HOOFDSTUK 1: Voorwaarden voor het presidentschap

advertisement
Faculteit Rechtsgeleerdheid
Universiteit Gent
Academiejaar 2008-09
Constitutionele Positie van de President
in Sub-Sahara Afrika:
Een vergelijkende studie tussen Kenia,
Oeganda en Zimbabwe.
Masterproef van de opleiding
‘Master in de rechten’
Bram Cardoen
20043792
Nationaal en Internationaal Publiekrecht
Promotor: Professor Christophe Van der Beken
Commissaris: Mevr. Martien Schotsmans
VOORWOORD.
Bij het beëindigen van deze masterproef zou ik graag nog enkele mensen
bedanken, die me gedurende het schrijven op één of andere manier hebben
geholpen. In de eerste plaats bedank ik mijn promotor Prof. Christophe Van der
Beken. Hij heeft me enkele gouden tips gegeven waaromtrent ik kon werken in
deze verhandeling en hij stuurde me bij waar dit nodig was.
In de tweede plaats wil ik mijn ouders bedanken voor de steun die ze me
gegeven hebben tijdens mijn gehele studie en ik bedank ze ook voor het nalezen
van mijn masterproef.
Verder bedank ik mijn medestudenten Diederik en Wouter voor de autorit naar
de universiteit van Leiden; mijn broer Dries, die momenteel in Peru vertoeft,
voor alle leuke momenten; evenals al mijn vrienden die voor de nodige
afwisseling tijdens de studiemomenten hebben gezorgd.
Tot slot wil ik nog mijn vriendin Freya bedanken voor de morele steun.
Bram Cardoen.
1
INHOUDSTABEL.
Hoofdstuk 1: Voorwaarden voor het presidentschap.
Afdeling 1.1. De verschillende materiële voorwaarden.
5
1.1.1. De minimumleeftijd.
5
1.1.2. Het staatsburgerschap.
5
1.1.3. De derde voorwaarde.
6
Afdeling 1.2. De procedurele voorwaarden.
6
Afdeling 1.3. Onverenigbaarheden en onbekwaamheden.
8
1.3.1. Onverenigbaarheden.
8
1.3.2. Onbekwaamheden.
8
Hoofdstuk 2: Third term politics.
Afdeling 2.1. Wat betekent de term third term politics?
10
Afdeling 2.2. Third term politics in Kenia, Oeganda en Zimbabwe.
10
2.2.1. Third term politics in Kenia.
10
2.2.2. Third term politics in Oeganda.
13
2.2.3. Third term politics in Zimbabwe.
17
Afdeling 2.3. Grondwetsartikelen die third term politics in de
20
hand werken.
2.3.1. De immuniteit van de president.
20
2.3.2. Uitroepen van de noodtoestand.
21
2.3.3. Impeachement procedure tegen de president.
22
Afdeling 2.4 Verdere evoluties.
25
Hoofdstuk 3: Presidentsverkiezingen: vooroordelen bevestigd.
Afdeling 3.1. Welke vooroordelen?
26
Afdeling 3.2. De samenstelling en de werking van de
26
kiescommissie.
3.2.1. De samenstelling en de werking van de
26
kiescommissie in Kenia.
3.2.2. De samenstelling en de werking van de
28
kiescommissie in Oeganda.
3.2.3. De samenstelling en de werking van de
29
kiescommissie in Zimbabwe.
2
Afdeling 3.3. Verloop van de presidentsverkiezingen.
30
3.3.1. De verkiezingsstrijd in Kenia.
30
3.3.2. De verkiezingsstrijd in Oeganda.
31
3.3.3. De verkiezingsstrijd in Zimbabwe.
32
Afdeling 3.4. Conclusie.
33
Hoofdstuk 4: Eenpartijstelsel of meerpartijstelsel?
Afdeling 4.1. Wat draagt de voorkeur weg?
34
Afdeling 4.2. De evolutie van een eenpartijstelsel naar een
35
meerpartijstelsel.
4.2.1. De evolutie van het Keniaanse politieke
35
landschap.
4.2.2. De evolutie van het Oegandese politieke
37
landschap.
4.2.3. De evolutie van het Zimbabwaanse politieke
40
landschap.
Afdeling 4.3. De argumenten voor het eenpartijstelsel.
43
4.3.1. Het eenpartijstelsel is eigen aan de
43
Afrikaanse cultuur.
4.3.2. Het eenpartijstelsel zorgt voor meer
44
nationale eenheid.
4.3.3. Het eenpartijstelsel wordt gerechtvaardigd
45
door het communisme.
Afdeling 4.4. Grondwettelijke vrijheden en het eenpartijstelsel.
45
Afdeling 4.5. De president en het eenpartijstelsel.
47
Hoofdstuk 5: Het belang van etniciteit in de Afrikaanse samenleving.
Afdeling 5.1. Het belang van etniciteit.
49
Afdeling 5.2. De rol van de kolonisator.
50
Afdeling 5.3. De etnische factor in Kenia, Oeganda en Zimbabwe.
51
5.3.1. De etnische factor in Kenia.
51
5.3.2. De etnische factor in Oeganda.
54
5.3.3. De etnische factor in Zimbabwe.
58
Afdeling 5.4. Conclusie.
59
Hoofdstuk 6: De relatie tussen de president en de uitvoerende macht.
Afdeling 6.1. Inleiding.
61
3
Afdeling 6.2. De president en de uitvoerende macht.
6.2.1. De president en de uitvoerende macht in
61
61
Kenia.
6.2.2. De president en de uitvoerende macht in
64
Oeganda.
6.2.3. De president en de uitvoerende macht in
66
Zimbabwe.
6.2.4. Conclusie.
Afdeling 6.3. De relatie tussen de president en de eerste
68
69
minister.
6.3.1. De eerste minister in Kenia.
69
6.3.2. De eerste minister in Oeganda.
70
6.3.3. De eerste minister in Zimbabwe.
72
Hoofdstuk 7: De relatie tussen de president en de wetgevende macht.
Afdeling 7.1. Inleiding.
75
Afdeling 7.2. De president en de wetgevende macht.
75
7.2.1. De president en de wetgevende macht in Kenia. 75
7.2.2. De president en de wetgevende macht in
78
Oeganda.
7.2.3. De president en de wetgevende macht in
81
Zimbabwe.
Hoofdstuk 8: De relatie tussen de president en de rechterlijke macht.
Afdeling 8.1. Inleiding.
84
Afdeling 8.2. De president en de rechterlijke macht.
84
8.2.1. De president en de rechterlijke macht in Kenia. 84
8.2.2. De president en de rechterlijke macht in
86
Oeganda.
8.2.3. De president en de rechterlijke macht in
89
Zimbabwe.
Afdeling 8.3. De ombudsman in Zimbabwe.
91
Hoofdstuk 9: Besluit.
93
Bibliografie
96
4
Inleiding.
Deze masterproef zal de grondwettelijke positie van de president in Sub-Sahara
Afrika behandelen. Ik zal een vergelijking maken tussen drie landen, met name
Kenia, Oeganda en Zimbabwe.
De reden waarom ik voor dit onderwerp gekozen heb is eenvoudig, het gaat
verder dan de klassieke verhandelingen, het behandelt niet enkel één
onderwerp, maar het omvat meerdere aspecten die niet altijd rechtstreeks met
het recht te maken hebben. Bovendien sluit een onderwerp als dit perfect aan
bij mijn interesse en bij de keuze van mijn majorrichting. Het internationale
recht heeft mij altijd meer kunnen boeien dan de nationale rechtsvakken. Het
Afrikaanse publiekrecht komt in de rechtenstudie erg weinig aan bod terwijl er
toch interessante aspecten in vervat zitten. Dankzij deze masterproef heb ik mij
in een deel van het Afrikaanse publiekrecht verder mogen verdiepen. Voor mij
was het in ieder geval een verrijking.
Ik hoop via deze masterproef aan duidelijk beeld te schetsen van wat de
eigenlijke positie van de president nu juist inhoudt. Dit zal gebeuren door een
vergelijking te maken tussen Kenia, Oeganda en Zimbabwe. De reden waarom
ik deze landen zal bespreken is de volgende; gedurende een lange tijd werden ze
bestuurd door sterke en machtige figuren, soms zelfs nu nog. Zo zijn er op
verschillende vlakken een aantal gelijkenissen ontstaan tussen deze landen. Ook
het historische aspect mag niet over het hoofd gezien worden, alle drie zijn deze
landen gekoloniseerd door de Engelsen, wat maakt dat ze tot op zekere hoogte
hetzelfde politieke klimaat kennen.
Zoals ik al zei, zal in deze masterproef een vergelijking tussen drie landen
worden gemaakt. Het is net dat vergelijkende aspect dat ik vrijwel onmiddellijk
zag zitten. Zo focus je, je op meerdere onderwerpen en je probeert er een rode
draad in terug te vinden. De posities van de staatshoofden zijn uiteraard niet
allemaal gelijklopend, er vallen wel degelijk een aantal verschillen te bespeuren.
Zo speelt in Kenia het etnische element een meer doorslaggevende rol dan in
Zimbabwe, waar dan weer een andere landpolitiek wordt gevoerd.
In deze masterproef zal ik de grondwettelijke posities van de presidenten
bespreken aan de hand van een achttal hoofdstukken, waarbij dan steeds per
land zal gewerkt worden. Op deze manier krijgen we een duidelijk beeld van de
eventuele gelijkenissen en de eventuele verschillen.
De verschillende hoofdstukken die in deze masterproef aan bod zullen komen,
zijn de volgende: 1. de voorwaarden voor het presidentschap, 2. Third Term
Politics, 3. De presidentsverkiezingen, 4. het eenpartijstelsel of het
meerpartijstel, 5. het belang van etniciteit, 6. de relatie tussen de president en
de uitvoerende macht, 7. de relatie tussen de president en de wetgevende
macht, 8. de relatie tussen de president en de rechterlijke macht.
Als je naar de verschillende presidenten kijkt die over de drie landen geregeerd
hebben, dan valt op dat dit gedurende vele jaren om dezelfde figuren gaat. Het
is nu eenmaal zo dat ze niet geneigd zijn om hun macht zomaar af te staan. Er
bestaat hier zelfs een specifieke term voor: Third term Politics. Hiermee bedoeld
men dat de presidenten zo lang mogelijk aan de macht willen blijven en dat ze
hiervoor zelfs een grondswetswijziging doorvoeren om zo de limiet, die op het
aantal ambtstermijnen staat, te wijzigen. We zullen zien dat deze situatie zich in
Oeganda heeft voorgedaan. Dit wil uiteraard niet zeggen dat het aantal
ambtstermijnen van de presidenten van Kenia en Zimbabwe steeds gelimiteerd is
geweest.
Een andere opgaande vergelijking tussen de drie landen is dat ze een
eenpartijstelsel gekend hebben. Dit wil zeggen dat er slechts één enkele partij
toegelaten was. Wat de huidige situatie is en wat de gevolgen van dit
eenpartijstelsel waren, zullen hieronder besproken worden.
Toen ik me begon te verdiepen in dit onderwerp viel me meteen op dat Afrika
een verscheurd continent is. Dit heeft veel te maken met het koloniale verleden,
de koloniale heerser heeft zwart Afrika leeg gezogen, en in de meeste gevallen
reddeloos achter gelaten. Het is geen geheim dat de koloniale heerser in Kenia
en Oeganda de lokale bevolking in etnische groepen verdeelde, en dat ze deze
tegen elkaar uitspeelde. De gevolgen hiervan laten zich tot op de dag van
vandaag nog steeds voelen in de vele etnische twisten die beide landen
teisteren.
Het etnische geweld is niet het enige probleem, verschillende landen kennen een
zwak staatsapparaat en dit is de ideale voedingsbodem voor corruptie en andere
frauduleuze praktijken. Bij de laatste verkiezingen in Kenia en Zimbabwe, kwam
het tot rellen tussen de aanhangers van de verschillende partijen. Beide kampen
beschuldigden elkaar van verkiezingsfraude. Het schrijnende van de hele situatie
was dat de overheid niet meteen bij machte was om de situatie te bedaren. Een
ander voorbeeld van corruptie is dat van geld dat bestemd is voor
2
ontwikkelingshulp. Het geld dat bestemd is voor de heropbouw van de
verschillende landen verdwijnt zo maar in de zakken van politici, lokale
krijgsheren en overheidsambtenaren. Je hoort vaak het verhaal dat je met geld
alles kan kopen, zeker politiemannen. De oorzaak dat deze mensen geld zullen
aannemen is omdat ze gewoon te weinig verdienen om hun familie te
onderhouden. De reden waarom ze zo weinig verdienen, is omdat de
economische situatie erg onstabiel is.
Vooral in Zimbabwe kunnen we niet bepaalt spreken van economische
hoogconjunctuur. In Zimbabwe bedroeg de inflatie op 31 oktober 2008
231miljoen procent 1 , wat hen cynisch genoeg een absoluut wereldrecord
oplevert. In Zimbabwe leeft 68% 2 van de bevolking onder de armoedegrens, ter
vergelijking, in België leeft 15% van de bevolking onder de armoedegrens. Ook
Kenia en Oeganda hebben het op dit vlak niet altijd even gemakkelijk, zij zijn in
grote mate afhankelijk van buitenlandse donoren 3 .
De president zelf speelt in verschillende Afrikaanse landen een belangrijke rol,
het is de belangrijkste functie van het land, dit is ook zo in Kenia, Oeganda en
Zimbabwe. Vele Afrikaanse landen kennen geen eerste minister omdat de
president veel macht naar zich toe trekt. Het valt dan ook op dat er tussen de
landen onderling verschillende gelijkenissen zijn qua staatstructuur. Het
staatshoofd heeft veel macht, hij staat aan het hoofd van de regering en in de
meeste gevallen zal hij ook nog eens de leden van diezelfde regering aanduiden
en benoemen. De kans op machtsmisbruik is dan ook reëel. De laatste jaren
zijn er echter wel enkele veranderingen op til waardoor de situatie al enigszins
verbetert is. Dit komt zowel door interne druk van onder andere oppositie
partijen en lokale NGO’s, als door externe druk van buitenlandse regeringen
(investeerders), NGO’s en de Wereldbank.
Eén van de recente evoluties op politiek vlak, die ook in deze verhandeling zal
worden besproken, is het herinvoeren van het ambt van eerste minister in zowel
Kenia, Oeganda, als in Zimbabwe. Men hoopt dat via het ambt van eerste
minister de macht van de president getemperd zal worden. Het enige probleem
is dat de grondwet meestal nog niet is aangepast en dat het eerste ministerschap
1
Bron: www.tijd.be/nieuws/buitenland/Inflatie_in_Zimbabwe_op_231_miljoen_procent.8088263-439.art
Bron: www.indexmundi.com/g/r.aspx?v=69&l=nl
3
De buitenlandse donoren worden wel eens de ‘Paris Club’ genoemd.
2
3
er dus nog niet in is opgenomen 4 . Dit brengt met zich mee dat er nog geen
duidelijke bevoegdheidsafbakening is tussen de president en de eerste minister.
Hierdoor blijft de president nog steeds de sterke man.
4
Oeganda is dit op vlak een uitzondering.
4
HOOFDSTUK 1: Voorwaarden voor het presidentschap.
Afdeling 1.1. De verschillende materiële voorwaarden.
De materiële voorwaarden om verkozen te worden omvatten de verplichte
minimumleeftijd en het staatsburgerschap. Deze twee voorwaarden vinden we
alle drie terug in de grondwetten van Kenia 5 , Oeganda 6 en Zimbabwe 7 . Verder
zal er meestal nog een derde voorwaarde in de grondwet te vinden zijn, maar
deze verschilt van land tot land.
1.1.1. De minimumleeftijd.
Zowel de Oegandese, als de Keniaanse grondwet voorzien dat de president
minstens de leeftijd van vijfendertig jaar moet hebben bereikt vooraleer hij of zij
zich kandidaat kan stellen. De presidentskandidaat in Zimbabwe zal minstens
veertig jaar moeten zijn eer hij zich verkiesbaar zal kunnen stellen. Het artikel
102 van de Oegandese grondwet voorziet zelfs in een maximumleeftijd voor de
president, hij mag niet ouder zijn dan vijfenzeventig jaar. Een maximumleeftijd
om het presidentschap te ambiëren vinden we niet terug in Kenia of Zimbabwe.
Deze leeftijdsvoorwaarde is niet abnormaal, ze biedt de garantie dat de
presidentskandidaten een zekere maturiteit met zich mee zullen dragen. Het
ambt van president vereist toch een zekere ervaring op politiek vlak, vandaar
deze leeftijdsvoorwaarde.
1.1.2. Het staatsburgerschap.
Het staatsburgerschap is een logische voorwaarde, je kan namelijk moeilijk een
land leiden zonder er enige band mee te hebben. In Oeganda en Zimbabwe zal
je het staatburgerschap moeten hebben op basis van je geboorte, terwijl het in
Kenia volstaat dat je de Keniaanse nationaliteit hebt. Een regularisatie kan dus
ook maar dit zal in de praktijk weinig waarschijnlijk zijn. In ieder geval zal de
presidentskandidaat dus de staatsburger zijn van het land waarin hij opkomt.
5
Art. 5 (2) van de Keniaanse Grondwet.
Art. 102 van de Oegandese Grondwet.
7
Art. 28 (1) van de Zimbabwaanse Grondwet.
6
5
1.1.3. De derde voorwaarde.
De grondwetten van de drie landen voorzien nog in een derde voorwaarde
waaraan voldaan moet zijn. Deze voorwaarde is echter verschillend in alle drie
de landen. Het artikel 5 (2) van de Keniaanse grondwet stelt als derde
voorwaarde dat de presidentskandidaat geregistreerd moet zijn in een kieskring
als kiezer voor de parlementsverkiezingen. Volgens artikel 102 van de
Oegandese grondwet moet de presidentskandidaat iemand zijn die
‘gekwalificeerd’ is om parlementslid te zijn. Het komt er op neer dat zowel in
Kenia als in Oeganda de presidentskandidaat niet ontzet mag zijn uit zijn
burgerlijke en politieke rechten.
In artikel 28 van de Zimbabwaanse grondwet staat niet zo’n derde voorwaarde
als in Kenia en Oeganda. De derde voorwaarde in Zimbabwe is dat de president
een inwoner moet zijn van het land, hij moet er zijn residentie hebben. Naast de
nationaliteitsvoorwaarde is er dus in Zimbabwe ook nog de vereiste dat je er
effectief moet wonen. Het zou maar al te gek zijn moest iemand van buitenaf,
die wel de Zimbabwaanse nationaliteit bezit, verkozen wordt tot president van
het land. Door de verblijfsvoorwaarde in de grondwet in te schrijven wordt die
situatie vermeden.
Afdeling 1.2. De procedurele voorwaarden.
Hier zal ik de selectieprocedure van de presidentskandidaten bespreken, namelijk
hoe wordt iemand presidentskandidaat ? Als we de verschillende procedures
naast elkaar leggen zien we dat er enkele opmerkelijke verschillen zijn. De
procedure is wat Kenia 8 en Oeganda 9 betreft integraal terug te vinden in de
grondwet, wat Zimbabwe betreft verwijst artikel 28 (4) van de grondwet
uitdrukkelijk naar de kieswet.
In Kenia zal elke partij die deelneemt aan de algemene verkiezing een
presidentskandidaat nomineren. De nominatie is enkel geldig als ze gesteund
wordt door meer dan duizend personen die reeds als kiezer geregistreerd zijn 10 .
Als er slechts één kandidaat geldig genomineerd wordt en hij wordt tot
parlementslid verkozen, dan zal deze persoon de nieuwe president van Kenia
8
Art. 5 (3) van de Keniaanse Grondwet.
Art. 103 van de Oegandese Grondwet.
10
Art. 5 (3) (b) van de Keniaanse Grondwet.
9
6
worden. Als er daarentegen meerdere kandidaten geldig genomineerd zijn, dan
zullen er aparte presidentsverkiezingen worden gehouden 11 .
De kandidaat die
het meest aantal stemmen behaalt en die minstens 25% van de stemmen achter
zijn naam krijgt in tenminste vijf van de acht provincies, zal de nieuwe president
worden.
In Oeganda zal elke kandidaat zijn kandidatuur bij de verkiezingscommissie
moeten indienen voor een welbepaalde datum. De kandidatuur zal ondersteund
moeten worden door minstens honderd kiezers in 2/3 van de kiesdistricten 12 .
Als in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen een kandidaat reeds 50 %
van de stemmen achter zijn naam heeft, dan is hij verkozen. Als dit niet het
geval, dan zal er een tweede ronde nodig zijn waarbij diegene met de meeste
stemmen het haalt.
In Zimbabwe ten slotte bepaalt de kieswet het verloop van de nominaties. De
kandidaturen moeten worden ingediend bij de ‘nominatie rechtbank 13 ’ en
tezelfdertijd moet er ook een geldsom gestort worden bij de ‘RegistrarGeneral 14 ’. Het is de nominatierechtbank die zal beslissen of de kandidatuur al
dan niet aanvaard wordt. Na het aanvaarden van de kandidaturen, zal de
eigenlijke stemming plaatshebben en net zoals in Oeganda moet de kandidaat
met 50 % van de stemmen verkozen worden. Als geen van beide een
meerderheid van 50 % behaalt, dan komt er een tweede verkiezingsronde
waarbij ook hier diegene met de meeste stemmen de nieuwe president wordt.
Het valt op dat de procedure in Kenia toch wel grote verschillen vertoont in
vergelijking met de te volgen procedure in Oeganda en Zimbabwe. In de
laatstgenoemde landen is er een apart en onafhankelijk orgaan dat de
nominaties zal controleren op hun wettigheid en geldigheid. Op deze manier zijn
er meer garanties opdat de procedure zo eerlijk en zo goed mogelijk zal
nageleefd worden.
11
Art. 5 (3) (d) van de Keniaanse Grondwet.
Art. 103 (2) van de Oegandese Grondwet.
13
Nomination Court.
14
Een goede vertaling van dit begrip kan ik niet geven, dus gebruik ik liever de originele term. De registrargeneral maakt deel uit van het nomination court.
12
7
Afdeling 1.3. Onverenigbaarheden en onbekwaamheden.
1.3.1. Onverenigbaarheden.
Het presidentschap is een ambt dat een grote verantwoordelijkheid met zich
meebrengt en daarom is het niet verenigbaar met enige andere functie. De
grondwetten van Kenia 15 , Oeganda 16 en Zimbabwe 17 bevatten hieromtrent een
zeer gelijkaardige bepaling. Alle drie de grondwettelijke bepalingen zeggen dat
de president geen andere publieke of private functies mag bekleden.
1.3.2. Onbekwaamheden.
Het is mogelijk om de president af te zetten omdat zijn fysische of mentale
toestand het niet langer toelaat om zijn functie naar behoren te vervullen. Deze
bepaling vinden we, in gelijkaardige vorm, terug in de grondwetten 18 19 20 van de
drie landen.
In Kenia en Oeganda zal de president onderzocht worden door een team van vijf
artsen die zijn aangeduid door de Chief Justice 21 . Dit team zal na het onderzoek
zijn bevindingen bundelen in een rapport. In Kenia wordt dat rapport aan de
Chief Justice gegeven en die geeft het op zijn beurt door aan de voorzitter van
het parlement. Als dat rapport stelt dat de president niet langer in staat is te
regeren als gevolg van zijn fysische of mentale capaciteiten, zal hij binnen een
periode van drie maanden moeten aftreden. De enige uitzondering die hierop
bestaat, is dat er in die periode van drie maanden een nieuw rapport komt
waaruit blijkt dat de president weer gezond is.
In Oeganda zal het parlement kunnen beslissen of de president kan aanblijven of
niet. Als het medische team beslist dat de president wegens zijn fysische of
mentale toestand niet langer in staat is om zijn ambt naar behoren te vervullen,
dan kan het parlement dit bevestigen. Het parlement zal hierover een motie
15
Art. 9.4 van de Keniaanse Grondwet.
Art. 106 (5) van de Oegandese Grondwet.
17
Art. 31B van de Zimbabwaanse Grondwet.
18
Art. 12 van de Keniaanse Grondwet.
19
Art. 107 van de Oegandese Grondwet.
20
Art. 29 van de Zimbabwaanse Grondwet.
21
De Chief Justice is de voorzitter van hooggerechtshof.
16
8
stemmen die met een 2/3 meerderheid zal moeten worden aangenomen. Als
hieraan voldaan, dan zal de president moeten aftreden.
In Zimbabwe verloopt de procedure veel eenvoudiger dan in de twee andere
landen. Er komt hier ook geen medisch team aan te pas, het zal eerder een
politieke beslissing zijn aangezien de procedure voor de kamer en de senaat
verloopt. Er kan een gezamenlijke commissie worden samengesteld die zowel uit
leden van de kamer als uit leden van de senaat bestaat. Een dergelijke
commissie komt er nadat er een verzoek wordt ingediend bij de voorzitter van de
kamer. Dit verzoek dient door ten minste een derde van de kamerleden
ondersteund te worden. De gezamenlijke commissie zal een rapport opstellen
over de toestand van de president. Dit rapport wordt voorgelegd aan de kamer
en de senaat, die uitzonderlijk een gezamenlijke zitting hebben. Er zal over het
rapport van de commissie gestemd worden en als er een 2/3 meerderheid
bereikt wordt, zal de president moeten aftreden.
De procedures in Kenia en Oeganda lijken mijns inziens een betere waarborg te
verlenen omdat er vooraf een medisch team zal worden geraadpleegd. Er zal
echter steeds een politiek randje aan de procedure zitten. In Zimbabwe is er
eigenlijk geen enkele waarborg dat de procedure enigszins op een onafhankelijke
en objectieve manier zou verlopen.
9
Hoofdstuk 2: Third term politics.
Afdeling 2.1. Wat betekent de term Third Term Politics ?
In verschillende landen in Sub-Sahara Afrika kent men een dictatuur of heeft
men er ooit al mee te maken gehad. De meeste Afrikaanse landen kennen vrije
verkiezingen, men kan dus naar de stembus trekken en op één of meerdere
presidentskandidaten stemmen. Normaliter is het aantal ambtstermijnen van de
president beperkt, in Kenia 22 (en tot voor kort ook in Oeganda) geldt er een
beperking van twee ambtstermijnen, in Zimbabwe daarentegen kan de president
een onbeperkt aantal keren verkozen worden. In Oeganda is er evenwel in 2005
een grondwetswijziging doorgevoerd die een onbeperkt aantal ambtstermijnen
toelaat 23 . Op deze manier is het mogelijk voor de Oegandese president
Museveni om een derde ambtstermijn te ambiëren, dit noemen we dan ook ‘
Third Time Politics ’. De term houdt een streven naar macht in en betekent dat
men de facto kan spreken van een dictatuur. Third Term Politics zijn een
wijdverspreid fenomeen in het Afrika, daarom verdient dit fenomeen onze
aandacht.
Afdeling 2.2. Third Term Politics in Kenia, Oeganda en
Zimbabwe.
Ik zal beginnen met een korte situatieschets per land, zowel van de huidige als
van de vroegere situatie. Daarna zal algemeen verder gegaan worden op dit
onderwerp aan de hand van enkele specifieke grondwetsartikelen.
2.2.1. Third Term Politics in Kenia.
Op 12 december 1963 werd Kenia onafhankelijk. Jomo Kenyatta werd de eerste
president van deze kersverse Afrikaanse Republiek. De toenmalige grondwet
werd zoals in de meeste gekoloniseerde landen opgelegd door de kolonisator, in
dit geval de Engelsen. De oorspronkelijke grondwet werd echter meteen na de
22
23
Art. 9.2 van de Keniaanse Grondwet.
vgl. met de situatie in Zimbabwe waar de Grondwet in geen enkele beperking voorziet.
10
eerste verkiezingen al gewijzigd. De grondwet voorzag niet in een beperking van
het aantal ambtstermijnen van de president 24 . Het gevolg was dan ook dat de
president voor een onbepaald aantal keer verkozen kon worden. Als we het
voorgaande in overweging nemen, samen met het feit dat veel tegenstanders
van Kenyatta regelmatig voor onbeperkte termijn werden opgesloten, hoeft het
niet te verbazen dat hij aan de macht bleef tot aan zijn dood in 1978.
Jomo Kenyatta werd opgevolgd door Kenyatta's vice-president Daniël Arap Moi.
Een nieuwe president betekende echter geen verandering, Moi bleek zelfs nog
meer gebrand op zijn machtpositie dan Kenyatta. Onder Kenyatta vonden er nog
eerlijke verkiezingen plaats en toonde het parlement zich nog enigszins kritisch
ten aanzien van de regering en de president. In 1982 werd Kenia de iure een
eenpartijstaat 25 , daar waar het onder Kenyatta alleen maar de facto een
eenpartijstaat was 26 . Moi consolideerde op nog een aantal andere manieren zijn
macht. Hij bouwde de KANU-partij 27 uit tot een direct onder controle van de
president staand machtsmiddel in zijn strijd tegen ongewenste politici,
organisaties en topambtenaren. Eén van zijn technieken om de macht van
belangrijke ministers en ambtenaren in te perken, was dat hij ze voortdurend
overplaatste naar andere ministeries. Ook de vrijheid van meningsuiting moest
eraan geloven onder het mom van vrede en stabiliteit, hetzelfde gebeurde met
de persvrijheid. De parlementsverkiezingen van 1988 28 zijn echter ‘het’
schoolvoorbeeld van hoe hard Moi gehecht was aan zijn positie en hoe
vastberaden hij was om deze te behouden. De KANU-partij moest koste wat het
kost de verkiezingen winnen. De procedure voor de parlementsverkiezingen
werd dan ook grondig veranderd. Eerst werden er interne voorverkiezingen
gehouden. Als de kandidaat meer dan 70% van de stemmen behaalde, werd hij
automatisch parlementslid en waren er geen parlementsverkiezingen meer
nodig. De voorverkiezingen gebeurde via ‘oplijnen’ 29 , de kiezer moest simpelweg
plaats nemen in een rij achter zijn kandidaat. Deze voorverkiezingen waren niet
geheim, wat een in de verste verte niet te rijmen valt met enige democratische
24
Dit ligt geheel in lijn met de Afrikaanse opvatting van het leiderschap.
J. HOOPMAN, “Democratie in Kenia: een vergelijking tussen het eenpartijsysteem en het
meerpartijenstelsel”, Derde wereld, 1994-95, Vol.3, 53-75
26
Na de moord op de politicus Tom Mboya in 1969 werd de KPU (Kenya Peoples Union) verboden.
27
“Kenya African National Union”.
28
Een jaar eerder was hijzelf reeds herverkozen.
29
M. JENNINGS, “Kenya: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the
Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 593.
25
11
principes. Voorts werd ook nog massaal fraude gepleegd, wat tot gevolg had dat
het parlement helemaal niet legitiem was.
Maar er is beterschap op komst. In 1992 wordt de grondwet geamendeerd,
onder meer via ‘Act No. 6 of 1992 30 ’. Zo komt het dat artikel 9.2 van Keniaanse
grondwet voortaan voorschrijft dat een president maximaal twee keer kan
verkozen worden voor een periode van vijf jaar. Men zou kunnen denken dat dit
het einde betekende van het Moi tijdperk, maar niets was minder waar. Het
Hooggerechtshof in Kenia oordeelde dat deze regel niet van retroactieve aard
was zodat het de kandidatuur van Moi, die reeds drie ambtstermijnen aan de
macht was, niet in de weg stond 31 . Ondanks dit alles was dit een grote stap
vooruit naar een meer democratisch en een minder autocratisch regime. De
verkiezingen van 1992 werden gewonnen door Moi en de parlementsverkiezingen
werden gewonnen door zijn KANU-partij. Na de verkiezingen blijft het land
verdeeld achter, er breekt etnisch geweld uit. KANU koopt oppositieleden om
zodat ze zich bij haar zouden aansluiten. Gebieden die op de oppositie stemden
hoeven niet te rekenen op overheidsinvesteringen…. Het is dus hoog tijd voor
veranderingen, maar deze komen er niet meteen. De presidentsverkiezingen
van 1997 werden gewonnen door Moi, hiervoor waren er twee eenvoudige
verklaringen. Ten eerste was de oppositie te verdeeld, ten tweede werd op grote
schaal fraude gepleegd.
Voor de presidentsverkiezingen van 2002 mocht Moi geen kandidaat meer zijn,
aangezien hij reeds twee ambtstermijnen achter de rug had. De kandidaat van
de KANU-partij was daarom Uhuru Kenyatta, de zoon van Jomo Kenyatta. De
oppositie wist zich deze keer wel te organiseren tot één front, de zogenaamde
Nationale Regenboogcoalitie met Mwai Kibaki als presidentskandidaat 32 . Kibaki
won en voor het eerst in negenendertig jaar moest de KANU-partij plaatsnemen
op de oppositiebanken. De nieuwe president en regering erfden van de vorige
regering onder Moi een land dat gekenmerkt was door mismanagement en
sociaaleconomische mislukkingen. De Kenianen hoopten veranderingen te zien
die zouden leiden tot een toename van welvaart en welzijn. Om hierin succesvol
te zijn zou de regering het hoofd moeten bieden aan armoede, werkeloosheid,
30
Dit was mogelijk dankzij externe druk van het buitenland.
G. KIMONDO KANYI, “Amendements reintroducing Multi-partyism”, in The citizen and the constitution,
Nairobi, Claripress, 1996, 44
32
M. JENNINGS, “Kenya: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the
Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 594.
31
12
criminaliteit, corruptie en slecht gevoerd beleid en bestuur. De regering kende
echter enkele grote nederlagen zoals de negatieve uitkomst van het referendum
over de herziening van de grondwet 33 en vervolgens het grote corruptie
schandaal dat bekend werden in januari 2006 34 . De KANU-partij is nu zelfs deel
gaan uitmaken van de Nationale Regenboogcoalitie van Kibaki.
In 2007 vonden er weer presidentsverkiezingen plaats, deze waren wederom een
voorbeeld van hoezeer men zijn macht wil behouden. Deze keer nam Kibaki het
op tegen Raila Odinga 35 . De zittende president Kibaki kwam als overwinnaar uit
de bus, maar er was heel wat commotie rond zijn herverkiezing. De oppositie
verwierp de uitslag, er braken overal rellen uit met verschillende doden tot
gevolg, de internationale waarnemers waren kritisch over de uitslag,…. Dit toont
dat Kenia nog steeds erg verdeeld is. Er kwam evenwel een oplossing uit de
bus, Odinga werd benoemd als eerste minister 36 .
Aan het tijdperk van de Third Term Politics is in Kenia reeds zeventien jaar een
einde gekomen, maar zoals hierboven werd geïllustreerd betekent dit niet dat de
presidenten zomaar bereid zijn om hun macht te delen of af te staan. De
volgende verkiezingen vinden plaats in 2012. We weten nog niet wat we mogen
verwachten, maar dat Odinga weer kandidaat is, staat vast. Wie weet wil Kibaki
het nu wel eens als eerste minister proberen, zoals Poetin dit doet in Rusland.
2.2.2. Third Term Politics in Oeganda.
Net zoals Kenia, wordt Oeganda in het begin van de jaren ’60 37 onafhankelijk
van het Verenigd Koninkrijk. Voor de Engelsen vertrokken, stelden ze eerst nog
een grondwet voor, deze voorzag in een parlementaire structuur naar
‘Westminster Model’. De voorwaarde voor het vertrekken van de kolonisator was
dat de opgestelde grondwet zou worden overgenomen. In dit model staat vooral
het parlement centraal, zij hebben namelijk de macht om wetten te stemmen, de
formele uitvoerende macht ligt dan bij de president. De regering is als deel van
de uitvoerende macht verantwoording verschuldigd aan het parlement.
33
Het voorstel voorzag onder meer in de invoering van een (zwakke) eerste minister. De oppositie vond het
voorstel veel te vaag en stemde massaal tegen tijdens het referendum van 21 november 2005.
34
De toenmalige minister van Financiën, David Mwiraria, verduisterde 200 miljoen dollar. Dit geld werd
gebruikt om president Kibaki aan de macht te houden, en om politieke tegenstanders om te kopen.
35
Leider van de ODP (Orange Democratic Party), en voormalig bondgenoot van Kibaki.
36
Het ambt van eerste minister werd in 2008 heringevoerd in Kenia.
37
Op 9 oktober 1962 wordt Oeganda onafhankelijk.
13
Bij de verkiezingen van april 1962 wist de Uganda People's Congress (UPC) van
Milton Obote de zege binnen te halen en Obote werd de eerste premier van
Oeganda met Kabaka Mutesa II als president. Dit alles ligt geheel in de lijn met
de door de Engelsen opgestelde grondwet. In 1966 pleegde Obote een
staatsgreep en hij verdreef de zittende president. Obote was niet langer van
plan om het opgelegde ‘Westminster Model’ te volgen, daarom kwam er in 1967
een nieuwe grondwet. Milton Obote nam een aantal zaken uit de grondwet van
1962 over, hij gebruikte ze om het ambt van president om te bouwen tot een
imperialistisch presidentschap 38 . Het gaat hier onder meer over benoemen van
de hoofden van wetgevende en rechterlijke macht, het gemakkelijk uitroepen
van de noodtoestand, het aan banden leggen van vrijheden en rechten. Obote
was niet zomaar van plan om zijn positie af te staan en was duidelijk een
aanhanger van de dictatoriale staatsstructuur waarbij er in zekere mate ook
sprake is van Third Term Politics, men wil zijn macht te allen tijde behouden.
Aan het rijk van Obote kwam abrupt een einde wanneer Idi Amin 39 in 1971 een
staatgreep pleegde. Over dit tijdperk ga ik vrij kort zijn, het was er één van veel
geweld en terreur. Amin was een schoolvoorbeeld van een dictator die aan
hoogheidwaanzin leed en die er alles aan deed om zijn macht te bestendigen. In
1979 werd met de hulp van buitenlandse troepen zijn rijk ten val gebracht.
In 1980 wordt oud president Milton Obote weer verkozen tot president en zijn
partij, de UPC, verkrijgt de macht in het parlement. Men verwijst in de
rechtsliteratuur wel eens naar de jaren 1979-1985, als de jaren van de pseudoparlementen 40 . De reden hiervoor is te zoeken in het feit dat sommigen twijfelen
aan hun legitimiteit. Voorts was er in het land ook een guerrillaoorlog aan de
gang tegen het regime van Obote, deze was niet echt bij machte om hier
krachtig tegen op te treden. Hoofdzakelijk om deze twee redenen was het
onmogelijk voor het parlement om een grote rol te spelen. Obote probeerde wel
nog weerstand te bieden aan de rebellen en voerde een schrikbewind maar het
mocht niet baten, zijn derde ambtstermijn werd beëindigd in 1985 met een
staatsgreep.
38
J. OLOKA ONYAGO , “Taming the president: Some critical reflections on the executive and the separation
of powers in Uganda”, East African Journal of Peace & Human Rights, 1995, Vol.2 No2, 189-208
39
Op dat moment is Amin een majoor-generaal, die echter verantwoording moet afleggen aan Obote wegens
verduistering en moord.
40
A.G.G. PINYCWA GINGYERA, “To be or not to be: The precarious status and the role of parliaments in the
transition to democracy”, The Uganda Journal, 1997, Vol.44, 31-45
14
In 1986 verschijnt de huidige president ten tonele, Yoweri Museveni, hij was de
rebellenleider van het NRA (National Resistance Army). Het NRA is een deel van
het NRM (National Resistance Movement). De Movement beloofde om Oeganda
uit het dal te halen. Hiervoor was er volgens Museveni een nieuwe grondwet
nodig, dus werd er 1989 een grondwettelijke commissie samengesteld die in
1993 klaar was met voorstel tot grondwet 41 . Ondertussen hadden er echter
geen nieuwe president- of parlementsverkiezingen meer plaatsgevonden. De
reden hiervoor was dat de Movement eerst de stabiliteit en veiligheid wou
herstellen en dat verkiezingen hier niet toe zouden bijdragen. Een tien-punten
programma zorgde ervoor dat de doelstellingen van de Movement op papier
stonden. Museveni hoefde in tussentijd geen uitdagingen aan te gaan van
andere presidentskandidaten en dit zou zo blijven duren tot 1996. In 1995 werd,
nadat het voorstel tot grondwet grondig was bediscussieerd, een nieuwe
grondwet aangenomen. Op de inhoud van deze grondwet zal later nog worden
ingegaan. Maar het valt wel op dat in artikel 105.2 van de grondwet een
bepaling is opgenomen die stelt dat de president maximaal twee ambtstermijnen
mag zetelen. De duur van een ambtstermijn wordt op vijf jaar gesteld. Voorts
stelde diezelfde bepaling dat een amendering ervan uitgesloten is.
Dit zag dus er dus allemaal mooi uit, Oeganda begon weer wat aan stabiliteit te
winnen, de economie begon te herleven, er was een nieuwe grondwet. Op
politiek vlak werden er in 1996 voor het eerst sinds de onafhankelijkheid vrije
verkiezingen gehouden. Het was voor de meesten dan ook geen verrassing dat
Yoweri Museveni werd verkozen tot nieuwe president van Oeganda. We moeten
hier echter de bedenking maken dat hij al tien jaar aan de macht was voordat hij
in echte verkiezingen werd verkozen.
Als we kijken naar wie er vandaag de dag president is in Oeganda, dan is dat nog
steeds dezelfde man als 23 jaar geleden, Museveni. Hij werd een tweede keer
verkozen in 2001, en vervolmaakte zo zijn tweede ambtstermijn. Volgens de
grondwet die in 1995 was aangenomen, was het onmogelijk voor Museveni om
een derde termijn te ambiëren 42 . Na zijn herverkiezing in 2001, benoemde
Museveni een commissie ter herziening van de grondwet, de bedoeling was om
de grondwet te amenderen zodat een derde ambtstermijn mogelijk was. Het
41
A. RAKE, Uganda: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara
(2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1234.
42
Art. 105.2 van de vorige Oegandese Grondwet.
15
argument hiervoor vond men in het feit dat de grondwet niet mag bepalen wie er
presidentskandidaat kan zijn, maar dat het volk zelf haar president moet kunnen
kiezen. De regering was uiteraard voorstander voor deze maatregel, maar de
grondwettelijke commissie zag dit niet zitten. In juni 2005 stemt het parlement
(dat voornamelijk uit leden van de Movement bestaat) in met de voorgestelde
grondwetswijziging 43 . Voortaan is het mogelijk om een onbeperkt aantal
ambtstermijnen tot een goed einde te brengen. Volgens de oppositie zou
Museveni zijn derde ambtstermijn ‘gekocht’ 44 hebben. Van een corrupt land als
Oeganda kan men eigenlijk weinig anders verwachten. De geruchten met
betrekking tot omkoping doen vraagtekens rijzen bij de legitimiteit en de
objectiviteit van het parlement. In 2006 werd Museveni herverkozen als
president van Oeganda en dit al voor derde (officieus vijfde) keer. Het valt op
dat in Oeganda de omgekeerde beweging wordt gemaakt in vergelijking met
Kenia. De Westerse landen blijven eerder zwijgzaam 45 op dit vlak. Moest dit in
Kenia gebeuren, dan zou er felle kritiek geuit worden en zou onder andere het
ontwikkelingsbudget fors worden teruggeschroefd. Het is wel duidelijk dat de
Westerse landen Museveni scherp in de gaten houden, want hij heeft al enkele
grote toegeving moeten doen, bijvoorbeeld door ook andere politieke partijen te
laten deelnemen aan de verkiezingen buiten zijn eigen Movement beweging. Het
is een behoorlijk verontrustende trend dat Oeganda de omgekeerde beweging
maakt. Het land was onder leiding van Museveni stabieler geworden en de
economie herleefde maar deze trend leidt niet tot meer democratie. Het is
duidelijk dat de president macht heeft over het parlement, anders zou een
beslissing tot amendering van de grondwet er nooit gekomen zijn. Nu er geen
limiet meer staat op het aantal ambtstermijnen vrees ik dat Museveni tot aan het
einde van zijn dagen zal regeren, en zo president voor het leven zal worden.
Museveni, die bij de verkiezingen van 2001 beloofde voor de laatste keer te
zullen deelnemen, is hard op weg de zoveelste Afrikaanse dictator te worden.
43
A. RAKE, Uganda: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara
(2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1236.
44
Meer dan 200 parlementsleden (van de 310) zouden omgekocht zijn voor een bedrag van 3000 dollar.
45
Enkel het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Noorwegen hebben vanwege de mogelijke derde regeertermijn van
Museveni symbolische bedragen op hun ontwikkelingshulp gekort.
16
2.2.3. Third Term Politics in Zimbabwe.
Zimbabwe is erg laat onafhankelijk geworden, pas op 18 april 1980. Voor er
sprake was van Zimbabwe als land, spraken we van het land Rhodesië. Dit was
een Brits patronaat, dat zichzelf eenzijdig onafhankelijk had verklaard op 11
november 1965. Ian Smith, de latere leider van de blanken in Zimbabwe, werd
uitgeroepen tot eerste minister. Hij voerde een voor de zwarten repressieve
landpolitiek, het kwam er op neer dat de blanken alle goede gronden in handen
hadden en dat de zwarte bevolking het met de overschot moest stellen.
Internationaal kwam er heel wat reactie op deze regering met als gevolg dat er
een handelsembargo werd afgekondigd tegen de regering van Ian Smith. Ook
intern broedde er iets, de zwarte bevolking ging zich organiseren in twee grote
verzetsbewegingen. Enerzijds was er de ZANU (Zimbabwe African National
Union) beweging en anderzijds was er de ZAPU (Zimbabwe African People’s
Union) beweging. Het verzet van deze twee bewegingen, gecombineerd met de
moeilijke economische situatie 46 leidde Smith er toe om in 1979 een
overeenkomst met de zwarte leiders te onderhandelen 47 . Er werd besloten om
een overgangsregering te vormen onder leiding van Abel Muzorewa. Binnen het
jaar werd een definitieve overeenkomst bepaald waarbij men instemde om deel
te nemen aan de onderhandelingen van Lancaster House 48 .
Op 18 april 1980 werd Zimbabwe onafhankelijk verklaard en het Britse beheer
opgeheven. De Britten vertrokken echter niet zomaar, net zoals in Kenia en
Oeganda laten ze Zimbabwe niet aan haar lot over. Ze stellen eerst nog een
grondwet op, beter bekend als de ‘Lancaster House Constitution of Zimbabwe’.
Zoals we al eerder hebben gesteld, is ook deze grondwet gebaseerd op het
befaamde Westminster model. De uitvoerende macht is dan ook in handen van
het staatshoofd en van de regering. Het staatshoofd heeft, net zoals in het
Verenigd Koninkrijk, een louter ceremoniële functie 49 en het aantal
ambtstermijnen van de president is beperkt tot een periode van twee maal zes
jaar. De echte uitvoerende macht ligt op dat ogenblik bij de premier en de
46
Die een rechtstreeks gevolg was van het handelsembargo.
R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the
Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1287.
48
Dit waren de onderhandelingen tussen de blanke en zwarte Zimbabwanen, en tussen de Britten. Deze
onderhandelingen hebben tot de definitieve onafhankelijkheid geleid.
49
Art. 64.1 van de Lancaster House Constitution.
47
17
andere ministers. Ten tijde van de onafhankelijkheid is de dominee Canaan
Banana president en Robert Mugabe is de eerste minister.
Aanvankelijk voerde Mugabe een gematigd bewind. Met het verstrijken van de
tijd begon dit steeds meer dictatoriale trekjes te vertonen. Hij streefde naar een
eenpartijstelsel, wat in strijd was met het akkoord van Lancaster House, maar
overeenkwam met de gangbare politiek in vele andere Afrikaanse landen. Eén
voor één ontdeed Mugabe zich van zijn politieke tegenstanders tot hij alleen als
machtshebber overbleef. In 1987 is het dan ook hoog tijd om de grondwet aan
te passen zodat Mugabe meer macht zal krijgen. Via ‘Act No.7 1987’ wordt de
ceremoniële functie van de president vervangen door een volwaardige
uitvoerende functie 50 . Dit betekent dat de president voortaan ook de functie van
eerste minister op zich zal nemen. In de loop van dat jaar worden er nog enkele
andere grondwetswijziging doorgevoerd. Zo wordt de limiet, die stelt dat de
president slechts twee ambtstermijnen mag ambiëren, opgeheven 51 . De
president is voortaan staatshoofd, regeringsleider en opperbevelhebber. In de
loop der jaren zal Mugabe zijn grip op de wetgevende macht en op de
uitvoerende macht steeds versterken 52 . Het hoeft dan ook niet te verbazen dat
vandaag de dag Robert Mugabe nog steeds aan de macht is in ‘zijn’ Zimbabwe.
Op 30 oktober 2007 werd de grondwet van Zimbabwe geamendeerd 53 . Voortaan
stelt artikel 29 van de grondwet dat de ambtstermijn van de president vijf jaar
bedraagt in plaats van zes jaar. Een beperking van het aantal ambtstermijnen is
echter nog steeds niet aan de orde, zodat er eigenlijk op het gebied van Third
Term Politics weinig verandert. Het gehele parlement stemde unaniem in met de
amendering, dit werd gezien als een vertrouwenswekkende stap voorwaarts in de
strijd tussen de regering en de oppositie.
De laatste verkiezingen 54 illustreren perfect hoezeer Mugabe aan zijn macht
gehecht is en hoezeer hij deze wil behouden. De belangrijkste kandidaten waren
Robert Mugabe van ZANU-PF 55 en Morgan Tsvangirai van de Movement for
Democratic Change (MDC). Het toezicht op de verkiezingen was in handen van
waarnemers van de Afrikaanse Unie, want Mugabe weigerde niet-Afrikaanse
50
R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the
Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1288.
51
Third Term Politics wordt zo de iure mogelijk.
52
Later meer hierover.
53
Amendement No. 18.
54
Deze vonden op plaats op 29 maart 2008.
55
Zimbabwe African National Union – Patriotic Front.
18
waarnemers. De waarnemers en de oppositiepartijen constateerden dat er op
grote schaal fraude werd gepleegd bij de verkiezingen. Zo werd het aanhangers
van de oppositie onmogelijk gemaakt om te stemmen, vond er intimidatie plaats,
werden kiezers omgekocht en voerde Mugabe een groot aantal 'spookkiezers' op
(kiezers die wel op lijsten stonden maar niet of niet meer bestonden). Ondanks
de grootscheepse fraude en intimidatie door Mugabe werden de verkiezingen
gewonnen door Tsvangirai. Mugabe was niet van plan zich zomaar bij de uitslag
neer te leggen, hij hield de uitkomst lange tijd geheim en deed daarna moeilijk
over de telling. Volgens Mugabe en zijn aanhangers had Tsvangirai weliswaar de
meeste stemmen behaald maar niet de nodige absolute meerderheid, daarom
kwam er een tweede verkiezingsronde. Die verkiezingen vonden plaats op 27
juni 2008, hierbij konden kiezers kiezen tussen Mugabe en Tsvangirai. De tweede
verkiezingsronde werd overheerst door geweld. In de periode voor de
verkiezingen werden duizenden aanhangers van de MDC ernstig mishandeld en
tientallen vermoord, waaronder vrouwen van oppositieleden. In deze sfeer van
geweld besloot Tsvangirai zich terug te trekken uit de verkiezingen zodat Mugabe
als enige kandidaat over bleef, hij raakte dan ook verkozen.
Het lijkt er dus op dat Mugabe nog steeds niet van plan is de macht te delen, laat
staan om deze af te staan. Sinds 1987, eigenlijk al vanaf 1980, heeft hij de
touwtjes strak in handen. De nu 83-jarige Mugabe heeft ooit gezegd dat hij op
78-jarige leeftijd zou aftreden, maar daar is nu niets meer van te merken. We
mogen dan ook gerust stellen dat hij verslaafd is aan macht.
19
Afdeling 2.3. Grondwetsartikelen die Third Term Politics in
de hand werken.
Hieronder zullen enkele specifieke artikelen uit de respectievelijke grondwetten
worden besproken die de sterke positie van de president bevestigen. Het valt op
dat deze artikelen in alle drie de grondwetten terug te vinden zijn.
2.3.1. De immuniteit van de president.
De presidentiële immuniteit vergemakkelijkt de Third Term Politics problematiek
in die zin dat de president niet aansprakelijk is tijdens zijn ambt en dat hij erop
die manier ook alles aan zal doen om zijn positie te behouden.
Zowel de Keniaanse als de Zimbabwaanse grondwet kennen een dergelijke
voorziening, namelijk: Art. 14 van de Keniaanse grondwet en Art. 30 van de
Zimbabwaanse grondwet. De grondwet van Oeganda bevat geen bepaling over
de immuniteit van de president, nochtans is daar wel ooit sprake van geweest.
In het voorstel tot grondwet van 1993 stelde artikel 101 lid 4 en 5 dat de
president tijdens zijn ambt niet voor de rechter kon worden gebracht, dit zowel
in burgerlijke als in strafzaken. Dit artikel werd echter geschrapt in het licht van
de historische tendens in het land dat de president aan zijn macht vasthoudt. Het
werd onlogisch en te gevaarlijk bevonden.
Zoals reeds eerder gezegd, bevatten de grondwetten van Kenia en Zimbabwe
wel een immuniteitsartikel. De twee artikelen zijn erg vergelijkbaar, beiden
stellen dat de president tijdens zijn ambt niet aansprakelijk kan gesteld worden
in zowel burgerlijke zaken als in strafzaken. Na het verlopen van de
ambtstermijn is het wel mogelijk om een procedure op te starten voor zaken die
werden begaan vóór men president was of voor zaken begaan tijdens zijn ambt,
indien deze tot de privé sfeer behoren. De verjaring zal in dit geval niet
meespelen, de zaak wordt als het ware op non-actief gezet en na het beëindigen
van zijn ambt zal de ex-president nog steeds voor de rechter kunnen worden
gedaagd.
De ratio van deze bepaling is dat op deze wijze de waardigheid van het ambt niet
geschaad wordt en dat de aandacht van de president zo niet wordt afgeleid van
belangrijkere zaken.
20
Het gevaar is dat een president, die tegen een mogelijke rechtszaak aankijkt, er
alles aan zal doen om zijn positie veilig te stellen. Dit houdt ook in dat hij zo
lang mogelijk het presidentschap zal willen ambiëren.
2.3.2. Uitroepen van de noodtoestand.
Het uitroepen van de noodtoestand wordt vaak gebruikt om de democratie aan
banden te leggen en om de macht van de president te vergroten. Zowel de
grondwet van Kenia 56 , Oeganda 57 , als Zimbabwe 58 voorzien in de mogelijkheid
ervan. De president heeft in elk van de drie bovenstaande landen de macht om
voor een bepaalde, in de grondwet voorziene termijn, de noodtoestand in het
hele land, of een deel ervan, af te kondigen. De afkondiging van de
noodtoestand is in alle drie de landen in tijd beperkt. Het valt evenwel op dat
deze termijn grondig verschilt van land tot land. In Zimbabwe bedraagt deze
termijn veertien dagen, in Kenia is de duur beperkt tot achtentwintig dagen en in
Oeganda bedraagt de termijn maar liefst negentig dagen. Op zich lijkt een
dergelijke beperking in tijd een goede waarborg, zodat de kans op misbruik
aanzienlijk verkleind wordt. De drie grondwetsartikelen voorzien in een
verlenging van de termijn, maar deze verlenging gebeurt niet unilateraal door de
president. Voor het verlengen van de noodtoestand is de toestemming van het
parlement vereist. Dit biedt echter een onvoldoende waarborg, want de
wetgevende kamers worden hoofdzakelijk beheerst door de partij van de
president. Verder kan ik er nog op wijzen dat de president een niet te
verwaarlozen aantal leden van het parlement zelf kan benoemen 59 .
In Zimbabwe is het zelfs zo dat de noodtoestand er vijfendertig jaar lang van
kracht is geweest, van 1965 tot 1990. Ze werd telkens verlengd voor een periode
van 6 maanden.
Als de noodtoestand van kracht is, kan de president maatregelen nemen die
nodig zijn om de publieke veiligheid en orde te herstellen. Het gaat hier onder
andere over het beperken van de bewegingsvrijheid, het invoeren van een
verbod op vereniging, het invoeren van censuurmaatregelen, het opschorten van
sommige wetten (behalve de grondwet),…. Vele van deze maatregelen kunnen
56
Art. 85 van de Keniaanse Grondwet iuncto ‘The preservation of Public Security Act’.
Art. 101 van de Oegandese Grondwet.
58
Art. 31J van de Zimbabwaanse Grondwet.
59
Hierop wordt later dieper op ingegaan.
57
21
verregaande effecten ressorteren en het gevaar voor misbruik is dan ook een
reële dreiging. Zoals ik eerder vermeldde, bleef de noodtoestand in Zimbabwe
vijfendertig jaar lang van kracht. Hiervoor werden telkens verschillende redenen
ingeroepen, zoals verhoging van de criminaliteit, aanvallen van
guerrillabewegingen…. Op basis van artikel vier 60 van het BUPO-verdrag 61 , waren
deze redenen geen voldoende rechtvaardiging voor het in stand houden van de
noodtoestand voor een zodanig lange periode 62 . Het is voor de president al te
gemakkelijk om de noodtoestand af te kondigen, te meer omdat zijn invloed in
het parlement niet klein is. Dit geldt zowel voor Kenia, voor Oeganda, als voor
Zimbabwe. Het gevaar is dat via het uit roepen van de noodtoestand een aantal
beschermende grondwettelijke bepalingen aan de kant worden geschoven. Op
die manier kunnen politieke tegenstanders worden uitgeschakeld en kan de
zittende president zijn macht versterken. Het zou beter zijn mocht de
noodtoestand pas kunnen worden uitgeroepen nadat een bijzondere meerderheid
63
van het parlement ermee ingestemd heeft. Bij een dergelijke meerderheid
heeft de oppositie in vele gevallen de mogelijkheid om het voorstel te blokkeren.
2.3.3. Impeachement procedure tegen de president.
Is het mogelijk om de president uit zijn functie te ontzetten of is het eerder een
utopie? Als die mogelijkheid er is, dan is er sprake van een waarborg zodat de
president zijn macht niet geheel onbeperkt is. Op die manier wordt dan de Third
Term Politics problematiek toch enigszins gemilderd.
Alle drie de grondwetten voorzien op één of andere wijze in het ontzetten van de
president uit zijn functie, de manier waarop verschilt weliswaar.
In Zimbabwe bestaan volgens de grondwet twee mogelijke manieren om het
staatshoofd te ontslaan, in Kenia en Oeganda kent men slechts één mogelijke
manier.
De eerste manier vinden we zowel in Zimbabwe 64 als in Kenia 65 terug. Het gaat
hier eerder om een onrechtstreekse mogelijkheid om de president uit zijn functie
60
Art. 4 vormt de basis voor het uitroepen van de noodtoestand in Zimbabwe.
Het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
62
J. HATCHARD, “The Constitution of Zimbabwe: Towards A Model For Africa” , Journal of African Law,
1990-91, Vol. 34-35, 79-101
63
Een 2/3 meerderheid zou goed zijn.
64
Art. 31 F (3) van de Zimbabwaanse Grondwet.
65
Art. 59.3 van de Keniaanse Grondwet.
61
22
te ontzetten. De respectievelijke artikelen voorzien in een motie van
wantrouwen tegen de regering, waarbij de president zelf ontslag kan nemen. In
beide landen kan er dus een motie van wantrouwen worden ingediend tegen de
huidige regering, het parlement moet dan binnen de zeven dagen stemmen over
deze motie. Als deze motie wordt aangenomen, dan heeft de president in
Zimbabwe drie keuzes: ten eerste kan hij zelf ontslag nemen, ten tweede kan hij
het parlement laten ontbinden en ten derde kan hij zijn ministers ontslaan. In
Kenia heeft de president slechts twee keuzes: hij kan zelf ontslag nemen of hij
kan het parlement ontbinden. Zoals ik al eerder aanhaalde is dit een
onrechtstreekse mogelijkheid om de president uit zijn functie te ontzetten, want
je rekent op de ‘goodwill’ van de president zelf! De kans dat dit in de praktijk
ooit zal voorkomen is vrijwel onbestaande. De periode van zeven dagen tussen
het indienen en het stemmen brengt het gevaar met zich mee dat de indiener
van de motie uit de partij zal worden gezet en dus ook uit het parlement 66 . Het
indienen van een motie van wantrouwen zal mijns inziens niet tot gevolg hebben
dat de president zelf ontslag neemt.
Er bestaat echter een tweede manier en deze is veel meer te vergelijken met de
eigenlijke impeachement procedure zoals we deze in nog andere landen kennen.
Deze afzettingsprocedure vinden we terug in de grondwet van zowel Oeganda 67
en als in die van Zimbabwe 68 . Een dergelijke procedure kan in beiden landen
worden ingeleid doordat ten minste een derde van de leden van het parlement
dit initiatief ondersteunen. Voorts bepalen de artikelen dat er drie mogelijke
gronden zijn voor het afzetten van de president.
Ten eerste kan, zowel in Oeganda als in Zimbabwe, met de procedure worden
gestart wanneer de president een grove fout heeft begaan. In de grondwet van
Zimbabwe vinden we in verband met de eerste grond geen verdere
verduidelijking. De grondwet van Oeganda is op dat vlak duidelijker, zij stelt dat
het om een fout moet gaan waardoor de president zijn ambt in een slecht
daglicht heeft gesteld of dat hij een fout moet begaan hebben die de veiligheid of
economie van Oeganda in gevaar heeft gebracht.
Ten tweede kan de procedure in beide landen worden ingeleid als de president
fysiek of mentaal niet meer in staat is om zijn taken naar behoren te vervullen.
66
Op voorwaarde natuurlijk dat de indiener van de motie tot de partij van de president behoort.
Art. 107 van de Oegandese Grondwet.
68
Art. 29.3 van de Oegandese Grondwet.
67
23
De laatste en derde mogelijkheid stelt dat de president een bewuste schending
van de grondwet moet hebben begaan.
Het verdere verloop van de procedure verschilt in de twee landen.
In Oeganda zal er een tribunaal 69 worden samengesteld dat de feiten nader zal
onderzoeken. De president heeft het recht om gehoord te worden door dit
tribunaal. Indien het tribunaal oordeelt dat er ‘prima facie’ sprake is van een
schending, dan is het aan het parlement om te beslissen of de president al dan
niet wordt afgezet. Het parlement zal in casu dan met een twee-derde
meerderheid moeten beslissen.
In Zimbabwe gaat het er anders aan toe, hier is het veeleer een politieke
beslissing. Nadat een derde van de leden van het parlement het verzoek
steunde, wordt er door de voorzitter van het parlement een parlementaire
commissie 70 samengesteld. In tegenstelling tot Oeganda heeft de president hier
niet het recht om gehoord te worden door deze commissie. Als deze commissie
oordeelt dat de president zich schuldig heeft gemaakt aan één van de drie
voorwaarden, dan zal het parlement de macht hebben om de president af te
zetten, mits er hiervoor een twee-derde meerderheid bestaat. Bij de
Zimbabwaanse procedure moeten er toch enkele vraagtekens worden geplaatst.
Het is hoogst ongebruikelijk dat de macht om het staatshoofd af te zetten
uitsluitend bij de wetgevende macht ligt en dat er geen enkel ander orgaan
geraadpleegd wordt. Gezien de zwakke positie van de wetgevende macht
tegenover de president is deze procedure dan ook beperkt in haar toepassing 71 .
De procedure in Oeganda bevat een betere garantie, omdat het niet enkel in
handen ligt van de wetgevende macht. Het is maar echter de vraag of er ooit
gebruik zal gemaakt worden van de impeachement procedure, want de macht
van de president ten opzichte van de wetgevende macht en de rechterlijke macht
valt niet te onderschatten 72 . Door deze sterke positie wordt het makkelijker voor
de president om zijn macht te consolideren, wat ons weer bij de Third Term
Politics brengt. Hoe mooi het al dan niet in de grondwet beschreven kan staan,
dit bewijst niet dat het in de praktijk zo wordt gespeeld. De theorie en de
praktijk liggen in Afrika op sommige vlakken erg ver van elkaar.
69
Bestaande uit drie rechters van het hoogste gerechtshof (Supreme Court).
Deze commissie zal bestaan uit leden van zowel de kamer als van de senaat.
71
J. HATCHARD,“The Constitution of Zimbabwe: Towards A Model For Africa” , Journal of African Law,
1990-91, Vol. 34-35, 79-101
72
Hier zal ik later op ingaan in hoofdstuk 7 en hoofdstuk 8.
70
24
Afdeling 2.4. Verdere evoluties.
Welke kant deze problematiek zal opgaan weet niemand, maar we kunnen enkel
hopen dat het de goede kant uit zal gaan. Hiermee bedoel ik vooral de goede
kant voor Afrika, op welke manier dan ook. Wij hebben de neiging om alles door
een Westers gezinde bril te bekijken, maar deze aanpak werkt echter niet altijd.
We moeten ons hoeden voor het opdringen van onze sociale en culturele
modellen aan Afrika. We delen niet altijd dezelfde politieke geschiedenis en
hierdoor is de oplossing die wij voorhanden hebben niet altijd toepasbaar in
Afrika. Hiermee wil ik niet gezegd hebben dat er in de Afrikaanse geschiedenis
geen sprake is van enige democratische waarden. In casu is het echter duidelijk
dat er meer nood is aan respect voor de wil van de kiezers en aan respect voor
de vrijheid van vereniging zodat de oppositiepartijen ook een eerlijke kans
krijgen bij de verkiezingen.
In Kenia gaat het langzaamaan de goede kant op, maar dit gebeurt niet zonder
slag of stoot. Een goed voorbeeld hiervan zijn de verkiezingen van verleden
jaar 73 . Het is wel positief dat de termijn van de president nu gelimiteerd is tot
twee ambtstermijnen, hiervoor was er wel grote druk nodig van het buitenland.
In Oeganda valt het enorm te betreuren dat men de omgekeerde weg is
ingeslagen. De grondwet voorziet wel nog in een bijkomende, wel minder
beschermende, waarborg tegen het feit dat je president kan zijn voor het leven.
In artikel 102 voert men een maximum leeftijd in voor de president, deze
bedraagt vijfenzeventig jaar. Dit artikel zal de Third Term Politics niet verhelpen,
maar het garandeert wel dat een presidentschap voor het leven niet mogelijk is.
In Zimbabwe is de situatie nog het ergst van allemaal, hier hebben we geen
beperking van het aantal ambtstermijnen en geen maximum leeftijd voor de
president. Het ziet er naar uit dat er niet meteen veranderingen op til zijn. Mijn
vrees is dat er pas na de dood van Mugabe een mogelijkheid is op een meer
democratisch regime. Want ondanks druk van buitenaf verbetert de situatie er
niet op. Er is wel nog hoop, de laatste verkiezingen tonen ons dat het volk niet
meer massaal achter Mugabe staat. Misschien was dit dan ook zijn laatste keer
als president.
73
Voor meer duiding hieromtrent verwijs ik naar hoofdstuk 3.
25
HOOFDSTUK 3: Presidentsverkiezingen: vooroordelen
bevestigd?
Afdeling 3.1. Welke vooroordelen?
Als we aan presidentsverkiezingen in Afrika denken, gaat dit meestal gepaard
met een aantal vooroordelen. We denken meteen aan corruptie, massale
verkiezingsfraude, intimidatie van de oppositie, opsluiting van dissidenten,
weigeren van internationale waarnemers, ontkennen van de
verkiezingsnederlaag,… . In dit hoofdstuk zal nagegaan worden hoe de
verkiezingen in Kenia, Oeganda en Zimbabwe verlopen. Ik zal de recentere
verkiezingen bespreken, op het verleden zal ik niet ingaan. Ook het installeren
van de kiescommissie volgens de grondwettelijke regels zal aan bod komen. Op
deze manier zullen we een beeld krijgen van welke rol de president in de
verkiezingsstrijd heeft.
Afdeling 3.2. De samenstelling en werking van de
kiescommissie.
Hier zal ik een overzicht per land geven van de benoemingsfase van de
kiescommissie. Het belang en de taken van de commissie zullen eveneens
worden besproken.
3.2.1. De samenstelling en werking van de kiescommissie in Kenia.
Volgens artikel 41 (1) van de Keniaanse grondwet worden de leden van de
kiescommissie benoemd door de president. In tegenstelling tot Oeganda en
Zimbabwe 74 , heeft de president hier het volledige alleenrecht om de commissie
te benoemen. Het zou beter zijn om de benoemingen te laten goedkeuren door
het parlement 75 , net zoals dit in Oeganda het geval is. De commissie bestaat uit
minimum vier leden en maximum eenentwintig leden, de voorzitter wordt hierbij
74
In Zimbabwe is het enkel op advies, zie infra.
G. KIMONDO KANYI, “Special Constitutional Bodies and Offices”, in The citizen and the constitution,
Nairobi, Claripress, 1996, 73.
75
26
niet meegerekend. De grondwet eist dat de voorzitter rechter is in het
Hooggerechtshof of dat hij minstens gekwalificeerd is om er deel van uit te
maken. Momenteel heeft Kenia één van de grootste kiescommissies ter wereld,
ze bestaat uit tweeëntwintig leden, inclusief de voorzitter 76 . De kiescommissie in
Kenia heeft, in tegenstelling tot Oeganda en Zimbabwe, veel leden 77 . De leden
zijn benoemt voor een termijn van vijf jaar.
Het samenstellen en het benoemen van de leden van de commissie is van groot
belang. Daarom is het wenselijk dat de commissie fungeert als een
onafhankelijke instelling. De leden worden echter benoemd door de president,
die tevens ook de leider is van een politieke partij. Op deze manier wordt een
ongelijk voordeel gecreëerd voor de partij van de president tegenover de
oppositiepartijen.
Volgens artikel 41 (9) van de grondwet zal de kiescommissie in de uitoefening
van haar taken volledig onafhankelijkheid handelen. Ze staat dus niet onder de
controle van enig orgaan of persoon 78 . Op deze manier probeert men enigszins
de onpartijdigheid en onafhankelijkheid te waarborgen, maar zoals reeds eerder
gezegd is geweest, is de onafhankelijkheid ver te zoeken aangezien de president
het alleenrecht heeft om de leden te benoemen.
Het is de taak van de commissie om alle kiezers te registreren, om de
presidentsverkiezing in goede banen te leiden en te superviseren, om te zorgen
dat de verkiezingen vrij en eerlijk verlopen,…
79
. Het takenpakket in alle drie de
landen is goed vergelijkbaar, alleen zijn de taken niet altijd even goed
omschreven in de grondwetten waardoor er soms meer plaats is voor
interpretatie. De laatste presidentsverkiezingen zijn in Kenia bijzonder woelig
verlopen, hier zal ik straks dieper op ingaan.
76
Bron: http://aceproject.org/regions-en/ied/KE/case-studies/kenya-a-task-to-restore-confidence
In 1997 had de kiescommissie in Kenia twaalf leden. Dit aantal werd uitgebreid, om zo ook de oppositie de
mogelijkheid te geven om meer vertegenwoordigers te hebben. Spijtig genoeg voor de oppositie, had dit niet het
gewenste effect.
78
Een dergelijke bepaling vinden we ook terug in de grondwet van Oeganda en Zimbabwe.
79
Art. 42A van de Keniaanse Grondwet.
77
27
3.2.2. De samenstelling en werking van de kiescommissie in
Oeganda.
De president heeft de macht om de leden van de kiescommissie te benoemen,
dit staat uitdrukkelijk in de grondwet 80 . De commissie bestaat uit zeven leden,
waarvan er één voorzitter en één vicevoorzitter is. De president heeft zoals
reeds gezegd, de macht om deze commissie te benoemen, maar de
benoemingen moeten wel door het parlement worden goedgekeurd. Men zou
hier kunnen spreken van een waarborg van de wetgevende macht ten opzichte
van de uitvoerende macht. In de praktijk is deze goedkeuring echter een
formaliteit want de partij van Museveni (de National Resistance Movement) heeft
nog steeds een absolute meerderheid in het parlement. Voorts worden de leden
benoemd voor een termijn van zeven jaar en de mogelijkheid bestaat dat die
termijn hernieuwd wordt voor nog eens zeven jaar 81 . In Oeganda is het niet
vereist dat de voorzitter een rechter is uit het hoogste gerechtshof.
De taken van de kiescommissie zijn behoorlijk omvangrijk 82 . Zij moet onder
meer verzekeren dat er vrije en eerlijke verkiezingen plaatsvinden, zij moet de
verkiezingen organiseren en superviseren, zij ontvangt klachten over de
verkiezingen, ze stelt de stemregisters op, zij maakt de verkiezingsresultaten
bekend… . Het belang van al deze taken is zeker niet te onderschatten, de
commissie bepaalt in zekere zin het verloop van de verkiezingen. De kans is niet
onbestaande dat de president ‘zijn’ mannetjes zal benoemen als lid van de
kiescommissie. Nochtans benadrukt artikel 62 van de grondwet de
onafhankelijkheid van de commissie, ze staat namelijk niet onder controle van
een orgaan of persoon en handelt in volledige onafhankelijkheid 83 .
Met betrekking tot de organisatie van de verkiezingen bepaalt artikel 67 van de
grondwet dat alle presidentskandidaten evenveel en even gemakkelijk toegang
moeten krijgen tot de staatsmedia.
Wederom kunnen we enkele vraagtekens
plaatsten bij het naleven van dit artikel, dit zal geïllustreerd worden bij het
verloop van de laatste presidentsverkiezingen.
80
Art. 60 (1) van de Oegandese Grondwet.
Art. 60 (3) van de Oegandese Grondwet.
82
Art. 61 van de Oegandese Grondwet.
83
Een dergelijke bepaling vinden we ook terug in de grondwet van Kenia en Zimbabwe.
81
28
3.2.3. De samenstelling en werking van de kiescommissie in
Zimbabwe.
Ook in Zimbabwe wordt de kiescommissie door de president benoemd 84 , maar hij
heeft niet het volledige alleenrecht zoals in Kenia. In Zimbabwe geeft de ‘Judicial
Service Commission’ advies aan de president, dit advies is wel niet bindend. Hij
kan het dus zomaar naast zich neerleggen. In het verleden kwam het regelmatig
voor dat de president een aantal leden van de kiescommissie beloonde door hun
een mooi postje te geven bij een publiek orgaan 85 . Dit is een terugkerend
fenomeen in alle drie de landen en die trend valt ten zeerste te betreuren. De
enige oplossing is dat de benoemingen door het parlement worden goedgekeurd.
Dit vereist wel dat het parlement onafhankelijk is van de uitvoerende macht,
zodat het zijn controlerende taak naar behoren kan vervullen.
Net zoals in Kenia moet ook hier de voorzitter van de commissie een rechter van
het hooggerechtshof zijn of moet hij minstens gekwalificeerd zijn om er deel van
uit te maken. Het aantal leden van de commissie ligt dan weer eerder in de lijn
van het aantal van de Oegandese kiescommissie, namelijk zes.
De grondwet
eist dat minimum drie van de zes leden een vrouw is.
Het artikel 61 (5) van de grondwet stelt dat de kiescommissie in volle
onafhankelijkheid handelt (vgl. met Kenia en Oeganda). De betrouwbaarheid en
effectiviteit van dit artikel valt te betwijfelen, want zoals ik reeds stelde, krijgen
leden van de commissie regelmatig een beloning als ze hun job naar behoren
hebben uitgevoerd. De commissie is verre van onafhankelijk en is helemaal niet
onpartijdig.
De commissie heeft als taak 86 om de verkiezingen voor te bereiden en te
superviseren. Verder verzekert de commissie dat de verkiezingen vrij en eerlijk
zijn verlopen, ze registreert de kiezers, ze maakt de verkiezingsresultaten
bekend… . De president speelt echter een niet onbelangrijke rol in dit verband.
Vroeger had hij op basis van de ‘Electoral Act 87 ’ de macht om de verkiezingen op
te schorten en om het hele verkiezingsproces over te laten aan één enkele
persoon. Die kon dan de kieswet opschorten en zo kon hij de hele verkiezingen
84
Art. 61 (1a) van de Zimbabwaanse Grondwet.
J.M. MAKUMBE, “Zimbabwe: Electoral Procedures and Processes in Zimbabwe”, in The State and
Constitutionalism in Southern Africa, Harare, Scopes Books, 1998, 70.
86
Art. 61 (4) van de Zimbabwaanse Grondwet.
87
De kieswet.
85
29
manipuleren 88 . De kieswet is ondertussen wel geamendeerd en aangepast zodat
ze al een stuk democratischer is geworden.
Dat ook in de Zimbabwe de verkiezingen niet altijd even vlot verlopen zal ik
hierna bespreken.
Afdeling 3.3. Verloop van de presidentsverkiezingen.
Hierboven is reeds aangehaald dat de presidentsverkiezingen woelig verlopen, dit
komt vooral doordat de presidenten hun macht niet willen afstaan en vasthouden
aan hun zitje. De recentste verkiezingen in Kenia, Oeganda en Zimbabwe zijn
alle drie niet vlekkeloos verlopen.
3.3.1. De verkiezingsstrijd in Kenia.
Op 27 december 2007 werden er in Kenia presidentsverkiezingen gehouden.
Mwai Kibaki 89 zou het opnemen tegen de kandidaat van de grootste
oppositiepartij, Raila Odinga. Op 30 december werd de ‘officiële’ uitslag van de
verkiezingen bekend gemaakt. Kibaki kwam als overwinnaar uit de bus. Er
waren echter meteen onrustwekkende berichten dat er op grote schaal fraude
gepleegd was door Kibaki en zijn aanhangers. De voorzitter van de
verkiezingscommissie verklaarde ondermeer dat er verschillende van zijn
ambtenaren van door waren gegaan met de uitslagen. Op de televisie werden
beelden getoond van vernietigde stembussen en vaak waren de lokaal
bekendgemaakte uitslagen verschillend van de uitslagen die door de
verkiezingscommissie in Nairobi werden voorgelezen 90 . De oppositie was niet de
enige die de uitslag in twijfel trok, ook de Europese waarnemers hadden ernstige
bedenkingen bij de bekend gemaakte uitslag.
Odinga is vooral populair bij de armere bevolking, het was dan ook in de
sloppenwijken dat het protest op gang kwam. Het protest was dus aanvankelijk
gericht tegen de rijkere toplaag van de bevolking in Kenia. Het geweld kreeg
88
J.M. MAKUMBE, “Zimbabwe: Electoral Procedures and Processes in Zimbabwe”, in The State and
Constitutionalism in Southern Africa, Harare, Scopes Books, 1998, 72.
89
De huidige president.
90
Hieruit blijkt nogmaals dat de verkiezingscommissie weinig onafhankelijk en weinig onpartijdig is.
30
echter snel een etnisch tintje 91 . De toplaag van de bevolking bestaat
hoofdzakelijk uit leden van de Kikuyu-bevolkingsgroep. Toeval of niet Kibaki
behoort tot de Kikuyu, terwijl Odinga tot de Luo-bevolkingsgroep behoort. Het
duurde dan ook niet lang of oude etnische conflicten laaiden weer op en het
geweld keerde zich tegen de Kikuyu bevolking.
Het gevecht voor meer democratie en meer rechtvaardigheid ontaardde zo in een
etnisch conflict. Ondertussen weigerde Kibaki zijn macht af te staan.
Internationaal kwam er dan ook veel kritiek op deze handelswijze. Het was oud
secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, die beide partijen rond
de tafel kreeg en een oplossing wist te forceren. Kibaki blijft (hoe kan het ook
anders) president en Odinga is voortaan de eerste minister 92 .
Deze verkiezingen waren een perfect bewijs van machtsgeilheid en van wat er
allemaal fout kan lopen. Het is duidelijk dat de bevolking van Kenia de grootste
verliezers zijn in dit ganse schouwspel.
3.3.2. De verkiezingsstrijd in Oeganda.
Op 23 februari 2006 was het de beurt aan de Oegandezen om een nieuwe
president te kiezen. Het beloofde een strijd te worden tussen de toenmalige
president Yoweri Museveni en Kizza Besigye 93 . Besigye had in 2001 ook al
deelgenomen aan de presidentsverkiezingen. Kort na die verkiezingen werd hij
echter opgepakt en ondervraagd over vermeende banden met een rebellengroep.
Hierop vluchtte hij naar Zuid-Afrika, in 2005 keerde hij weer naar zijn vaderland.
Vooral de aanloop naar de verkiezingen verliep niet zonder incidenten. Het
begon al op 14 november 2005 toen Besigye werd gearresteerd op verdenking
van verkrachting en moord 94 . Dit was een middel van Museveni om zijn grootste
tegenstander uit de weg te ruimen. In december verklaarde de kiescommissie
dat Besigye wel zijn kandidatuur mocht indienen vanuit de gevangenis 95 . Dit
was niet het enige probleem. De oppositie kreeg bijna geen toegang tot
staatsmedia, openbare samenkomsten werden uit elkaar gedreven, intimidatie
91
Etniciteit speelt een niet onbelangrijke rol in de geschiedenis van Kenia, later ga ik hier verder op in.
De functie premier werd gecreëerd zodat de macht tussen de Kibaki en Odinga gedeeld zal worden.
93
Dit is de leider van de grootste oppositiepartij het FDC (Forum for Democratic Change).
94
A. RAKE, Uganda: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara
(2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1236.
95
Dit was een overwinning, want de Procureur-generaal was een andere menig toe gedaan.
92
31
was in hoge mate aanwezig,… . Besigye dwong gerechtelijk af dat hij vrij mocht
op borgtocht en zodat hij kon deelnemen aan de verkiezingen. Het hoeft niet te
verbazen dat de verkiezingen gewonnen werden door Yoweri Museveni met bijna
60% van de stemmen tegenover 37% voor Besigye. De oppositie was er van
overtuigd dat er verkiezingsfraude in het spel was. Ze trokken op 7 maart 2006
naar het hoogste gerechtshof 96 van Oeganda 97 . In april volgde de uitspraak, het
hof was niet van oordeel dat er sprake was van grootschalige verkiezingsfraude.
Het hof had wel enkele kleinere onregelmatigheden vastgesteld. Zo waren er
plotseling namen van kieslijsten verdwenen, was er sprake van omkoping en
intimidatie,… . Het hof vond echter niet dat deze onregelmatigheden het globale
resultaat van de verkiezingen in een voldoende mate hadden beïnvloed. De rest
van het verhaal is bekend, in mei 2006 wordt Museveni voor een nieuwe
ambtstermijn ingezworen.
3.3.3. De verkiezingsstrijd in Zimbabwe.
In Zimbabwe vonden op 28 maart 2008 presidentsverkiezingen plaats. In
hoofdstuk 1 zagen we reeds dat deze zeer tumultueus verliepen en dat de
toenmalige (en huidige) president Robert Mugabe er alles aan deed om zijn
macht te behouden. Na de eerste verkiezingsronde kwam er officieel geen
overwinnaar uit de bus. De uitslag van de eerste ronde was meer dan
waarschijnlijk gemanipuleerd. Dit kunnen we afleiden uit het feit dat het enige
tijd duurde eer de uitslagen bekend werden gemaakt. Dit was niet de enige
vorm van manipulatie, zoals we reeds in hoofdstuk 2 zagen.
De tweede ronde voor de presidentsverkiezingen verliep al niet veel beter. Het
ging zelfs zo ver dat Morgan Tsvangirai (de kandidaat van de oppositie) zich
terugtrok uit de verkiezingen en naar de Nederlandse ambassade vluchtte.
Het was duidelijk dat het land in een conflictsituatie zat, die vergelijkbaar was
met die van Kenia na de presidentsverkiezingen. De internationale gemeenschap
zou, net zoals in Kenia, proberen te bemiddelen om de situatie recht te zetten.
De bemiddelaar was Thabo Mbeki, de toenmalige president van Zuid-Afrika, en
hij slaagde erin om na lange onderhandelingen over wie de verkiezingen had
96
Het Supreme Court.
A. RAKE, Uganda: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara
(2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1236.
97 97
32
gewonnen, een akkoord te bereiken 98 . Het akkoord is behoorlijk uitgebreid en
het voorziet in een machtsdeling tussen Mugabe en Tsvangirai.
Mugabe blijft de president van Zimbabwe, hij zal dus niet zo ver gaan dat hij zijn
ambt zal afstaan. Tsvangirai wordt de nieuwe eerste minister, een ambt dat
speciaal wordt gecreëerd. Als twee politieke tegenstanders de macht moeten
delen met elkaar weet je gewoon dat er spanningen zullen ontstaan. Een maand
na het akkoord inzake de machtsdeling was er nog altijd geen overeenkomst
over het aantal ministers en welke partij ze mag leveren. Dit alles komt
Zimbabwe niet ten goede, het zit al jaren in een economische crisis en het kan
deze politieke impasse best missen.
Afdeling 3.4. Conclusie.
In dit hoofdstuk begonnen we met te wijzen op de macht die de presidenten
hebben bij het aanduiden van de verkiezingscommissie. Er zijn weinig concrete
waarborgen dat de benoemingen op objectieve criteria zijn gebaseerd en dat de
leden van de commissie een onafhankelijke en onpartijdige rol zullen vervullen.
Het belang van de benoemingen wordt duidelijk als we kijken naar hoe de
verkiezingen zelf zijn verlopen. De verkiezingscommissies manipuleren de
resultaten, vernietigen ze, sjoemelen met de kiesregisters,… .
Combineer het
voorgaande met intimidaties en het tegenwerken van de oppositie door de
overheid en het is mogelijk voor de president om te genieten van een volgende
ambtstermijn. We zien wel dat de oppositie dit feit niet zonder slag of stoot
aanvaardt en dat ze opkomt voor haar rechten, dit is geen slechte trend. Op
deze manier wordt de macht van de president toch enigszins aan banden gelegd.
Wat de toekomst brengt kan niemand zeggen. Het zal bang afwachten worden
want de situatie kan, zoals aangetoond is, snel escaleren.
98
Het akkoord wordt bereikt op 11 september 2008, meer dan twee maanden na de verkiezingen.
33
HOOFDSTUK 4: Eenpartijstelsel of meerpartijstelsel ?
Afdeling 4.1. Wat draagt de voorkeur weg ?
Het eenpartijstelsel werkt de dictatuur en de macht van de president in de hand.
De keuze voor een meerpartijstelsel doet hopen dat er in enige mate toch sprake
is van een democratie. De keuze voor één van beide stelsels zal steeds vervat
zijn in de grondwet. De president is steeds voorzitter van zijn partij, zowel
wanneer er maar één partij is, als wanneer er meerdere zijn. De macht van de
president hangt dus enigszins samen met de macht die de partij heeft. De
praktijk leert ons dat de partij van de president er alles aan zal doen om te
zorgen dat ze haar macht behoudt. Het meerpartijstelsel draagt de voorkeur
weg van iedereen die de democratie gunstig gezind is, het eenpartijstelsel
daarentegen zal vooral de voorkeur wegdragen van de president en zijn
aanhangers, want in een eenpartijstaat is het makkelijker voor hen om te
regeren. Zowel in Kenia, Oeganda, als in Zimbabwe heeft men het
eenpartijstelsel gekend. Het eenpartijstelsel dient niet alleen als
machtsinstrument. Sommigen landen voeren het in omdat het zogezegd de
stabiliteit en de vrede tussen verschillende bevolkingsgroepen zou bevorderen.
Een ander veel gebruikt argument is dat het eenpartijstelsel in lijn ligt van de
Afrikaanse traditie van besturen. Hoe dan ook, de teloorgang van het
eenpartijstelsel werd ingeluid door de val van het communisme in Europa. Vele
Afrikaanse leiders hadden enige sympathie voor het communisme en het
communistische gedachtegoed lag veelal aan de basis van hun legitimiteit.
In dit hoofdstuk zullen we nagaan of dit nog steeds het geval is of er misschien
al enige veranderingen zijn doorgevoerd. Hierbij kijken we ook naar de
geschiedenis van de landen, en naar de relevante grondwetsartikelen.
34
Afdeling 4.2. De evolutie van een eenpartijstelsel naar een
meerpartijstelsel.
Hieronder zal een overzicht gegeven worden per land van de evolutie die het al
dan niet doorgemaakt heeft op politiek vlak.
4.2.1. De evolutie van het Keniaanse politieke landschap.
De eerste jaren na de onafhankelijkheid was Kenia een echte democratische
staat. In het parlement zat niet één enkele partij, er waren er meerdere. De
KANU-partij 99 , die de meeste bevolkingsgroepen groepeerde, was de grootste
maar niet de enige partij. In het parlement zetelde ook nog leden van KPU 100 ,
deze partij was opgericht door Jaramogi Oginga Odinga 101 , zij
vertegenwoordigden vooral de Luo bevolkingsgroep. In de jaren ‘60 waren er
een aantal etnische spanningen in het land tussen de verschillende
bevolkingsgroepen. Deze spanningen zijn er trouwens de dag van vandaag nog
steeds. De politieke situatie zal veranderen wanneer in 1969 de politicus Tom
Mboya wordt vermoord. In de strijd tegen de KPU was Mboya de rechterhand
van president Kenyatta, hij behoorde tot de Luo bevolkingsgroep. De moord op
Mboya wordt dan ook door velen gezien als uitgevoerd in opdracht van
vooraanstaande Kikuyu, die vreesden dat na de dood van de reeds oude
Kenyatta, Mboya hem zou opvolgen en niet iemand uit de eigen gelederen 102 .
Na deze moord wordt de politieke tegenstander van de KANU-partij, de KPU,
verboden. Dit betekent dat Kenia de facto een eenpartijstaat wordt. Zoals in
hoofdstuk 1 al is gezien, wordt Kenia onder president Moi in 1982 ook de iure
een eenpartijstaat. Dit gebeurde door de grondwet te amenderen, op die manier
werd het artikel 2A ingevoegd dat voortaan alle andere politieke partijen,
behalve KANU, verbood. Bij Moi zien we duidelijk dat dit verbod niet om een
veiligheidsreden is of om de stabiliteit in Kenia te verbeteren. Hij wil zijn macht
zo veel mogelijk uitbouwen en zijn politieke tegenstanders moeten zo weinig
mogelijk kritiek kunnen uiten op zijn regime. De KANU partij, waarvan de
president de voorzitter is, wordt onder Moi een machtsmiddel in strijd tegen
99
Voor de afkorting verwijs ik naar hoofdstuk 2.
“Kenya Peoples Union”
101
De vader van de huidige eerste minister van Kenia, Reila Odinga.
102
J. HOOPMAN, “Democratie in Kenia: een vergelijking tussen het éénpartijsysteem en het
meerpartijenstelsel”, Derde wereld, 1994-95, 53-75.
100
35
organisaties, en politieke tegenstanders. Dat de voorzitter van de grootste partij
president wordt, is een veel voorkomend feit 103 . Wanneer er echter slechts één
enkele partij toegelaten is, dan verandert dit enigszins de situatie. De
partijvoorzitter/president is dan de machtigste man van het land. Hij is niet
alleen het staatshoofd, maar hij staat ook nog eens aan het hoofd van de enigste
partij. Op die manier controleert hij ook het gehele politieke landschap. De
grenzen tussen de wetgevende en uitvoerende macht vervaagden dan ook
geheel onder het regime van Moi. Vanaf 1989 klinkt de schreeuw om
verandering steeds luider en luider met onder meer de vraag naar meer toezicht
op de mensenrechten en minder overheidsbemoeienissen 104 . Er zijn een
drietal 105 redenen voor de nieuwe houding van de bevolking ten opzichte van de
gevestigde orde.
Ten eerste de teloorgang van het communisme in Oost-Europa. Gedurende
verschillende jaren werd naar het communisme verwezen als een vorm van
legitimatie voor het eenpartijstelsel 106 . Nu het communisme in vrije val
verkeerde, hoe konden Afrikaanse eenpartijstaten dan nog overleven?
Ten tweede was de economische situatie op dat moment in Kenia bijzonder
slecht. Het gevolg was dat de verarmde en gefrustreerde bevolking steeds
vijandiger stond ten opzichte van het establishment. De pressiegroep FORD 107
gaf aan deze mensen een kans om gehoord te worden.
De laatste reden is de frustratie en het gevoel van machteloosheid dat een
gevolg is van de manier waarop de verkiezingen van 1988 zijn verlopen 108 .
Er was niet alleen druk van binnenuit, maar er was ook sprake van grote externe
druk van donorlanden, zoals de Verenigde Staten en Frankrijk. Zij waren niet
langer bereid om economische steun aan het regime te verlenen, zolang er geen
pluralistische democratie werd ingevoerd. Het gevolg was dat Moi toegaf onder
de interne en externe druk. Act No. 12 van december 1991 schafte het artikel
2A van de grondwet af. Voortaan staat te lezen in artikel 1A van de Keniaanse
103
Ofwel wordt de partijvoorzitter president (zoals in Zuid-Afrika), ofwel wordt een presidentskandidaat
verkozen uit één van de partijleden (zoals in de VS en in Frankrijk).
104
G. KIMONDO KANYI, “Amendements Reintroducing Multi-Partyism”, in The citizen and the constitution,
Nairobi, Claripress, 1996, 43 .
105
K. KIBKWANA, W. MAINA, “State and Citizen: Visions of Constitutional and Legal Reform in Kenya’s
Emergent Multi-party Democracy”, in Law and the Struggle for Democracy in East Africa, Claripress, 1996,
429.
106
Dit wil niet automatisch tot gevolg hebben dat het communistisch idee gevolgd werd president Moi was
allesbehalve een communist, hij onderhield liever goede relaties met de Verenigde Staten.
107
Forum for the Restauration of Democracy.
108
Zie hoofdstuk 2, het ‘oplijn’ systeem.
36
grondwet dat Kenia een democratische staat is met een meerpartijstelsel.
Samen met artikel 1A werd ook artikel 40 verandert, dit laatste grondwetsartikel
maakt het onmogelijk voor parlementsleden om hun zitje te behouden als ze
overstappen naar een andere partij. Op deze slinkse wijze wisten president Moi
en zijn KANU-partij enigszins de negatieve gevolgen van een meerpartijstelsel te
beperken. Ondertussen is het meerpartijstelsel al achttien jaar van kracht en
zijn er zo’n zeven partijen actief in het parlement. De grondwettelijke
verankering van het meerpartijstelsel zorgt ervoor dat er niet al te gauw tot een
afschaffing (zoals in 1982) zal besloten worden.
4.2.2. De evolutie van het Oegandese politieke landschap.
Toen de Britten uit Oeganda wegtrokken stelden ze de voorwaarde dat de
Oegandezen het zogenaamde Westminster-model 109 zouden overnemen.
Gedurende de eerste jaren na de onafhankelijkheid was het Westminster-model
in werking en was Oeganda een democratische staat met meer dan één partij.
Toen Milton Obote 110 aan de macht kwam, werden er echter een reeks grondige
hervormingen doorgevoerd. Zo werd de grondwet van 1962 vervangen door een
nieuwe grondwet (1967), waarbij de centrale macht in handen lag van de
president in plaats van in de handen van het parlement. Het tijdperk van Obote
duurde niet bijster lang en na een staatsgreep kwam de illustere Idi Amin aan de
macht. Nauwelijks tien dagen nadat hij de macht greep, vaardigde Idi Amin een
wet uit, No.1 van 1971, waardoor het parlement ontbonden werd en voortaan
alle wetgevende bevoegdheden bij de president liggen 111 . Deze korte
geschiedenis van het parlement toont aan dat het weinig reële macht heeft. Hoe
zit het nu eigenlijk met het eenpartijstelsel in Oeganda ? Wanneer Yoweri
Museveni in 1986 aan de macht komt met zijn NRM 112 neemt hij een aantal
belangrijke beslissingen met betrekking tot het politieke landschap. De ‘Legal
Notice Act No.1’ van 1986 symboliseert het verlangen van de Movement om de
109
Dit model voorziet in een parlement als centraal en wetgevend orgaan, een monarch of president die een
ceremoniële functie bekleedt, een eerste minister die aan het hoofd staat van de uitvoerende macht en ten slotte
bepaalt dit model dat de regering verantwoording aan het parlement dient af te leggen.
110
Zie hoofdstuk 1.
111
A.G.G. PINYCWA GINGYERA, “To be or not to be: The precarious status and the role of parliaments in the
transition to democracy”, The Uganda Journal, 1997, Vol.44, 31-45.
112
National Resistance Movement, kortweg Movement.
37
macht te monopoliseren door alle politieke activiteiten te verbieden 113 . Via deze
wet worden dus alle politieke activiteiten voortaan verboden, de politieke partijen
zelf houden echter niet op te bestaan 114 . De Movement beweging van Museveni
was de enige organisatie die aan politiek mocht doen. De bevolking kwam, in
tegenstelling tot wat men zou verwachten, hiertegen niet in opstand. Hiervoor
zijn drie verklaringen te geven.
Ten eerste was de bevolking de politieke tegenstellingen en de politieke
instabiliteit van het land meer dan beu. De Movement zorgde ten minste voor
rust en stabiliteit.
Ten tweede had de Movement ook een militaire tak en was het dus moeilijk om
in opstand te komen tegen haar beslissingen.
Tot slot beloofde Museveni dat er democratische verkiezingen zouden komen.
Door het verbod op politieke activiteiten ontstaat er de facto een eenpartijstelsel,
want het is niet langer mogelijk om op een normale en democratische manier
aan politiek te doen. Dit alles kadert in het plan van Museveni en van de
Movement om zo veel mogelijk de macht te concentreren. De officiële reden
voor het invoeren van verbod is dat er op deze manier geen etnische partijen
kunnen gevormd worden en dat dus de veiligheid en stabiliteit gewaarborgd
blijft 115 . Het is belangrijk dat er meer nationale eenheid is, enkel op die manier
kan Oeganda er op vooruitgaan. De Movement moet dus gezien worden als een
organisatie en niet als een politieke partij 116 , die de belangen van de hele
Oegandese bevolking verdedigd. Dit is belangrijk, de Movement is dus veel meer
dan een politieke partij, ze is een organisatie met onder meer een politieke en
militaire vleugel.
Museveni weet het geheel dus mooi te verpakken, maar het moet gezegd worden
dat sinds hij en zijn Movement aan de macht zijn, het land er op verschillende
vlakken op vooruit is gegaan, vooral op economisch vlak. In tegenstelling tot
Kenia is er altijd weinig druk geweest vanuit het buitenland op Museveni en de
Movement om een meerpartijstelsel te institutionaliseren 117 . Dit is eigenlijk een
113
J.A. OKUKU, “Beyond Third Term Politics: Constitutional Reform and Democratic Governance in Uganda”,
East African journal of Peace & Human rights, 2005, Vol.11:2, 182-219.
114
Artikel 72 van de Oegandese grondwet voorziet in de mogelijkheid om een politieke partij op te richten.
115
Y. CRAWFORD, Ethnicity and Politics in Africa, Boston University Press, Boston, 2002, 58.
116
Artikel 70 van de Oegandese Grondwet stelt dat de Movement een inclusief systeem is waar er plaats is voor
iedereen die onder meer aan politiek wil doen.
117
P. AHLUWALIA, “Uganda: Movement Politics or One-Party State ?”, Africa Quarterly, 2000, Vol.40 No.3,
67-83.
38
erkenning van de internationale gemeenschap dat Oeganda goed bezig is. De
donorlanden steunen president Museveni dan ook volop.
De grote verdienste van de NRM is dat ze in 1995 voor een nieuwe grondwet
gezorgd heeft. De nieuwe grondwet werd voorbereid door een grondwettelijke
vergadering, die evenwel niet alleen was samengesteld uit leden van de NRM. Er
zaten ook vertegenwoordigers in van andere politieke partijen 118 , de vakbonden
waren vertegenwoordigd en zelfs het leger had een aantal afgevaardigden in de
grondwettelijke vergadering. De grondwettelijke vergadering kwam tot een
akkoord in verband met het al dan niet aannemen van een meerpartijstelsel. Zo
stelde het artikel 269 van de grondwet dat alle politieke activiteiten nog steeds
verboden waren. Het idee van een meerpartijstelsel werd door de
grondwettelijke vergaderingen verworpen, met als gevolg dat kandidaten voor de
presidentsverkiezingen en voor de parlementsverkiezingen officieel niet voor een
partij opkomen. De grondwet die in 1995 werd aangenomen voorzag echter wel
dat er in 2000 een referendum moest komen over het al dan niet invoeren van
een meerpartijstelsel. Dit referendum vond plaats op 29 juni en het werd een
overwinning voor president Museveni. Het meerpartijstelsel werd weggestemd,
een overgrote meerderheid van de kiezers koos voor de Movement. Hierbij dient
wel de opmerking te worden gemaakt dat de oppositie het referendum boycotte
en dat de opkomst slechts 45% van de stemgerechtigde bevolking bedroeg.
Niettemin was dit referendum geldig zodat Museveni steviger dan ooit in het
zadel leek te zitten, want het volk had voor hem gestemd via een legitiem 119
referendum.
In 2002, zeven jaar na het aannemen van de grondwet, werd er al gesproken
over amenderen van de grondwet. Eén van de zaken die hiervoor in aanmerking
kwam, was het herzien van het eenpartijstelsel. Dit lijkt raar, want waarom zou
Museveni dit weer ter discussie stellen. We moeten dit in het licht van een aantal
omstandigheden bekijken 120 .
De eerste reden voor de eventuele verandering van het politieke systeem is dat
op die manier de buitenlandse donorlanden gunstig gezind worden gehouden.
Van interne druk op Museveni en de Movement is echter geen sprake.
118
Zoals de DP (Democratic Party) en het UPC (Uganda People’s Congress).
De waarnemers van de Afrikaanse Unie verklaarden dat het referendum eerlijk en vredevol was verlopen.
120
J.A. OKUKU, “Beyond Third Term Politics: Constitutional Reform and Democratic Governance in Uganda”,
East African journal of Peace & Human rights, 2005, Vol.11:2, 182-219.
119
39
Een tweede reden is dat het openstellen van het politieke landschap tot gevolg
heeft dat de interne problemen van de Movement worden opgelost. Dissidente
leden van de Movement zullen een eigen partij kunnen oprichten. De derde
reden is dat de Movement geen politieke partij wordt, maar een organisatie blijft,
op die manier blijft het subsidies krijgen via de belastingbetalers. Andere
politieke partijen moeten voor hun eigen fondsen zorgen, en hoe meer partijen
er zijn, hoe meer men in dezelfde vijver vist.
Uit deze redenen volgt dus dat het vooral in het eigen belang van de Movement
is dat er een meerpartijstelsel moet komen. Het is positief dat er veranderingen
op til zijn, maar de achterliggende redenen zijn niet de juiste. Het
meerpartijstelsel zal niet automatisch tot meer vrijheid en tot meer democratie
leiden. Museveni laat dit echter niet aan zijn hart komen en gaat volop voor de
verandering en amendering van de grondwet. In juni 2005 stemt het parlement
een wet waardoor het meerpartijstelsel officieel weer wordt ingevoerd. De
bevolking keurt deze wet goed op 28 juli 2005 via een referendum 121 , met een
meerderheid van 92.5%. Het valt op dat de situatie in een periode van vijf jaar
totaal is omgeslagen in Oeganda, niet alleen de leiders van het land veranderden
van gedachte, ook de bevolking deed dit. Nu er officieel weer politieke
activiteiten zijn toegelaten valt nog maar af te wachten of dit veel effect zal
hebben op de macht die de Movement heeft. Het lijkt alsof Oeganda een stap in
de goede richting zet, maar de achterliggende redenering van de voorgestelde
verandering voorspelt weinig nieuwigheden. Museveni en de Movement hebben
dit spel sluw gespeeld, hopelijk is er in de toekomst plaats voor echte
veranderingen.
4.2.3. De evolutie van Zimbabwaanse politieke landschap.
De situatie in Zimbabwe is enigszins anders dan die in Kenia en Oeganda, dit
komt omdat er eigenlijk nooit volledig sprake is geweest van een eenpartijstelsel.
In tegenstelling tot de twee andere landen zijn er steeds oppositiepartijen
geweest, dit wil echter niet zeggen dat er geen poging is geweest om een
eenpartijstaat te installeren. In de oorspronkelijke ‘Lancaster House Constitution
of Zimbabwe’ wordt voorzien in een meerpartijstelsel. De Britten voorzagen
121
Artikel 69 iuncto artikel 74 van de Oegandese Grondwet voorziet in het feit dat de bevolking het politieke
systeem van het land bepaalt.
40
namelijk in een aantal (twintig) gereserveerde zetels voor de blanke bevolking,
op deze manier verzekerden ze de blanke bevolking dat ze in Zimbabwe kon
blijven leven, zelfs onder zwarte heerschappij 122 . Net zoals in Kenia en Oeganda
is er ook in Zimbabwe enige discussie ontstaan over het al dan niet aannemen
van een eenpartijstelsel. De argumenten die hierbij gebruikt worden zijn steeds
dezelfde 123 ; de nood aan nationale eenheid, de verwijzing naar de Afrikaanse
traditie en de link met het communisme. Het eenpartijstelsel is in Zimbabwe
evenwel nooit de iure aangenomen, er waren wel een aantal indicaties die erop
wezen dat er de facto gestreefd werd naar een eenpartijstelsel. De grondwet is
altijd gerespecteerd gebleven, artikel 21 lid 1 voorziet dat iedereen het recht
heeft om zich aan te sluiten bij een politieke partij, of om er zelf één op te
richten. Maar in de loop der jaren werden er wel een aantal grondwetsartikelen
geamendeerd zodat we de facto van een eenpartijstelsel konden spreken. Het
begon allemaal op 22 september 1987 toen twee partijen een overeenkomst
sloten om samen te vloeien, het ging om, de ZANU-PF partij van Mugabe, en de
ZAPU 124 partij van Nkomo. Voortaan waren ze één partij, de ZANU-PF partij, die
gebaseerd was om de marxistisch-leninistische doctrine. Het was sterke man
Mugabe zelf die aan de leiding van de partij kwam te staan. Het korte termijn
effect was dat de problemen tussen deze twee partijen van de baan waren. Het
lange termijn effect was niet het feit dat er nu een betere samenwerking
mogelijk was, wel dat de enige oppositie partij opgeslokt werd door de regerende
ZANU-PF 125 . De fusie was niet de enige indicatie die wees op een streven naar
een eenpartijstelsel, de grondwet werd op een aantal vlakken geamendeerd. Zo
werd in september 1987 beslist dat de twintig zetels, die voorbehouden waren
voor blanken in het parlement, werden geschrapt uit de grondwet 126 . Ze werden
vervangen door twintig leden van de ZANU-PF partij. Verder werd zoals reeds in
hoofdstuk 1 is vermeld, de ceremoniële functie van de president, vervangen door
een uitvoerende functie. De partijvoorzitter van de ZANU-PF partij, Mugabe,
werd president van Zimbabwe, wat het streven naar een eenpartijstelsel
bevestigde. Officieel is er wel nooit een eenpartijstelsel geweest, zelfs de ZANUPF partij heeft op geen enkel moment een concreet plan uit de doeken gedaan
122
J. HERST, State Politics in Zimbabwe,University of California Press, Berkeley-California, 1990, 241.
Straks zal er dieper op deze argumenten worden ingegaan.
124
Zimbabwe African People’s Union.
125
J. HATCHARD, “The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for Africa ?”, Journal of African Law,
1990-91, Vol. 34-35, 79-101.
126
Dit gebeurde via Act No. 15 van september 1987.
123
41
om over te gaan op een eenpartijstelsel. In augustus 1990 keurde het
partijbureau van de ZANU-PF partij een plan af dat voorzag in een
eenpartijstelsel. Dus zelfs bij de ZANU-PF is er nooit de expliciete politieke wil
geweest om naar een eenpartijstelsel te gaan. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat
de situatie in realiteit geheel dezelfde was. De oppositiepartijen hadden het
zeker niet onder markt en ze werden op verschillende vlakken tegengewerkt. Zo
voorzag ‘The Political Parties Finanace Act’ van 1992 dat partijen
overheidssubsidies kregen wanneer ze ten minste vijftien verkozen
parlementsleden hadden. Er lijkt niet meteen een concrete reden te zijn voor dit
aantal, maar nader onderzoek van het Zimbabwaanse politieke systeem leert ons
dat het quasi onmogelijk was op dat moment voor oppositie partijen om aan
vijftien verkozen leden te geraken 127 . Het kwam er dus op neer dat enkel de
ZANU-PF partij in aanmerking kwam voor de subsidies. Als we vandaag kijken
naar de samenstelling van het Zimbabwaanse parlement, zien we dat er meer
dan één partij aanwezig is in het parlement. In de kamer van
volksvertegenwoordigers zijn er drie partijen 128 aanwezig, in de senaat twee 129 .
Het valt echter wel op dat de ZANU-PF partij in beide vergaderingen een zeer
ruime meerderheid heeft, wat erop wijst dat we nog steeds te maken hebben
met een de facto eenpartijstelsel. De situatie verschilt eigenlijk weinig van die
van twintig jaar geleden. President Mugabe is nog steeds aan de macht, net
zoals zijn ZANU-PF partij en er wordt alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat
ze aan de macht blijven.
127
J.M. MAKUMBE, “Zimbabwe: Electoral Procedures and Processes in Zimbabwe”, in The State and
Constitutionalism in Southern Africa, Harare, Scopes Books, 1998, 74.
128
De ZANU-PF partij, de MDC, en de derde is een onafhankelijk verkozen parlementslid. Er komen wel nog
andere partijen op met de verkiezingen, maar zij raken helemaal niet verkozen.
129
Hier gaat het om de ZANU-PF en de MDC.
42
Afdeling 4.3. De argumenten voor het eenpartijstelsel.
Ik heb reeds de drie belangrijkste argumenten vermeld die worden aangehaald
om het eenpartijstelsel te rechtvaardigen. Hieronder zal ik elk argument apart
bespreken en daarna zal ik bij elk van de argumenten enkele opmerkingen
plaatsen. We moeten steeds in het achterhoofd houden dat het gelijkstellen van
‘democratie’ aan het Westerse meerpartijstelsel door sommigen aanzien wordt
als eurocentrisch en dat het verworpen moet worden 130 .
4.3.1. Het eenpartijstelsel is eigen aan de Afrikaanse cultuur.
Dit argument werd onder meer veelvuldig aangehaald door Jomo Kenyatta, voor
het rechtvaardigen van de eenpartijstaat. De voorstanders van dit argument
beweren dat een georganiseerde oppositie een vreemd concept is in de
Afrikaanse geschiedenis. De chef, het lokale stamhoofd, staat aan het hoofd
van de gemeenschap en hij kent geen tegenspraak. Dit wordt vertaald door
middel van de functie van de president, die het staatshoofd is. Hij staat aan het
hoofd van de enige partij van het land, want deze partij vertegenwoordigt de
hele natie. Op het eerste zicht lijkt dit argument tot op een zekere hoogte steek
te houden. De historische politieke ontwikkelingen in Afrika zijn echter te divers
om deze algemene stelling vol te kunnen houden 131 . We kunnen onmogelijk de
moderne staatstructuren koppelen aan de historische feodale Afrikaanse cultuur.
De huidige maatschappij is etnisch veel gevarieerder. Ze ziet er sociaal en op
economisch gebied totaal anders uit, kortom ze is veel complexer. Het zou dan
ook wetenschappelijk niet correct zijn om nog maar een poging te ondernemen
om een vergelijking te maken.
Dit argument probeert het Afrikaanse feodale systeem te portretteren als ware
het een democratie, opdat we het zouden kopiëren. We mogen niet uit het oog
verliezen dat het Afrikaanse feodale systeem allesbehalve een democratie was,
het systeem onderdrukte de bevolking en buitte ze uit 132 . Dit argument kan op
130
O. VAN CRANENBURGH, H. KEMAN, “Democratie en de Afrikaanse eenpartijstaat: verslag van een
conferentie (West-Duitsland, 15-17 oktober 1986)”, Acta Politica, 1987, Vol. 3, 369-376.
131
O. VAN CRANENBURGH, H. KEMAN, “Democratie en de Afrikaanse eenpartijstaat: verslag van een
conferentie (West-Duitsland, 15-17 oktober 1986)”, Acta Politica, 1987, Vol. 3, 369-376.
132
W. NEUBE, S. NZOMBE, “The constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing ?,
Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25.
43
geen enkele wijze een rechtvaardiging vormen voor het eenpartijstelsel. Het zou
onrecht aandoen aan de historische feiten.
4.3.2. Het eenpartijstelsel zorgt voor meer nationale eenheid.
Dit argument stelt dat het eenpartijstelsel nodig is om voor meer nationale
eenheid te zorgen, het brengt stabiliteit en vrede met zich mee. Vele Afrikaanse
landen, ook Kenia, Oeganda en Zimbabwe, zijn niet altijd even stabiel geweest.
De economische ontwikkelingen bleven uit, er waren verscheidene etnisch
gerelateerde conflicten, er waren regionale conflicten, er was veel
werkloosheid,… . Het eenpartijstelsel zou volgens deze doctrine ideaal zijn om
een gevoel van nationale eenheid te creëren, want zo worden politieke partijen
die etnisch georiënteerd zijn in de kiem gesmoord 133 . Het meerpartijenstelsel
zou partijen voortbrengen die georganiseerd zijn volgens bepaalde tribale en
etnische kenmerken. Die zouden eerder het separatistische pad bewandelen, in
plaats van te kiezen voor nationale eenheid. Die nationale eenheid is vervolgens
nodig om het land er weer bovenop te helpen. Dit klinkt allemaal logisch maar
het moet toch enigszins genuanceerd worden. De ervaring leert ons namelijk dat
lang niet alle tribale en regionale conflicten zomaar verdwijnen wanneer we een
eenpartijstelsel aannemen 134 . Als we eens logisch nadenken, dan kan dit zelfs
het omgekeerde effect teweeg brengen. Er kunnen zich, wanneer er geen
mogelijk is om uiting te geven aan een bepaald politieke gedachtegoed, interne
strubbelingen voordoen in de enige legale partij. Want daar zitten dan
verschillende mensen, met een verschillende etnische achtergrond, bij elkaar.
Verder zorgt het eenpartijstelsel er ook voor dat er een tegenstelling gecreëerd
wordt tussen de voorstanders en tegenstanders. Het is dus helemaal niet zo
zeker dat een eenpartijstelsel tot meer nationale eenheid zal leiden.
133
P. AHLUWALIA, “Uganda: Movement Politics or One-Party State ?”, Africa Quarterly, 2000, Vol.40 No.3,
67-83.
134
W. NEUBE, S. NZOMBE, “The constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing ?,
Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25.
44
4.3.3. Het eenpartijstelsel wordt gerechtvaardigd door het
communisme.
Om weerstand te bieden aan de vele economische problemen waarmee de
Afrikaanse landen te kampen hadden, ‘bekeerden’ velen zich tot het
communisme 135 . Toen ze zich bekeerden, werd er geargumenteerd dat het
communisme niet samen gaat met een meerpartijstelsel, in tegendeel het
eenpartijstelsel is zelfs een noodzakelijke voorwaarde opdat het communistische
systeem optimaal zou functioneren.
Deze argumentatie is echter vals. Een
eenpartijstelsel is verre van een noodzakelijke voorwaarde voor een goede
werking van het communistische systeem. Niet alle communistische landen
kenden een eenpartijstelsel, onder meer Bulgarije en de Bondsrepubliek OostDuitsland hadden een meerpartijstelsel 136 . In het communistische systeem was
er maar één zaak van belang, namelijk of de partij, of partijen de belangen van
het volk dienden. In Afrika diende het eenpartijstelsel enkel het belang van de
machthebbers. Het eenpartijstelsel was dus er niet democratisch en het was niet
legitiem volgens de communistische zienswijze. De ondergang van het
communisme in Oost-Europa luidde ook de val in van de Afrikaanse
eenpartijstaat 137 .
Afdeling 4.4. Grondwettelijke vrijheden en het
eenpartijstelsel.
De grondwetten van alle drie de landen voorzien in een aantal gewaarborgde
vrijheden die in conflict komen wanneer er een eenpartijstelsel wordt
geïnstalleerd. Het gaat in casu vooral om het recht van vereniging en de vrijheid
om samen te komen en activiteiten te organiseren. In Oeganda is er nog een
apart grondwetsartikel dat eenieder een politieke partij mag oprichten 138 .
In Kenia wordt het recht van vereniging gewaarborgd door artikel 70 (b), en het
is in vergelijking met de respectievelijke grondwetsartikels van Oeganda en
135
Dit was onder meer het geval in Oeganda en Zimbabwe.
W. NEUBE, S. NZOMBE, “The constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing ?,
Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25
137
Dit is zeker het geval voor Kenia, in Oeganda duurde het allemaal iets langer, maar een groot deel van de
legitieme basis was in ieder geval verdwenen.
138
Art. 72 van de Oegandese Grondwet.
136
45
Zimbabwe minder expliciet. In Oeganda 139 en Zimbabwe 140 voorziet het recht
van vereniging namelijk uitdrukkelijk in de mogelijkheid om ook een politieke
partij op te richten. Zoals ik hogerop al heb besproken, is het grondwettelijk
recht van vereniging niet altijd een voldoende waarborg opdat er geen
eenpartijstelsel zal zijn. In Kenia werd dit recht aan de kant geschoven en er
uitdrukkelijk in de grondwet geschreven dat politieke partijen verboden waren.
Het ene grondwettelijk recht moest wijken voor het andere. In Oeganda pakte
men het iets verfijnder aan, het recht van vereniging bleef er gelden maar het
werd uitgehold doordat alle politieke activiteiten van de partijen verboden waren.
De bewegingsvrijheid van de partijen werd danig beperkt, en elk openbaar
optreden was verboden. Dit maakt dat er geen uiting gegeven kan worden aan
het recht van vereniging, dus onrechtstreeks wordt het recht van vereniging op
deze manier beperkt. In Zimbabwe is, net zoals in de twee andere landen, het
recht van vereniging grondwettelijk verankerd. Net zoals in Oeganda bepaalt
artikel 21 (1) van de Zimbabwaanse grondwet dat dit ook het recht omvat om
een politieke partij op te richten. In Zimbabwe is er eigenlijk nooit sprake
geweest van een schending van dit recht, in tegenstelling tot Kenia of Oeganda.
Moeten we hieruit dan concluderen dat in Zimbabwe de grondwet steeds
gerespecteerd wordt ? Dit lijkt me een beetje te voorbarig. Het is zeker en vast
positief dat Mugabe zich nooit liet verleiden om ook een eenpartijstaat te
installeren. Zoals ik reeds besprak, is er in Zimbabwe wel sprake geweest van
een de facto eenpartijstelsel, waardoor er impliciet toch een schending was van
de grondwet. De mogelijkheid om politieke partij op te richten werd wel
bemoeilijkt, onder meer omdat ze geen subsidies konden krijgen.
Het valt op dat de grondwet van alle drie de landen wel in een voldoende mate
de vrijheden en rechten van de bevolking waarborgt, maar dat dit niet altijd een
garantie is opdat ze ook nageleefd zal worden. De situatie is op dit vlak gelukkig
verbeterd, zeker omdat er niet meer voor het eenpartijstelsel wordt gekozen.
139
140
Art. 29 (d) en (e) van de Oegandese Grondwet.
Art. 21 (1) van de Zimbabwaanse Grondwet.
46
Afdeling 4.5. De president en het eenpartijstelsel.
De president heeft veel macht in een eenpartijstaat, dit komt omdat in de
meeste gevallen hij aan het hoofd zal staan van de enige legitieme partij. Het
eenpartijstelsel is erg nauw verweven met de gehele staatstructuur, niet alleen
de positie van de president speelt hierbij een rol, maar ook de positie van de
ganse uitvoerende macht. Alle ministers zullen tevens ook de toplui zijn van de
partij, de macht zal op deze manier mooi verdeeld zijn tussen de partijbonzen.
De president zal de machtigste figuur van de partij zijn. Dit zien we bijvoorbeeld
zeer duidelijk in Oeganda, waar Museveni de onbetwiste leider is van de
Movement. Hij is diegene die de politieke koers bepaalt van de Movement. Als
we er de geschiedenis op na slaan, zien we dat zowat in alle landen die een
dictatoriaal regime hebben gekend, er maar één partij aan de macht was 141 . De
machtigste man van die landen was de partijleider. Als we kijken naar Kenia,
Oeganda en Zimbabwe zien we ook hier dat de partijleider de machtigste man
zal zijn van het land. De president heeft onder het eenpartijstelsel bijzonder veel
macht en het is bijzonder moeilijk om aan macht te weerstaan. De grondwet
biedt garanties opdat de basisrechten van de bevolking in een eenpartijstaat niet
zomaar geschonden kunnen worden. De president, die regeert als een dictator,
respecteert evenwel de grondwet niet altijd 142 . Hij plaatst zichzelf en zijn partij
als het ware boven de wet. We kunnen dus niet spreken van een rechtsstaat.
Niet alle eenpartijstaten zijn bij voorbaat ondemocratisch, sommigen kennen een
brede basisstructuur zodat niet enkel de top van de partij alle beslissingen
neemt. Een partij die het merendeel van de bevolking vertegenwoordigt en die
gecontroleerd wordt door haar achterban zal weinig autoritaire trekjes vertonen.
Zolang de partijbasis de partijtop controleert zal er ruimte zijn voor democratie,
doen ze dit niet dan is er het risico dat de grondwet een dode letter blijft. Veel
zal ook afhangen van welke koers de president wil varen, want hij staat ten
slotte aan het hoofd van de partij. Zo zagen we dat in Zimbabwe er enigszins
nog ruimte werd gelaten voor andere partijen om aan politiek te doen, daar waar
dit in Kenia helemaal niet het geval was. Het eenpartijstelsel is het ideale middel
om politieke tegenstanders monddood te maken. Dankzij interne en externe
drukkingsgroepen zie we gelukkig dat er vandaag de dag meer en meer
afgestapt wordt van het eenpartijstelsel. De enige weg voor Afrika is de weg
141
142
Denk bijvoorbeeld aan Nazi-Duitsland of aan Noord-Korea vandaag.
Zie hiervoor deel 4.4 “Grondwettelijke vrijheden en het eenpartijstelsel”.
47
vooruit en dit kan enkel gerealiseerd worden als er een goede en stabiele
staatsstructuur aanwezig is waarin iedereen de mogelijkheid heeft om zijn stem
te laten horen.
48
HOOFDSTUK 5: Het belang van etniciteit in de Afrikaanse
samenleving.
Afdeling 5.1. Het belang van etniciteit.
Op het eerste zicht lijkt dit hoofdstuk weinig affiniteit te hebben met het
onderwerp van deze masterproef, maar niets is echter minder waar. Hieronder
zal gewezen worden op het belang van de etniciteit in het politieke leven van
Kenia, Oeganda en Zimbabwe. De grondwetten van de drie landen bevatten
echter weinig tot geen informatie in verband met etniciteit, daarom zal in dit
hoofdstuk minder naar dit document gekeken worden. Alle drie de landen
hebben op hun eigen manier te maken gehad met de etnische problematiek, en
dikwijls zijn de problemen zelfs nog niet verdwenen. De etnische achtergrond
van de presidentskandidaat heeft bijvoorbeeld in Kenia steeds voor conflicten
gezorgd. In Oeganda zijn er onder meer problemen met het vroegere koninkrijk
Buganda, en in Zimbabwe zien we dat de blanke boeren het steeds moeilijker en
moeilijker krijgen om hun rechten te vrijwaren. Het etnische bewustzijn tast de
stabiliteit aan van de staten, want het zorgt voor eindeloze conflicten. Zoals ik in
hoofdstuk 4 besprak, grepen sommige landen het eenpartijstelsel aan om de
stabiliteit te doen wederkeren, en om de conflicten de kop in te drukken. Het
belang van etnische bewustwording mag niet onderschat worden, want het hangt
nauw samen met het recht op zelfbeschikking. Het zal net dat recht op
zelfbeschikking zijn dat er voor grote instabiliteit zorgt. In dit hoofdstuk zal ik
ingaan op de verschillende problemen die de landen gekend hebben, of nog
steeds kennen, inzake etniciteit. Ik begin echter met de rol die de kolonisator
heeft gespeeld in dit alles.
49
Afdeling 5.2. De rol van de kolonisator.
De kolonisatoren hebben een belangrijke rol gespeeld inzake de etnische
bewustwording van de Afrikanen. Zowel Kenia, Oeganda, als Zimbabwe zijn
gekoloniseerd geweest door de Britten. De verschillende koloniale structuren,
instellingen en praktijken zorgden ervoor dat etniciteit een belangrijke factor
werd in het politieke landschap 143 . De Britten regeerden over hun kolonies
volgens het principe van ‘verdeel en heers’. Ze deelden de landen op in
verschillende aparte regio’s en districten en gaven ze bijvoorbeeld de naam van
een bevolkingsgroep. Onder andere op die manier werd het zelfbewustzijn
aangewakkerd. De kolonisatoren trokken alle privileges naar zich toe, en ze
waanden zich superieur ten opzichte van de inheemse bevolking. Ze waren
ongevoelig voor de eisen van de lokale bevolking, maar dit leidde tot een
splitsing binnen de groep van kolonisatoren zelf. Sommigen gingen zich bij de
inheemse groepen voegen, en gingen de eisen van bepaalde etnische groepen
mee helpen ondersteunen. De etnische spanningen kwamen op die manier naar
boven 144 .
Het land verdelen in verschillende regio’s was niet de enige techniek die werd
toegepast. In Oeganda was de bevolking verdeeld naargelang het geloof dat ze
aanhingen (Katholiek-Protestant-Moslim), en waarbij de protestanten een
voorkeursbehandeling kregen van de Britten 145 . Zoals ik hieronder zal bespreken
was dit echter niet de enige techniek die in Oeganda werd gebruikt.
Ook in Zimbabwe heeft de kolonisatie zijn sporen achtergelaten. Het land is pas
in 1980 onafhankelijk geworden, de hele tijd ervoor stond het onder Brits
toezicht. Door de Britten is er een verdeling gekomen tussen de blanke
bevolking en de inheemse zwarte bevolking. De blanken kregen allerlei
privileges terwijl de zwarten het met zeer weinig moesten stellen. Vandaag de
dag zien we nog steeds de gevolgen van die tweedeling.
Hieronder zal ik de drie landen afzonderlijk bespreken, zodat we een mooi
overzicht krijgen van de specifieke problemen en van de eventuele gelijkenissen.
143
E. MIGUDA, “Global Impulses/Local Politics: Comparing two Eras of Constitution-making in Kenya”, in
Africa on a Global Stage, Trenton (New Jersey), Africa World Press, 2006, 107.
144
E. MIGUDA, “Global Impulses/Local Politics: Comparing two Eras of Constitution-making in Kenya”, in
Africa on a Global Stage, Trenton (New Jersey), Africa World Press, 2006, 110.
145
Y. CRAWFORD, “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in
Africa, Boston (Maryland), Boston University, 46.
50
Afdeling 5.3. De etnische factor in Kenia, Oeganda en
Zimbabwe.
Hieronder zal ik toelichten welke relevante bevolkingsgroepen tegenover elkaar
staan, en welke verschillende belangen ze dienen. Verder heb ik ook gekeken
worden naar de weerslag die etniciteit heeft op de vroegere en huidige politieke
situatie.
5.3.1. De etnische factor in Kenia.
Kenia is een land met drie grote culturele groepen: de Bantu groep, de Nilotische
groep, en de Kushitische groep 146 . De etnische versnippering is echter niet
beperkt tot deze drie groepen. De bevolking in Kenia is verdeeld over ongeveer
veertig etnische groepen. Ik zal hier, uiteraard, enkel de belangrijkste groepen
aan bod laten komen. De grootste groep is de Kikuyu (21% van de bevolking)
en ze bevinden zich vooral in centraal Kenia. De Luo bevolking is de derde
grootste groep (13% van de bevolking) en ze bevinden zich in het Westen van
Kenia, verder bevindt zich in het Westen ook de tweede grootste
bevolkingsgroep namelijk de Luhya (zij vertegenwoordigen 14 % van de
bevolking). De vierde belangrijke groep is de Kalenjin (11% van de bevolking),
zij bevinden zich in het midden Westen. Dit zijn de vier belangrijkste
subgroepen, de Kikuyu en de Luhya behoren tot de Bantu groep en de Luo en de
Kalenjin tot de Nilotische groep. Die subgroepen vallen dan weer uiteen in
andere groepen, en ze ontstaat er wel eens rivaliteit tussen de groepen. Het is
wel zo dat er onder de Kikuyu groep een sterk eenheidsgevoel heerst, net zoals
bij de Kalenjin 147 .
Ten tijde van de kolonisatie waren de Britten voorstander van een multiculturele
staat waarin de blanken wel de bovenhand hadden op de andere
bevolkingsgroepen. Deze opvatting werd echter in de jaren ’50 van de vorige
eeuw niet meer houdbaar geacht. Het gevolg was, dat etniciteit steeds meer zijn
ingang in de samenleving vond
148
.
Na de kolonisatie was de etniciteit het
centrale element dat voor verdeeldheid in de samenleving zorgde. Dit kwam
146
D. FOEKEN en T. DIETZ, “Etniciteit in de politiek in Kenia en Kameroen: Leidt Afrikaanse
Democratisering tot Etnische Polarisatie ?”, Geografie, 1994, Vol. 1, 30-34.
147
Oorspronkelijk waren zij vooral versnipperd, maar onder het presidentschap van Moi kwam er verandering in.
148
E. MIGUDA, “Global Impulses/Local Politics: Comparing two Eras of Constitution-making in Kenya”, in
Africa on a Global Stage, Trenton (New Jersey), Africa World Press, 2006, 111.
51
omdat elke bevolkingsgroep zoveel mogelijk voor hun rechten opkwamen. De
kleinere bevolkingsgroepen gingen zich verenigen in de KADU-partij 149 zodat ze
meer tegengewicht konden bieden 150 ten opzichte van de KANU-partij. Deze
laatstgenoemde partij bestond vooral uit leden van de Kikuyu en de Luo
bevolking. De KADU-partij stond voor decentralisatie van het staatsbestuur,
terwijl de KANU de voorkeur gaf aan een centrale socialistische staat. De KANUpartij won echter grandioos de verkiezingen, en in 1964 ging de KADU-partij op
in de KANU-partij. De rest van het politieke verhaal zagen we reeds in het
vorige hoofdstuk.
Het is een feit dat etniciteit enerzijds en dominantie van een bepaalde klasse
anderzijds hand in hand gaan 151 . Dit kan je duidelijk zien in de politieke situatie
van Kenia. Dit fenomeen staat bekend als de patroon-cliëntverhouding 152 ,
waarbij de patroon iemand is met een hoge politieke functie die een zo groot
mogelijk groep cliënten achter zich moet weten te scharen zodat hij zijn positie
kan veilig stellen. De cliënten zijn bloedverwanten of mensen van dezelfde
etnische groep als de patroon. De cliënten zullen in ruil voor hun steun materiële
steun krijgen of aan een baan geholpen worden. Dit verschijnsel zagen we
duidelijk toen Kenyatta en Moi president waren van Kenia. Toen Kenyatta (een
Kikuyu) aan de macht was, hadden de Kikuyu het lang niet slecht, hun regio
deed het economisch veel beter dan de andere regio’s en veel belangrijke
openbare ambten werden ingenomen door personen van de Kikuyu
bevolkingsgroep. Toen Moi aan de macht kwam, zagen we net hetzelfde
gebeuren maar dan met de Kalenjin. De presidenten haalden hun macht bij de
eigen etnische basis.
Eind jaren ’80 waaide er een frisse wind door het politieke landschap, zowel
intern als extern broeiden er allerlei zaken. Intern kwamen vrouwen meer en
meer op voor hun rechten, anderen kwamen op tegen het autoritaire regime,
men pleitte voor meer respect voor de mensenrechten… . Ze gingen zich
verenigen in drukkingsgroepen, en deze hadden weinig te maken met etniciteit.
Dit betekende niet dat de etnische factor verdwenen was, want in 1992 werd in
Kenia het meerpartijstelsel ingevoerd. Het herinvoeren van het meerpartijstelsel
149
Kenya African Democratic Union.
D. THROUP, “Elections and Political Legitimacy in Kenya”, Journal of the International African Institute,
1993, Vol. 63 No.1, 371-396.
151
A. NÄRMAN, “Elections in Kenya”, Review of African Political Eonomy, 2003, Vol. 30 No. 96, 343-349.
152
D. FOEKEN en T. DIETZ, “Etniciteit in de politiek in Kenia en Kameroen: Leidt Afrikaanse
Democratisering tot Etnische Polarisatie ?”, Geografie, 1994, Vol. 1, 30-34.
150
52
had veel effect op het etnische bewustzijn van de bevolking. Zowel tijdens de
presidentsverkiezingen van 1992, als bij de presidentsverkiezingen van 1997
werd er zeer etnisch gestemd 153 .
Ik zal enkel de twee recentste presidentsverkiezingen bespreken, namelijk die
van 2002 en van 2007, en nagaan of het stemgedrag toen ook zo etnisch was.
In 1992 en 1997 was de oppositie verdeeld over verschillende partijen, die elk
een andere etnische groep vertegenwoordigden. Doordat de oppositie onderling
verdeeld was, kreeg Moi de meeste stemmen achter zijn naam.
In 2002 was het echter anders, de oppositie sloot in september 2002 een
superalliantie 154 . De NARC 155 was geboren, en Kibaki (een Kikuyu) werd de
officiële uitdager. De KANU-partij had last van onderlinge strubbelingen, de
oorzaak hiervan lag in het feit dat de toenmalige president (Moi) Uhuru Kenyatta
(ook een Kikuyu) als zijn opvolger naar voren schoof. Enkele prominente
partijleden zagen dit echter niet zitten, want ze vonden zichzelf veel geschikter
voor de job. De KANU-partij was deze keer dus erg verdeeld en de oppositie had
zich als één man achter Kibaki geschaard. Het verschil met de vorige
verkiezingen was dat Kibaki dit keer niet als leider van Kikuyu werd aanzien,
maar als leider van de hele natie 156 . Tijdens de presidentsverkiezingen van 2002
namen twee kandidaten van de Kikuyu bevolkingsgroep het dus tegen mekaar
op. Doordat Kibaki aanzien werd als een nationale leider verkreeg hij in de
overgrote meerderheid van de gebieden de meeste stemmen. Kenyatta kreeg
enkel in zijn gebied meer stemmen en hij wist ook de meerderheid van de
Kalenjin bevolking te overtuigen 157 . Het is dan ook Kibaki die de strijd zal
winnen.
In 2007 zag de politieke situatie er iets anders uit, de NARC bestond niet
meer 158 . Ze was uiteengevallen in verschillende andere partijen, waarvan de
Party of National Unity (PNU) en de Orange Democratic Movement (OMD) de
twee belangrijkste zijn. De PNU is de partij van Kibaki, en de OMD is de partij
van Odinga (van de Luo bevolkingsgroep). Kibaki won de verkiezingen van
153
E. MIGUDA, “Global Impulses/Local Politics: Comparing two Eras of Constitution-making in Kenya”, in
Africa on a Global Stage, Trenton (New Jersey), Africa World Press, 2006, 117.
154
A. NÄRMAN, “Elections in Kenya”, Review of African Political Eonomy, 2003, Vol. 30 No. 96, 343-349.
155
National Rainbow Coalition.
156
A. NÄRMAN, “Elections in Kenya”, Review of African Political Eonomy, 2003, Vol. 30 No. 96, 343-349.
157
Dit was te voorzien, aangezien Moi (een Kalenjin) Kenyatta als zijn opvolger naar voren schoof.
158
Dit kwam omdat het referendum in 2005 over de nieuwe grondwet werd afgekeurd, onder meer door leden
van de NARC zelf. Dit was een grote nederlaag voor Kibaki, één van de nee-stemmers was Raila Odinga.
53
2007, maar de uitslag werd door de oppositie en door internationale waarnemers
fel betwist. Zoals ik reeds besprak in hoofdstuk drie, braken er na de
bekendmaking van de resultaten verscheidene rellen uit, die vooral tegen de
aanhangers van Kibaki (lees de Kikuyu) waren gekeerd. De voorzitter van de
Keniaanse nationale mensenrechtencommissie zei dat de Kenia door een
politieke crisis ging, die zich uitte via etnische spanningen omdat in Kenia de
politieke partijen hoofdzakelijk etnische georganiseerd zijn 159 . Dit is tot op een
zekere hoogte correct. De politieke partijen zijn echter lang niet meer zo
etnisch, het is wel zo dat de Kikuyu steeds op een Kikuyu zullen stemmen, net
zoals de Luo op iemand van de Luo zullen stemmen. De etniciteit in de politiek
verliest in Kenia aan belang omdat de meeste politieke partijen verschillende
bevolkingsgroepen huisvesten. Bij de presidentsverkiezingen zien we dat
etniciteit nog een rol speelt, maar doordat dus verschillende bevolkingsgroepen
in een partij verenigd zijn neemt ook hier het belang af. Wat voortaan zal
primeren is het goed bestuur in Kenia, dit kan je afleiden uit het feit dat Kibaki in
2007 maar nipt herverkozen werd omdat hij maar geen antwoord kon vinden
voor het corruptieprobleem.
5.3.2. De etnische factor in Oeganda.
De etnische factor in Oeganda is nauw verbonden met religie en met het
vroegere koninkrijk Buganda 160 . Dit zijn echter niet de enige factoren, de Britten
hebben een rol gespeeld door Oeganda te verdelen in bepaalde districten, en
later in de geschiedenis is ook ‘ras’ een etnische factor geworden.
De godsdiensten (Katholicisme, Protestantisme en Islam) begonnen zich te
verspreiden in Oeganda rond 1860 via het machtige koninkrijk Buganda. De
verschillen in ideologie gaven aanleiding tot een burgeroorlog in Buganda, die
werd opgelost dankzij de Britten. Ze verdeelden Buganda in twintig gewesten
aan de hand van welke godsdienst waar overheersend was 161 . De protestanten
kregen tien gewesten toegewezen, de katholieken kregen er acht en de moslims
159
Bron: www.minbuza.nl/nl/actueel/vrievenparlement,2008/02/kamerbrief-over-de-situatie-in-Kenia-en-hetverslag.html
160
Buganda betekent ‘land van de Ganda’ en het was een sterk georganiseerd koninkrijk dat een grote
oppervlakte van Oeganda bestrijkt.
161
Y. CRAWFORD, “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in
Africa, Boston (Maryland), Boston University, 2002, 46.
54
kregen er twee. De inwoners van Buganda verhuisden zelfs opdat ze naar hun
geloof in het juiste gewest zouden wonen.
De Britten gaven de protestanten in Oeganda een voorkeursbehandeling, meer
specifiek aan de protestanten van Buganda. Het koninkrijk Buganda werd door
de Britten aanzien als een strak georganiseerd en geïntegreerd koninkrijk dat
geleid werd door intelligente mensen. Het was dan ook zo dat vele belangrijke
protestante personen tijdens de kolonisatie, van het koninkrijk naar andere
gebieden werden gestuurd om daar de leiding over te nemen 162 . Dit wekte
uiteraard enige ergernis op bij de lokale bevolking en bij de katholieken en de
moslims.
In de late jaren 1950 en dus nog voor de onafhankelijkheid, komen de politieke
partijen op. Deze partijen organiseren zich echter volgens religie. De twee
belangrijkste partijen die tegenover elkaar komen te staan, zijn enerzijds de DP
(Democratic Party) die de katholieken vertegenwoordigt en anderzijds de UPC
(Uganda Peoples Congress) die de protestanten vertegenwoordigt. Er ontstaat
op die manier een soort van tweestrijd tussen de protestanten en de katholieken.
Die strijd was er ook één van meer autonomie voor Buganda door de protestante
elite (UPC), tegen diegene die dit niet genegen waren, namelijk de katholieke
inwoners van Buganda. Het is belangrijk om er op te wijzen dat dit een strijd
was op basis van religie; het kwam dus voor dat personen van dezelfde etnische
groep het tegen elkaar opnamen omdat ze een verschillend geloof aanhingen 163 .
De strijd tussen de twee partijen ging door tot in 1969, toen werd de DP door
Obote verboden.
Zoals reeds vermeld, heeft Buganda een belangrijke rol gespeeld in de etnische
(en religieuze) verdeeldheid. Gedurende de koloniale periode waren alle centrale
instellingen van Oeganda gelegen in Buganda. De bevolking van Buganda werd
duidelijk bevoordeeld door de kolonisator ten opzichte van de rest van de
bevolking. Toen Oeganda in 1962 onafhankelijk werd en een nieuwe grondwet
kreeg, werd een grote wens van Buganda ingewilligd. Ze kregen een federale
status en verschillende privileges toegewezen 164 . Lang konden ze echter niet
genieten van hun privileges, want nadat Obote een staatsgreep pleegde in 1966
162
Y. CRAWFORD, “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in
Africa, Boston (Maryland), Boston University, 2002, 50.
163
Y. CRAWFORD, “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in
Africa, Boston (Maryland), Boston University, 2002, 48.
164
E. BUSSEY, “Constitutional Dialogue in Uganda”, Journal of African Law, 2005, Vol. 49 No.1, 1-23.
55
werd een nieuwe grondwet aangenomen. Dit staat bekend als de ‘Buganda
crisis’ 165 .
In die nieuwe grondwet, die aangenomen werd zonder enige vorm
van discussie of debat, werden de privileges geschrapt, net als de federale
status. De nieuwe grondwet gaf veel macht aan de centrale instellingen en aan
de president en zijn regering. De grondwet van 1966 betekende in feite het
einde van Buganda.
Een volgende vorm van opsplitsing van de bevolking, is vergelijkbaar met de
Keniaanse etnische opsplitsing. De Britten hadden ten tijde van de kolonisatie
het land in verschillende etnische districten onderverdeeld. De districten
groepeerden zoveel mogelijk personen van eenzelfde bevolkingsgroep en ze
werden zelfs naar die bevolkingsgroep genoemd 166 . Deze situatie evolueerde
naar een situatie van een grotere regionale identiteit, de verschillende districten
gingen zich eigenlijk identificeren met grotere regionale groepen. Het kwam
erop neer dat dit vertaald werd in “het Noorden tegenover het Zuiden”. Het
Noorden was traditioneel gezien militair sterker dan het Zuiden, het Zuiden stond
dan weer economisch sterker dan het Noorden 167 . In het Noorden vond men de
bevolkingsgroepen die meer affiniteit hadden met de Nilotische bevolkingsgroep,
en in het zuiden bevonden zich de bevolkingsgroepen die meer affiniteit hadden
met de Bantu bevolking 168 . Deze etnische onderverdeling zorgde in Oeganda, in
tegenstelling tot Kenia, echter voor niet veel problemen. Dit kwam omdat er in
Oeganda al de problemen waren met de religieuze opdeling en met de strijd voor
meer autonomie voor Buganda.
Niet alleen voor en maar ook kort na de onafhankelijkheid waren er spanningen
tussen etnische groepen in Oeganda. Toen de illustere generaal Idi Amin in 1971
aan de macht kwam, liepen de spanningen met buitenlanders in Oeganda hoog
op. Er waren vele Europeanen en Aziaten in Oeganda en deze investeerden
volop in de Oegandese industrie. Zij behoorden tot de hogere sociale klasse, wat
niet naar de zin van Amin was. Het was zijn droom dat Afrika door Afrikanen zou
worden geleid. In augustus 1972 vaardigde Amin dan ook een decreet uit dat in
de uitwijzing van alle Aziaten en Europeanen voorzag, tenzij ze het
165
J. OLOKA-ONYANGO, “Constitutional Transition in Museveni’s Uganda: New Horizons or Another False
Start”, Journal of African Law,1995, Vol. 39 No. 2, 156-172.
166
Y. CRAWFORD, “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in
Africa, Boston (Maryland), Boston University, 2002, 52.
167
A. KUMAR DAS, “Uganda under Museveni”, Affrica Currents,1999-2000, Vol. 16 No. 28, 56-74.
168
In Oeganda zien we dezelfde grote bevolkingsgroepen, als in Kenia.
56
staatsburgerschap van Oeganda hadden 169 . Enkele maanden later werd dit
decreet uitgebreid tot alle buitenlanders, ook al hadden ze ook het Oegandese
staatsburgerschap. Dit zette kwaad bloed bij de donorlanden en deze trokken
hun steun dan ook onmiddellijk in. Idi Amin versaagde echter niet en in
december 1972 nationaliseerde hij zelfs alle ondernemingen die in handen waren
van buitenlanders. Pas toen Museveni aan de macht kwam, werd aan de
buitenlanders een uitnodiging verstuurd met het verzoek om terug te keren naar
Oeganda 170 . Er werd hen beloofd dat ze alle geconfisceerde goederen zouden
terugkrijgen, maar ondanks deze garantie keerde slechts een kleine minderheid
terug naar Oeganda.
Toen in 1986 de huidige president Museveni en zijn National Resistance
Movement (NRM) aan de macht kwamen, keerde de rust enigszins weer.
Museveni geloofde namelijk dat de problemen waarmee Oeganda te kampen
had, een gevolg waren van de etnische en religieuze opdelingen 171 . Het gevolg
was dan ook dat hij, zoals ik reeds in hoofdstuk vier besprak, alle politieke
activiteiten verbood en dit omdat de ‘Movement’ alle Oegandezen
vertegenwoordigde. Het was de bedoeling van Museveni om in zijn regering
zoveel mogelijk vertegenwoordigers van verschillende districten en van
verschillende religies in zijn regering op te nemen 172 . Museveni zelf was een
protestant en zijn grote uitdager bij de presidentsverkiezingen van 2006,
Besigye, was een katholiek. Dit zorgde echter niet voor enige godsdienstig
gerelateerde spanningen. Het moet gezegd dat Oeganda de meest stabiele
regering sinds de onafhankelijkheid kent. De meeste etnische spanningen zijn
dankzij de Movement verdwenen, maar dit betekent niet dat Oeganda vrij is van
alle zorgen. Museveni en zijn NRM kende veel tegenstand omdat ze alle politieke
activiteiten hadden verboden, het land werd dus verdeeld tussen supporters van
een eenpartijstelsel en die van een meerpartijstelsel. Gelukkig is dit probleem
sinds enkele jaren niet meer aan de orde.
169
A. RAKE, “Uganda: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara
(2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1233.
170
Y. CRAWFORD, “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in
Africa, Boston (Maryland), Boston University, 2002, 45.
171
E. BUSSEY, “Constitutional Dialogue in Uganda”, Journal of African Law, 2005, Vol. 49 No.1, 1-23.
172
P. AHLUWALIA, “Uganda: Movement Politics or One-Party State ?”, Africa Quarterly, 2000, Vol. 40 No. 3,
67-83.
57
5.3.3. De etnische factor in Zimbabwe.
Met betrekking tot Zimbabwe, zal ik vooral ingaan op de landpolitiek die
president Mugabe voert tegen de blanke grootgrondbezitters. In tegenstelling
tot Kenia en Oeganda gaat het hier dus minder om tribale spanningen tussen de
inheemse bevolkingsgroepen. Zoals eerder in deze verhandeling al vermeld is, is
Zimbabwe behoorlijk laat onafhankelijk geworden (in 1980). Het was jaren
onderhevig aan de macht van de Britten, die over land regeerden. De blanke
bevolking van Zimbabwe had het goed onder de Britse heerschappij, ze bezaten
namelijk de overgrote meerderheid van alle vruchtbare gronden in het land. Het
feit dat de blanke bevolking zoveel vruchtbare grond bezat, was een doorn in het
oog van president Mugabe. Hij beschouwde dit grondbezit als een voortzetting
van de koloniale periode. Mugabe wou dan ook dat er een herverdeling zou
plaatsvinden van de landbouwgronden. In jaren ’80 kwam dit programma echter
maar traag op gang, alles kwam pas in een stroomversnelling terecht toen
Mugabe in de jaren ’90 zijn macht dreigde te verliezen.
Op 19 maart 1992 werd
de officiële ‘ Land Acquisition Act’ aangenomen, deze wet maakte het mogelijk
dat de blanken hun grond moesten afstaan aan de regering tegen een
vergoeding 173 . Het zou echter tot 1997 duren vooraleer de wet effectief en op
grote schaal zou worden toegepast. Mugabe verklaarde in oktober 1997 dat het
grondwettelijk gewaarborgde recht 174 op vergoeding voor de onteigening niet zou
worden toegepast. Hij vond dat het Verenigd Koninkrijk, als ex-kolonisator, die
taak op zich moest nemen 175 . Het hoeft niet te verbazen dat de internationale
gemeenschap hierop nogal furieus reageerde en verscheidene donorlanden
trokken hun steun in. De onteigening van verschillende grote boerderijen leidde
in 2000 tot grote rellen waarbij zelfs enkele doden vielen.
Het bovenstaande toont aan dat Mugabe de landhervormingspolitiek gebruikt om
vooral zijn eigen macht, en die van de ZANU-PF partij, te vergroten. Je zou
denken dat de geconfisceerde gronden herverdeeld zouden worden onder de
oorspronkelijke zwarte bevolking, maar de werkelijkheid toont ons een totaal
ander beeld. De gronden werden verdeeld onder de vrienden van Mugabe, en
173
R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the
Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1289.
174
Art. 16A van de Zimbabwaanse Grondwet.
175
R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the
Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1289.
58
onder belangrijke partijkopstukken, de oorspronkelijke begrijpelijke reden van de
landhervorming werd op deze wijze vervalst 176 . Tegen deze praktijken kwam
uiteraard protest en niet alleen vanuit het buitenland, maar ook van de
oppositiepartij Movement for Democratic Change (MDC). De MDC krijgt onder
meer geldelijke steun van de rijke blanke boeren 177 . De MDC is niet tegen een
eventuele landhervorming, maar ze stelt wel dat die hervorming enkel kans op
slagen heeft als dit in overleg gebeurt met de blanke boeren.
De landhervorming van Mugabe is een gemiste kans op herverdeling van de
rijkdom in Zimbabwe. Doordat de zwarte elite het merendeel van de onteigende
gronden in handen kreeg is er voor de modale zwarte bevolking weinig
veranderd. Het gevolg is dan ook dat de grote boerderijen niet op een
professionele wijze worden beheerd, waardoor de economie van Zimbabwe er op
achteruit gaat. Deze vicieuze cirkel lijkt jammer genoeg onomkeerbaar. De
honger naar meer en meer macht van de president heeft Zimbabwe duidelijk
geen goed gedaan. De roep om verandering weerklinkt steeds luider en luider,
en dit weerspiegelt zich ook meer en meer in de verkiezingsuitslagen.
Ondertussen zijn duizenden blanke boeren het land ontvlucht, en hoofdzakelijk
naar het Verenigd Koninkrijk getrokken in de hoop om daar een nieuw leven op
te kunnen bouwen.
Afdeling 5.4. Conclusie.
In dit hoofdstuk werd een overzicht van de verschillende landen en het belang
van de etnische factoren in die landen gegeven. Hierbij valt op dat de
kolonisator steeds een grote stempel heeft gedrukt op de landen. Hoewel in dit
hoofdstuk de grondwettelijke positie van de president niet aan bod komt, zien we
toch het belang voor de positie en de rol van de president. Veelal zal de
achtergrond van de president bepalend zijn voor het (etnische) politieke pad dat
hij zal bewandelen. Dit is dan ook meteen de reden waarom dit hoofdstuk in
deze verhandeling opgenomen is. In Kenia zie je duidelijk dat er vandaag de dag
nog steeds etnisch gestemd wordt door de kiezers. In Oeganda heeft de politiek
die Museveni voert ervoor gezorgd dat de etnische spanningen fel zijn
176
H. G. CAMPBELL, “The Zimbabwean Working Peoples and the Land Question”, The Black Scholar, 2007,
Vol. 37 No. 1, 23-31.
177
R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the
Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1290.
59
afgenomen, en in Zimbabwe probeerde Mugabe door middel van het
landhervormingsprogramma zijn macht te consolideren.
In Kenia en Oeganda zien we dat er duidelijk een verband met het al dan niet
invoeren van een eenpartijstelsel. Zoals we in hoofdstuk vier reeds zagen, had
ook het eenpartijstelsel een band met de president en zijn macht. Het belang
van de etnische achtergrond en de verschillende bevolkingsgroepen die er in een
land zijn, bepalen mee de macht die de president heeft. Daarom is het dan ook
nuttig en interessant om deze problematiek te behandelen in deze masterproef.
60
HOOFDSTUK 6: De relatie tussen de president en de
uitvoerende macht.
Afdeling 6.1. Inleiding.
In dit hoofdstuk zal ik de relatie van de president met de uitvoerende macht
bespreken. De grondwetten van de drie landen bevatten allerlei bepalingen die
de relatie regelen. Ik zal elk land apart bespreken en zal de verschillen tussen
de landen ook duidelijk weergegeven. De recente trend is dat er in Afrika het
ambt van eerste minister (her)ingevoerd wordt. Die trend zal wel in een aparte
afdeling besproken worden.
In dit hoofdstuk zal duidelijk worden wie de eigenlijk uitvoerende macht bezit: de
president of de ministers ? Uit de vorige hoofdstukken is gebleken dat de
presidenten een ongebreidelde drang naar macht met zich meedragen. Hoe dit
vertaald wordt in de grondwet en hoe dit in de praktijk verloopt, wordt tevens in
dit hoofdstuk besproken.
Afdeling 6.2. De president en de uitvoerende macht
6.2.1. De president en de uitvoerende macht in Kenia.
Volgens de grondwet is de Keniaanse president zowel hoofd van de gewapende
troepen, als staatshoofd en regeringsleider 178 . De president is de leider van het
land en hij is diegene die aan het hoofd van de uitvoerende macht staat 179 . Hij
oefent de uitvoerende macht evenwel niet alleen uit, volgens artikel 23 van de
grondwet kan hij die macht ook verlenen aan andere personen. Dit zal het geval
zijn voor de leden van het kabinet. Dit maakt dus dat de uitvoerende macht in
Kenia wordt uitgeoefend door de president, de vice-president en de leden van
het kabinet 180 . Als we naar de grondwet kijken, zien we dat de president veel
178
Art. 4 van de Keniaanse Grondwet.
G. K. KIMONDO, “ Constitutional Framework of the Kenya Governement”, in The citizen and the
Constitution, Nairobi, Claripress, 1996, 46.
180
G. MUIGOI, “Legal Constitutional reforms to Facilate Multi-Party Democracy: The Case of Kenya”, in Law
and the Struggle for Democracy in East-Africa, Nairobi, Claripress, 1996, 537.
179
61
macht heeft ten aanzien van de andere leden van de uitvoerende macht. Het feit
dat hij een dergelijk grote macht heeft, maakt de kans op misbruik ervan er niet
kleiner op.
De vice-president van Kenia zal door de president zelf worden benoemd 181 . Hij
zal door de president worden gekozen uit alle gewone ministers. Het recht om
de vice-president te benoemen, omvat evenzeer het recht om hem te ontslaan
uit zijn functie. Het is onder meer de taak van de vice-president om de president
bij te staan en om hem te vervangen wanneer de president niet meer in staat
zou zijn om zijn ambt naar behoren te vervullen. Als de vice-president de
president tijdelijk moet vervangen, dan is hij niet gemachtigd om een nieuwe
vice-president te benoemen. Dus als de president, tijdelijk weliswaar, wordt
vervangen, dan zal de vice-president zijn takenpakket overnemen, maar dit zal
niet volledig hetzelfde zijn dan wanneer de president zelf aan de macht blijft. Dit
geeft een mooi beeld van de werkelijke machtsverhoudingen tussen deze twee
figuren, namelijk de president staat wel degelijk in alle omstandigheden boven
de vice-president.
Niet alleen de vice-president wordt door de president benoemd, ook de andere
ministers zullen hun benoeming van de president zelf krijgen 182 . De president
zal volgens artikel 16 van de grondwet de ministers aanduiden onder de leden
van het parlement. Zowel de verkozen leden, als de parlementsleden die door
de president zelf rechtstreeks werden aangeduid, komen in aanmerking voor een
benoeming als minister. De president heeft ook hier de macht om de ministers
te ontslaan.
De Keniaanse grondwet voorziet in artikel 19, in de mogelijkheid om naast
gewone ministers, ook assistent-ministers te benoemen. Het is hun taak om de
gewone ministers en de vice-president bij te staan bij het vervullen van hun
verplichtingen. De assistent-ministers zullen net als de andere leden van de
uitvoerende macht worden gekozen uit de parlementsleden. Het recht om deze
personen te benoemen, omvat wederom het recht om ze te ontslaan uit hun
functie.
We zien duidelijk dat in Kenia de president zijn naaste vrienden en politieke
medewerkers kan belonen met een ministerpost. Dit is in het verleden dan ook
meermaals gebeurd. De situatie is zelfs ooit zo erg geweest dat bijna de helft
181
182
Art. 15 van de Keniaanse Grondwet.
Art. 16 van de Keniaanse Grondwet.
62
van de leden van het parlement in de regering zaten 183 . Op deze wijze werd de
situatie gecreëerd waarbij de regering geen enkele stemming in het parlement
kon verliezen. Het is daarom beter dat er in de grondwet een regel zou worden
ingeschreven die in een maximum aantal ministers voorziet.
In artikel 17 van de grondwet wordt bepaald dat de president een kabinet zal
samenstellen, dat bestaat uit de president zelf, de vice-president en de andere
(gewone) ministers. In afwezigheid van enige andere bepaling omvat het recht
om een kabinet samenstellen, ook het recht om de grootte ervan te bepalen 184 .
De macht om de grootte van het kabinet te bepalen, bevat ook het recht om de
ministerportefeuilles in te vullen. Op deze manier kan de president beslissen
welke minister welke post krijgt en zo kan hij de belangrijkste posten voor
zichzelf voorbehouden. In hetzelfde artikel 17 staat verder dat het de taak is
van het kabinet om de president te helpen en te adviseren. Hoe moet je deze
bepaling nu interpreteren, is de president gebonden door dit advies of niet?
Eerst en vooral wil ik er op wijzen dat de president volgens de letterlijke lezing
van de grondwet niet verplicht is om dit advies in te winnen. Niettemin bestaat
de verplichting wel en dit wordt afgeleid uit het feit dat er in de grondwet
voorzien wordt dat er een kabinet zal worden samengesteld. De grondwet zou
niet voorzien in de samenstelling van een kabinet als het niet de bedoeling is om
het te raadplegen 185 .
Is de president nu gebonden door dit advies of niet? Volgens de grondwet 186
draagt het kabinet de collectieve verantwoordelijkheid ten opzichte van het
parlement voor alle daden die begaan zijn onder toezicht van de president, vicepresident of enige andere ministers. Dit doet vermoeden dat de president
gebonden zal zijn door het advies van het kabinet 187 , want anders zal het die
verantwoordelijkheid nooit willen opnemen. Hierbij valt wel nog op te merken
dat artikel 17 niet stelt dat verantwoordelijkheid zal worden opgenomen voor
beslissingen van het kabinet. Deze (bewuste) weglating doet vermoeden dat het
183
G. MUIGOI, “Legal Constitutional reforms to Facilate Multi-Party Democracy: The Case of Kenya”, in Law
and the Struggle for Democracy in East-Africa, Nairobi, Claripress, 1996,539.
184
M. MWAGIRU, “A Review of Presidential Powers in Kenya, in Constitutional Law and Politics in Africa: A
Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, 265.
185
B. NWABUEZE, “The Hybrid Form: Mixture of an Executive Presidency and Elements of the Parliamentary
System”, in Constitutional Democracy in Africa Vol. 4 Forms of Governement, Ibadan, Spectrum Books, 2004,
178.
186
Art. 17 van de Keniaanse Grondwet.
187
B. NWABUEZE, “The Hybrid Form: Mixture of an Executive Presidency and Elements of the Parliamentary
System”, in Constitutional Democracy in Africa Vol. 4 Forms of Governement, Ibadan, Spectrum Books, 2004,
180.
63
de nooit de bedoeling is geweest om van het kabinet de werkelijk uitvoerende
autoriteit te maken 188 . Het feit dat collectieve verantwoordelijkheid enkel wordt
opgenomen voor beslissingen genomen onder toezicht van de president, vicepresident of enige andere ministers, impliceert dat de president als ultiem
beslissingsorgaan functioneert.
6.2.2. De president en de uitvoerende macht in Oeganda.
Als we er de grondwet van Oeganda op na slaan, dan zien we dat er een aantal
gelijkenissen zijn met de Keniaanse en Zimbabwaanse grondwet inzake de
uitvoerende macht. Doch vallen er ook enkele verschillen te bemerken.
Net zoals in Kenia en Zimbabwe, is de president van Oeganda zowel staatshoofd,
regeringsleider en hoofd van de gewapende troepen 189 . De grondwet bepaalt in
artikel 99 dat de uitvoerende macht bij de president ligt. De president zal aan
het hoofd van de uitvoerende macht komen te staan, maar hij zal worden
bijgestaan door de andere leden van de regering. Uit dit artikel kunnen we
eigenlijk al afleiden dat de president in Oeganda de touwtjes strak in handen
heeft.
In Oeganda zal de vice-president benoemd worden door de president 190 , maar in
tegenstelling tot in Kenia en Zimbabwe moet die benoeming evenwel worden
goedgekeurd door het parlement. Op die manier heeft de president geen
volledig vrij spel en neemt het parlement zijn functie als waakhond op volgens
het ‘check and balance’ principe 191 . Ook hier heeft de vice-president als taak de
president zo goed mogelijk bij te staan. Het zal de president zijn die hem
ontslaat uit zijn functie. Net als in de andere twee landen zal de vice-president
de functies van de president overnemen wanneer deze niet meer in staat is om
zijn ambt naar behoren te vervullen. Dit zal uiteraard maar tijdelijk zijn, tot aan
de nieuwe verkiezingen. In tegenstelling tot in Kenia, kan de vice-president wel
een nieuwe vice-president benoemen, de reden hiervoor ligt hem in het feit dat
188
B. NWABUEZE, “The Hybrid Form: Mixture of an Executive Presidency and Elements of the Parliamentary
System”, in Constitutional Democracy in Africa Vol. 4 Forms of Governement, Ibadan, Spectrum Books, 2004,
182.
189
Art. 98 van de Oegandese Grondwet.
190
Art. 108 van de Oegandese Grondwet.
191
Volgens dit principe moet elk van de drie machten (uitvoerende, wetgevende en rechterlijke) gecontroleerd
worden door de andere machten.
64
het parlement ook deze benoeming zal moeten goedkeuren 192 . Dus we mogen
niet voorbarig concluderen dat hij meer macht heeft dan de Keniaanse vicepresident.
Volgens artikel 111 van de grondwet zal het kabinet bestaan uit de president, de
vice-president en de kabinetsministers. Naast de kabinetsministers vinden we
ook nog gewone ministers in Oeganda. In Oeganda is het niet vereist dat de
vice-president en de ministers gekozen worden uit de leden van het parlement,
dit lijkt niet echt democratisch, maar dankzij de goedkeuringsvereiste van het
parlement zijn er voldoende democratische waarborgen 193 .
De kabinetsministers zijn diegene die volgens de president noodzakelijk zijn om
deel uit maken van het kabinet zodat de staat zo efficiënt mogelijk zal
functioneren. Net zoals de vice-president worden de kabinetsministers benoemd
door de president, mits goedkeuring door het parlement 194 . In Oeganda is er
wederom een waarborg ingebouwd om misbruik zoveel mogelijk tegen te gaan.
De grondwet legt een maximum aantal kabinetsministers op, namelijk
tweeëntwintig. Dit aantal kan wel uitgebreid worden als het parlement haar
goedkeuring hiervoor geeft. Een dergelijk goedkeuring heeft in verleden
meermaals plaatsgevonden 195 en als je weet dat er in Oeganda gedurende vele
jaren slechts één partij aan de macht was, dan hoeft het niet te verbazen dat het
parlement haar goedkeuring gaf. In tegenstelling tot in Kenia, bevat de
Oegandese grondwet geen bepaling inzake advies door het kabinet aan de
president. Dit wil echter niet zeggen dat het kabinet geen belangrijke positie
bekleedt. Artikel 111 stelt namelijk dat het de taak is van het kabinet om de
politieke lijn van de regering uit te stippelen en te implementeren. Uit deze
bepaling kan je afleiden dat het kabinet zich in een dominante positie bevindt ten
opzichte van de regering 196 .
Naast de kabinetsministers zijn er, zoals boven reeds is aangehaald, ook gewone
ministers. Ook zij zullen door de president benoemd worden. Het is hun taak
om de kabinetsministers bij te staan en te helpen om hun ambt zo goed mogelijk
192
Art. 109 van de Oegandese Grondwet.
A. KAMUR DAS, “Uganda Under Museveni”, Affrica Currents, 1999-2000, Vol. 16 No. 28, 56-74.
194
Art. 113 van de Oegandese Grondwet.
195
A. G. G. GINGYERA PINYCWA, “ To Be or Not to Be: The Precarious Status and Role of Parliaments in
the Transition to Democracy in East Africa”, The Uganda Journal, 1997, Vol. 44, 30-45.
196
B. NWABUEZE, “The Hybrid Form: Mixture of an Executive Presidency and Elements of the Parliamentary
System”, in Constitutional Democracy in Africa Vol. 4 Forms of Governement, Ibadan, Spectrum Books, 2004,
184.
193
65
te vervullen 197 . Hun functie valt dus te vergelijken met het ambt van assistentminister in Oeganda. Net zoals bij de kabinetsministers is het aantal ministers
beperkt, namelijk tweeëntwintig, tenzij het parlement haar goedkeuring geeft om
het aantal uit te breiden.
Tot slot wil ik hier nog wijzen op één belangrijk artikel inzake de
verantwoordelijkheid die de ministers moeten afleggen voor hun daden. In de
grondwet is bepaald dat de ministers individuele verantwoording verschuldigd
zijn aan de president voor daden begaan door hun ministeries 198 . De ministers
zijn collectief verantwoordelijk voor elke beslissing die is aangenomen door het
kabinet, ook hier zullen ze verantwoording verschuldigd zijn aan de president.
Doordat zowel de individuele verantwoording, als de collectieve verantwoording
moet worden afgelegd aan de president wordt nogmaals benadrukt wie er in
Oeganda de dominantie plaats inneemt ten opzichte van de rest van de
uitvoerende macht.
6.2.3. De president en de uitvoerende macht in Zimbabwe.
Volgens artikel 27 van de Zimbabwaanse grondwet is de president zowel
staatshoofd, regeringsleider en staat hij aan het hoofd van de gewapende
troepen. Een dergelijke bepaling is ons niet vreemd, want ze komt in alle drie de
grondwetten terug. Verderop in de grondwet bepaalt het artikel 31 H dat de
president aan het hoofd staat van de uitvoerende macht, maar dat hij die macht
ook kan delegeren aan zijn vice-president(en) en aan zijn ministers. De
werkelijke uitvoerende macht ligt dus bij de president en hij beoefent de macht
op advies van het kabinet 199 . Zoals ik boven reeds vermeldde, benoemt de
president in Zimbabwe de vice-president(en) en de ministers zonder de
toestemming van het parlement (vgl. met Kenia).
In Zimbabwe is het dus aan de president om de vice-president te benoemen, de
grondwet voorziet zelfs in de mogelijkheid om twee vice-presidenten te
benoemen 200 . De vice-president(en) zal worden gekozen uit de
parlementsleden. De vice-president heeft als taak om de president bij te staan
197
Art. 114 van de Oegandese Grondwet.
Art. 117 van de Oegandese Grondwet.
199
R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the
Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1309.
200
Art. 31 C van de Zimbabwaanse Grondwet.
198
66
en te helpen bij het uitoefenen van zijn ambt. De president kan aan de vicepresident ook nog andere taken toewijzen. De vice-president kan dus best een
ruime bevoegdheid hebben, maar dit is dan wel afhankelijk van de wil van de
president. Het benoemen en het ontslaan van de vice-president zijn beslissingen
die enkel en alleen door de president zullen worden genomen 201 . Als de president
niet meer in staat wordt bevonden om nog langer te regeren, dan zal de vicepresident zijn taak overnemen 202 . Deze macht is evenwel beperkt en ze omvat
niet alle bevoegdheden die de president normaal kan uitoefenen. Zo kan de
vervangende president geen nieuwe ministers benoemen, geen internationaal
verdrag ondertekenen en kan hij het parlement niet laten ontbinden. Net als in
Kenia en Oeganda is het duidelijk dat ook hier de vice-president een trapje lager
staat in hiërarchie dan de president.
De ministers zullen net als de vice-president benoemd worden door de president
en ook zij zullen allen parlementsleden zijn 203 . Het artikel 31 E bepaalt
vervolgens dat de president de macht heeft om hen te ontslaan uit hun functie.
De president heeft dus de macht om zelf een aantal parlementsleden te
benoemen en er staat hem dan ook niets in de weg om deze personen een
ministerambt toe te wijzen 204 . Net zoals in Kenia het geval is, heeft de president
hier de macht om bepaalde persoonlijke vrienden te belonen met een
ministerpost.
Naast de gewone ministers zijn er in Zimbabwe ook deputy-ministers. Het is hun
taak om de gewone ministers bij te staan en ervoor te zorgen dat alles vlot
verloopt in het ministerie. Hetzelfde artikel 31 D van de grondwet bepaalt dat de
deputy-ministers evenzeer benoemd zullen worden door de president. Voor hen
geldt dezelfde voorwaarde als voor de gewone ministers, namelijk dat ze lid
moeten zijn van het parlement.
Net als in Kenia en Oeganda vermeldt de grondwet dat er in Zimbabwe een
kabinet zal worden gevormd 205 . Het kabinet zal bestaan uit de president, de
vice-president en een aantal ministers die gemachtigd zijn om deel uit te maken
van het kabinet.
In Zimbabwe stelt de grondwet in artikel 31 H, duidelijk dat
201
J. HATCHARD, “The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for Africa ?”, Journal of African Law,
1990-91, Vol. 34-35, 79-101.
202
Art. 31 van de Zimbabwaanse Grondwet.
203
Art. 31 D van de Zimbabwaanse Grondwet.
204
J. MW. MAKUMBE, “Electoral Procedures and Processes in Zimbabwe”, in The State and the
Constitutionalism in Southern Africa, Harare, Sopes Books, 1998, 67.
205
Art. 31 G van de Zimbabwaanse Grondwet.
67
president zijn macht uitoefent op advies van het kabinet. Hetzelfde
grondwetsartikel voorziet echter meteen in een aantal uitzonderingen, zoals het
benoemen van de vice-president(en) en van de ministers. Het is belangrijk erop
te wijzen dat het kabinet in werkelijk niet als een echt controleorgaan van de
president functioneert 206 . Dit komt omdat de kabinetsministers hun positie
rechtstreeks te danken hebben aan de president. Het zou echter fout zijn om
zomaar te veronderstellen dat het kabinet niets in de pap te brokken heeft. De
ministers dragen immers de collectieve verantwoordelijkheid voor het kabinet en
sommige onder hen genieten grote steun van het parlement 207 . Het blijft
evenwel een feit dat de president een belangrijke machtspositie bekleedt ten
aanzien van de andere leden van de uitvoerende macht.
Zoals reeds is vermeld verleent het kabinet advies aan de president. De vraag is
nu of de president ook gebonden is door dit advies? De grondwet blijft op dit
vlak opvallend stil, wat weinig goeds doet vermoeden. Naar alle
waarschijnlijkheid zal de president, wanneer er een vertrouwensbreuk ontstaat
tussen hem en het kabinet, het kabinet grondig herschikken aangezien hij over
die macht beschikt.
6.2.4. Conclusie.
Na nader onderzoek van de relatie tussen de president en de rest van de
uitvoerende macht in de drie landen is gebleken dat de president een dominante
positie bekleedt. Dit is vooral het geval in Kenia en Zimbabwe, waar hij de enige
is die de vice-president en de ministers kan benoemen.
In Oeganda is er nog de
waarborg dat die benoeming moet worden goedgekeurd door het parlement.
Ook het maximum aantal kabinetsministers en gewone ministers, bieden een
bijkomende garantie op meer democratie. Hiermee wil ik niet gezegd hebben
dat er geen sprake is van enige democratie in Kenia en Zimbabwe.
De laatste jaren is er een tendens naar het herinvoeren van het premierschap,
deze trend wijst net op een verdere machtsdeling tussen de president en de rest
van de uitvoerende macht. Hierna zal de invoering van het ambt van eerste
minister verder worden besproken.
206
W. NEUBE en S. NZOMBE, “The Constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing”,
Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25.
207
J. HATCHARD, “The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for Africa ?”, Journal of African Law,
1990-91, Vol. 34-35, 79-101.
68
Afdeling 6.3. De relatie tussen de president en de eerste
minister.
6.3.1. De eerste minister in Kenia.
Ten tijde van de onafhankelijkheid voorzag de Keniaanse grondwet wel degelijk
in het ambt van eerste minister. Hij stond aan het hoofd van de uitvoerende
macht, terwijl de president een meer ceremoniële taak vervulde. In 1964 werd
de grondwet echter geamendeerd waardoor de duale splitsing tussen de twee
functies werd opgeheven 208 . Voortaan zou alle uitvoerende macht bij de
president komen te liggen.
Gedurende bijna veertig jaar zou de situatie ongewijzigd blijven en zal er geen
discussie omtrent het wederinvoeren van het premierschap zijn. Vanaf 2003
weerklinkt de stem van de oppositie luider en luider en men wil de macht van de
president inperken door de creatie van het ambt van eerste minister. Voor de
installatie van dit ambt, is er evenwel een grondwetswijziging nodig. Daarom
werd er in april 2003 een conferentie geopend die belast was met het
onderhandelen van een nieuwe grondwet 209 . Medio 2005 kwam er na moeizame
onderhandelingen uiteindelijk een voorlopige versie uit de bus. Een referendum
moest in oktober van dat jaar beslissen of de voorgestelde wijzigingen er zouden
komen of niet. Het voorstel bevatte een eerder zwakke omschrijving van het
eerste ministerschap, hij was te sterk afhankelijk van de president en zijn taken
waren te vaag omschreven 210 .
De oppositie, geleid door Odinga, voerde dan
ook campagne tegen het voorstel, terwijl de voorstanders geleid werden door
Kibaki. De nee-stemmers haalden hun slag thuis en het referendum werd met
57% van de stemmen afgewezen.
Zoals ik reeds in voorgaande hoofdstukken besprak, verliepen de
presidentsverkiezingen van 2007 nogal tumultueus. De uitslag werd fel
gecontesteerd en er was een bemiddeling nodig van Kofi Annan, voormalig
secretaris-generaal van de Verenigde Naties, om de situatie te ontdooien. Op
208
G. K. KIMONDO, , “ Constitutional Framework of the Kenya Governement”, in The citizen and the
Constitution, Nairobi, Claripress, 1996, 46.
209
A. RAKE, “Kenya: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara
(2008), London and New York, Routhledge, 2008, 595.
210
K. C. KATIBA, An Alternative Draft of a New Constitution of the Republic of Kenya: Building on Bomas and
Wako, Kampala, Eastern African Centre for Constitutional Development, 2007, 71.
69
28 februari 2008 werd er een overeenkomst gesloten tussen Kibaki en Odinga,
deze overeenkomst wordt: “The Harambee House Deal” genoemd 211 . Deze
overeenkomst voorziet in de installatie van een eerste minister, op deze manier
zal de macht van de president getemperd worden.
De grondwet moest geamendeerd worden om deze overeenkomst wettelijk te
verankeren. Er werd een nieuw artikel in de Keniaanse grondwet ingeschreven,
namelijk artikel 15 A.
Dit artikel voorziet officieel in de installatie van een
eerste minister. Dit artikel bepaalt dat de eerste minister benoemd zal worden
door het parlement en het parlement zal ook de macht hebben om hem uit zijn
functie te ontslaan. Het artikel 15 A heeft ook veranderingen met zich
meegebracht voor de benoemingen van de andere leden van de uitvoerende
macht. De ministers zullen in de toekomst ook worden benoemd door het
parlement, maar voor de rest verandert er wat hen betreft niets.
Het parlement heeft verder de bevoegdheid gekregen om het ambt van de
president in te vullen. Het probleem met deze laatste bepaling is dat ze nogal
vaag is, wat het niet gemakkelijk maakt om er een oordeel over te vellen, of om
de invulling van de bepaling te beoordelen.
Aangezien er een nieuwe functie gecreëerd werd bij de uitvoerende macht, werd
ook de samenstelling van het kabinet aangepast 212 . Het kabinet bestaat niet
alleen meer uit de president, de vice-president, en de (gewone) ministers, maar
ook uit de eerste minister.
Het artikel 23 van de grondwet stelt wel nog steeds dat de uitvoerende macht bij
de president ligt. We zien dus dat Kenia zeker en vast in de goede richting aan
het uitgaan is. We moeten wel nog afwachten hoe de machtsdeling juist zal
evolueren, want voorlopig kan er weinig uit de grondwet worden afgeleid.
6.3.2. De eerste minister in Oeganda.
Net zoals in Kenia, kende men ten tijde van de onafhankelijkheid een eerste
minister. Het was de latere president, Milton Obote, die de functie kreeg
toegewezen. Er was geen echt duidelijke afbakening tussen het ‘ceremoniële’
presidentschap en dat van het ‘uitvoerende’ ambt van de eerste minister,
211
212
Bron: “The Harambee House Deal”, Africa Confidential, Vol. 49 No.5, 2008.
Art. 17 van de Keniaanse Grondwet.
70
waardoor de kans op interne strubbelingen niet onbestaande was 213 . Waar de
grondwet van 1962 nog voorzag in de functie van een premier, was dit ambt in
de grondwet van 1967 reeds verdwenen. Nadat Obote in 1966 een staatsgreep
pleegde, verving hij meteen ook de bestaande grondwet waardoor het ambt van
eerste minister uit de grondwet verdween. Voortaan beoefende de president niet
enkel ceremoniële taken, maar bezat hij ook uitvoerende macht die voorheen
aan de eerste minister toebehoorde.
Het ambt van eerste minister is sinds 2005 terug grondwettelijk verankerd. Er
werd een nieuw artikel ingevoerd, namelijk het artikel 108 A. In werkelijkheid
was er echter langer een eerste minister aan de slag dan vanaf 2005. In 1980,
tijdens de tweede termijn van Obote, werd het premierschap terug ingevoerd,
maar de grondwet voorzag er niet in. In 2005 werden er zoals reeds boven is
gesteld, enkele amendementen toegevoegd aan de grondwet. Eén van die
amendementen was het herinvoeren van het ambt van eerste minister. De
huidige eerste minister van Oeganda is aan de slag sinds 5 april 1999 en zijn
naam is Apolo Nsibambi.
In tegenstelling tot in Kenia en Zimbabwe is het herinvoeren van het ambt van
eerste minister niet het resultaat van een machtsdeling tussen twee grote
politieke tegenstanders. In de twee andere landen kwam er via bemiddeling van
buitenaf 214 een compromis tot stand waardoor de president voortaan zijn macht
deelt met de kersverse eerste minister.
De eerste minister zal door de president worden benoemd, mits goedkeuring
door het parlement. Even verderop in artikel 108 A van de Oegandese grondwet
lezen we dat de president ook de macht heeft op de benoeming van de eerste
minister te herroepen. Hieruit kunnen we afleiden dat de president nog steeds
de sterkste positie zal bekleden in relatie met de eerste minister.
De premier staat aan het hoofd van alle zaken die met de regering te maken
hebben in het parlement en hij is verantwoordelijk voor de coördinatie en
implementatie van regeringsbeslissingen 215 . Verder kan hij nog andere taken
toegewezen krijgen door de president of door de grondwet.
De premier maakt net zoals de ministers deel uit van de uitvoerende macht,
daarom voorziet het geamendeerde artikel 111 dat het kabinet niet alleen
213
J. OLOKA ONYANGO, “Taminig the Executive: The History of and Challenges to Uganda’s ConstitutionMaking”, in Law and the Struggle for Democracy in East Africa, Nairobi, Claripress, 1996, 489.
214
In Kenia ging dit via Kofi Annan, in Zimbabwe ging dit via de toenmalige Zuid-Afrikaanse president Mbeki.
215
Art. 108 A van de Oegandese Grondwet.
71
bestaat uit de president en de ministers, maar dat de eerste minister er ook deel
van uit maakt.
In tegenstelling tot Kenia verandert de installatie van het eerste ministerschap
niets aan de benoemingen van de andere leden van de uitvoerende macht. Een
reden hiervoor kan zijn omdat de procedure een parlementaire goedkeuring
reeds verreist was.
De situatie in Oeganda is enigszins anders dan die van Kenia en Zimbabwe,
zeker als we naar de totstandkoming van het ambt kijken. Het ambt van eerste
minister is ook al veel langer een bekend fenomeen in Oeganda dan in de twee
andere landen. Wat we verder duidelijk zien is dat in Oeganda de president de
touwtjes strak in handen blijft hebben, want hij heeft de macht om de
benoeming van de premier te herroepen.
6.3.3. De eerste minister in Zimbabwe.
Zoals ik boven al aangaf zijn de grondwetten van de drie landen mede opgesteld
door de kolonisatoren. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de grondwet van
Zimbabwe in 1979 voorzag in het ambt van een eerste minister 216 . De president
bekleedde een eerder ceremoniële functie, naar het voorbeeld van de Engelse
koningin. De president bezat niet de werkelijke uitvoerende macht, die lag
echter bij de eerste minister. Eén van de enige reële machten die de president
bezat, was het benoemen en het ontslaan van de premier en de andere
ministers. Voor de uitoefening van al zijn andere taken moest de president het
advies inwinnen van de eerste minister en het kabinet 217 . De eerste minister
was het eigenlijke hoofd van de uitvoerende macht, nl. hij was samen met de
andere leden van het kabinet verantwoordelijk voor alle daden van de
uitvoerende macht ten aanzien van het parlement.
De eerste premier van Zimbabwe was Robert Mugabe, de man die vandaag de
dag nog steeds aan het hoofd staat van de uitvoerende macht, zij het dan als
president. In de tweede helft van de jaren ’80 waren er wat strubbelingen op
216
R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the
Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1287.
217
W. NEUBE en S. NZOMBE, “The Constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing”,
Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25.
72
constitutioneel en institutioneel gebied 218 . Het gevolg was dat de grondwet in
1987 op een aantal vlakken geamendeerd werd. De ‘Act No. 7’ van 1987 schafte
het ceremoniële presidentschap af en verving het voor een uitvoerend
presidentschap 219 . De uitvoerende president zou voortaan zowel de ceremoniële
als de uitvoerende taken, die vroeger aan de eerste minister waren
voorbehouden, op zich nemen.
Deze situatie zou gedurende een twintigtal jaren onveranderd blijven, tot
wanneer er op 28 maart 2008 nieuwe presidentsverkiezingen plaatsvonden. Het
werd een bittere strijd tussen de zittende president Mugabe en zijn uitdager
Tsvangirai. Net zoals in Kenia was er een externe bemiddelingspoging nodig om
de situatie te ontdooien. De bemiddelaar was, zoals eerder al is aangegeven, de
toenmalige president van Zuid-Afrika, Mbeki. De twee politieke tegenstanders
kwamen tot een akkoord en dit akkoord voorziet in een machtsdeling tussen
Mugabe en Tsvangirai. Mugabe blijft president en Tsvangirai neemt de taak van
premier op zich.
De huidige grondwet 220 voorziet nog niet in het ambt van eerste minister.
Daarom zal ik dit ambt bespreken aan de hand van de
machtsdelingovereenkomst tussen Mugabe en Tsvangirai. Het is de president
zelf die de eerste minister zal benoemen in overeenstemming met de
toekomstige grondwet 221 . De ministers en de deputy-ministers zullen nog steeds
door de president zelf benoemd worden, maar dit zal gebeuren na overleg met
de eerste minister 222 . De overeenkomst bepaalt verder dat zowel de president
als de eerste minister de uitvoerende macht uitoefenen. Dit wil echter niet
zeggen dat de president niet meer aan het hoofd staat van de uitvoerende
macht.
Net zoals in Kenia en Oeganda maakt de eerste minister deel uit van het kabinet.
Uit de machtsdelingovereenkomst valt af te leiden dat de voornaamste taak van
de eerste minister het verzekeren is van de uitvoering van de
kabinetsbeslissingen en het verzekeren van de goede werking van de
218
De ZAPU en de ZANU-PF partij fusioneren tot één blok en de voorbehouden zetels voor de blanke
minderheid staan ter discussie.
219
W. NEUBE en S. NZOMBE, “The Constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing”,
Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25.
220
De geamendeerde versie nr. 17.
221
Art. 20.1.3 J van de machtsdelingovereenkomst.
222
Art. 20.1.3 K van de machtsdelingovereenkomst.
73
regering 223 . Het grote probleem met de overeenkomst is, dat deze nogal vaag
blijft over de verdere bevoegdheidsafbakening tussen de president en de eerste
minister. Het valt af te wachten hoe de overeenkomst in de grondwet zal
worden geïmplementeerd en welke interpretatie eraan zal worden gegeven.
Voorlopig heb ik echter nog steeds geen recentere versie van de grondwet
gevonden.
223
Art. 20.1.4 E en F van de machtsdelingovereenkomst.
74
HOOFDSTUK 7: De relatie tussen de president en de
wetgevende macht.
Afdeling 7.1. Inleiding.
Hieronder zal ik de positie die de president bekleedt ten opzichte van de leden
van de wetgevende macht bespreken. Heeft de president een vetorecht, is hij lid
van het parlement, heeft hij stemrecht in het parlement, heeft hij de macht om
het parlement te ontbinden, kan hij rechtstreeks leden benoemen…? Op deze
vragen zal ik in dit hoofdstuk een antwoord proberen te geven door te kijken
naar de grondwettelijke bevoegdheden van de presidenten in de verschillende
landen. Als we naar de voorgaande hoofdstukken kijken, zien we dat de
presidenten van de drie besproken landen een vrij sterke positie bekleden. De
laatste jaren is op dit vlak niet echt veel veranderd. De creatie van het eerste
ministerschap kan hier evenwel een ommekeer betekenen, al valt dit nog af te
wachten want dat ambt is zich nog volop aan het ontwikkelen.
Afdeling 7.2. De president en de wetgevende macht.
7.2.1. De president en de wetgevende macht in Kenia.
Zoals in hoofdstuk 6 reeds aangegeven is, is de president zowel staatshoofd,
regeringsleider en staat hij aan het hoofd van de gewapende troepen. Het ware
echter beter geweest om een duidelijke scheiding te maken tussen staatshoofd
en regeringsleider 224 . Dankzij de creatie van het ambt van eerste minister werd
hier zeker en vast aan tegemoet gekomen, maar het is nog niet grondwettelijk
verankerd. Artikel 30 van de Keniaanse grondwet bepaalt dat de wetgevende
macht gezamenlijk uitgeoefend wordt door de president en het parlement. In
Kenia kent men, in tegenstelling tot Zimbabwe, een unicameraal stelsel. Dit wil
224
G. MUGOI, “Legal Constitutional Reforms to Facilate Multi-Party Democracy: The Case of Kenya”, in Law
and the Struggle for Democracy in East Africa, Nairobi, Claripress, 1996, 535.
75
zeggen dat er slechts één orgaan de drager van de wetgevende macht is en dat
dit ene orgaan de wetten zal aannemen.
De president en de rest van de uitvoerende macht spelen in Kenia een grote rol
in het gehele wetgevende proces 225 . Het begint allemaal bij het feit dat de
president zelf lid is van de wetgevende vergadering. Hetzelfde geldt voor de
andere leden van de uitvoerende macht, zoals de eerste minister, de vicepresident en de ministers 226 . Op deze manier wordt het principe van de
scheiding der machten buiten spel gezet, waardoor de kans op misbruik gevoelig
kan stijgen. Je kunt moeilijk verwachten dat het parlement haar controlerende
taak naar behoren zal vervullen als de gehele uitvoerende macht, inclusief het
hoofd ervan, zelf al deel uitmaakt van datzelfde parlement.
De president maakt niet alleen zelf deel uit van de wetgevende vergadering, hij
kan er ook een behoorlijk groot aantal leden toe benoemen, namelijk twaalf om
precies te zijn 227 . De overige leden van het parlement, tweehonderd-en-tien,
zullen door de bevolking worden verkozen. Op zich lijkt twaalf leden weinig op
een totaal van tweehonderd-en-tien, maar men mag niet vergeten dat ook de
andere leden van de uitvoerende macht al lid zijn van de wetgevende macht. Op
deze wijze kan de balans bij een nipte stemming overhellen naar een voordeel
voor de president.
Het parlement oefent haar wetgevende macht uit via wetten die gestemd worden
in de wetgevende vergadering. Als een wet wordt aangenomen door het
parlement, dan moet deze nog ter bekrachtiging worden voorgelegd aan de
president 228 . Net zoals in Oeganda en Zimbabwe, voorziet de Keniaanse
grondwet in artikel 46 in een vetorecht voor de president. Zo’n vetorecht heeft
als implicatie dat een wet, die door het parlement aangenomen is, geen
nationale wetgeving zal worden. Wanneer de president niet akkoord zou gaan
met de voorgelegde wetgeving, dan moet hij een memorandum opstellen waarin
hij de specifieke bepalingen aanduidt waarmee hij niet akkoord gaat. In dit
memorandum moet hij de nodige aanbevelingen doen naar de wetgevende
vergadering toe. Het parlement is dan opnieuw aan zet. Het kan enerzijds de
aanbevelingen van de president goedkeuren, waardoor er zich verder geen
225
G. K. KIMONDO, “Constitutional Framework of the Kenya Governement”, in The citizen and the
Constitution, Nairobi, Claripress, 1996, 47.
226
Art. 15, 15A en 16 van de Keniaanse Grondwet.
227
Art. 33 van de Keniaanse Grondwet.
228
Art. 46 van de Keniaanse Grondwet.
76
problemen meer zullen stellen. Anderzijds kan het parlement weigeren de
aanbevelingen in overweging te nemen. Wanneer het parlement weigert om de
aanbevelingen van de president in overweging te nemen, dan moet ze het
vetorecht van de president zien te ‘overrulen’. Het artikel 46 van de Keniaanse
grondwet bepaalt dat dit slechts mogelijk is, indien er een meerderheid van 65%
is. Het vetorecht maakt van de president een belangrijke pion in het
wetgevende proces. Het is een garantie dat wetgeving die niet strookt met zijn
visie er niet zo gemakkelijk zal doorkomen.
Verder bepaalt de grondwet in artikel 48 dat het parlement in bepaalde zaken
niet wetgevend kan optreden, tenzij op aanbevelen van de president. Het gaat
hier onder meer over belastingswetgeving (tenzij het een vermindering is),
wetgeving inzake de schulden die door de regering begaan zijn 229 ,… . Dankzij dit
artikel wordt de macht van het parlement verder beknot en er is ook geen
volledige controle mogelijk op de uitgaven van de regering, wat maakt dat het
principe van ‘check and balances’ tussen de drie machten niet van toepassing is.
Vervolgens heeft de president volgens artikel 52 enkele bevoegdheden in zijn
van functie als staatshoofd en in zijn functie als hoofd van de regering. Vanuit
zijn functie als staatshoofd kan hij zich op elk moment, dat hem gepast lijkt, tot
het parlement richten. Vanuit zijn functie als regeringsleider en als lid van het
parlement, kan hij aan alle vergaderingen en discussies deelnemen en heeft hij
bovendien stemrecht in het parlement. Het feit dat de president stemrecht heeft
in het parlement komt het democratische proces zeker niet ten goede. Het
principe van de scheiding der machten wordt op deze manier niet gerespecteerd
en wordt gewoon over het hoofd gezien.
Voorts heeft de president ook nog macht over het parlement inzake de
vergaderingen en de werking. De grondwet stelt dat het aan de president is om
te bepalen waar en wanneer elke parlementaire zitting zal plaats vinden 230 . Er
moet echter ministens één parlementaire zitting per jaar plaatsvinden. Dit
laatste is een magere garantie want als je effectief slechts één keer per jaar
vergadert, dan kan er niet van een wetgevende vergadering worden gesproken.
Volgens artikel 59 van de grondwet kan het parlement op elk moment door de
president ontbonden worden. Hij kan van dit recht gebruik maken als hij nieuwe
verkiezingen afkondigt, wanneer er een motie van wantrouwen tegen de regering
229
230
Voor een volledige opsomming verwijs ik naar artikel 48 van de Keniaanse grondwet.
Art. 58 van de Keniaanse Grondwet.
77
is gestemd maar de regering niet van plan is om af te treden of wanneer Kenia in
staat van oorlog verkeert. De enigste beperking aan dit recht is dat het
parlement voor niet langer dan vijf jaar kan ontbonden zijn. Het gevaar is dat
het recht om het parlement te ontbinden, kan dienen om het verkiezingsproces
de kop in te drukken en om de beslissing van de kiezers, die kandidaten
verkiezen voor een zekere en vaste termijn, ongedaan te maken 231 .
In tegenstelling tot Oeganda en Zimbabwe kan er in Kenia geen ‘impeachement
procedure’ door het parlement worden opgestart tegen de president 232 . Ook het
afkondigen van de noodtoestand, om zo het parlement buitenspel te zetten,
kwam reeds in hoofdstuk twee aan bod, dus ik zal hier niet verder op ingaan.
7.2.2. De president en de wetgevende macht in Oeganda.
In Oeganda is het parlement gedurende vele jaren een speelbal geweest van
president Museveni. Hij benoemde quasi alle leden en hij had het volledig onder
controle. Zo verliepen de stemmingen vroeger niet zo koosjer 233 en waren de
meeste zittingen niet openbaar voor het publiek 234 . Ik kan me inbeelden dat nu
er meer partijen zijn toegelaten in het parlement, er meer controle is op deze
wanpraktijken door de oppositiepartijen. De nadruk ligt wel nog steeds bij de
uitvoerende macht en bij de president. Zo zijn er regelmatig botsingen tussen
het parlement en de regering, omdat deze soms op een hardnekkige wijze
wetgeving wil doordrukken. Dit komt omdat de president onder grote druk staat
van buitenlandse investeerders (zoals de Wereldbank en het IMF 235 ) om een
gunstig klimaat te creëren, waardoor hij wetgeving poogt door te drukken zonder
enige vorm van debat 236 . Het gaat zelfs zo ver dat wanneer er over budgetten
wordt gediscussieerd, er dan eerst overleg moet zijn met de Wereldbank en het
IMF alvorens het parlement enige resolutie mag goedkeuren. Op deze manier
wordt de macht van het parlement op een onaanvaardbare wijze ingeperkt.
231
K. KIBWANA, Constitutional Law and Politics in Africa: A Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998,
268.
232
Zie hoofdstuk 2.
233
Via het ‘aye’-nay’ systeem, waarbij de voorzitter van het parlement geregeld de stemming vervalste.
234
J. OLOKA-ONYANGO, “Taming the President: Some Critical Reflections on the Executive and the
Separation of Powers in Uganda”, East Journal of Peace & Human Rights, 1995, Vol. 2 No.2, 189-208.
235
Internationaal Monetair Fonds.
236
N. BARAAZA, K. KIBKWANA en C.M. PETER, Constitutionalism in East Africa: Progress, Challenges
and Prospects in 1999, Fountain Publishers, Kampala, 1999, 51.
78
Net zoals in Kenia, kent Oeganda een unicameraal wetgevend stelsel, dus ook
hier is er slechts één enkel wetgevend orgaan aanwezig en ook in Oeganda is de
president zowel staatshoofd, regeringsleider, als hoofd van de gewapende
troepen 237 . Een andere opgaande vergelijking met Kenia is het feit dat de
president ook hier deel uitmaakt van de wetgevende vergadering. In
werkelijkheid komt echter zeer zelden voor dat hij zich als lid van het parlement
tot datzelfde parlement zal richten, hij zal dit veeleer doen vanuit zijn functie als
staatshoofd 238 .
In Kenia en Zimbabwe kan de president zelf een aantal parlementsleden
rechtstreeks benoemen. De Oegandese grondwet voorziet hier evenwel niet in.
Het Oegandese parlement is samengesteld uit verkozen parlementsleden en uit
een aantal vertegenwoordigers uit verschillende belangengroepen zoals het
leger, de vrouwenbeweging, de arbeidersbeweging en de beweging voor
personen met een handicap 239 . Het exacte aantal vertegenwoordigers dient door
het parlement zelf te worden vastgelegd. De vice-president en de ministers
zullen, indien ze nog geen deel uitmaakten van het parlement, lid worden van
het parlement. Deze bepaling lijkt in conflict te komen met het principe van de
scheiding der machten, maar artikel 78 van de Oegandese grondwet stelt
duidelijk dat ze in geen stemrecht hebben in het parlement.
Ook in Oeganda moet alle wetgeving die door het parlement wordt aangenomen,
ter bekrachtiging worden voorgelegd aan de president 240 . De president heeft op
dat moment drie keuzes: ten eerste kan hij de wet bekrachtigen, ten tweede kan
hij kan de wet terugsturen naar het parlement en vragen of ze opnieuw kan
worden bekeken of hij kan de voorzitter meedelen dat hij weigert de wet te
bekrachtigen. We zien dus dat de procedure in Oeganda uitgebreider is dan die
in Kenia. De president kan dus zoals gezegd de wetgeving terug sturen naar het
parlement.
Die wet zal dan opnieuw in overweging worden genomen. Wanneer
er opnieuw positief over geoordeeld wordt, dan zal de wetgeving opnieuw
worden voorgelegd aan de president. Het kan voorvallen dat de president voor
een tweede keer weigert de wet te bekrachtigen en ze dus terugstuurt naar het
parlement. Als de wet dan voor een derde keer door het parlement geraakt met
237
Art. 98 van de Oegandese grondwet.
B. NWABUEZE, “The Hybrid Form: Mixture of an Executive Presidency and Elements of the Parliamentary
System”, in Constitutional Democracy in Africa Vol. 4 Forms of Governement, Ibadan, Spectrum Books, 2004,
172.
239
Art. 78 van de Oegandese Grondwet.
240
Art. 91 van de Oegandese Grondwet.
238
79
een 2/3 meerderheid, dan is de bekrachtiging van de president niet langer
vereist. De derde mogelijkheid die de president heeft, is de bekrachtiging
eenvoudigweg weigeren. Artikel 91 van de grondwet stelt dan dat het parlement
de wet opnieuw in overweging ‘mag’ nemen en als deze een positieve
beoordeling krijgt, wordt ze opnieuw aan de president voorgelegd. De president
kan echter weer weigeren om ze te bekrachtigen, maar wanneer ze met een 2/3
meerderheid door het parlement was geraakt, dan zal ze in ieder geval wet
worden zonder de bekrachtiging van de president.
Net zoals in Kenia zien we dat de president over een vetorecht beschikt dat enkel
met een grote meerderheid overruled kan worden. Dankzij dit vetorecht wordt
de president op een hoger voetstuk geplaatst dan het parlement, en zijn positie
zal nog sterker zijn indien de meerderheid van de parlementsleden tot de partij
van de president behoren 241 .
Een andere opgaande vergelijking met Kenia, is dat het parlement niet zomaar
op alle vlakken wetgevend zal kunnen optreden 242 . Het gaat onder meer om de
belastingswetgeving (tenzij het om een vermindering gaat) en om wetgeving
betreffende schulden die door de regering begaan zijn. Het parlement zal
volgens artikel 93 enkel mogen optreden indien de regering deze bevoegdheid
overdraagt aan het parlement. In Kenia komt een dergelijke bevoegdheid toe
aan de president. In Oeganda is dit het domein van de regering, maar de
president staat toch aan de leiding van deze regering, dus de situatie blijft
enigszins vergelijkbaar. Voor een land zoals Oeganda, dat in niet geringe mate
afhankelijk is van buitenlandse investeerders, zou het misschien niet slecht zijn
om het parlement een grotere controlerende bevoegdheid te geven op financieel
vlak.
Wanneer er een nieuw parlement verkozen is, zal het de president zelf zijn die de
datum en de plaats vastlegt van de eerste zitting 243 . Er moet minstens één
parlementaire zitting om de twaalf maanden plaatsvinden.
Verder stelt de grondwet in artikel 101 dat de president zich aan het begin van
elk jaar tot het parlement moet richten om zijn beleidsverklaring voor te dragen.
241
Dit is in casu zo.
Art. 93 van de Oegandese Grondwet.
243
Art. 95 van de Oegandese Grondwet.
242
80
Hij mag zich ook op andere momenten tot het parlement richten, maar dit mag
enkel indien het om zaken van nationaal belang gaat 244 .
In Oeganda is het mogelijk dat het parlement een ‘impeachement procedure’
begint tegen de zittende president, deze procedure werd in hoofdstuk twee al
besproken. Ook de mogelijkheid tot uitroepen van de noodtoestand kwam reeds
in datzelfde hoofdstuk aan bod.
Wie zien in Oeganda dat het parlement in staat is om op een degelijke wijze haar
controlerende taak te vervullen. De president bekleedt er weliswaar een
superieure positie maar deze kan getemperd worden door het parlement.
7.2.3. De president en de wetgevende macht in Zimbabwe.
De grondwet die in 1980 werd opgesteld 245 , voorzag in een bicameraal stelsel.
Aan de ene kant had je het ‘huis van afgevaardigden’ 246 en aan de andere kant
had je de senaat. De leden van de senaat werden benoemd door de leden van
het huis van afgevaardigden. De leden van het huis van afgevaardigden werden
daarentegen wel rechtstreeks verkozen door het volk. Doordat de senaat niet uit
rechtstreeks verkozen leden bestond kon het nooit haar taak van controlerende
kamer opnemen; het was dan ook geen verrassing dat in 1989 de senaat werd
afgeschaft 247 .
In het huidige Zimbabwe is er weer sprake van een bicameraal stelsel, in
tegenstelling tot in Kenia en Oeganda. De senaat werd opnieuw ingevoerd 248 ,
maar deze keer werd in de grondwet ingeschreven dat de leden rechtstreeks
verkozen worden.
Artikel 32 van de Zimbabwaanse grondwet stelt dat de wetgevende macht in
Zimbabwe uitgeoefend wordt door het parlement en door de president. Het
parlement bestaat uit het huis van afgevaardigden en uit de senaat. Net zoals in
de twee voorgaande landen is de president van Zimbabwe lid van een
wetgevende kamer. In Zimbabwe is de president lid van de senaat 249 , zijn
lidmaatschap impliceert evenwel niet dat hij stemrecht heeft. De grondwet is op
244
De situatie verschilt hier toch wel van die in Kenia.
The Lancaster House Document.
246
The House of Assembly.
247
J. HATCHARD, “ The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for Africa”, Journal of African Law,
1990-91, Vol. 34-35, 79-101.
248
In 2005 op precies te zijn.
249
Art. 34 van de Zimbabwaanse Grondwet.
245
81
dit vlak duidelijk; artikel 46 stelt dat de president in geen van beide kamers
stemrecht heeft. Op deze manier wordt de scheiding der machten zo veel
mogelijk gewaarborgd.
Bij de bespreking van de situatie in Kenia, zagen we dat de president er de
macht heeft om zelf een aantal leden van het parlement te benoemen. In
Zimbabwe zien we dat de president zowel leden van het huis van afgevaardigden
zal benoemen, als leden van de senaat. Sinds het invoeren van het ambt van
eerste minister is de grondwet lichtjes gewijzigd. De machtsdelingovereenkomst
bepaalt dat de president zelf vijf senatoren mag aanduiden, daar komen er nog
eens negen bovenop 250 , maar die negen worden wel voorgedragen door drie
partijen 251 . Van de zesenzestig senatoren benoemt de president dus bijna 1/4 .
Het huis van afgevaardigden bestaat uit honderdvijftig leden, waarvan er twaalf
rechtstreeks door de president zullen worden benoemd 252 . Het gevaar op
politieke benoemingen en het gevaar voor vriendjespolitiek bij deze
benoemingen is niet geheel onbestaande. Dezelfde opmerking kan gemaakt
worden voor de situatie in Kenia. Als je de partijen zelf kandidaat-leden laat
voordragen, dan sluit je al in grote mate het risico uit 253 .
In artikel 46 van de Zimbabwaanse grondwet staat dat de president de macht
heeft om zich op elk moment tot de senaat of tot het huis van afgevaardigden te
richten. Deze bepaling gaat dus een stapje verder in vergelijking met Oeganda.
Als we verder lezen, dan staat er dat de president ook een gezamenlijke
vergadering van het huis van afgevaardigden en de senaat kan bijeenroepen,
bijwonen en hij kan de gezamenlijke vergadering toespreken. Zoals reeds eerder
vermeld is de president lid van de senaat, maar hij heeft er geen stemrecht. Het
is echter niet omdat hij lid is van de senaat, dat hij niet in het huis van
afgevaardigden zou mogen zetelen 254 . Maar in geen van beide wetgevende
kamers heeft de president stemrecht, dit in tegenstelling tot de andere leden van
de uitvoerende macht. Zij hebben wel stemrecht maar enkel in het huis van
afgevaardigden 255 .
Het is de taak van wetgevende macht om de wetten van het land te produceren.
Eens de wetten door het parlement zijn geraakt moeten ze ook in Zimbabwe
250
Art. 20.1.7 van de machtsdelingovereenkomst.
Drie door de ZANU-PF, drie door de MDC-T, en drie door de MDC-M.
252
Art. 38 van de Zimbabwaanse Grondwet.
253
Zoals men in Zimbabwe deels heeft gedaan met de benoemingen in de senaat.
254
Art. 46 van de Zimbabwaanse Grondwet.
255
Art. 47 van de Zimbabwaanse
251
82
bekrachtigd worden door de president 256 . Volgens artikel 51 van de grondwet
heeft de president twee keuzes: ofwel bekrachtigt hij de wet, ofwel weigert hij de
wet te bekrachtigen. Dus net zoals in Kenia en Oeganda kunnen we spreken van
een vetorecht voor de president, maar er vallen enkele verschillen te bespeuren
met de twee andere landen. Als de president weigert, dan wordt de wet terug
gestuurd naar het huis van afgevaardigden. Daar moet de respectievelijke wet,
binnen een tijdspanne van zes maanden, ondersteund worden een 2/3
meerderheid. Als aan deze voorwaarde voldaan wordt, dan zal de wet opnieuw
worden voorgelegd aan de president en deze keer zal hij ze wel moeten
bekrachtigen. In tegenstelling tot in Kenia en Oeganda, kan de president in
Zimbabwe slechts één maal weigeren om een wet te bekrachtigen. Dit lijkt mij
alleszins meer dan voldoende, want een vetorecht is een gevaarlijk instrument,
zeker als het in de handen van de foute persoon valt. Het parlement
weerspiegelt normaliter, de wil van het volk, daarom moet aan dit orgaan dan
ook het laatste woord worden gegeven.
De president heeft krachtens artikel 62 van de grondwet de macht om de plaats
en het tijdstip van de parlementaire zittingen te bepalen. Zoals in de twee
andere landen is er voorzien in een minimum aantal zitting per jaar, zo moeten
er in Zimbabwe ten minste twee parlementaire zittingen per jaar plaatsvinden.
Verder voorziet de grondwet dat de president op elk moment de macht heeft om
het parlement te ontbinden 257 . Wanneer het parlement effectief ontbonden is,
dan moeten er onmiddellijk nieuwe verkiezingen komen. Het gaat hier om een
behoorlijk ruime bevoegdheid, want nergens in artikel 63 van de grondwet valt
te lezen dat er een reden voorhanden moet zijn.
Een bepaling met betrekking tot het presidentiële optreden inzake
belastingswetgeving vinden we in de Zimbabwaanse grondwet niet terug, dit in
tegenstelling tot Kenia en Oeganda. Verder maak ik hier dezelfde slotopmerking
als bij de twee andere landen, namelijk dat de ‘impeachement procedure’ en het
uitroepen van de noodtoestand in hoofdstuk twee reeds aan bod zijn gekomen.
256
257
Art. 51 van de Zimbabwaanse Grondwet.
Art. 63 van de Zimbabwaanse Grondwet.
83
HOOFDSTUK 8: De relatie tussen de president en de
rechterlijke macht.
Afdeling 8.1. Inleiding.
In dit hoofdstuk zal ik de relatie tussen de president en de rechterlijke macht van
de drie verschillende landen bespreken. De grondwet is uiteraard ‘het’
basisdocument dat hierbij zal gehanteerd worden. Ik zal onder meer een
overzicht proberen te geven van de structuur van de rechterlijke macht, welke
benoemingen via de president verlopen (zowel rechtstreeks als onrechtstreeks),
van de eventuele presidentiële tussenkomsten in een rechtzaak,… . Verder zal ik
ook proberen na te gaan of de rechterlijke macht haar controle functie op een
behoorlijke wijze kan vervullen. De relatie tussen de president en deze derde
macht, zal in elk geval grondig verschillen van de relatie tussen de president en
de twee reeds besproken machten. De reden hiervoor is eenvoudig; het staat
als een paal boven water dat hij geen lid zal zijn van de rechterlijke macht,
waardoor de kans op enige conflicten afneemt. Hiermee wil ik weliswaar niet
gezegd hebben dat er zich een kans op conflicten zal voordoen.
Afdeling 8.2. De president en de rechterlijke macht.
8.2.1. De president en de rechterlijke macht in Kenia.
De relatie tussen de uitvoerende macht en de rechterlijke macht in Kenia is geen
stabiele relatie. De rechterlijke macht heeft niet echt de kans en de macht om
op een onafhankelijke wijze te functioneren.
Als we de grondwet er op naslaan dan lezen we in artikel 27 dat de president
over een genademaatregel beschikt. Hij heeft de macht om een veroordeelde
persoon genade te verlenen of om zijn straf om te zetten in een minder streng
strafregime. De president oordeelt wel niet alleen, hij zal zich laten bijstaan door
84
een speciaal adviescomité 258 . Het adviescomité kent twee zwaktes, de eerste is
het feit dat de leden benoemd worden door president zelf; dit maakt dat het niet
in niet volle onafhankelijkheid zal functioneren. Het tweede zwakke punt van het
adviescomité is dat de president niet verplicht is om het advies te volgen; het is
niet bindend 259 . Via de genademaatregel kan de president dus een beslissing
van een rechtscollege ongedaan maken. Het adviescomité staat niet erg stevig
in haar schoenen, wat met zich meebrengt dat de president hier over
discretionaire bevoegdheid beschikt.
Voor de goede werking van de rechterlijke macht is het noodzakelijk dat er een
aantal algemene principes gerespecteerd worden. De onafhankelijkheid moet
gewaarborgd blijven, de rekrutering moet op basis van competentie zijn, de
leden (vooral de rechters) moeten van vastheid van benoeming genieten en er
moet vertrouwen zijn in de wetgeving van het land 260 .
Het hoogste rechtscollege van het land is het ‘High Court’, vrij vertaald
hooggerechtshof en de voorzitter van het High Court is de Chief Justice. Hij is de
machtigste rechter van heel Kenia en hij geeft mee vorm aan het beleid van de
rechterlijke macht. De Chief Justice zal benoemd worden door de president
zelf 261 , de president zal hiervoor geen enkel advies moeten inwinnen, hij beslist
alleen. Dit geeft aan de president een zeer grote discretionaire bevoegdheid. De
overige rechters van het High Court zullen eveneens benoemd worden door de
president, zij het wel op advies van de ‘Judicial Service Commission’. Ook de
rechters bij het Hof van Beroep (Court of Appeal), worden op dezelfde wijze
benoemd. Deze commissie heeft de bevoegdheid gekregen om de president te
adviseren wie er al dan niet een benoeming verdient. Het valt echter op dat het
vooral de president zelf is die de benoemingsprocedure beheerst 262 . De reden
hiervoor is eenvoudig, als je artikel 68 van de Keniaanse grondwet leest, dan zie
je dat de meerderheid van de leden van de Judicial Service Commission
benoemd worden door de president. Het zou daarom beter zijn om een
parlementair comité te installeren dat zich voortaan met de juridische
258
Art. 28 van de Keniaanse Grondwet.
Art. 29 van de Keniaanse Grondwet.
260
K. KIBWANA, “Courts, Lawyers and the Judicial System”, in Constitutional Law and Politics in Africa: A
Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, 497.
261
Art. 61 van de Keniaanse Grondwet.
262 262
K. KIBWANA, “Courts, Lawyers and the Judicial System”, in Constitutional Law and Politics in Africa:
A Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, 498.
259
85
benoemingen bezig zal houden. Enkel op die manier is er een garantie dat de
meest competente personen benoemd zullen worden 263 .
Als je wil dat er sprake is van een onafhankelijke rechterlijke macht, die haar
taken naar behoren kan uitvoeren, dan moeten de rechters genieten van
vastheid van benoeming 264 . De vastheid van benoeming laat hen toe om hun
beroep uit te oefenen zonder angst voor enige represailles, zoals een dreigend
ontslag. In Kenia genieten spijtig genoeg niet alle rechters van de vastheid van
benoeming. Dit zijn dan contractuele rechters, wiens contracten na een
bepaalde periode hernieuwd moeten worden. Deze rechters gaan zeker twee
keer nadenken als ze een moeilijke zaak krijgen toegewezen. Zij zullen hun
contract willen hernieuwen, waardoor zij soms een andere uitspraak zullen doen
dan wanneer ze wel van de vastheid van benoeming genieten 265 . Op deze
manier wordt de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht niet gerespecteerd.
Het is niet omdat je van vastheid van benoeming geniet, dat je niet ontslagen
kan worden. Een rechter kan in Kenia ontslagen worden wanneer een zware fout
heeft begaan of wanneer hij niet langer in staat is om zijn beroep uit te oefenen.
Als er zich een situatie van eventueel ontslag voordoet, dan moet de president
een tribunaal samenstellen. Dit tribunaal zal advies geven aan de president,
maar de president is er niet door gebonden. Het grote probleem met het
tribunaal, is dat het een ad hoc tribunaal is dat steeds opnieuw benoemd zal
worden. Het is de president zelf die de leden zal benoemen, waardoor het niet
geheel onafhankelijk kan opereren.
8.2.2. De president en de rechterlijke macht in Oeganda.
De meeste overheden hebben graag een rechterlijke macht die zo weinig
mogelijk haar controlerende taak op zich zal nemen. De controle wordt
uitgevoerd door de rechtbanken en door de rechters die er deel van uitmaken.
Het Oegandese kabinet had hieromtrent een voorstel uitgewerkt, opdat de
controle zou worden afgezwakt. Ze wou de vereiste ervaring voor rechters
afzwakken van vijftien, naar tien jaar voor rechters van het Supreme Court. Op
263
G. MUGOI, “Legal Constitutional Reforms to Facilate Multi-Party Democracy: The Case of Kenya”, in Law
and the Struggle for Democracy in East Africa, Nairobi, Claripress, 1996, 537.
264
Art. 62 van de Keniaanse Grondwet.
265
G. K. KIMONDO, “Separation of Powers/Control of Executive Power”, in The Citizen and the Constitution,
Nairobi, Claripress, 1996, 52.
86
die manier zouden er minder ervaren rechters deel uitmaken van de rechterlijke
macht en zo zouden de rechters minder onafhankelijk worden 266 . Dit voorstel is
er gelukkig niet doorgekomen, maar het geeft ons wel de kans om een beeld te
vormen van de relatie tussen de uitvoerende en de rechterlijke macht.
Net zoals in Kenia en Zimbabwe, kent de grondwet aan de Oegandese president
een genaderecht toe 267 . Hij kan de straf van een veroordeelde volledig
kwijtschelden of hij kan de straf omzetten en hij kan de opgelegde straf
verminderen. De president heeft echter niet de macht om dit recht alleen uit te
oefenen, hij zal worden bijgestaan door een adviescomité (vergelijk met Kenia).
Het comité telt zeven leden en van die zeven leden zullen er zes benoemd
worden de president zelf. Dit maakt dat het adviescomité niet in volle
onafhankelijkheid zal functioneren. Gelukkig zijn de leden van het adviescomité
niet voor het leven benoemd, maar slechts voor een periode van vier jaar. In
tegenstelling tot Kenia, is de president wel verplicht om het advies van het
comité te volgen.
Als we nu verder kijken naar de grondwet dan lezen we in artikel 128, dat de
rechtbanken in volledige onafhankelijkheid recht zullen spreken en dat er geen
inmenging van buitenaf zal zijn. Het is zeker en vast positief dat de grondwet
nog eens benadrukt dat rechterlijke macht onafhankelijk moet zijn. Want het de
rechterlijke macht heeft als taak om de uitvoerende en de wetgevende macht te
controleren en te verbeteren.
In Oeganda heb je drie belangrijke rechtbanken: het Supreme Court, het Court
of Appeal, en het High Court 268 . Het Supreme Court is de hoogste rechterlijke
instantie van het land, het is de beroepsinstantie voor de beslissingen van het
Court of Appeal 269 . Het Court of Appeal dient dan weer als beroepsinstantie voor
de beslissingen van het High Court. Maar de grondwet bepaalt in artikel 137 dat
het Court of Appeal een tweede functie heeft, nl. het is het Court of Appeal dat
alle interpretatievraagstukken betreffende de grondwet zal oplossen.
Volgens artikel 133 van de grondwet is de Chief Justice het hoofd van de
rechterlijke macht en is hij dus verantwoordelijk voor de gehele administratieve
266
J. A. OKUKU, “Beyond Third Term Politics: Constitutional Reform and Democratic Governance in
Uganda”, East African Journal of Prace & Human Rights, 2005, Vol. 11 No. 2, 182-219.
267
Art. 121 van de Oegandese Grondwet.
268
Art. 129 van de Oegandese Grondwet.
269
Art. 132 van de Oegandese Grondwet.
87
werking van de rechterlijke macht. Naast hoofd van de rechterlijke macht, is hij
ook nog eens rechter en voorzitter van het Supreme Court 270 .
In artikel 142 van de grondwet worden de benoemingen van de verschillende
rechters uitgewerkt. Er wordt bepaald dat de Chief Justice, de rechters van het
Supreme Court, de rechters van het Court of Appeal en de rechters van het High
Court door de president zullen worden benoemd. Hierbij dient de president, net
zoals in Kenia, het advies in te winnen van de ‘Judicial Service Commission’ en
dient de benoeming te worden goedgekeurd door het parlement. In de
Oegandese grondwet werd dus een extra ‘veiligheidsmaatregel’ ingebouwd,
namelijk de vereiste goedkeuring door het parlement. Je kunt het vergelijken
met de macht die de Oegandese president heeft met betrekking tot het
benoemen van de ministers, ook hier is de goedkeuring van het parlement
vereist. De Judicial Service Commission telt zeven leden en is behoorlijk
evenwichtig samengesteld. Toch heeft de president de macht om twee leden van
de commissie rechtstreeks te benoemen, de enige veiligheid die is ingebouwd, is
weerom de vereiste dat de benoemingen door het parlement moeten worden
goedgekeurd 271 . Zoals ik al vermeldde, is het de taak van de commissie om te
president te adviseren bij het benoemen van de verschillende rechters 272 .
Gedurende de jaren van het éénpartijstelsel stelde de veiligheidsmaatregel,
namelijk de goedkeuring door het parlement, weinig voor. De reden hiervoor is
éénvoudig: alle leden van het parlement waren lid van dezelfde politieke partij
als de president!
In Oeganda genieten alle rechters van vastheid van benoeming 273 , in
tegenstelling tot Kenia waar, zoals ik al stipuleerde, ook contractuele rechters
aan de slag zijn. De rechters kunnen slechts ontslagen worden wanneer ze niet
meer in staat zijn om hun beroep naar behoren uit te oefenen of wanneer ze zich
ernstig misdragen hebben. De procedure wordt in gang gezet door ofwel het
kabinet of door de Judicial Service Commission, die moeten oordelen of er al dan
niet een onderzoek naar een rechter moet komen. Als het oordeel positief is,
dan is de taak van de president om een tribunaal samenstellen 274 . Dit tribunaal
zal moeten oordelen over het al dan niet ontslaan van de bewuste rechter. Het
270
Art. 130 van de Oegandese Grondwet.
Art. 146 van de Oegandese Grondwet.
272
Art. 147 van de Oegandese Grondwet.
273
Art. 144 van de Oegandese grondwet.
274
Vergelijk met Kenia.
271
88
is de president zelf die de rechter zal ontslaan, maar hij is hierbij wel gebonden
door de beslissing van het tribunaal. Dit biedt in voldoende mate een garantie
opdat de procedure objectief zou verlopen.
Tot slot wil ik nog opmerken dat er de laatste jaren in Oeganda een enorme
vooruitgang is geboekt en dat de rechterlijke macht er steeds actiever begint op
te treden 275 .
8.2.3. De president en de rechterlijke macht in Zimbabwe.
Ten tijde van de onafhankelijkheid, lag de rechterlijke macht niet bij hoven en
rechtbanken. Dit had tot gevolg dat sommigen beweerden dat er geen aparte
rechterlijke macht was, maar dat deze ingebed zat in de wetgevende macht.
Namelijk in de macht om de wetten van het land te maken 276 . In 1990 kwam er
duidelijkheid, voortaan bepaalt artikel 79 van de grondwet uitdrukkelijk dat de
rechterlijke macht bij de hoven en rechtbanken van Zimbabwe ligt 277 .
Net zoals in Kenia en Oeganda voorziet de grondwet in Zimbabwe in een
genaderecht van de president 278 . De president kan de straf kwijtschelden,
omzetten in een minder strenge straf of hij kan de strafuitvoering opschorten. Je
zou verwachten dat de president, net zoals in Kenia en Zimbabwe, ook hier het
advies zal moeten inwinnen van een comité. Dit is in casu echter niet het geval,
de grondwet zwijgt in alle talen over een eventueel in te winnen advies.
Dit heeft als gevolg dat de president een ruime discretionaire bevoegdheid krijgt
en dat hij de beslissingen van de hoven en rechtbanken zomaar naast zich neer
kan leggen. Dit is toch wel een groot verschil in vergelijking met de twee andere
landen. In het verleden heeft de president meermaals van dit recht gebruik
gemaakt, maar dit gebeurde niet zonder de nodige commotie. Zo verleende de
president (Mugabe) in 2001 algemene amnestie aan alle personen die een
politiek geïnspireerd misdrijf begingen 279 . De genademaatregel omvatte een
veelvoud aan misdrijven zoals: geweldpleging, vernieling van eigendom,
kidnapping, intimidatie, moord,… . Er kwam een stroom van protest op gang
275
E. BUSSEY, “Constitutional Dialogue in Uganda”, Journal of African Law, 2005, Vol. 49 No. 1, 1-23.
J. HATCHARD, “The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for America”, Journal of african Law,
1990-91, Vol. 34-35, 79-101.
277
Specifiek gaat het over het Supreme Court en het High Court.
278
Art. 31 I van de Zimbabwaanse Grondwet.
279
R. MURRAY, “Challenging Restrictions on the Right to Protection of the Law in Zimbabwe”, Journa l of
African Law, 2001, Vol. 45 No. 2, 231-235.
276
89
tegen deze maatregel, want voor de vele slachtoffers was het dus onmogelijk
geworden om voor de rechtbank genoegdoening te eisen.
De rechterlijke macht bestaat in Zimbabwe uit: de Chief Justice, uit de rechters
van het Supreme Court, uit de rechters van het High Court, en uit alle andere
voorzitters van rechtbanken die ondergeschikt zijn aan het Supreme Court en
aan het High Court 280 . Verder stelt artikel 79 B van de grondwet uitdrukkelijk
dat een lid van de rechterlijke macht zijn taken in volle onafhankelijkheid zal
uitoefenen. Net zoals in Oeganda wordt de onafhankelijkheid van de rechterlijke
macht extra benadrukt in de grondwet.
In Zimbabwe heb je zoals in Kenia, twee belangrijke rechtbanken, met name het
Supreme Court en het High Court. Het Supreme Court is de hoogste rechterlijke
instantie van het land en het doet dienst als laatste beroepsinstantie voor de
beslissingen van het High Court 281 . Het High Court is de op één na hoogste
rechtbank van Zimbabwe en is de beroepsinstantie voor beslissingen van alle
lagere rechtbanken 282 . Als we de relevante grondwetsartikels (art. 80 en 81) er
op naslaan, dan valt één zaak op: de Chief Justice is zowel lid van het Supreme
Court als van het High Court. Een mogelijke verklaring hiervoor kan je vinden in
het feit dat de Chief Justice aan het hoofd staat van de rechterlijke macht en dat
dit op deze wijze in de grondwet is weergegeven.
De benoemingsprocedure van de rechters van het Supreme Court en het High
Court is een combinatie van de situatie in Kenia en Oeganda. Vooreerst moet
volgens artikel 84 van de grondwet ook hier het advies worden ingewonnen van
de Judicial Service Commission. De commissie bestaat uit zes leden, waarvan er
ten minste drie door de president zullen worden benoemd 283 . Tot hier is de
situatie vergelijkbaar met de twee andere landen. De president is echter niet
verplicht om het advies van de Judicial Service Commission te volgen. Indien hij
het advies niet volgt, dan moet de president zo snel mogelijk het huis van
afgevaardigden hiervan op de hoogte stellen. Nergens staat echter in de
grondwet dat het huis van afgevaardigden haar goedkeuring zal moeten geven
voor de benoeming (in tegenstelling tot in Oeganda).
280
Art. 79 A van de Zimbabwaanse Grondwet.
Art. 80 van de Zimbabwaanse Grondwet.
282
Art. 81 van de Zimbabwaanse Grondwet.
283
Art. 90 van de Zimbabwaanse Grondwet.
281
90
Ook in Zimbabwe genieten de rechters van de vastheid van benoeming 284 , ze
kunnen dus niet zomaar ontslagen worden. Het artikel 87 van de grondwet
bepaalt wanneer de rechters al dan niet ontslagen kunnen worden. Een rechter
van Supreme Court of van High Court zal slechts ontslagen worden wanneer hij
zich ernstig misdragen heeft of wanneer hij niet langer in staat is om zijn beroep
naar behoren uit te oefenen. De procedure wordt opgang getrokken door de
president zelf of door de Chief Justice. Indien de vraag over een eventueel
ontslag zich stelt, dan zal de president een tribunaal samenstellen. Dit tribunaal
oordeelt over een eventueel ontslag van de betrokken rechter, maar het
tribunaal heeft niet de macht om de rechter te ontslaan. Het is de president zelf
die de rechter ontslaat, hij dient hierbij wel het advies van het tribunaal te
volgen. In casu heeft de president dus geen discretionaire bevoegdheid, tenzij
wat de samenstelling van het tribunaal betreft.
De rechterlijke macht heeft in Zimbabwe steeds op een onafhankelijke wijze
kunnen functioneren. De uitvoerende macht heeft de onafhankelijkheid van de
rechterlijke macht steeds geaccepteerd, zelfs wanneer het beslissingen nam die
tegen de belangen van uitvoerende macht ingingen 285 .
Afdeling 8.3. De ombudsman in Zimbabwe.
In Zimbabwe kent men net als in vele Europese landen het ambt van
ombudsman 286 . De ombudsman behoort niet tot één van de drie specifieke
machten, maar hij leunt misschien wel het dichtst aan tegen de rechterlijke
macht. De taak van de ombudsman bestaat erin om klachten te onderzoeken
van daden die begaan zijn door leden de uitvoerende macht of door de lokale
overheden 287 . Dit is dan de reden waarom ik het statuut van de ombudsman in
deze afdeling kort zal bespreken.
De ombudsman zal benoemd worden door de president op advies van de Judicial
Service Commission 288 . Net zoals bij de benoeming van de rechters, is de
president niet verplicht om het advies van de commissie te volgen. Als hij dit
284
Art. 86 van de Zimbabwaanse Grondwet.
J. HATCHARD, “The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for America”, Journal of african Law,
1990-91, Vol. 34-35, 79-101.
286
In Kenia en Oeganda kent men het ambt van ombudsman niet.
287
R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the
Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1309.
288
Art. 107 van de Zimbabwaanse Grondwet.
285
91
niet doet, dan is hij wel verplicht om het huis van afgevaardigden hiervan op de
hoogte te stellen. Ook hier staat er verder niets in de grondwet dat erop wijst
dat het huis van afgevaardigden haar goedkeuring zal moeten verlenen voor de
benoeming.
In het artikel 108 van de grondwet vinden we de taken die de ombudsman zal
uitoefenen terug. Het betreft hier een onderzoekstaak die tweeledig is.
Ten eerste gaat om zaken die begaan zijn door een ministerie of door een
administratief departement of door lid ervan. Welke zaken ? Elke zaak waarbij
een persoon onrecht is aangedaan door het optreden van het ministerie of
departement en waarbij het onwaarschijnlijk is dat er een remedie voorhanden is
via een procedure voor een rechtbank.
Ten tweede gaat het om schendingen van de ‘Declaration of Rights 289 ’, die
begaan zijn door een ministerie of door een administratief departement of een lid
ervan.
De ombudsman zal dus enkel onderzoekstaken kunnen uitoefenen wanneer de
schending begaan is door een deel van de uitvoerende macht. Hij is geen deel
van de rechterlijke macht, maar hij heeft wel voor een stuk dezelfde macht als
de rechterlijke macht. Daarom dat de bevoegdheden van de ombudsman in deze
afdeling werden behandeld.
289
De Declaration of Rights is terug te vinden in de artikelen 11 tot 26 van de Zimbabwaanse grondwet. Het
betreft hier een aantal fundamentele rechten zoals het recht op leven, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van
beweging, recht op eigendom,… .
92
HOOFDSTUK 9: Besluit.
Deze masterproef is voor mij persoonlijk een leerrijke trip geweest doorheen de
sociale, politieke en culturele aspecten van Kenia, Oeganda en Zimbabwe.
Ik zou dan ook, bij wijze van slot, enkele besluiten willen trekken en nog enkele
opmerkingen willen maken bij bepaalde punten.
De drie grote materiële voorwaarden voor de presidenten zijn op een objectieve
wijze in de grondwet ingeschreven. Dit maakt dat de kans op misbruik ervan
zeer gering zal zijn. Er zullen zich eerder problemen voordoen met de
procedurele voorwaarden waaraan de verschillende kandidaten moeten voldoen.
In Oeganda en Zimbabwe wordt gewerkt met een orgaan dat los staat van de
partijpolitiek. In Kenia daarentegen is de kans op misbruik gevoelig groter. De
kans bestaat dat er zelfs nooit officiële presidentsverkiezingen zijn, op
voorwaarde dat je als enige kandidaat verkozen wordt tot parlementslid. Het
zou beter zijn, als men zijn kandidatuur bij een onafhankelijke instantie moet
indienen, zoals dit nu het geval is in Oeganda en Zimbabwe.
Vervolgens heb ik de problematiek van de Third Term Politics uitgebreid
besproken. Er is een lange weg afgelegd in deze thematiek maar deze liep niet
altijd over rozen. Het valt ten zeerste te betreuren dat Oeganda als enige van de
drie landen een andere weg inslaat. Kenia heeft als eerste het goede voorbeeld
gegeven door het aantal ambtstermijnen te beperken en Zimbabwe is enkele
jaren later gevolgd. De druk van buitenlandse geldschieters zou in op lange
termijn de situatie in Oeganda kunnen doen omslaan. Als dit niet gebeurt dan is
de kans groot dat er slechts na de door van Museveni ruimte zal zijn voor
verandering.
De recentste verkiezingen zijn in alle drie de landen gingen niet van een leien
dakje, zowel de aanloop naar de verkiezingen, als de uitkomst zijn niet
vlekkeloos verlopen. Het recht van vrijheid van vereniging en het recht op vrije
meningsuiting worden niet altijd gerespecteerd door de regering. De oppositie
moet gelijkwaardig behandeld worden zodat de verkiezingen eerlijk en vrij
kunnen verlopen. In Kenia en Zimbabwe zijn er zaken gebeurd die te betreuren
vallen. Gelukkig is na diplomatiek gelobby een oplossing uit de bus gekomen.
Hopelijk zullen de verkiezingen in de toekomst op een eerlijkere en vrijere
manier verlopen.
93
Een andere opvallende, en uitermate positieve trend, is het verlaten van het
eenpartijstelsel door de drie landen. Er is gewoon geen enkel goed argument om
voor de handhaving van het eenpartijstelsel te pleiten. Eén voor één heb ik
getracht om de meest courante pro-argumenten te weerleggen. Ook al wordt
het de verschillende oppositiepartijen niet gemakkelijk gemaakt, het feit dat er
niet langer slechts één partij toegelaten is, is een indicatie dat zowel Kenia,
Oeganda, als Zimbabwe de goede richting uitgaan.
Het begrip etniciteit speelt een niet onbelangrijke rol in de politieke situatie van
de besproken landen. Er zijn in het verleden meer dan eens spanningen geweest
tussen inheemse bevolkingsgroepen, maar ook met migranten. De
verkiezingsresultaten in Kenia hebben tot etnisch geweld geleid, het
grondenbeleid dat president Mugabe in Zimbabwe voert ,zorgt voor interne
spanningen tussen blanken en zwarten,... . We moeten ergens wel een nuance
maken. De etnische spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen is niet
iets dat alleen in Afrika voorkomt. In alle werelddelen kent men dit fenomeen,
verleden maand nog waren er rellen met de indianen bevolking in Peru. Ik kan
enkel hopen dat op een dag etnisch gerelateerd geweld voorgoed verbannen
wordt.
Verder heb ik de relatie tussen de president en de uitvoerende macht besproken.
De president en de uitvoerende zijn op verschillende manieren met elkaar
verweven en de president heeft een grote invloed op de uitvoerende macht. In
Kenia en Zimbabwe heeft hij een grote discretionaire bevoegdheid inzake de
benoemingen van de ministers. In Oeganda is er op dit vlak toch enige controle
mogelijk door het parlement. De relatie die de president heeft met het kabinet is
ook aan bod gekomen. De vraag of de president gebonden is door het advies
van kabinet, is niet eenvoudig te beantwoorden. In Oeganda zwijgt de grondwet
hier in alle talen over, terwijl in Zimbabwe de grondwet stelt dat hij op advies
van het kabinet handelt (maar of hij erdoor gebonden is, vinden we niet terug in
de grondwet). De relatie die de president heeft met de eerste minister is ook
uitvoerig besproken. De relatie met de eerste minister is in Kenia en Zimbabwe
nog pril, omdat het ambt er ook nog niet lang geleden is ingevoerd, de toekomst
zal hier meer duidelijkheid brengen.
Naast de relatie met de uitvoerende macht, kwam de relatie met de wetgevende
macht aan bod. Volgens het principe van de scheiding der machten is het de
taak van de wetgevende macht om de uitvoerende macht te controleren. Dit
94
gebeurt onder meer door de voorgestelde begroting al dan niet goed te keuren.
In alle drie de landen zien we evenwel dat er niet altijd een duidelijke afbakening
tussen de twee machten is. Zowel in Kenia, Oeganda, als in Zimbabwe is de
president lid van de wetgevende vergadering. Dit komt uiteraard de
onafhankelijkheid van de wetgevende macht niet ten goede. Daar waar de
president in Kenia en Zimbabwe de macht heeft om rechtsreeks een aantal leden
lid te maken van de wetgevende macht, heeft de president in Oeganda die macht
niet. De grondwet voorziet er wel in aantal vaste vertegenwoordigers van
verschillende belangengroepen, wat niet per se een slechte zaak is.
Tot slot heb ik ook gekeken naar de relatie die de president heeft met de
rechterlijke macht. Een onafhankelijk gerechterlijk apparaat is onontbeerlijk om
te kunnen spreken van een rechtsstaat. De grondwet van de drie landen stelt
dat de president de rechters zal benoemen op advies van de Judicial Service
Commission. In Kenia is hij niet verplicht dit advies te volgen, daar waar in
Oeganda zelfs de goedkeuring van het parlement verreist is. In Zimbabwe is de
president ook gebonden maar hij heeft de mogelijkheid om van het advies af te
wijken. Het is niet slecht dat de president wordt bijgestaan door een commissie,
deze commissie heeft meer expertise dan president. Het is jammer dat veel
leden van de commissie benoemd worden door de president, want zo wordt de
onafhankelijkheid lichtjes aangetast. In Zimbabwe heeft men sinds enkele jaren
zelfs het ambt van ombudsman ingevoerd. Dit is toch wel een opvallende trend.
Het zal zijn taak zijn om via een klachtenprocedure controle uit te oefenen op de
uitvoerende macht.
Ik ben gedurende vele maanden met deze verhandeling bezig geweest en het
doet ergens deugd om er een streep onder te kunnen trekken. Het is niet altijd
even gemakkelijk geweest om door te zetten maar uiteindelijk loont het wel de
moeite. Ik hoop dat u er net zoveel van genoten hebt als ik.
95
BIBLIOGRAFIE
1.WETGEVING
-
Geamendeerde Grondwet van Kenia van 12 december 1963, via www.confinder.edu.
-
Geamendeerde Grondwet van Oeganda van 8 oktober 1995, via www.confinder.edu.
-
Geamendeerde Grondwet van Zimbabwe van 12 december 1979, via
www.confinder.edu.
-
Machtsdelingovereenkomst in Zimbabwe van 15 september 2008, via
allafrica.com/stories/200809151361.html.
2. RECHTSLEER
A. Boeken en verzamelwerken.
- BROWN, R., “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World Africa
South of the Sahara, London and New York, Routhledge, 2008, p. 1287-1295.
- CRAWFORD, Y., “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity
and Politics in Africa, Boston, Boston University, 2002, p. 44-58.
- DE TEMMERMAN, E., Afrika Continent in Beweging, Antwerpen, Icarus, 1997, 319 p.
- HERST, J., State Politics in Zimbabwe, Berkeley (California), University of California
Press, 1990, 283 p.
- KATIBA, K. C., An Alternative Draft of a New Constitution of the Republic of Keny:
Building on Bomas and Waho, Kampala, Kituo Cha Katiba, 2007, 286 p.
- KIBWANA, K., PETER, C.M. en BAZAARA, B., Constitutionalism in East Africa: Progress,
Challenges and Prospects, Kampala, Fountain Publishers, 1999, 69 p.
- KIBWANA, K., KIMONDO, G. K., GATHI, J. T., The Citizen and the Constitution, Nairobi,
Claripress, 1996, 103 p.
- KIBWANA, K., “Courts, Lawyers and the Judicial System”, in Constitutional Law and
Politics in Africa: A Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, p. 495-505.
- KIBWANA, K., “The Legal Limits of Executive Power in the African One Party State: An
Examination of Ojwang’s Idea of Extra-Juridicial Executive Power”, in in Constitutional
Law and Politics in Africa: A Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, p. 248-257.
96
- KIBWANA, K., MAINA, W., “State and Citizen: Visions of Constitutional and Kegal
Reform in Kenya’s Emergent Multi-Party Democracy”, in Law and the Struggle for
democracy in East Africa, Nairobi, Claripress, 1996, p. 421-467.
- LAMBA, S., A Report into ‘How’ and ‘Where’ the Cause of Justice was Defeated in the
Referdum Draft Constitution (Kenya), Nairobi, Mazingina Institute, 2005, 19 p.
- MAKUMBE, J. M., “Electoral Procedures and Processes in Zimbawe”, in The
State and Constitutionalism in Southern Africa, Harare, Scopes Books, 1998, p.
65-77.
- MIGUDA, E., “Global Impulses/Local Politics: Comparing Two Eras of Constitution-Ma
king in Kenya”, in Africa on a Global Stage, Trenton (New Jersey), Africa World Press,
2006, p. 103-125.
- MUIGOI, G., “Legal Constitutional Reforms to Facilate Multi- Party Democracy: The
Case of Kenya”, in Law and the Struggle for democracy in East Africa, Nairobi, Claripress,
1996, p. 526-545.
- MWAGIRU, M., “A Review of Presidential Powers in Kenya”, in Constitutional Law and
Politics in Africa: A Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, p. 261-276.
- NWABUEZE, B., “The Hybrid Form: Mixture of an Executive Presidency and Elements of
the Parliamentary System”, in Constitutional Democracy in Africa Vol. 4: Forms of
governement, Ibadan, Spectrum Books, 2004, p. 171-195.
- OKOTH, P. G., “Democracy in Uganda”, in Law and the Struggle For Democracy in East
Africa, Nairobi, Claripress, 1996, p. 57-65.
OLOKA-ONYANGO, J., “Taming the Executive: The History of and Challenges to Uganda’s
Constitution-Making”, in Law and the Struggle for Democracy in East Africa, Nairobi,
Claripress, 1996, p. 487-505.
- RAKE, A., “Kenya: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World Africa South
of the Sahara, London and New York, Routhledge, 2008, p. 592– 599.
- RAKE, A. “Uganda: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World Africa
South of the Sahara, London and New York, Routhledge, 2008, p. 1233-1240
- RUSSELL, A., Big Men Little People: Encounters in Africa, London, Pan Book, 2000, 334
p.
97
B. Tijdschriften.
- AHLUWALIA, P., “Uganda: Movement politics or One-Party State”, Africa Quarterly,
2000, Vol. 40 No. 3, 67-83.
- BUSSEY, E., “Constitutinal Dialogue in Uganda”, Journal of African law, 2005, vol. 49
No. 1, 1-23.
- BRATTON, M., LAMBRIGHT, G., “Uganda’s Referendum 2000: The Silent Boycott”,
Affrican Affairs, 2001, Vol. 100 No. 400, 429-452.
- CAMPBELL, H. G., “The Zimbabwean Working Peoples and the Land Question”, The
Black Scholar, 2007, Vol. 37 No. 1, 23-35.
- CASSIM, DONOVAN, KUMAR, “ Current Legal Developments Botswana, Lesotho,
Namibia South Africa, Zimbabwe”, The Comparative and Institutional Law Journal of
Southern Afica, 1998, Vol. 31 No. 1, 384.
- DAS, A. K., “Uganda under Museveni”, Affrica Currents, 1999-’00, Vol. 16 No. 28, 5674.
- DAS, A. K., “The Reluctant Democrat: Museveni and the Future of Democracy in
Uganda”, Africa Quarterly, 1999, Vol. 39 No. 4, 61-78.
- DOORNBOS, M., VEENSTRA, W., “Oeganda: een Historisch Keerpunt?”, Internationale
Spectator, 1986, Vol. 40 No. 6, 414-420.
- FOEKEN, D., DIETZ, T., “Etniciteit in de politiek in Kenia en Kameroen: Leidt Afrikaanse
Democratisering tot Etnische Polarisatie ?”, Geografie, 1994, Vol. 1, 30-34.
- FREEMAN, L., “South Africa’s Zimbabwe Policy: Unravelling the Contradictions”, Journal
of Contemporary African Studies, 2005, Vol. 23 No. 2, 147-171.
- HATCHARD, J., “The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for Africa”, Journal of
African Law, 1990-’91, Vol. 34-35, 79-101.
- HATCHARD, J., “Some Lessons on Constitution-Making From Zimbabwe”, Journal of
African Law, 2001, Vol. 45 No. 2, 210-216.
- HOOPMAN, J., “Democratie in Kenia: een vergelijking tussen het eenpartijsysteem en
het meerpartijenstelsel”, Derde Wereld, 1994-95, Vol. 13 No. 3, 53-75.
- MURRAY, R., “Recent Developments 2001/2: Challenging Restrictions on the Right to
Protection of the Law in Zimbabwe”, Journal of African Law,2001, Vol. 45 No. 2, 230-235.
- MUTUA, M. W., “Human Rights and State Despotism in Kenya: Institutional Problems”,
Africa today, 1994, Vol. 41 No. 4, 50-56.
- NALDI, G. J., “Constitutional Challenge to Land Reform in Zimbabwe”, The Comparative
and Institutional Law Journal of Southern Africa, 1998, Vol. 31 No. 1, 78-91.
- NARMAN, A., “Elections in Kenya”, Review of African political Economy, 2003, Vol. 30
No. 96, 343-349.
98
- NEUBE, W., NZOMBE, S., “The Constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado
About Nothing”, Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25.
- NORMA, K. J., “ZANU(PF) Strategies in General Elections: 1980-2000 Discourse and
Coercion”, Affrican Affairs, 2005, Vol. 104 No. 414, 1-34.
- OKUKU, J. A., “Beyond Third term Politics: Constitutional Reform and Democratic
Governance in Uganda”, East African Journal of Peace & Human Rights, 2005, Vol. 11 No.
2, 182-219.
- OLOKA-ONYANGO, J., “Taming the president: Some Critical Reflections on the
Executive and the Separation of Powers in Uganda”, East African Journal of Peace &
Human Rights, 1995, Vol. 2 No. 2, 189-208.
- OLOKA-ONYANGO, J., “Constitutional Transition in Museveni’s Uganda: New Horizons or
Another false Start?”, Journal of African Law, 1995, Vol. 39 No. 2, 156-172.
- PINYCWA GINGYERA, A. G. G., “To Be or Not to Be: The Precarious Status and Role of
Parliaments in the Transition to Democracy in East Africa”, The Uganda Journal, 1997,
Vol. 44, 30-45.
- RANGER, T., “Nationalist Historiography, Patriotic History and the History of the Nation:
the Struggle over the Past in Zimbabwe”, Journal of Southern African Studies, 2004, Vol.
30 No. 2, 215-234.
- THROUP, D., “Elections and Political Legitimacy in Kenya”, Journal of the International
African Institute, 1993, Vol. 63 No. 1, 371-396.
- VAN CRANENBURGH, O., KEMAN, H., “Democratie en de Afrikaanse Eenpartijstaat:
verslag van een conferentie (West-Duitsland 15-17 oktober 1987)”, Acta Politica, 1987,
Vol. 3, 369-376.
- X, “Kenya : The Harambee House Deal”, Africa Confidential, 2008, Vol. 49 No. 5, 4.
- X, “Kenya : The Heart Of The Matter”, Africa Confidential, 2008, Vol. 49 No. 2, 2.
- X, “ Uganda : Museveni Wins, at a Price”, Africa Confidential, 2006, Vol. 47 No. 5, 1-2.
- X, “Zimbabwe : Jumping Ship”, Africa Confidential, 2008, Vol. 49 No. 2, 3.
- X, “ Zimbabwe : Trouble in the Neigbourhood”, Africa Confidential, 2007, Vol. 48 No. 2,
1.
- X, “ Zimbabwe : Putting it Back Together Again”, Africa Confidential, 2007, Vol. 48 No.
2, 6.
99
Download