • ontwerp van het object; • arbeid inclusief sociale lasten en dergelijke; • bouwmaterialen; • grondstoffen, hulpstoffen; • gebruik van machines; • verzekeringen; • management en ondersteuning (ingehuurd en toegerekend). Als u de bouwuitgaven voor de publieke referentievariant bepaalt, moet u uitgaan van het gebruik van bouwtechnieken zoals die normaliter voor het desbetreffende project bij een publieke aanpak gelden. Dienstverleningsprojecten Als u de huidige dienstverlening ongewijzigd uitvraagt (dus met dezelfde output en met hetzelfde kwaliteitsniveau), neemt u geen realisatie-uitgaven op in de publieke referentievariant. Immers, de dienstverlening wordt in zijn huidige vorm voortgezet en brengt geen extra uitgaven met zich mee. Stelt u additionele output- en/of kwaliteitseisen ten opzichte van de huidige dienstverlening? Dan moet u in de publieke referentievariant de uitgaven opnemen die nodig zijn om de dienstverlening op dat niveau te krijgen. In de realisatiefase bij dienstverleningsprojecten kunt u denken aan uitgaven voor: • aanschaf van (betere) apparatuur; • werving en bijscholing van personeel; • aanpassing van bestaande ICT-systemen; • begeleiding en aansturing van reorganisatie (ingehuurd en toegerekend). Uitgaven in de operationele fase De operationele fase van een project loopt vanaf de aanvang van de levering van een gevraagde dienst of product tot aan de beëindiging hiervan. De uitgaven in deze periode bestaan uit instandhoudingsuitgaven en exploitatie-uitgaven. Instandhoudingsuitgaven Instandhoudingsuitgaven zijn uitgaven voor (her)investeringen in en onderhoud aan activa. Module 2 Ruwe PSC 27 Exploitatie-uitgaven Exploitatie-uitgaven zijn alle uitgaven die nodig zijn om de gevraagde dienst of het product te leveren met uitzondering van instandhoudingsuitgaven. Exploitatie-uitgaven hebben een jaarlijks terugkerend karakter. Voorbeelden van exploitatie-uitgaven zijn uitgaven voor: • arbeid inclusief sociale lasten en dergelijke; • rekrutering, opleiding en training van personeel; • ruwe materialen en consumptiegoederen; • management- en controletaken na ingebruikname; • verzekeringen na ingebruikname. Instandhoudingsuitgaven en exploitatie-uitgaven en zijn niet altijd scherp van elkaar te onderscheiden. Het kan zijn dat de beide typen uitgaven niet als aparte posten uit de administratie zijn te halen, bijvoorbeeld als er sprake is van een ‘all-intarief’. Het is niet nodig alle uitgaven tot in detail uit te splitsen en afzonderlijk te bepalen maar u moet wel aangeven welke keuzen u hierbij maakt. Uitgaven in de afrondingsfase Hieronder vallen de uitgaven aan het einde van de looptijd van het project waaronder uitgaven in verband met ontmanteling en overdracht. Het kan zijn dat bij uitbesteding bepaalde kwaliteitseisen worden gesteld aan de staat van de activa bij beëindiging. Voor een juiste vergelijking met hetgeen u aan derden uitvraagt, moet u bij de referentievariant herstel- en renovatie-uitgaven opnemen. Zo zorgt u ervoor dat aan het einde van de contracttermijn de activa van de referentievariant en de biedingen van vergelijkbare kwaliteit zijn. Actie 2B Ontvangstenoverzicht opstellen In de PSC neemt u uitsluitend ontvangsten op die gebruikelijk zijn bij de betreffende (publieke) referentievariant of die expliciet zijn benoemd in de scope of outputspecificatie. Het gaat niet om potentieel denkbare ontvangsten, maar om ontvangsten waarvoor een realistische, onderbouwde verwachting bestaat. Evenals bij het uitgavenoverzicht, stelt u ook bij het ontvangstenoverzicht een toelichting op waarin u de aannames expliciteert en de bronnen vermeldt. Bij ontvangsten maken we een onderscheid tussen: • ontvangsten uit exploitatie; • ontvangsten uit verkoop en verhuur; • ontvangsten uit restwaarde. 28 Handleiding Publieke Sector Comparator Voordat we dieper ingaan op deze verschillende typen ontvangsten, wijzen wij u erop dat u de ontvangsten van de referentievariant (en dus van de PSC) niet moet verwarren met de ontvangsten die kunnen ontstaan als gevolg van de aanbesteding. Als een voorheen publiek uitgevoerd project wordt uitbesteed, kan het zijn dat u bij aanvang van het contract bepaalde activa (zoals productiemiddelen en voorraden) verkoopt aan de uitvoerder. Ook kan het zijn dat u bij de uitvoerder huur in rekening brengt voor het gebruik van een deel van uw grond en gebouwen. In module 4, actie 4A, paragraaf “Ontvangsten bij uitbesteding” leest u hoe u met dergelijke ontvangsten moet omgaan. Ontvangsten uit exploitatie Het is denkbaar dat u diensten laat leveren aan interne gebruikers die hiervoor betalen. Het is denkbaar dat u diensten laat leveren aan interne gebruikers die hiervoor betalen. Bijvoorbeeld een overheidskantoor waarin de gebruikers (de ambtenaren) betalen voor het gebruik van het bedrijfsrestaurant of de parkeergarage. Deze ontvangsten voor de publieke referentie moet u als zodanig in de PSC opnemen. Incidenteel of structureel (bijvoorbeeld bij overcapaciteit) levert de eigen organisatie diensten aan derden. Voorbeelden zijn het ter beschikking stellen van capaciteit in een datacenter en het uitvoeren van koeriersdiensten voor medeoverheden door een rijkskoeriersdienst. Ook deze ontvangsten kunt u opnemen onder “Ontvangsten uit exploitatie”. Ontvangsten uit verkoop en verhuur Bij ontvangsten uit verkoop kunt u denken aan het afstoten van overtollige activa (grond, gebouwen, transportmiddelen). Ontvangsten uit verhuur zijn bijvoorbeeld ontvangsten uit de (tijdelijke of gedeeltelijke) verhuur van het bedrijfsrestaurant of de parkeergarage aan derden, bijvoorbeeld een naastgelegen bedrijf. Ontvangsten uit restwaarde De restwaarde van activa is alleen relevant als de waarde daarvan in de uitgevraagde variant verschilt van de waarde in de (publieke) referentievariant. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als in de publieke referentievariant wordt geïnvesteerd in activa die een langere levensduur hebben dan de contractperiode die geldt voor de aanbesteding. U kunt de restwaarde dan opnemen als ontvangst aan het einde van de looptijd, ook als het desbetreffende activum niet daadwerkelijk verkocht wordt. Module 3 Risicoanalyse 30 Handleiding Publieke Sector Comparator Module 3 Risicoanalyse Module 1 Startnotitie > Module 2 Ruwe PSC > Module 3 Risicoanalyse Actie 3A Actie 3B Actie 3C Actie 3D Risico’s inventariseren Pure risico’s waarderen Spreidingsrisico’s waarderen Discontovoet bepalen > Module 4Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse > Module 5 Concept-PSC > Module 6Definitieve PSC en eindrapportage Met deze module krijgt u inzicht in de risico’s van het project en in de methodes om ze te waarderen. U kunt de risicoanalyse van een eerder opgestelde PPC als uitgangspunt gebruiken. Echter, omdat de PPC alleen de belangrijkste risico’s in kaart brengt, zult u deze moeten uitbreiden en actualiseren. In de PSC maakt u namelijk een volledig overzicht van alle risico’s en de financiële impact daarvan. Dat komt in deze module aan de orde. Bijlage 2 van de handleiding diept het onderwerp risicoanalyse verder uit. Doel In kaart brengen van de risico’s van het project en deze vertalen naar de effecten op: a uitgaven en ontvangsten; bandere financiële parameters, zoals de discontovoet. Output: overzicht van risico’s Na deze module hebt u een risicoanalyse met daarin: • inventarisatie van risico’s; • waardering van pure risico’s; • waardering van spreidingsrisico’s; • discontovoet. Module 3 Risicoanalyse 31 Opzet module In actie 3A inventariseert u de risico’s, in actie 3B en 3C waardeert u de risico’s en in actie 3D berekent u de hoogte van de discontovoet. Actie 3A Risico’s inventariseren In de PSC onderscheiden we pure risico’s en spreidingsrisico’s.10 Pure risico’s Pure risico’s zijn bijzondere gebeurtenissen die zich tijdens de uitvoering van een project wel of niet kunnen voordoen. Als ze zich voordoen, beïnvloeden ze de uitgaven of ontvangsten in negatieve zin. Een voorbeeld van een dergelijk risico tijdens de realisatiefase is langdurige vorst die voor vertraging in de bouw zorgt. Dit leidt tot hogere uitgaven. Een voorbeeld van een puur risico tijdens de operationele fase, bijvoorbeeld voor een ICT-dienstverlener, is het uitvallen van de stroom. Ook interfacerisico’s11 vallen onder de pure risico’s. Spreidingsrisico’s Spreidingsrisico’s betreffen de onzekerheid rond geraamde bedragen. Deze zijn terug te voeren tot onzekerheid over geraamde hoeveelheden input en output, prijzen, indexatiepercentages en dergelijk. Ook bij de waardering van pure risico’s (zie hierboven) is spreiding denkbaar, immers zowel de kans als de omvang van de impact zijn geraamd en met onzekerheid omgeven. Spreidingsrisico’s brengt u tot uitdrukking met risico-opslagen. Risico-inventarisatie voorbereiden Om u een beeld te vormen over hoe u de risicoanalyse gaat aanpakken, kunt u de risicoanalyse raadplegen van de eerder uitgevoerde PPC van het project. Ook de risicoanalyses van vergelijkbare PSC’s kunnen nuttige informatie bevatten. Als er geen of weinig van dit soort informatie beschikbaar is, bijvoorbeeld omdat het een nieuw type project betreft, kunt u voor advies te rade gaan bij de directie Financieringen van het ministerie van Financiën. Het is verstandig de projectrisico’s te inventariseren in een daartoe speciaal ingestelde werkgroep onder het PSC-projectteam. Uiteraard zitten in dit team technische en financieeladministratieve deskundigen met kennis van het opzetten en exploiteren van het project en met verstand van de risico’s waarmee het project is omgeven. Denk hierbij onder andere aan kostenramers en verzekeringdeskundigen. De complexiteit en onzekerheid van het project bepalen de omvang en samenstelling van de risicowerkgroep. De risico’s die we hier noemen zijn zogenoemde ‘known unknowns’; we weten dat deze risico’s er zijn, maar we weten niet óf, dan wel wanneer ze zich zullen voordoen. Er is ook een risicocategorie ‘unknown unknowns’. Dat zijn risico’s die er wel zijn, maar die we niet kennen. Vanwege de dubbele onbekendheid is het waarderen van deze risico’s nogal speculatief. Daarom blijven zij verder buiten beschouwing. 11 Zie bijlage 1 voor een omschrijving van interfacerisico’s. 10 32 Handleiding Publieke Sector Comparator Risico-inventarisatie uitvoeren De volgende stapsgewijze werkwijze verkleint de kans op omissies en dubbeltellingen en bevordert het efficiënt werken in vervolgfasen: 1 Breng alle mogelijke risico’s met effect op projectuitgaven en -ontvangsten in kaart. 2 Cluster de risico’s per type risico en per projectfase. 3 Wijs de risico’s toe aan de partijen die er verantwoordelijk voor zijn. De risicoallocatie kan in de loop van het aanbestedingsproces veranderen, bijvoorbeeld als gevolg van een eventuele dialoogronde. Daarmee zal ook de PSC-waarde veranderen. Actie 5C (concept-PSC aanpassen) voorziet in de mogelijkheid de PSC-waarde aan te passen tot het moment dat de PSC definitief wordt. Risico’s in de PSC In de PSC neemt u alleen de risico’s op die u overdraagt aan de (private of publieke) partij die het project gaat uitvoeren. Als u ook de risico’s zou opnemen die voor rekening van de publieke opdrachtgever komen, zou de PSC-waarde te hoog worden en krijgt u geen juiste ‘benchmark’ om de offertes van bieders mee te vergelijken. In overheidsbegrotingen en –rekeningen zien we regelmatig de post ‘Onvoorzien’. Een dergelijke post heeft een begrotingstechnische functie om onverwachte ontwikkelingen aan de kant van de overheid op te vangen. Deze neemt u niet op in de PSC. In de PSC neemt u immers alleen risico’s op die u overdraagt aan de beoogde uitvoerder. Voorbeeld | Zo kan een risico-inventarisatie eruitzien Fase Omschrijving Gebeurtenis Financiële gevolg Cluster Realisatie Risico op onvolledig ontwerp Hiaten in het ontwerp Meerkosten Ontwerprisico Realisatie Bodemgesteldheidsrisico Archeologische vondsten Extra uitgaven als gevolg van vertraging bouwfase Bodemgesteldheidsrisico Realisatie Veiligheidsrisico Verkeersongeluk toegangsweg Extra uitgaven vanwege vertraging doordat de bouwplaats onbereikbaar is Risico op meerkosten Exploitatie Overstromingsrisico Overstroming Herstelkosten en extra uitgaven in verband met vertraging Risico op meerkosten Realisatie Protestrisico Protest milieubeweging Extra uitgaven in verband met vertraging en kosten rechtszaken Risico op meerkosten Module 3 Risicoanalyse Actie 3B Exploitatie Veiligheidsbeleidrisico Verzwaarde veiligheidseisen Meerkosten Risico op meerkosten Exploitatie Slijtagerisico Versnelde slijtage wegdek Extra uitgaven in verband met versnelde vervangingsinvesteringen Risico op meerkosten Realisatie Technologische risico’s Lekkage als gevolg van toepassing van nieuwe boortechniek Extra uitgaven om lekkage te herstellen Technisch risico 33 Pure risico’s waarderen Pure risico’s brengt u tot uitdrukking in het kasstromenoverzicht. U kwantificeert de pure risico’s door de kans van optreden van de gebeurtenis te vermenigvuldigen met de extra uitgaven of de mindere ontvangsten bij optreden van de gebeurtenis. De bedragen die daaruit volgen, telt u op bij de geraamde uitgaven, respectievelijk trekt u af van de geraamde ontvangsten. Stapsgewijze weergave: 1 Schat de omvang (impact) van de extra uitgaven/mindere ontvangsten per gebeurtenis. 2 Schat de waarschijnlijkheid dat de gebeurtenis optreedt. 3 Bepaal het effect per gebeurtenis (vermenigvuldig de waarden van stap 1 en stap 2). 4 Herhaal de stappen 1 tot en met 3 voor alle andere risicogebeurtenissen. 5 Vat de resultaten samen in een overzichtstabel (zie voorbeeld hieronder). Voorbeeld | In beeld brengen pure risico’s Omvang (€) 1. Ontwerprisico Effect (€) Projectfase 33,30% 4.329.000 Transactie 5.000.000 5% 250.000 Realisatie 500.000 2,5% 12.500 Realisatie 55.500.000 15% 8.325.000 Realisatie 5. Technisch risico boortechniek 5.200.000 25% 1.300.000 Realisatie 6. Meerkostenrisico exploitatie 8.300.000 25% 2.075.000 Exploitatie 2. Bodemgesteldheidsrisico 3. Veiligheidsrisico 4. Meerkostenrisico realisatie 13.000.000 Waarschijnlijkheid Waardering totaal van de pure risico’s 16.291.500 34 Handleiding Publieke Sector Comparator Kenmerkend voor een puur risico is dat het zich in de praktijk niet voordoet of wel voordoet. Als het risico zich niet voordoet, komt er niets ten laste van het project. Maar als het risico zich wel voordoet, komt het financiële gevolg (extra uitgaven of mindere ontvangsten) in zijn geheel ten laste van het project. Elke waarschijnlijkheid tussen 0 en 1, hoe nauwkeurig ook, is dus per definitie een overschatting of onderschatting. In het bovenstaande voorbeeld: als het ontwerprisico zich voordoet, dan leidt dit tot € 13 miljoen extra uitgaven; als het ontwerprisico zich niet voordoet, zijn er op dit punt geen extra uitgaven. De veronderstelling is dat niet alle risico’s zich altijd tezamen voordoen12 waardoor er voldoende middelen zijn om de risico’s op te vangen. Bijzondere aandacht vereisen de risico’s met een lage waarschijnlijkheid en groot gevolg (low probability/high impact). In bovenstaande tabel is het meerkostenrisico realisatie hier een voorbeeld van. Als dit risico zich materialiseert (€ 55 miljoen) is er onvoldoende dekking (€ 16,3 miljoen) om dit op te vangen. Dit kan aanleiding zijn om nog eens goed naar het risico te kijken en eventueel aanvullende maatregelen te nemen (contingencies) om de financiële gevolgen te beperken. Denk hierbij aan wijziging in de risicoallocatie, verzekering van het risico of maatregelen in de sfeer van uitvoering en techniek waardoor het risico afneemt. Om de risico’s (waarschijnlijkheid en impact) te bepalen, kunt u gebruikmaken van: • gegevens op basis van vastgestelde risico’s bij eerder uitgevoerde projecten; • informatie uit eerdere biedingdocumenten, risicomatrices, audits en andere projectevaluaties; • marktconforme verzekeringspremie vastgesteld door deskundigen of verzekeraars. Het vaststellen en juist interpreteren van de schattingen en van eventuele correlaties is werk voor specialisten van de risicowerkgroep. Soms zal er verschil van mening zijn over de waardering van een risico. Zeker bij de risico’s met grote potentiële financiële gevolgen kan het zin hebben een second opinion te vragen aan andere deskundigen. Verifieerbaarheid van de risicowaardering is van belang, ook om in een later stadium, mocht het risico’s zich voordoen, daarnaar terug te kunnen verwijzen en eventueel lessen uit te trekken. De bronnen en aannames waar u uw waardering op baseert, neemt u daarom op in de PSC-rapportage, bij voorkeur in een aparte bijlage. In een dergelijke bijlage kunt u ook verschillen in inzicht over de risicowaardering weergeven. 12 In dit voorbeeld: als alle risico’s zich tezamen voordoen (totale impact 86.000.000) zijn er onvoldoende middelen (16.291.500) om deze te dekken, maar de kans daarop is uiterst gering, namelijk ±0,0004 procent. Module 3 Risicoanalyse Actie 3C 35 Spreidingsrisico’s waarderen Spreidingsrisico’s waardeert u door de waarschijnlijkheid te schatten dat een bedrag aan ontvangsten of uitgaven door technische omstandigheden en beperkingen hoger dan wel lager uitvalt dan de raming. Een voorbeeld van een spreidingsrisico is het risico dat bouwmaterialen op het moment dat ze nodig zijn, duurder zijn dan op het moment dat ze zijn ingeschat. Bijlage 2 gaat verder in op spreidingsrisico’s. Actie 3D Discontovoet bepalen Uitgaven en ontvangsten van het referentieproject vinden op verschillende momenten in de tijd plaats. Door te disconteren brengt u deze op één noemer. Zo houdt u rekening met de veranderende waarde van geld in de loop van de tijd. In de PSC gebruikt u een marktconforme, projectspecifieke discontovoet. De referentievariant en de biedingen worden gedisconteerd met dezelfde discontovoet. Hieronder wordt aangegeven hoe u de discontovoet kunt bepalen. Eerst wordt kort een theoretische onderbouwing gegeven. Daarna volgen praktische aanwijzingen voor het bepalen van de hoogte van de discontovoet. Bepalen discontovoet: theoretische onderbouwing Er wordt uitgegaan van een marktconforme, projectspecifieke discontovoet omdat de risico’s daarin geacht worden optimaal te zijn beprijsd. Voorts geldt dat de discontovoet nominaal is omdat de kasstromen nominale bedragen zijn (zie module 2, aanwijzing 8). De marktconforme, projectspecifieke discontovoet is het rendement dat voor het project zou zijn vereist indien het project door een marktpartij zou zijn uitgevoerd. Dit rendement is het gewogen gemiddelde van de vermogenskosten van het project (Weighted Average Cost of Capital, WACC). Het gaat hier om een “projectspecifieke” WACC. Deze moet niet verward worden met de WACC voor de onderneming als geheel (de WACC voor alle projecten van de onderneming tezamen). 36 Handleiding Publieke Sector Comparator De basisformule voor de WACC is hieronder weergegeven. De WACC houdt rekening met het verschil in vereist rendement op eigen vermogen (aandelen) en vreemd vermogen (bankleningen e.d.) en met de verhouding eigen/vreemd vermogen in het totale vermogen. WACC= ( ) ( )* E E+V *Re+ V E+V Rv Waarbij: Re = Kosten van Eigen Vermogen (vergoeding aan aandeelhouders) Rv = Kosten van Vreemd Vermogen (vergoeding aan vreemd vermogensverschaffers) E = Eigen Vermogen V = Vreemd Vermogen E/(E+V)= aandeel Eigen Vermogen in het totale vermogen V/(E+V)= aandeel Vreemd Vermogen in het totale vermogen Bepalen discontovoet: praktische aanwijzingen U kunt de discontovoet berekenen via de vermogenskostenmethode of de benchmarkmethode. Beide worden hier toegelicht. Vermogenskostenmethode U bepaalt de marktconforme, projectspecifieke discontovoet aan de hand van het hierboven geschetste theoretische kader. Het komt erop neer dat u de WACC opbouwt vanuit de samenstellende delen (Re, Rv, E en V in de formule hierboven). De verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen kunt u bepalen aan de hand van ervaring met eerdere projecten. Bij het bepalen van de hoogte van de vermogenskosten voor eigen en vreemd vermogen (Re respectievelijk Rv) helpt het deze opgebouwd te denken uit een component nominale risicovrije rente en een component projectspecifieke risico-opslag. Nominale risicovrije rente Als nominale risicovrije rente13 kunt u de rente nemen op Nederlandse staatsobligaties met een looptijd die overeenkomt met de gemiddelde looptijd van het project. Er zijn ook andere methoden om een risicovrije nominale rente te berekenen, bijvoorbeeld via renteswaps. Het voert echter te ver om in deze handleiding hier op in te gaan. Projectspecifieke risico-opslag De risico-opslag is afhankelijk van de markt waarin het project wordt uitgevoerd en van het type vermogensverstrekker: vreemd vermogenverschaffers vragen een opslag op de rente waartegen zij zelf geld aantrekken en eigen vermogenverschaffers vragen een rendement op Deze rente kunt u beschouwen als te zijn opgebouwd uit een reële risicovrije rente en een opslag voor de verwachte inflatie. 13 Module 3 Risicoanalyse 37 het verstrekte eigen vermogen als vergoeding voor het gelopen risico. De risico-opslagen voor vreemd en eigen vermogen kunt u bepalen aan de hand van de risico-opslagen die door de markt gehanteerd zijn bij een vergelijkbaar project. Benchmarkmethode Als er al een betrouwbare discontovoet bestaat voor een recent vergelijkbaar project, dus als de kenmerken van het project (zoals activiteiten, looptijd en financieringsstructuur) goed vergelijkbaar zijn, dan kunt u deze discontovoet gebruiken, daarbij rekening houdend met verschillen tussen de twee projecten, marktontwikkelingen et cetera. Deze methode van bepalen van de discontovoet wordt de benchmarkmethode genoemd. In de praktijk is het niet altijd eenvoudig een projectspecifieke marktconforme discontovoet te bepalen omdat er geen courante markt met openbare noteringen is van dergelijke discontovoeten. Wellicht dat u daarom gebruik moet maken van elementen van zowel de vermogenskosten- als benchmarkmethode, en uw toevlucht moet nemen tot interpolaties, schattingen en dergelijke. Het bepalen van de discontovoet is deels “science” en deels “art”. Waar het op aankomt, is dat u de hoogte en de samenstelling van de discontovoet goed onderbouwt en daarbij de gebruikte methode(n), bronnen en gemaakte keuzes toelicht. De discontovoet kan tijdens het opstellen van de PSC nog wijzigen, bijvoorbeeld als gevolg van scopewijzigingen. Ook kan de discontovoet worden geactualiseerd aan de hand van de laatst bekende informatie uit de markt, bijvoorbeeld als gevolg van schommelingen in de rentetarieven. Het wijzigen van de discontovoet gebeurt op basis van het aanpassingsprotocol (zie actie 1a). 38 Handleiding Publieke Sector Comparator Module 4 Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse 40 Handleiding Publieke Sector Comparator Module 4 Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse Module 1 Startnotitie > Module 2 Ruwe PSC > Module 3Risicoanalyse > Module 4 Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse Actie 4A Actie 4B PSC aanvullen en corrigeren Gevoeligheidsanalyse uitvoeren > Module 5 Concept-PSC > Module 6Definitieve PSC en eindrapportage Bepaalde uitgaven en ontvangsten kunnen de vergelijking tussen de (publieke) referentiewaarde en de (private of publieke) biedingen vertroebelen. Het is zaak deze uitgaven en ontvangsten te identificeren, te waarderen en op de juiste wijze in de PSC te verwerken. Op die manier maakt u een goede benchmark. Ook is het belangrijk te weten welke variabelen grote invloed hebben op de hoogte van de PSC om daar bijzondere aandacht aan te kunnen geven. Doel Het doel van deze module is tweeërlei: aaanvullen en corrigeren van de PSC-waarde om de juiste referentiewaarde te kunnen bepalen waartegen u later de biedingsbedragen kunt afzetten; b inzicht krijgen in de gevoeligheid van aannames op de uitkomst van de PSC. Output • overzicht van aanvullingen en correcties op de PSC-waarde; • resultaten van de gevoeligheidsanalyse op uitgaven en ontvangsten. Opzet module In module 2 (ruwe PSC) en module 3 (risicoanalyse) zijn de uitgaven en ontvangsten voor de PSC in beeld gebracht. In module 4 gaat u na of de tot nog toe berekende PSC-waarde aangevuld of gecorrigeerd moet worden om als referentiewaarde te kunnen dienen bij het beoordelen van biedingen. In actie 4A identificeert en analyseert u de aanvullingen en correcties. In actie 4B voert u een gevoeligheidsanalyse uit op de berekende PSC-waarde. Hiermee toetst u de soliditeit van de geraamde kasstromen inclusief gewaardeerde risico’s. Ook ziet u hoe u kunt omgaan met eventuele onzekerheden in de ramingen. Module 4 Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse Actie 4A 41 PSC aanvullen en corrigeren Hieronder bespreken we een aantal factoren die van belang zijn om de PSC-waarde juist te berekenen. Deze factoren kunnen ertoe leiden dat de tot nog toe berekende PSC-waarde moet worden aangevuld of gecorrigeerd. De opsomming hieronder van mogelijk relevante factoren is niet uitputtend. Als u een PSC opstelt gaat u in elk geval na of deze factoren relevant zijn, maar ook gaat u na of er misschien andere factoren zijn die van belang zijn om de PSC-waarde juist te bepalen. Btw Voor de btw geldt dat er verschil is tussen een project waarvan het Rijk opdrachtgever is en een project waarvan een medeoverheid (provincie, gemeente, waterschap) opdrachtgever is. Zie ook module 2, Aanwijzing 9. Rijk Op rijksniveau is btw per saldo neutraal: btw die een rijksonderdeel (bijvoorbeeld een ministerie) betaalt, valt weg tegen de btw die de Belastingdienst ontvangt. Dit is in module 2 toegelicht. Voor een individuele aanbestedende rijksdienst of ministerie is btw echter wel relevant, aangezien btw voor de betrokken organisatie een uitgavenpost is. Hierdoor kan het zijn dat de op rijksniveau meest efficiënte uitvoeringsvariant voor deze organisatie budgettair minder aantrekkelijk is.14 U meldt dit in de PSC-eindrapportage als aanvullende overweging (zie actie 6B). Medeoverheden Bij medeoverheden is geen sprake van ‘btw-neutraliteit’, omdat de af te dragen btw niet ergens anders in de begroting als ontvangst terugkomt. Een medeoverheid kan daarom kiezen voor een bepaalde uitvoeringswijze van een project omdat die vanwege de lagere btw-uitgaven budgettair gunstiger is. Voor de Nederlandse overheid als geheel (Rijk plus medeoverheden) hoeft dit niet de meest gunstige oplossing te zijn. In zo een geval kunt u bekijken of compensatie via het btw-compensatiefonds een oplossing biedt. Ook moet u met de Belastingdienst afspraken maken over de momenten waarop de btw feitelijk moet worden afgedragen. 14 Bijvoorbeeld als er voldoende budget is voor de huidige publieke uitvoering inclusief btw, maar onvoldoende budget voor uitbesteding inclusief btw, terwijl uitbesteding exclusief btw minder budget vergt dan de huidige publieke uitvoering exclusief btw. 42 Handleiding Publieke Sector Comparator Monitoringuitgaven Het monitoren van een project brengt voor de opdrachtgever uitgaven met zich mee. Om de biedingen/offertes op de juiste wijze met de referentievariant te kunnen vergelijken, moet u rekening houden met eventuele verschillen in monitoringuitgaven.15,16 U berekent de monitoringuitgaven over de looptijd van het project voor de referentievariant en voor de variant die wordt aanbesteed. Als de monitoringuitgaven bij uitbesteding hoger zijn dan bij uitvoering in eigen beheer, trekt u het verschil af van de PSC-waarde.17 Als de monitoringuitgaven bij uitbesteding lager zijn dan bij eigen uitvoering, telt u het verschil bij de PSC-waarde op. Transitie-uitgaven Dit zijn uitgaven die samenhangen met de overgang van de huidige situatie (bijvoorbeeld publieke uitvoering, zelf doen) naar de nieuwe situatie (bijvoorbeeld private uitvoering). Gezien de aard van de uitgaven (transitie), zijn dit eenmalige of tijdelijke uitgaven. Het gaat om uitgaven die de opdrachtgever moet maken, maar die niet in de bieding tot uitdrukking komen. Denk aan een bepaalde bouwkundige aanpassing of personele maatregel die geheel buiten de betrokkenheid van de private bieder plaatsvindt. Dergelijke uitgaven trekt u van de PSC-waarde af. Heraanbestedingsuitgaven Stel dat u een project in private uitvoeringsvorm aanbesteedt. Het is denkbaar dat bij de aanbesteding te zijner tijd blijkt dat geen van de biedingen meerwaarde oplevert ten opzichte van de publieke referentievariant. U zou dan kunnen besluiten het project opnieuw aan te besteden, nu in publieke uitvoeringsvorm. Deze heraanbesteding brengt echter uitgaven met zich mee. Zijn deze uitgaven groter dan de ‘minderwaarde’ van de laagste bieding ten opzichte van de publieke referentievariant? Dan kan het financieel voordeliger zijn de opdracht toch toe te kennen aan de laagste bieder. Bepalend hierbij is of er sprake is van een nieuw of bestaand project. Kijk maar eens naar de volgende twee voorbeelden. Waar het om gaat, is dat u bij het opstellen van de PSC en bij de beoordeling van de biedingen rekening houdt met de (potentiële) uitgaven van heraanbesteding. Er zijn verschillende benamingen in omloop voor ‘monitoring’. Deze benadrukken vaak specifieke aspecten van het brede begrip monitoring. Denk aan regie, beheer of contractmanagement. 16 Zo hoeft de opdrachtgever bij een geïntegreerde uitbesteding (bijvoorbeeld een DBFMO-contract) maar één – weliswaar uitgebreid – contract gedurende de looptijd van het project te monitoren. Bij uitvoering in eigen beheer gaat het vaak om meerdere contracten met verschillende looptijden. 17 U kunt het verschil ook optellen bij de biedings- of offertebedragen; rekenkundig komt het op hetzelfde neer. Het heeft de voorkeur de aanvullingen en correcties te verwerken in de PSC-waarde. Zo kunnen de biedingen op een eenduidige manier en zonder verdere aanpassing onderling met elkaar worden vergeleken en tegen de PSC-waarde worden afgezet. 15 Module 4 Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse 43 Voorbeeld | │ Aanbesteding van een nieuw project Stel de publieke uitvoering kost € 100 miljoen en de biedingen voor een private uitvoering bedragen respectievelijk € 103, € 107 en € 110 miljoen. Op het eerste gezicht zou u de biedingen moeten verwerpen en opnieuw publiek aanbesteden. Maar als de uitgaven voor heraanbesteding € 5 miljoen bedragen, is het toch voordeliger de opdracht privaat uit te laten voeren door de laagste aanbieder (€ 103 miljoen). Het project publiek uitvoeren kost namelijk € 105 miljoen (€ 100 miljoen plus € 5 miljoen heraanbesteding). Voorbeeld | Aanbesteding van een bestaand project Stel de publieke uitvoering kost € 100 miljoen en de biedingen voor een private uitvoering bedragen respectievelijk € 103, € 107 en € 110 miljoen. Dan kunt u de biedingen verwerpen en het project in zijn huidige publieke vorm (ad € 100 miljoen) laten voortzetten. Er zijn in dit voorbeeld immers geen uitgaven voor heraanbesteding. Ontvangsten bij uitbesteding Ontvangsten uit verkoop van activa Bij uitbesteding worden soms bepaalde activa, zoals productiemiddelen en voorraden, tegen een vergoeding aan de uitvoerder overgedragen. Het bedrag dat u hiervoor schat, neemt u op aan de uitgavenzijde van de PSC. De PSC becijfert namelijk de benchmark en die kan nu hoger worden gesteld. Ook als u (overtollige) activa verkoopt aan een derde partij, dus niet de uitvoerder, telt u het geschatte verkoopbedrag op aan de uitgavenzijde van de PSC. Ontvangsten uit verhuur van activa Verkoop van activa, als hierboven genoemd, is niet altijd een optie, met name als het om onroerende activa gaat. Denk bijvoorbeeld aan een kantine die voorheen in eigen beheer werd gevoerd. Als u de ruimte aan de uitvoerder verhuurt, ontstaan er voor de opdrachtgever inkomsten. Deze ontvangsten behandelt u op dezelfde wijze als bij ontvangsten uit verkoop: u telt het bedrag als correctiepost op aan de uitgavenzijde van de PSC, met ander woorden de PSC-waarde wordt hoger. Dit is ook het geval als u activa verhuurt aan een derde partij. Meevallers in geval van herfinanciering Doorgaans wijzigt het risicoprofiel van een project na verloop van tijd. In de praktijk neemt het risico na de realisatiefase af. Sommige risico’s, met name ontwerp- en bouwrisico’s, zijn immers niet meer relevant. Er kan dan bespaard worden op de financieringskosten door de oorspronkelijke lening te herfinancieren tegen gunstigere voorwaarden. Dit leidt tot extra opbrengsten voor de (private) uitvoerder van het project, meestal een consortium. Door vooraf afspraken te maken, kunnen de herfinancieringsopbrengsten gedeeltelijk aan de (publieke) opdrachtgever ten goede komen. U kunt de potentiële meevaller die in het geval van herfinanciering aan de publieke opdrachtgever toekomt, bij de PSC-waarde optellen. Wel moet u de potentiële meevaller conservatief 44 Handleiding Publieke Sector Comparator waarderen en onderbouwen. Dit gezien de onzekerheid of de meevaller zich wel zal voordoen, en in welke mate. Actie 4B Gevoeligheidsanalyse uitvoeren In deze actie onderzoekt u de impact van veranderingen in aannames en schattingen op onderdelen van de PSC en daarmee op de PSC-waarde. U maakt hierbij zichtbaar welke factoren (zogenoemde kerngevoeligheden) grote invloed hebben op de hoogte van de PSC-waarde. Identificeren van de kerngevoeligheden Bepaalde aannames hebben grote consequenties voor de uiteindelijke schatting van de uitgaven en ontvangsten. Het is belangrijk dat u de kerngevoeligheden identificeert. Het kan een reden zijn om nog eens kritisch te kijken naar de aannames. Kijk hierbij ook naar achterliggende factoren zoals (wijzigingen in) marktomstandigheden, technologische ontwikkelingen, beleid, en wet- en regelgeving. Let bovendien op mogelijke correlaties: beïnvloeden bepaalde factoren verschillende uitgaven- en ontvangsten van de PSC? En werken ze daarbij in dezelfde richting (waardoor er een versterkt effect ontstaat) of werken ze tegen elkaar in (waardoor ze elkaar gedeeltelijk opheffen)? In een gevoeligheidsanalyse zult u aandacht willen geven aan zaken als: • duur van het contract; • grootste uitgaven- en ontvangsten; • grootste risico’s; • discontovoet. Voorbeeld | Eenvoudige gevoeligheidsanalyse U constateert dat er bij de realisatie-uitgaven twee issues zijn met grote invloed op de PSC: - prijs van asfalt (45 procent van de kosten voor de aanleg van de weg); - prijs van beton (25 procent van de kosten voor de bouw van de tunnel). Analyse leert dat deze prijzen nogal fluctueren. U rekent een optimistisch (–20%) en een pessimistisch scenario (+20%) door. Zo maakt u de gevoeligheid van de aannames inzichtelijk. Prijs asfalt per m2 = € 2000,- Benodigd = 19.500 m2 Prijs beton per m3 = € 100,Benodigd = 285.000 m3 Prijs Mutatie: +/- 20% Asfalt 39.000.000 7.800.000 Beton 28.500.000 5.700.000 Module 4 Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse 45 Omgaan met de kerngevoeligheden Uit de gevoeligheidsanalyse kan blijken dat de PSC-waarde sterk verandert bij verandering van bepaalde aannames. U kunt dan proberen de onzekerheid te verkleinen en/of er beter rekening mee te houden. 1Onzekerheid verkleinen Om meer zicht te krijgen op de onzekerheid, kunt u een second opinion vragen. Bevestigt deze de aannames? Dan kunt u dat uitleggen als een mindere spreiding rond de aanname, dus minder onzekerheid. Komen er kanttekeningen voort uit de second opinion? Dan moet u opnieuw kritisch naar de aannames kijken. 2Beter rekening houden met onzekerheden U rekent verschillende scenario’s door, elk met een bepaalde waarschijnlijkheid. Voorbeeld: er is een pessimistisch (= ‘duur’) scenario met 35 procent waarschijnlijkheid, een neutraal scenario (scenario vóór de gevoeligheidsanalyse) met 50 procent waarschijnlijkheid, en een optimistisch (= ‘goedkoop’) scenario met 15 procent waarschijnlijkheid. De uiteindelijke PSC-waarde is het gewogen gemiddelde van de drie uitkomsten. U zult zowel de hoogte van de PSC-waarde in de verschillende scenario’s als hun waarschijnlijkheidskans moeten onderbouwen. 46 Handleiding Publieke Sector Comparator Module 5 Concept-PSC 48 Handleiding Publieke Sector Comparator Module 5 Concept-PSC Module 1 Startnotitie > Module 2 Ruwe PSC > Module 3Risicoanalyse > Module 4 Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse > Module 5 Concept PSC Actie 5A Actie 5B Actie 5C Contante waarde van de concept-PSC berekenen Uitkomsten beschrijven Concept-PSC aanpassen > Module 6Definitieve PSC en eindrapportage In deze module berekent u de concept-PSC-waarde. De concept-PSC-waarde is de contante waarde van de in eerdere modules berekende uitgaven, ontvangsten en gewaardeerde risico’s. In dit stadium spreken we over ‘concept-PSC’ en ‘concept-PSC-waarde’, omdat de PSC nog kan wijzigen, bijvoorbeeld als gevolg van eventuele dialoogfasen met biedende partijen. Zo kunt u bepaalde activiteiten alsnog in de scope opnemen of er juist uitlaten, of kunt u risico’s anders verdelen tussen partijen dan u in eerste instantie had voorzien. Daarnaast kunnen de exogene variablen wijzigen, bijvoorbeeld de discontovoet. Doel Vaststellen van de concept-PSC-waarde en de daarvan af te leiden plafond- of richtprijs. Output: concept-PSC De concept-PSC dient gereed te zijn voordat u indicatieve biedingen uitvraagt. Opzet module In de vorige modules heeft u de uitgaven en ontvangsten van de PSC beschreven en gekwantificeerd. In deze module gaat u deze uitgaven en inkomsten optellen tot één totaalbedrag, de PSC-waarde, op basis waarvan u uiteindelijk de plafond- of richtprijs vaststelt. In actie 5A berekent u de contante waarde van de concept-PSC. In actie 5B beschrijft u de uitkomsten. In actie 5C past u voor zover nodig de concept-PSC aan. Module 5 Concept-PSC Actie 5A 49 Contante waarde van de concept-PSC berekenen Wanneer u de uitkomsten uit de vorige modules gaat samenvoegen tot één bedrag, moet u rekening houden met het feit dat de uitgaven en ontvangsten zich op verschillende tijdstippen in de toekomst voordoen. U kunt de bedragen niet zomaar optellen. Immers, een geldbedrag vandaag heeft een andere waarde dan over 5 jaar of over 10 jaar. Dit noemen we de tijdswaarde van geld. U houdt rekening met de tijdswaarde van geld door de bedragen die zich op verschillende tijdstippen voordoen, te disconteren. Dit betekent dat u alle bedragen terugrekent naar een gemeenschappelijke datum. Ten slotte telt u deze bedragen bij elkaar op en komt u tot één bedrag: de contante waarde. De formule voor de berekening van de contante waarde is: n CW= Σ t=0 CW n K(t) d t K(t) (1+d)t = contante waarde = looptijd (van jaar t=0 tot en met jaar t=n) = saldo van nominale uitgaven (inclusief risico’s) en nominale ontvangsten in jaar t = discontovoet in procenten/100 = jaar (jaar 0, 1, 2, … , n-2, n-1, n) In de berekening van de contante waarde van de PSC (de PSC-waarde) is de startdatum van het contract de datum waarnaar u alle bedragen disconteert (t=0). Als discontovoet hanteert u de discontovoet die volgt uit module 3, actie 3D. Voorbeeld | Berekening contante waarde Een project heeft reëel € 100,- uitgaven in jaar 0 en jaar 1, een disconteringsvoet van 6 procent en een inflatie-indexering van 2 procent per jaar. In formule: K(0) = 100, K(1) = 102, d=0,06. De contante waarde (CW) van het project is dan 100 + 102/1,06 = ± 196. Actie 5B Uitkomsten beschrijven In de concept-PSC neemt u de volgende punten op: 1 berekende PSC-waarde: de contante waarde van uitgaven en ontvangsten; 2 belangrijkste overwegingen (aanvullingen, correcties, gevoeligheden); 3 vervolgstappen en beslissingsmomenten; 4 alle overige voor besluitvormers relevante informatie. 50 Handleiding Publieke Sector Comparator Voorbeeld | Uitkomst concept-PSC 1 Concept-PSC-waarde (= contante waarde publieke referentievariant): € 284,6 miljoen. 2 Overweging I: Als we het laagste bod voor private uitvoering niet accepteren en het project opnieuw aanbesteden, dan als publieke uitvoering, bedragen de heraanbestedingsuitgaven € 850.000 en vertraagt het project vier maanden. Overweging II: Btw heeft een verstorende werking bij vergelijking van de biedingen met de publieke referentievariant. Daarom hebben we de btw niet opgenomen in de cijfermatige vergelijking. 3 De kerndata in de aanbestedingsprocedure zijn: - (datum 1) - (datum 2) 4 Onderneming X lijkt niet langer geïnteresseerd in het project door een op handen zijnde fusie. Het aantal potentiële gegadigden komt daarmee uit op vier. Actie 5C Concept-PSC aanpassen U kunt de concept-PSC naderhand aanpassen naar aanleiding van nieuwe inzichten en/of veranderende omstandigheden. Deze kunnen naar voren zijn gekomen in dialoogronden met marktpartijen. Aanpassing van de concept-PSC kan in principe tot het moment dat u de definitieve biedingen uitvraagt. Vanaf dan is de PSC definitief. Redenen voor aanpassing van de concept-PSC zijn bijvoorbeeld: • wijziging van de scope; • wijziging van de risicoallocatie; • actualisering van de hoogte van de te verwachten uitgaven en ontvangsten; • wijziging van het aantal fte’s dat bij uitbesteding overgaat naar de marktpartij; • wijziging van de discontovoet. Als u de concept-PSC wijzigt, volgt u het in de startnotitie opgestelde aanpassingsprotocol. Wat u wijzigt, houdt u bij, bijvoorbeeld in een wijzigingenlogboek. Module 6 Definitieve PSC en eindrapportage 52 Handleiding Publieke Sector Comparator Module 6 Definitieve PSC en eindrapportage Module 1 Startnotitie > Module 2 Ruwe PSC > Module 3Risicoanalyse > Module 4 Aanvullingen/correcties en gevoeligheidsanalyse > Module 5Concept PSC > Module 6 Definitieve PSC en eindrapportage Actie 6A Actie 6B Biedingen beoordelen en vergelijken Eindrapportage en adviezen voor besluitvorming opstellen In deze module stelt u de definitieve PSC-waarde en de daarvan afgeleide plafond- of richtprijs vast en adviseert u de besluitvormers over de biedingen. Doel Definitieve PSC-waarde vaststellen, deze vergelijken met de biedingen, benoemen wat de (positieve of negatieve) meerwaarde is van de biedingen ten opzichte van de referentievariant en besluitvormingsadvies geven in het eindrapport. Output: definitieve PSC en eindrapportage De eindrapportage, inclusief managementsamenvatting, bevat een advies voor besluitvorming. Opzet module In deze module zet u de laatste stap in het PSC-proces. In actie 6A gaat u op basis van de definitieve PSC-waarde biedingen beoordelen en vergelijken. Met actie 6B sluit u de PSCrapportage af door de eindresultaten, overwegingen en adviezen op te nemen in een eindrapportage voor de besluitvormers. Actie 6A Biedingen beoordelen en vergelijken Tijdens het aanbestedingsproces is de concept-PSC wellicht een aantal keren aangepast (actie 5C). U maakt de PSC definitief als u de biedingen definitief uitvraagt. De definitieve PSC-waarde is basis voor de benchmark waartegen u de biedingen/offertes afzet om te bepalen of zij financiële meerwaarde opleveren. In de praktijk wordt de berekende PSC-waarde eerst gekort Module 6 Definitieve PSC en eindrapportage met een bepaald percentage. Deze gekorte PSC-waarde is de plafond- of richtprijs waaraan de biedingen moeten voldoen. De PSC in combinatie met de aanbesteding is erop gericht te waarborgen dat 1 er meerwaarde wordt gerealiseerd t.o.v. de publieke referentievariant; 2 van de bieders diegene wordt gekozen die de hoogste meerwaarde realiseert. Meerwaarde kunt u opvatten als ‘goedkoper bij dezelfde kwaliteit’ of ‘kwalitatief beter bij dezelfde prijs’. In de praktijk kunnen bieders een hogere kwaliteit bieden tegen een hogere prijs en anderen een lagere kwaliteit tegen een lagere prijs. Om de biedingen onderling te kunnen vergelijken, geeft u gewichten aan prijs en kwaliteit. De hoogte van de korting op de PSC-waarde, de keuze voor een richtprijs of plafondprijs, en de wegingfactoren voor prijs en kwaliteit vallen strikt genomen buiten de PSC. Voorbeeld | Twee biedingen vergelijken en beoordelen U vergelijkt twee biedingen met de PSC. De volgende veronderstellingen gelden: • De PSC is gebaseerd op een publieke referentievariant. • De PSC-waarde is niet gekort. • De biedingen zijn van private partijen. • De biedingen zijn kwalitatief gelijkwaardig. Hieronder vindt u twee mogelijke situaties. Situatie 1: publieke uitvoering goedkoper In deze situatie levert private uitvoering geen meerwaarde op ten opzichte van publieke uitvoering. De risico’s bij de publieke uitvoering (€ 50 miljoen volgt uit module 3) komen boven op de nettouitgaven (€ 150 miljoen volgt uit module 2). Het totaal komt hiermee uit op € 200 miljoen. Voor een juiste vergelijking moet u een aantal aanpassingen en correcties toepassen (€ 25 miljoen volgt uit module 4), die u per saldo aan de private uitvoeringen (bieding 1: 200 +25; bieding 2: 215 +25) moet toerekenen. Publieke uitvoering (€ 200 miljoen) is daarmee goedkoper dan de laagste bieding (€ 225 miljoen van bieding 1). 250 Euro (mln) 200 150 100 Private bieding Risico’s (module 3) Ruwe PSC (module 2) Aanpassingen (module 4) 50 0 PSC Bieding 1 Bieding 2 53 54 Handleiding Publieke Sector Comparator Situatie 2: private uitvoering goedkoper In deze situatie levert bieding 2 de meeste financiële meerwaarde ten opzichte van de publieke uitvoering, namelijk € 40 miljoen (300 – 260). Het saldo van uitgaven en ontvangsten bij de publieke uitvoering (ruwe PSC: € 250 miljoen) is weliswaar lager dan de laagste bieding (€ 260 miljoen), maar door het meenemen van risico’s (€ 25 miljoen) en aanpassingen (€ 25 miljoen) komt publieke uitvoering uit op € 300 miljoen. 300 Euro (mln) 250 200 150 Private bieding Risico’s (module 3) Ruwe PSC (module 2) Aanpassingen (module 4) 100 50 0 PSC Actie 6B Bieding 1 Bieding 2 Eindrapportage en adviezen voor besluitvorming opstellen Het sluitstuk van de PSC is de eindrapportage (inclusief managementsamenvatting) en het advies voor besluitvorming. De volgende aspecten komen in de eindrapportage aan de orde: 1 Proces van totstandkoming van de PSC: • relatie met een (eventueel) eerder opgesteld PPC-rapport; • relatie met de PSC-startnotitie; • ontwikkeling van concept-PSC tot definitieve PSC. 2Opbouw van de referentievariant. Toelichtingen, aannames en nadere detailleringen kunnen eventueel in bijlagen. 3 Vergelijking van de biedingen met de referentievariant en analyse van de verschillen. 4 Eventuele niet-financiële overwegingen die een rol spelen in de uiteindelijke afweging. 5 Eventuele andere aanvullende overwegingen. 6 Advies aan besluitvormers over; • geprefereerde uitvoering of bieding; • verdere onderhandelingen met biedende partij(en); • vervolg besluitvorming: • evaluatie van de PSC. Bijlagen 56 Handleiding Publieke Sector Comparator Bijlage 1 Begrippenlijst Begrip Omschrijving Aanbesteding Procedure waarbij bedrijven een bod kunnen doen om een product of dienst te leveren. De opdrachtgever gunt de opdracht aan het bedrijf met de bieding die het beste scoort op de gunningscriteria en die voldoet aan de gestelde minimumeisen. Zie ook: Outputspecificaties. Aanpassingsprotocol Set van regels voor aanpassing van de PSC. Zie ook bijlage 4 DBFMO Design, Build, Finance, Maintain, Operate (DBFMO) is een uitvoeringsvariant waarbij alle projectfasen van een project (ontwerp, bouw, financiering, onderhoud en exploitatie) zijn ondergebracht bij één private partij of privaat consortium. Er bestaan ook varianten waarbij de private betrokkenheid minder ver gaat. Dit zijn, in oplopende mate van betrokkenheid: DB, DBF, DBM en DBFM. Disconteren Kasstromen (uitgaven en ontvangsten op verschillende momenten in de tijd) vergelijkbaar maken door ze te corrigeren voor de verwachte geldontwaarding, tijdsvoorkeur en risicograad. Zie ook: Discontovoet en Netto contante waarde. Discontovoet Percentage (gedeeld door 100) waarmee de kasstromen gedisconteerd worden. Bij de PSC wordt een discontovoet gehanteerd die marktconform en projectspecifiek is. Financiële meerwaarde Financiële meerwaarde bestaat als de kosten van een uitvoeringsvariant over de looptijd van een project lager zijn dan van een andere uitvoeringsvariant. In de PSC gebruiken we de publieke uitvoeringsvariant als referentievariant. Financiële meerwaarde vatten we in de PSC ‘in enge zin’ op. Het gaat om de effecten van het uitvoeren van het project die de overheid in geld kan uitdrukken. Buiten de PSC vallen de effecten voor de samenleving als geheel, die bijvoorbeeld in beeld kunnen worden gebracht met een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Zie ook: Niet-financiële overwegingen Interfacerisico’s Risico’s die samenhangen met de aansluiting tussen de raakvlakken (koppelvlakken, interfaces) van activiteiten tijdens de levenscyclus van een project (ontwerp, bouw, onderhoud, exploitatie). Drie hoofdvormen zijn denkbaar: 1Als een overheidsorganisatie de activiteiten separaat belegt, liggen de interfacerisico’s bij die overheidsorganisatie. Voorbeeld: traditioneel kantoor. 2Als een overheidsorganisatie een deel van de activiteiten geïntegreerd uitbesteedt liggen de interfacerisico’s binnen het uitbestede deel bij de opdrachtnemer. De interfacerisico’s tussen het uitbestede deel en de overige activiteiten worden verdeeld tussen de overheidsorganisatie en de opdrachtnemer. Voorbeeld: DBFM-kantoor waar de O (exploitatie) in eigen beheer van de overheidsorganisatie plaatsvindt. 3Als een overheidsorganisatie alle activiteiten geïntegreerd uitbesteedt, liggen de interfacerisico’s bij de opdrachtnemer. Voorbeeld: DBFMO-kantoor. Kasstroomoverzicht Overzicht van uitgaven (inclusief in geld uitgedrukte risico’s), en de ontvangsten over de jaren. Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld voor de hele looptijd van een project bij een bepaalde uitvoeringsvariant (publiek of privaat). Bijlage 1 Begrippenlijst 57 Netto contante waarde De waarde van het totale bedrag (saldo) van uitgaven en ontvangsten over de hele levenscyclus van het project teruggerekend naar een bepaald moment aan het begin van het project. Hierbij houdt u rekening met de tijdswaarde van geld. Niet-financiële overwegingen Overwegingen die belangrijk zijn bij de keuze van de uitvoeringsvariant, maar niet financieel gemaakt worden in de PSC. De niet-financiële overwegingen neemt u mee in de startnotitie en in het eindrapport. Niet-financiële overwegingen kunnen betrekking hebben op de uitvoerende overheidsorganisatie sec, de overheid als geheel of de samenleving. Het is aan de beslissers om de niet-financiële overwegingen tegen de financiële overwegingen af te wegen en een beslissing te nemen over de gewenste uitvoeringsvorm. Zie ook: Financiële meerwaarde Outputspecificatie Een beschrijving van het resultaat dat men wil bereiken met de activiteiten van het project. U specificeert de functionaliteiten die geleverd moeten worden (voorbeeld: een werkplek). Deze legt u vast in termen van onder andere hoeveelheid, kwaliteit, tijdstip van oplevering, perioden van beschikbaarheid. Tegenover ‘outputspecificatie’ staat ‘inputspecificatie’. Bij dit laatste gaat het om een beschrijving van de activiteiten en middelen die nodig zijn voor het eindresultaat. Inputspecificatie stelt criteria aan de technische uitvoering van het project. Plafondprijs Het bedrag dat de aanbesteder vaststelt, waar de contante waarde van de definitieve bieding onder moet blijven. Anders is deze bieding ongeldig. De plafondprijs is gebaseerd op de PSC-waarde en ligt in de praktijk daaronder. Project Alle activiteiten die nodig zijn om het product of de dienst te leveren. Projectlevenscyclusbenadering Bij de levenscyclusbenadering van een project wordt gekeken naar het totaal van uitgaven en ontvangsten over de hele looptijd van het project: voorbereidingsfase, transactiefase, realisatiefase, operationele fase, en eventueel beëindigingfase. De gedachte hierachter is dat keuzen over de wijze van inrichting en uitvoering van activiteiten in de ene fase van invloed kunnen zijn op de uitgaven en ontvangsten in een andere fase. Door een integrale afweging vooraf kunnen alle uitgaven en ontvangsten tegen elkaar worden afgewogen en kunnen de netto-uitgaven van het project als geheel worden geminimaliseerd. Publiek-Private Comparator (PPC) De PPC is een afwegingsmethodiek waarmee u bepaalt welke uitvoeringsvariant financiële meerwaarde heeft ten opzichte van een andere uitvoeringsvariant. Bij uitvoeringsvarianten gaat het om publieke en private uitvoeringsvarianten en andere (meng)vormen. Publieke uitvoering Uitvoering waarbij een project per projectonderdeel wordt uitgevoerd op basis van inputspecificaties. De financiële risico’s van de uitvoering liggen (nagenoeg) volledig bij de overheid. Private uitvoering Uitvoering waarbij een project integraal wordt uitbesteed aan één marktpartij op basis van outputspecificaties. De financiële risico’s van de uitvoering worden verdeeld tussen de partijen (overheid en marktpartij) die deze het beste kunnen beheersen. Publieke Sector Comparator (PSC) De PSC is een instrument dat wordt toegepast om inzicht te krijgen in de totale kosten over de hele projectlevenscyclus bij een publieke uitvoering van een project. De PSC is een benchmark om private aanbiedingen mee te beoordelen. PSC-waarde De uitkomst van de PSC, uitgedrukt in netto contante waarde. 58 Handleiding Publieke Sector Comparator Publiek-private samenwerking (PPS) Samenwerkingsvormen waarbij publieke en private partijen bij de uitvoering van een project verantwoordelijkheden en risico’s verdelen. Risicoallocatie Toewijzing van risico’s aan partijen betrokken bij een project. Een kostenefficiënte toewijzingsmethode is om een risico te beleggen bij de partij die de (potentiële) financiële consequenties het best kan beheersen. Restwaarde Waarde van (onderdelen van) het project die resteert aan het eind van de levenscyclus van het project. De waarde kan positief of nul zijn, maar ook negatief, bijvoorbeeld als verwachte afstootkosten (sloop- en opruimkosten) groter zijn dan de waarde van het activum. De restwaarde is soms lastig te bepalen omdat het per definitie gaat om een waarde die (ver) in de toekomst ligt. Richtprijs Het bedrag dat de aanbesteder vaststelt, waarop bieders zich met hun biedingsprijs kunnen oriënteren. Een biedingsprijs die hoger is dan de richtprijs kan gecompenseerd worden door goed te scoren op andere gunningscriteria, bijvoorbeeld kwaliteit. De richtprijs is gebaseerd op de PSC-waarde en ligt in de praktijk daaronder. Scope Scope (reikwijdte): het geheel van te bereiken doelstellingen, te realiseren output en benodigde activiteiten. Sunk costs Kosten die gemaakt zijn en niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt. Deze kosten hangen niet samen met een bepaalde beslissing: wat u ook kiest, en ook als u niets kiest, de kosten hebt u gemaakt. Daarom zijn ze niet relevant voor het verdere beslisproces. Verborgen uitgaven Uitgaven die een partij doet maar die ten onrechte niet tot de projectuitgaven worden gerekend. Het gaat hierbij vaak om overhead, zoals uitgaven met betrekking tot vastgoed, informatisering en management. Bijlage 2 Risicoanalyse Bijlage 2 59 Risicoanalyse In deze bijlage leest u over het analyseren van risico’s. We bespreken eerst de pure risico’s, die u inventariseert en waardeert met behulp van een risicomatrix. Vervolgens gaan we in op de spreidingsrisico’s die u waardeert door de posten uit de risicomatrix te gebruiken (pure uitgaven). Daarbij houdt u rekening met andere risico’s zoals prijsfluctuaties van bijvoorbeeld de grond- en arbeidsuitgaven relevant voor het project. Pure risico’s Inzicht in de pure risico’s van een project krijgt u door de volgende stappen te doorlopen: 1 risico’s inventariseren; 2 risico’s clusteren; 3 globale risicoallocatie vastleggen en belangrijkste risico’s selecteren; 4 omvang (impact) en waarschijnlijkheid (kans) van de risico’s schatten; 5 samenhang en correlatie tussen risico’s beoordelen; 6 risicomatrix opstellen; 7 resultaten presenteren. 1 Risico’s inventariseren U inventariseert de risico’s die belangrijk zijn voor de uitvoering van het project en legt ze vast. U bekijkt het project daarbij vanuit verschillende invalshoeken: • juridisch/wettelijk; • organisatorisch; • technisch/uitvoerend; • ruimtelijk/geografisch; • financieel/economisch; • maatschappelijk/sociaal; • politiek/bestuurlijk. Een risico-inventarisatie is eigenlijk nooit volledig. Het is een continu proces, waarbij u nagaat of er risico’s over het hoofd zijn gezien. In bijlage 3 vindt u een checklist van risico’s. Deze kunt u gebruiken als leidraad. 2 Risico’s clusteren Als u de risico’s hebt geïnventariseerd, clustert u ze. Er zijn diverse manieren waarop u de risico’s kunt clusteren. Bijvoorbeeld chronologisch, op basis van verantwoordelijkheid voor de risico’s of per projectfase. In bijlage 3 ziet u een voorbeeld van clustering per projectfase. 60 Handleiding Publieke Sector Comparator 3 Globale risicoallocatie vastleggen en belangrijkste risico’s selecteren Het vastleggen van de risicoallocatie houdt in dat u per risico bepaalt wie het beste dit risico kan beheersen en daarmee de meest kostenefficiënte beheerder van dit risico is. Grofweg zijn er drie categorieën: • risico’s die de publieke partij wil behouden of die private partijen niet willen accepteren; • risico’s die de publieke partij wil overdragen aan private partijen; • risico’s die de publieke partij overweegt over te dragen, maar die zij eventueel ook samen met de private partij kan dragen. I nzicht in de risicoallocatie is noodzakelijk voor het vergelijken van de biedingen van de private partijen met de publieke uitvoering (in de PSC) en het vergelijken van de publieke en publiekprivate uitvoeringsvariant (in de PPC). 4 Omvang (impact) en waarschijnlijkheid (kans) van de risico’s schatten Vervolgens schat u in: a wat de omvang en timing van de risico’s is; b hoe waarschijnlijk het is dat een gebeurtenis optreedt. Het schatten van de waarde en de waarschijnlijkheid van risico’s is geen exacte wetenschap. Daarom is het raadzaam steeds duidelijk vast te leggen welke veronderstellingen en bronnen u hebt gebruikt. Dat geldt ook voor de mate waarin de experts het over de schatting met elkaar eens of oneens zijn. Een groot verschil tussen de schattingen van de experts geeft meer onzekerheid. U kunt besluiten de belangrijkste risico’s te selecteren en alleen die in detail te bestuderen. Bijvoorbeeld door u te concentreren op risico’s met een grote waarschijnlijkheid en/of een grote impact. Of door slechts te kijken naar risico’s met een impact op de totale kasstromen van een project die groter is dan een nader te bepalen waarde (bijvoorbeeld 1% van de kasstroomuitgaven). U kunt u ook concentreren op de voor het project meest relevante risico’s. Waarschijnlijkheid bepalen U maakt een schatting van de maximale impact, de minimale impact en de meest waarschijnlijke uitkomst. Vervolgens onderzoekt u de waarschijnlijkheid van voorkomen van de waarden, bijvoorbeeld elke waarde tussen het minimum en het maximum is even waarschijnlijk (uniforme verdeling) of neemt toe of af naar het maximum of minimum (driehoeksverdeling). Dit geeft inzicht in de mate van spreiding. Het schatten van de waarden en de waarschijnlijkheidsverdeling van risico’s is geen exacte wetenschap. De hier genoemde exercitie is niet meer dan een scherper gedefinieerde schatting van risico’s op basis van de beschikbare inzichten. Het is en blijft een voorspelling. Het kan voorkomen dat de experts onderling afwijkende inzichten hebben over de waarde- Bijlage 2 Risicoanalyse 61 ring van risico’s of de waarschijnlijkheid van optreden. De meest pragmatische aanpak is dat u een gemiddelde waarde berekent en duidelijk toelicht dat de experts van inzicht verschilden. Bij risico’s met grote impact en/of een grote mate van waarschijnlijkheid kan het raadzaam zijn om een second opinion te vragen aan andere experts. 5 Samenhang en correlatie tussen risico’s beoordelen Soms zijn risico’s onafhankelijk van elkaar, soms hangt het ene risico samen met het andere. Het optreden van het ene risico geeft dan informatie over de waarschijnlijkheid dat een ander risico optreedt. De mogelijke samenhang kan effect hebben op de uiteindelijk waardering van de risico’s. Ook kan het negeren van de samenhang leiden tot onrealistische scenario’s. Het bepalen van eventuele samenhang (correlatie) is een essentieel onderdeel van uw risicoanalyse. In de praktijk is er vaak enige mate van samenhang tussen bepaalde risico’s. Er zijn maar weinig risico’s: • perfect positief gecorreleerd (risico’s treden altijd beide wel of niet op: ‘en-ensituatie’); • perfect negatief gecorreleerd (risico’s sluiten elkaar altijd uit: ‘of-ofsituatie’); • volledig onafhankelijk van elkaar (risico’s zonder enige invloed op elkaar). 6 Risicomatrix opstellen In de risicomatrix vat u alle beschikbare gegevens samen. 7 Resultaten presenteren U presenteert de resultaten zo nodig ondersteund met tabellen en grafieken en voorzien van een duidelijke tekstuele toelichting. Omdat niet iedereen even goed statistisch is onderlegd, licht u eventuele statistisch-technische termen toe. Voorbeeld | Presentatie van resultaten De uitkomst van de risicoanalyse levert een waarde van € 16,3 miljoen op met een normale verdeling, een betrouwbaarheid van 95 procent, en een standaarddeviatie van 2,5 procent. Dit houdt in dat de meest waarschijnlijke waarde van de pure risico’s € 16,3 miljoen is met een kans van 95 procent dat de waarde tussen de € 15,39 miljoen en € 17,01 miljoen ligt. Spreidingsrisico’s Naast de pure risico’s neemt u de spreidingsrisico’s op in uw risicoanalyse. De volgende methode is een betrekkelijk eenvoudige manier om rekening te houden met spreiding rond bepaalde uitgaven- of ontvangstencomponenten. U gaat uit van de waarde die in het kasstromenoverzicht is opgenomen. Deze is op een aantal parameters gebaseerd bij een bepaalde veronderstelde ‘normale’ situatie. U onderzoek voor een aantal andere situaties (zowel gunstiger, als minder gunstig) hoe de parameters - bijvoorbeeld de prijs en/of de hoeveelheid - wijzigen, wat het effect hiervan is op de kasstromen en wat de kans is dat deze situaties zich voordoen. De gewogen afwijking van de normale situatie is dan de waarde van het desbetreffende spreidingsrisico. 62 Handleiding Publieke Sector Comparator Voorbeeld | Risico berekenen met gewogen afwijking van normale situatie Stel het projectteam onderkent voor een project twee technische spreidingsrisico’s: weersomstandigheden en olieprijs. Het team waardeert deze risico’s door de verwachte omvang van het risico en de waarschijnlijkheid voor een aantal scenario’s te berekenen. Daarbij is gebruikgemaakt van cijfers van het CBS. Er zijn inschattingen van verschillende scenario’s gemaakt. Deskundigen hebben de aannames hieronder geverifieerd. De kosten in de ruwe PSC zijn gebaseerd op gemiddeld 10 dagen vorst per winter en op een olieprijs van $100 per vat. In de onderstaande analyse is de waarde van de spreiding rond de inschattingen bepaald. Weersomstandigheden (dagen vorst) Effect 1. Zachte winter: 5 dagen Waarschijnlijkheid Waarde (€) -3.000.000 10% -300.000 0 20% 0 3. Strenge winter: 15 dagen 3.000.000 45% 1.350.000 4. Zeer streng: 20 dagen 6.000.000 20% 1.500.000 5. Extreem: 25 dagen 9.000.000 5% 2. Uitgangswaarde: 10 dagen 450.000 Waardering risico op tegenvallend weer: Olieprijs 3.000.000 Effect 1. Laag Waarschijnlijkheid Waarde (€) -3.000.000 20% -600.000 0 45% 0 3. Hoog 3.000.000 20% 600.000 4. Zeer hoog 6.000.000 10% 600.000 5. Extreem 9.000.000 5% 450.000 2. Uitgangswaarde: $100 Waardering risico op fluctuaties olieprijs 1.050.000 U neemt de waarde van de spreidingsrisico’s als extra uitgaven op in het kasstromenoverzicht. Maar er is nog een manier waarop u het spreidingsrisico kunt bepalen. U begint met het afzetten van de waarden van de betreffende uitgaven- of ontvangstencomponent tegen de kans dat deze waarden zich voordoen. Belangrijke ijkpunten hierbij zijn de maximumwaarde, de minimumwaarde en de meest voorkomende waarde. Daartussen kunt u een aantal tussenwaarden en hun waarschijnlijkheidskans bepalen. In de praktijk moet u bij gebrek aan nadere informatie veelal interpoleren.18 Op deze manier ontstaat een kansverdeling die u grafisch kunt weergeven. Vervolgens bepaalt u een kans die u acceptabel vindt, in de zin dat als deze zich voordoet, u voldoende risico hebt ingeprijsd. 18 Interpoleren is het schatten van de tussenliggende waarden van een waardenreeks. Bijlage 2 Risicoanalyse 63 In het voorbeeld hieronder is de kans gesteld op 90 procent. Bij 90 procent bedragen de uitgaven 130. In het kasstromenoverzicht hebt u eerder in module 2 een bedrag van 100 opgenomen, bijvoorbeeld gebaseerd op de feitelijke vaststelling uit het verleden dat dit gemiddeld de meest voorkomende waarde is. De waarde van het risico bedraagt dan 130-100 = 30. Anders gezegd, in totaal neemt u 130 op in de PSC (100 bij module 2 en 30 bij module 3). Hiermee zijn dan precies voldoende of meer dan voldoende middelen beschikbaar om elke situatie links van de 90 procentwaarde te kunnen dekken als die zich voordoet. Doet een situatie zich voor rechts van de 90 procentwaarde - de kans daarop is 10 procent - dan komt u in feite tekort. De keuze van de grenswaarde is niet voorgeschreven, maar in de praktijk wordt vaak de 84 procentwaarde gehanteerd.19 Kans 50% waarde 90% waarde Waarde Figuur 3: Relatie tussen de waarde van een gebeurtenis en de kans dat die zich voordoet 19 Deze is gebaseerd op een zogenoemde normale verdeling van de spreiding rond een 50 procent middelwaarde en een afwijking van eenmaal de standaarddeviatie rond die middelwaarde. Het hoeft geen betoog dat een dergelijke verdeling zich in de praktijk weinig zal voordoen. Als een benadering, bij gebrek aan betere (lees: gedetailleerdere) data, is hij echter bruikbaar. 64 Handleiding Publieke Sector Comparator Bijlage 3 Checklist van risico’s Projectfase Risicocluster Gebeurtenis Ontwerp Ontwerp Onduidelijke ontwerpspecificaties Potentieel voor ontwerpmodificaties Aansluitingsproblemen tussen ontwerp en operationeel functioneren Aansluitingsproblemen tussen ontwerp en geldende voorschriften en tijdslimieten (bijvoorbeeld voor veiligheid en gezondheid) Bouw Bouw/uitvoering Onervaren uitvoerder / slechte performance in het verleden Overschrijding bouwkosten Aanpassingen in het ontwerp Onrealistische tijdsplanning Complicaties in bouwprogramma of bouwplanning Slechte bodemgesteldheid en/of locatiegesteldheid Slechte bereikbaarheid locatie; slechte beveiliging bouwplaats Acties van protestgroepen (fysiek en/of juridisch) die de uitvoering kunnen vertragen In gebreke blijven van onderaannemers Veranderingen in wetgeving die gevolgen hebben voor het ontwerp of de uitvoering Slecht projectmanagement Onjuist of onvolledig testen van de procedures voor de overdracht Gebrekkige toelevering door derden Force majeure en vertraging / hulp- en herstelwerkzaamheden Sponsors Onvoldoende ervaring sponsors Onvoldoende financiële kracht van de sponsors Gebrek aan bereidheid en afwezigheid van strategische relevantie van het project voor de sponsors Dominante marktpositie van de sponsors Technologie Ongeschiktheid om de outputspecificaties te ‘halen’ Onvoldoende beschikbaarheid alternatieve toeleveranciers Veroudering van de technologie Bijlage 3 Checklist van risico’s Oplevering Koper/afnemer 65 Onvoldoende financiële kracht afnemer Onwettigheid contractpartners of verandering gesprekspartners bij publieke opdrachtgever Verandering in functionele bevoegdheden van de publieke opdrachtgever Geringe ervaring bij opdrachtgever met het soort project Markt- en spreidingsrisico Fluctuaties marktprijzen Gebrek aan concurrentie en onvoldoende mate van competitie Verandering van wet- en regelgeving Macro-economische gebeurtenissen Beheer / onderhoud Operationele risico’s Onrealistische performancecriteria Prijs van beheercontracten en contracten met uitvoerders van diensten Onvoldoende beschikbaarheid van alternatieve beheerders of uitvoerders van diensten Veranderingen in wet- en regelgeving (specifiek) Onvoldoende expertise van de uitvoerder van operationele diensten inclusief planning, budgettering en bemensing Slechte operationele procedures of performancemonitoring Toeleveringsrisico Onderbreking van toeleveringen Onvoldoende beschikbaarheid van alternatieve toeleveranciers Kostenstijging van de toeleveringen Onderhoudsrisico Extra slijtage van activa waardoor gedurende de exploitatie of concessieperiode herinvestering in activa noodzakelijk is Gebrekkige aflossingsverplichtingen ten opzichte van staat van onderhoud Extra slijtage van activa met als gevolg renovatiekosten Fluctuaties in de timing van de kosten gedurende de levenscyclus Gebrekkige overdrachtscondities Omvang van de kosten gedurende de levenscyclus en aard daarvan (stijgend of afnemend) Technologie Veroudering van de technologie Verwisselen van operators Veranderende vereisten en condities te voldoen 66 Handleiding Publieke Sector Comparator Algemene en restrisico’s Wet- en regelgeving Veranderingen in belastingen en fiscale condities Veranderingen in wettelijke voorschriften (discriminerend, niet-discriminerend) Veranderingen in regelgeving ten aanzien van gezondheid en veiligheid Veranderingen in milieuwetgeving Veranderingen in arbeidsrechtelijke wet- en regelgeving Politieke risico Politieke beslissingen over randvoorwaardelijk en flankerend beleid Landenrisico Overdrachtsrisico (grens passeren) Politieke instabiliteit Financiële risico’s Hogere inflatie dan verwacht Geen mogelijkheid tot herfinanciering Financiële structuur Valutafluctuaties Onvoldoende controle van projectkosten Onvoldoende kwaliteit zekerheden (inclusief juridische afdwingbaarheid) Force majeure Force majeure Rampen Bijlage 4 Aanpassingsprotocol Bijlage 4 67 Aanpassingsprotocol De kans bestaat dat u de PSC moet wijzigen. Het doel hiervan is: • de benchmark verbeteren; • een betere vergelijking mogelijk maken tussen de benchmark en de biedingen. U past de PSC bijvoorbeeld aan omdat: • de beschouwde tijdsperiode van de PSC wijzigt; • de gebruikte discontovoet wijzigt; • het bedrag voor belastingen wijzigt; • uitgangspunten, omstandigheden of inzichten tussentijds wijzigen; • er omissies of rekenfouten in het PSC-model staan (bijvoorbeeld in de uitgavenramingen of risicoanalyse). In dat geval is de volgende wijzigingsprocedure van kracht: • het PSC-projectteam stelt de wijziging voor (initiërend); • de opdrachtgever van het PSC-projectteam accordeert (autoriserend); • het PSC-projectteam voert de wijziging door in de berekeningen (uitvoerend). U kunt eventueel ook nog een aanvullende set van regels (inclusief escalatiemogelijkheden) opstellen. Hiermee voorziet u in situaties waarin het PSC-projectteam niet tot overeenstemming kan komen. Colofon Dit is een uitgave van Ministerie van Financiën, Directie Financieringen, Afdeling Publiek-Private Investeringen Bezoekadres ministerie van Financiën Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postadres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Meer informatie Met vragen over de Handleiding PSC kunt u terecht bij: Ministerie van Financiën, Tel: (070) 342 80 28 Voor meer informatie over publiek-private samenwerking en PSC’s: E-mail: [email protected] Internet: www.ppsbijhetrijk.nl Redactie en ontwerp Taalcentrum-VU i.s.m. Tusch Juni 2015 Aansprakelijkheid Aan de inhoud van deze handleiding kunnen geen rechten worden ontleend. Het Ministerie van Financiën is niet aansprakelijk voor drukfouten en/of onvolledigheden in de tekst. Ministerie van Financiën Postbus 20201 2500 EE ’s-GRAVENHAGE T 070-3428028 www.rijksoverheid.nl Juni 2015