Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2008-09 Constitutionele Positie van de President in Sub-Sahara Afrika: Een vergelijkende studie tussen Kenia, Oeganda en Zimbabwe. Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Bram Cardoen 20043792 Nationaal en Internationaal Publiekrecht Promotor: Professor Christophe Van der Beken Commissaris: Mevr. Martien Schotsmans VOORWOORD. Bij het beëindigen van deze masterproef zou ik graag nog enkele mensen bedanken, die me gedurende het schrijven op één of andere manier hebben geholpen. In de eerste plaats bedank ik mijn promotor Prof. Christophe Van der Beken. Hij heeft me enkele gouden tips gegeven waaromtrent ik kon werken in deze verhandeling en hij stuurde me bij waar dit nodig was. In de tweede plaats wil ik mijn ouders bedanken voor de steun die ze me gegeven hebben tijdens mijn gehele studie en ik bedank ze ook voor het nalezen van mijn masterproef. Verder bedank ik mijn medestudenten Diederik en Wouter voor de autorit naar de universiteit van Leiden; mijn broer Dries, die momenteel in Peru vertoeft, voor alle leuke momenten; evenals al mijn vrienden die voor de nodige afwisseling tijdens de studiemomenten hebben gezorgd. Tot slot wil ik nog mijn vriendin Freya bedanken voor de morele steun. Bram Cardoen. 1 INHOUDSTABEL. Hoofdstuk 1: Voorwaarden voor het presidentschap. Afdeling 1.1. De verschillende materiële voorwaarden. 5 1.1.1. De minimumleeftijd. 5 1.1.2. Het staatsburgerschap. 5 1.1.3. De derde voorwaarde. 6 Afdeling 1.2. De procedurele voorwaarden. 6 Afdeling 1.3. Onverenigbaarheden en onbekwaamheden. 8 1.3.1. Onverenigbaarheden. 8 1.3.2. Onbekwaamheden. 8 Hoofdstuk 2: Third term politics. Afdeling 2.1. Wat betekent de term third term politics? 10 Afdeling 2.2. Third term politics in Kenia, Oeganda en Zimbabwe. 10 2.2.1. Third term politics in Kenia. 10 2.2.2. Third term politics in Oeganda. 13 2.2.3. Third term politics in Zimbabwe. 17 Afdeling 2.3. Grondwetsartikelen die third term politics in de 20 hand werken. 2.3.1. De immuniteit van de president. 20 2.3.2. Uitroepen van de noodtoestand. 21 2.3.3. Impeachement procedure tegen de president. 22 Afdeling 2.4 Verdere evoluties. 25 Hoofdstuk 3: Presidentsverkiezingen: vooroordelen bevestigd. Afdeling 3.1. Welke vooroordelen? 26 Afdeling 3.2. De samenstelling en de werking van de 26 kiescommissie. 3.2.1. De samenstelling en de werking van de 26 kiescommissie in Kenia. 3.2.2. De samenstelling en de werking van de 28 kiescommissie in Oeganda. 3.2.3. De samenstelling en de werking van de 29 kiescommissie in Zimbabwe. 2 Afdeling 3.3. Verloop van de presidentsverkiezingen. 30 3.3.1. De verkiezingsstrijd in Kenia. 30 3.3.2. De verkiezingsstrijd in Oeganda. 31 3.3.3. De verkiezingsstrijd in Zimbabwe. 32 Afdeling 3.4. Conclusie. 33 Hoofdstuk 4: Eenpartijstelsel of meerpartijstelsel? Afdeling 4.1. Wat draagt de voorkeur weg? 34 Afdeling 4.2. De evolutie van een eenpartijstelsel naar een 35 meerpartijstelsel. 4.2.1. De evolutie van het Keniaanse politieke 35 landschap. 4.2.2. De evolutie van het Oegandese politieke 37 landschap. 4.2.3. De evolutie van het Zimbabwaanse politieke 40 landschap. Afdeling 4.3. De argumenten voor het eenpartijstelsel. 43 4.3.1. Het eenpartijstelsel is eigen aan de 43 Afrikaanse cultuur. 4.3.2. Het eenpartijstelsel zorgt voor meer 44 nationale eenheid. 4.3.3. Het eenpartijstelsel wordt gerechtvaardigd 45 door het communisme. Afdeling 4.4. Grondwettelijke vrijheden en het eenpartijstelsel. 45 Afdeling 4.5. De president en het eenpartijstelsel. 47 Hoofdstuk 5: Het belang van etniciteit in de Afrikaanse samenleving. Afdeling 5.1. Het belang van etniciteit. 49 Afdeling 5.2. De rol van de kolonisator. 50 Afdeling 5.3. De etnische factor in Kenia, Oeganda en Zimbabwe. 51 5.3.1. De etnische factor in Kenia. 51 5.3.2. De etnische factor in Oeganda. 54 5.3.3. De etnische factor in Zimbabwe. 58 Afdeling 5.4. Conclusie. 59 Hoofdstuk 6: De relatie tussen de president en de uitvoerende macht. Afdeling 6.1. Inleiding. 61 3 Afdeling 6.2. De president en de uitvoerende macht. 6.2.1. De president en de uitvoerende macht in 61 61 Kenia. 6.2.2. De president en de uitvoerende macht in 64 Oeganda. 6.2.3. De president en de uitvoerende macht in 66 Zimbabwe. 6.2.4. Conclusie. Afdeling 6.3. De relatie tussen de president en de eerste 68 69 minister. 6.3.1. De eerste minister in Kenia. 69 6.3.2. De eerste minister in Oeganda. 70 6.3.3. De eerste minister in Zimbabwe. 72 Hoofdstuk 7: De relatie tussen de president en de wetgevende macht. Afdeling 7.1. Inleiding. 75 Afdeling 7.2. De president en de wetgevende macht. 75 7.2.1. De president en de wetgevende macht in Kenia. 75 7.2.2. De president en de wetgevende macht in 78 Oeganda. 7.2.3. De president en de wetgevende macht in 81 Zimbabwe. Hoofdstuk 8: De relatie tussen de president en de rechterlijke macht. Afdeling 8.1. Inleiding. 84 Afdeling 8.2. De president en de rechterlijke macht. 84 8.2.1. De president en de rechterlijke macht in Kenia. 84 8.2.2. De president en de rechterlijke macht in 86 Oeganda. 8.2.3. De president en de rechterlijke macht in 89 Zimbabwe. Afdeling 8.3. De ombudsman in Zimbabwe. 91 Hoofdstuk 9: Besluit. 93 Bibliografie 96 4 Inleiding. Deze masterproef zal de grondwettelijke positie van de president in Sub-Sahara Afrika behandelen. Ik zal een vergelijking maken tussen drie landen, met name Kenia, Oeganda en Zimbabwe. De reden waarom ik voor dit onderwerp gekozen heb is eenvoudig, het gaat verder dan de klassieke verhandelingen, het behandelt niet enkel één onderwerp, maar het omvat meerdere aspecten die niet altijd rechtstreeks met het recht te maken hebben. Bovendien sluit een onderwerp als dit perfect aan bij mijn interesse en bij de keuze van mijn majorrichting. Het internationale recht heeft mij altijd meer kunnen boeien dan de nationale rechtsvakken. Het Afrikaanse publiekrecht komt in de rechtenstudie erg weinig aan bod terwijl er toch interessante aspecten in vervat zitten. Dankzij deze masterproef heb ik mij in een deel van het Afrikaanse publiekrecht verder mogen verdiepen. Voor mij was het in ieder geval een verrijking. Ik hoop via deze masterproef aan duidelijk beeld te schetsen van wat de eigenlijke positie van de president nu juist inhoudt. Dit zal gebeuren door een vergelijking te maken tussen Kenia, Oeganda en Zimbabwe. De reden waarom ik deze landen zal bespreken is de volgende; gedurende een lange tijd werden ze bestuurd door sterke en machtige figuren, soms zelfs nu nog. Zo zijn er op verschillende vlakken een aantal gelijkenissen ontstaan tussen deze landen. Ook het historische aspect mag niet over het hoofd gezien worden, alle drie zijn deze landen gekoloniseerd door de Engelsen, wat maakt dat ze tot op zekere hoogte hetzelfde politieke klimaat kennen. Zoals ik al zei, zal in deze masterproef een vergelijking tussen drie landen worden gemaakt. Het is net dat vergelijkende aspect dat ik vrijwel onmiddellijk zag zitten. Zo focus je, je op meerdere onderwerpen en je probeert er een rode draad in terug te vinden. De posities van de staatshoofden zijn uiteraard niet allemaal gelijklopend, er vallen wel degelijk een aantal verschillen te bespeuren. Zo speelt in Kenia het etnische element een meer doorslaggevende rol dan in Zimbabwe, waar dan weer een andere landpolitiek wordt gevoerd. In deze masterproef zal ik de grondwettelijke posities van de presidenten bespreken aan de hand van een achttal hoofdstukken, waarbij dan steeds per land zal gewerkt worden. Op deze manier krijgen we een duidelijk beeld van de eventuele gelijkenissen en de eventuele verschillen. De verschillende hoofdstukken die in deze masterproef aan bod zullen komen, zijn de volgende: 1. de voorwaarden voor het presidentschap, 2. Third Term Politics, 3. De presidentsverkiezingen, 4. het eenpartijstelsel of het meerpartijstel, 5. het belang van etniciteit, 6. de relatie tussen de president en de uitvoerende macht, 7. de relatie tussen de president en de wetgevende macht, 8. de relatie tussen de president en de rechterlijke macht. Als je naar de verschillende presidenten kijkt die over de drie landen geregeerd hebben, dan valt op dat dit gedurende vele jaren om dezelfde figuren gaat. Het is nu eenmaal zo dat ze niet geneigd zijn om hun macht zomaar af te staan. Er bestaat hier zelfs een specifieke term voor: Third term Politics. Hiermee bedoeld men dat de presidenten zo lang mogelijk aan de macht willen blijven en dat ze hiervoor zelfs een grondswetswijziging doorvoeren om zo de limiet, die op het aantal ambtstermijnen staat, te wijzigen. We zullen zien dat deze situatie zich in Oeganda heeft voorgedaan. Dit wil uiteraard niet zeggen dat het aantal ambtstermijnen van de presidenten van Kenia en Zimbabwe steeds gelimiteerd is geweest. Een andere opgaande vergelijking tussen de drie landen is dat ze een eenpartijstelsel gekend hebben. Dit wil zeggen dat er slechts één enkele partij toegelaten was. Wat de huidige situatie is en wat de gevolgen van dit eenpartijstelsel waren, zullen hieronder besproken worden. Toen ik me begon te verdiepen in dit onderwerp viel me meteen op dat Afrika een verscheurd continent is. Dit heeft veel te maken met het koloniale verleden, de koloniale heerser heeft zwart Afrika leeg gezogen, en in de meeste gevallen reddeloos achter gelaten. Het is geen geheim dat de koloniale heerser in Kenia en Oeganda de lokale bevolking in etnische groepen verdeelde, en dat ze deze tegen elkaar uitspeelde. De gevolgen hiervan laten zich tot op de dag van vandaag nog steeds voelen in de vele etnische twisten die beide landen teisteren. Het etnische geweld is niet het enige probleem, verschillende landen kennen een zwak staatsapparaat en dit is de ideale voedingsbodem voor corruptie en andere frauduleuze praktijken. Bij de laatste verkiezingen in Kenia en Zimbabwe, kwam het tot rellen tussen de aanhangers van de verschillende partijen. Beide kampen beschuldigden elkaar van verkiezingsfraude. Het schrijnende van de hele situatie was dat de overheid niet meteen bij machte was om de situatie te bedaren. Een ander voorbeeld van corruptie is dat van geld dat bestemd is voor 2 ontwikkelingshulp. Het geld dat bestemd is voor de heropbouw van de verschillende landen verdwijnt zo maar in de zakken van politici, lokale krijgsheren en overheidsambtenaren. Je hoort vaak het verhaal dat je met geld alles kan kopen, zeker politiemannen. De oorzaak dat deze mensen geld zullen aannemen is omdat ze gewoon te weinig verdienen om hun familie te onderhouden. De reden waarom ze zo weinig verdienen, is omdat de economische situatie erg onstabiel is. Vooral in Zimbabwe kunnen we niet bepaalt spreken van economische hoogconjunctuur. In Zimbabwe bedroeg de inflatie op 31 oktober 2008 231miljoen procent 1 , wat hen cynisch genoeg een absoluut wereldrecord oplevert. In Zimbabwe leeft 68% 2 van de bevolking onder de armoedegrens, ter vergelijking, in België leeft 15% van de bevolking onder de armoedegrens. Ook Kenia en Oeganda hebben het op dit vlak niet altijd even gemakkelijk, zij zijn in grote mate afhankelijk van buitenlandse donoren 3 . De president zelf speelt in verschillende Afrikaanse landen een belangrijke rol, het is de belangrijkste functie van het land, dit is ook zo in Kenia, Oeganda en Zimbabwe. Vele Afrikaanse landen kennen geen eerste minister omdat de president veel macht naar zich toe trekt. Het valt dan ook op dat er tussen de landen onderling verschillende gelijkenissen zijn qua staatstructuur. Het staatshoofd heeft veel macht, hij staat aan het hoofd van de regering en in de meeste gevallen zal hij ook nog eens de leden van diezelfde regering aanduiden en benoemen. De kans op machtsmisbruik is dan ook reëel. De laatste jaren zijn er echter wel enkele veranderingen op til waardoor de situatie al enigszins verbetert is. Dit komt zowel door interne druk van onder andere oppositie partijen en lokale NGO’s, als door externe druk van buitenlandse regeringen (investeerders), NGO’s en de Wereldbank. Eén van de recente evoluties op politiek vlak, die ook in deze verhandeling zal worden besproken, is het herinvoeren van het ambt van eerste minister in zowel Kenia, Oeganda, als in Zimbabwe. Men hoopt dat via het ambt van eerste minister de macht van de president getemperd zal worden. Het enige probleem is dat de grondwet meestal nog niet is aangepast en dat het eerste ministerschap 1 Bron: www.tijd.be/nieuws/buitenland/Inflatie_in_Zimbabwe_op_231_miljoen_procent.8088263-439.art Bron: www.indexmundi.com/g/r.aspx?v=69&l=nl 3 De buitenlandse donoren worden wel eens de ‘Paris Club’ genoemd. 2 3 er dus nog niet in is opgenomen 4 . Dit brengt met zich mee dat er nog geen duidelijke bevoegdheidsafbakening is tussen de president en de eerste minister. Hierdoor blijft de president nog steeds de sterke man. 4 Oeganda is dit op vlak een uitzondering. 4 HOOFDSTUK 1: Voorwaarden voor het presidentschap. Afdeling 1.1. De verschillende materiële voorwaarden. De materiële voorwaarden om verkozen te worden omvatten de verplichte minimumleeftijd en het staatsburgerschap. Deze twee voorwaarden vinden we alle drie terug in de grondwetten van Kenia 5 , Oeganda 6 en Zimbabwe 7 . Verder zal er meestal nog een derde voorwaarde in de grondwet te vinden zijn, maar deze verschilt van land tot land. 1.1.1. De minimumleeftijd. Zowel de Oegandese, als de Keniaanse grondwet voorzien dat de president minstens de leeftijd van vijfendertig jaar moet hebben bereikt vooraleer hij of zij zich kandidaat kan stellen. De presidentskandidaat in Zimbabwe zal minstens veertig jaar moeten zijn eer hij zich verkiesbaar zal kunnen stellen. Het artikel 102 van de Oegandese grondwet voorziet zelfs in een maximumleeftijd voor de president, hij mag niet ouder zijn dan vijfenzeventig jaar. Een maximumleeftijd om het presidentschap te ambiëren vinden we niet terug in Kenia of Zimbabwe. Deze leeftijdsvoorwaarde is niet abnormaal, ze biedt de garantie dat de presidentskandidaten een zekere maturiteit met zich mee zullen dragen. Het ambt van president vereist toch een zekere ervaring op politiek vlak, vandaar deze leeftijdsvoorwaarde. 1.1.2. Het staatsburgerschap. Het staatsburgerschap is een logische voorwaarde, je kan namelijk moeilijk een land leiden zonder er enige band mee te hebben. In Oeganda en Zimbabwe zal je het staatburgerschap moeten hebben op basis van je geboorte, terwijl het in Kenia volstaat dat je de Keniaanse nationaliteit hebt. Een regularisatie kan dus ook maar dit zal in de praktijk weinig waarschijnlijk zijn. In ieder geval zal de presidentskandidaat dus de staatsburger zijn van het land waarin hij opkomt. 5 Art. 5 (2) van de Keniaanse Grondwet. Art. 102 van de Oegandese Grondwet. 7 Art. 28 (1) van de Zimbabwaanse Grondwet. 6 5 1.1.3. De derde voorwaarde. De grondwetten van de drie landen voorzien nog in een derde voorwaarde waaraan voldaan moet zijn. Deze voorwaarde is echter verschillend in alle drie de landen. Het artikel 5 (2) van de Keniaanse grondwet stelt als derde voorwaarde dat de presidentskandidaat geregistreerd moet zijn in een kieskring als kiezer voor de parlementsverkiezingen. Volgens artikel 102 van de Oegandese grondwet moet de presidentskandidaat iemand zijn die ‘gekwalificeerd’ is om parlementslid te zijn. Het komt er op neer dat zowel in Kenia als in Oeganda de presidentskandidaat niet ontzet mag zijn uit zijn burgerlijke en politieke rechten. In artikel 28 van de Zimbabwaanse grondwet staat niet zo’n derde voorwaarde als in Kenia en Oeganda. De derde voorwaarde in Zimbabwe is dat de president een inwoner moet zijn van het land, hij moet er zijn residentie hebben. Naast de nationaliteitsvoorwaarde is er dus in Zimbabwe ook nog de vereiste dat je er effectief moet wonen. Het zou maar al te gek zijn moest iemand van buitenaf, die wel de Zimbabwaanse nationaliteit bezit, verkozen wordt tot president van het land. Door de verblijfsvoorwaarde in de grondwet in te schrijven wordt die situatie vermeden. Afdeling 1.2. De procedurele voorwaarden. Hier zal ik de selectieprocedure van de presidentskandidaten bespreken, namelijk hoe wordt iemand presidentskandidaat ? Als we de verschillende procedures naast elkaar leggen zien we dat er enkele opmerkelijke verschillen zijn. De procedure is wat Kenia 8 en Oeganda 9 betreft integraal terug te vinden in de grondwet, wat Zimbabwe betreft verwijst artikel 28 (4) van de grondwet uitdrukkelijk naar de kieswet. In Kenia zal elke partij die deelneemt aan de algemene verkiezing een presidentskandidaat nomineren. De nominatie is enkel geldig als ze gesteund wordt door meer dan duizend personen die reeds als kiezer geregistreerd zijn 10 . Als er slechts één kandidaat geldig genomineerd wordt en hij wordt tot parlementslid verkozen, dan zal deze persoon de nieuwe president van Kenia 8 Art. 5 (3) van de Keniaanse Grondwet. Art. 103 van de Oegandese Grondwet. 10 Art. 5 (3) (b) van de Keniaanse Grondwet. 9 6 worden. Als er daarentegen meerdere kandidaten geldig genomineerd zijn, dan zullen er aparte presidentsverkiezingen worden gehouden 11 . De kandidaat die het meest aantal stemmen behaalt en die minstens 25% van de stemmen achter zijn naam krijgt in tenminste vijf van de acht provincies, zal de nieuwe president worden. In Oeganda zal elke kandidaat zijn kandidatuur bij de verkiezingscommissie moeten indienen voor een welbepaalde datum. De kandidatuur zal ondersteund moeten worden door minstens honderd kiezers in 2/3 van de kiesdistricten 12 . Als in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen een kandidaat reeds 50 % van de stemmen achter zijn naam heeft, dan is hij verkozen. Als dit niet het geval, dan zal er een tweede ronde nodig zijn waarbij diegene met de meeste stemmen het haalt. In Zimbabwe ten slotte bepaalt de kieswet het verloop van de nominaties. De kandidaturen moeten worden ingediend bij de ‘nominatie rechtbank 13 ’ en tezelfdertijd moet er ook een geldsom gestort worden bij de ‘RegistrarGeneral 14 ’. Het is de nominatierechtbank die zal beslissen of de kandidatuur al dan niet aanvaard wordt. Na het aanvaarden van de kandidaturen, zal de eigenlijke stemming plaatshebben en net zoals in Oeganda moet de kandidaat met 50 % van de stemmen verkozen worden. Als geen van beide een meerderheid van 50 % behaalt, dan komt er een tweede verkiezingsronde waarbij ook hier diegene met de meeste stemmen de nieuwe president wordt. Het valt op dat de procedure in Kenia toch wel grote verschillen vertoont in vergelijking met de te volgen procedure in Oeganda en Zimbabwe. In de laatstgenoemde landen is er een apart en onafhankelijk orgaan dat de nominaties zal controleren op hun wettigheid en geldigheid. Op deze manier zijn er meer garanties opdat de procedure zo eerlijk en zo goed mogelijk zal nageleefd worden. 11 Art. 5 (3) (d) van de Keniaanse Grondwet. Art. 103 (2) van de Oegandese Grondwet. 13 Nomination Court. 14 Een goede vertaling van dit begrip kan ik niet geven, dus gebruik ik liever de originele term. De registrargeneral maakt deel uit van het nomination court. 12 7 Afdeling 1.3. Onverenigbaarheden en onbekwaamheden. 1.3.1. Onverenigbaarheden. Het presidentschap is een ambt dat een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt en daarom is het niet verenigbaar met enige andere functie. De grondwetten van Kenia 15 , Oeganda 16 en Zimbabwe 17 bevatten hieromtrent een zeer gelijkaardige bepaling. Alle drie de grondwettelijke bepalingen zeggen dat de president geen andere publieke of private functies mag bekleden. 1.3.2. Onbekwaamheden. Het is mogelijk om de president af te zetten omdat zijn fysische of mentale toestand het niet langer toelaat om zijn functie naar behoren te vervullen. Deze bepaling vinden we, in gelijkaardige vorm, terug in de grondwetten 18 19 20 van de drie landen. In Kenia en Oeganda zal de president onderzocht worden door een team van vijf artsen die zijn aangeduid door de Chief Justice 21 . Dit team zal na het onderzoek zijn bevindingen bundelen in een rapport. In Kenia wordt dat rapport aan de Chief Justice gegeven en die geeft het op zijn beurt door aan de voorzitter van het parlement. Als dat rapport stelt dat de president niet langer in staat is te regeren als gevolg van zijn fysische of mentale capaciteiten, zal hij binnen een periode van drie maanden moeten aftreden. De enige uitzondering die hierop bestaat, is dat er in die periode van drie maanden een nieuw rapport komt waaruit blijkt dat de president weer gezond is. In Oeganda zal het parlement kunnen beslissen of de president kan aanblijven of niet. Als het medische team beslist dat de president wegens zijn fysische of mentale toestand niet langer in staat is om zijn ambt naar behoren te vervullen, dan kan het parlement dit bevestigen. Het parlement zal hierover een motie 15 Art. 9.4 van de Keniaanse Grondwet. Art. 106 (5) van de Oegandese Grondwet. 17 Art. 31B van de Zimbabwaanse Grondwet. 18 Art. 12 van de Keniaanse Grondwet. 19 Art. 107 van de Oegandese Grondwet. 20 Art. 29 van de Zimbabwaanse Grondwet. 21 De Chief Justice is de voorzitter van hooggerechtshof. 16 8 stemmen die met een 2/3 meerderheid zal moeten worden aangenomen. Als hieraan voldaan, dan zal de president moeten aftreden. In Zimbabwe verloopt de procedure veel eenvoudiger dan in de twee andere landen. Er komt hier ook geen medisch team aan te pas, het zal eerder een politieke beslissing zijn aangezien de procedure voor de kamer en de senaat verloopt. Er kan een gezamenlijke commissie worden samengesteld die zowel uit leden van de kamer als uit leden van de senaat bestaat. Een dergelijke commissie komt er nadat er een verzoek wordt ingediend bij de voorzitter van de kamer. Dit verzoek dient door ten minste een derde van de kamerleden ondersteund te worden. De gezamenlijke commissie zal een rapport opstellen over de toestand van de president. Dit rapport wordt voorgelegd aan de kamer en de senaat, die uitzonderlijk een gezamenlijke zitting hebben. Er zal over het rapport van de commissie gestemd worden en als er een 2/3 meerderheid bereikt wordt, zal de president moeten aftreden. De procedures in Kenia en Oeganda lijken mijns inziens een betere waarborg te verlenen omdat er vooraf een medisch team zal worden geraadpleegd. Er zal echter steeds een politiek randje aan de procedure zitten. In Zimbabwe is er eigenlijk geen enkele waarborg dat de procedure enigszins op een onafhankelijke en objectieve manier zou verlopen. 9 Hoofdstuk 2: Third term politics. Afdeling 2.1. Wat betekent de term Third Term Politics ? In verschillende landen in Sub-Sahara Afrika kent men een dictatuur of heeft men er ooit al mee te maken gehad. De meeste Afrikaanse landen kennen vrije verkiezingen, men kan dus naar de stembus trekken en op één of meerdere presidentskandidaten stemmen. Normaliter is het aantal ambtstermijnen van de president beperkt, in Kenia 22 (en tot voor kort ook in Oeganda) geldt er een beperking van twee ambtstermijnen, in Zimbabwe daarentegen kan de president een onbeperkt aantal keren verkozen worden. In Oeganda is er evenwel in 2005 een grondwetswijziging doorgevoerd die een onbeperkt aantal ambtstermijnen toelaat 23 . Op deze manier is het mogelijk voor de Oegandese president Museveni om een derde ambtstermijn te ambiëren, dit noemen we dan ook ‘ Third Time Politics ’. De term houdt een streven naar macht in en betekent dat men de facto kan spreken van een dictatuur. Third Term Politics zijn een wijdverspreid fenomeen in het Afrika, daarom verdient dit fenomeen onze aandacht. Afdeling 2.2. Third Term Politics in Kenia, Oeganda en Zimbabwe. Ik zal beginnen met een korte situatieschets per land, zowel van de huidige als van de vroegere situatie. Daarna zal algemeen verder gegaan worden op dit onderwerp aan de hand van enkele specifieke grondwetsartikelen. 2.2.1. Third Term Politics in Kenia. Op 12 december 1963 werd Kenia onafhankelijk. Jomo Kenyatta werd de eerste president van deze kersverse Afrikaanse Republiek. De toenmalige grondwet werd zoals in de meeste gekoloniseerde landen opgelegd door de kolonisator, in dit geval de Engelsen. De oorspronkelijke grondwet werd echter meteen na de 22 23 Art. 9.2 van de Keniaanse Grondwet. vgl. met de situatie in Zimbabwe waar de Grondwet in geen enkele beperking voorziet. 10 eerste verkiezingen al gewijzigd. De grondwet voorzag niet in een beperking van het aantal ambtstermijnen van de president 24 . Het gevolg was dan ook dat de president voor een onbepaald aantal keer verkozen kon worden. Als we het voorgaande in overweging nemen, samen met het feit dat veel tegenstanders van Kenyatta regelmatig voor onbeperkte termijn werden opgesloten, hoeft het niet te verbazen dat hij aan de macht bleef tot aan zijn dood in 1978. Jomo Kenyatta werd opgevolgd door Kenyatta's vice-president Daniël Arap Moi. Een nieuwe president betekende echter geen verandering, Moi bleek zelfs nog meer gebrand op zijn machtpositie dan Kenyatta. Onder Kenyatta vonden er nog eerlijke verkiezingen plaats en toonde het parlement zich nog enigszins kritisch ten aanzien van de regering en de president. In 1982 werd Kenia de iure een eenpartijstaat 25 , daar waar het onder Kenyatta alleen maar de facto een eenpartijstaat was 26 . Moi consolideerde op nog een aantal andere manieren zijn macht. Hij bouwde de KANU-partij 27 uit tot een direct onder controle van de president staand machtsmiddel in zijn strijd tegen ongewenste politici, organisaties en topambtenaren. Eén van zijn technieken om de macht van belangrijke ministers en ambtenaren in te perken, was dat hij ze voortdurend overplaatste naar andere ministeries. Ook de vrijheid van meningsuiting moest eraan geloven onder het mom van vrede en stabiliteit, hetzelfde gebeurde met de persvrijheid. De parlementsverkiezingen van 1988 28 zijn echter ‘het’ schoolvoorbeeld van hoe hard Moi gehecht was aan zijn positie en hoe vastberaden hij was om deze te behouden. De KANU-partij moest koste wat het kost de verkiezingen winnen. De procedure voor de parlementsverkiezingen werd dan ook grondig veranderd. Eerst werden er interne voorverkiezingen gehouden. Als de kandidaat meer dan 70% van de stemmen behaalde, werd hij automatisch parlementslid en waren er geen parlementsverkiezingen meer nodig. De voorverkiezingen gebeurde via ‘oplijnen’ 29 , de kiezer moest simpelweg plaats nemen in een rij achter zijn kandidaat. Deze voorverkiezingen waren niet geheim, wat een in de verste verte niet te rijmen valt met enige democratische 24 Dit ligt geheel in lijn met de Afrikaanse opvatting van het leiderschap. J. HOOPMAN, “Democratie in Kenia: een vergelijking tussen het eenpartijsysteem en het meerpartijenstelsel”, Derde wereld, 1994-95, Vol.3, 53-75 26 Na de moord op de politicus Tom Mboya in 1969 werd de KPU (Kenya Peoples Union) verboden. 27 “Kenya African National Union”. 28 Een jaar eerder was hijzelf reeds herverkozen. 29 M. JENNINGS, “Kenya: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 593. 25 11 principes. Voorts werd ook nog massaal fraude gepleegd, wat tot gevolg had dat het parlement helemaal niet legitiem was. Maar er is beterschap op komst. In 1992 wordt de grondwet geamendeerd, onder meer via ‘Act No. 6 of 1992 30 ’. Zo komt het dat artikel 9.2 van Keniaanse grondwet voortaan voorschrijft dat een president maximaal twee keer kan verkozen worden voor een periode van vijf jaar. Men zou kunnen denken dat dit het einde betekende van het Moi tijdperk, maar niets was minder waar. Het Hooggerechtshof in Kenia oordeelde dat deze regel niet van retroactieve aard was zodat het de kandidatuur van Moi, die reeds drie ambtstermijnen aan de macht was, niet in de weg stond 31 . Ondanks dit alles was dit een grote stap vooruit naar een meer democratisch en een minder autocratisch regime. De verkiezingen van 1992 werden gewonnen door Moi en de parlementsverkiezingen werden gewonnen door zijn KANU-partij. Na de verkiezingen blijft het land verdeeld achter, er breekt etnisch geweld uit. KANU koopt oppositieleden om zodat ze zich bij haar zouden aansluiten. Gebieden die op de oppositie stemden hoeven niet te rekenen op overheidsinvesteringen…. Het is dus hoog tijd voor veranderingen, maar deze komen er niet meteen. De presidentsverkiezingen van 1997 werden gewonnen door Moi, hiervoor waren er twee eenvoudige verklaringen. Ten eerste was de oppositie te verdeeld, ten tweede werd op grote schaal fraude gepleegd. Voor de presidentsverkiezingen van 2002 mocht Moi geen kandidaat meer zijn, aangezien hij reeds twee ambtstermijnen achter de rug had. De kandidaat van de KANU-partij was daarom Uhuru Kenyatta, de zoon van Jomo Kenyatta. De oppositie wist zich deze keer wel te organiseren tot één front, de zogenaamde Nationale Regenboogcoalitie met Mwai Kibaki als presidentskandidaat 32 . Kibaki won en voor het eerst in negenendertig jaar moest de KANU-partij plaatsnemen op de oppositiebanken. De nieuwe president en regering erfden van de vorige regering onder Moi een land dat gekenmerkt was door mismanagement en sociaaleconomische mislukkingen. De Kenianen hoopten veranderingen te zien die zouden leiden tot een toename van welvaart en welzijn. Om hierin succesvol te zijn zou de regering het hoofd moeten bieden aan armoede, werkeloosheid, 30 Dit was mogelijk dankzij externe druk van het buitenland. G. KIMONDO KANYI, “Amendements reintroducing Multi-partyism”, in The citizen and the constitution, Nairobi, Claripress, 1996, 44 32 M. JENNINGS, “Kenya: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 594. 31 12 criminaliteit, corruptie en slecht gevoerd beleid en bestuur. De regering kende echter enkele grote nederlagen zoals de negatieve uitkomst van het referendum over de herziening van de grondwet 33 en vervolgens het grote corruptie schandaal dat bekend werden in januari 2006 34 . De KANU-partij is nu zelfs deel gaan uitmaken van de Nationale Regenboogcoalitie van Kibaki. In 2007 vonden er weer presidentsverkiezingen plaats, deze waren wederom een voorbeeld van hoezeer men zijn macht wil behouden. Deze keer nam Kibaki het op tegen Raila Odinga 35 . De zittende president Kibaki kwam als overwinnaar uit de bus, maar er was heel wat commotie rond zijn herverkiezing. De oppositie verwierp de uitslag, er braken overal rellen uit met verschillende doden tot gevolg, de internationale waarnemers waren kritisch over de uitslag,…. Dit toont dat Kenia nog steeds erg verdeeld is. Er kwam evenwel een oplossing uit de bus, Odinga werd benoemd als eerste minister 36 . Aan het tijdperk van de Third Term Politics is in Kenia reeds zeventien jaar een einde gekomen, maar zoals hierboven werd geïllustreerd betekent dit niet dat de presidenten zomaar bereid zijn om hun macht te delen of af te staan. De volgende verkiezingen vinden plaats in 2012. We weten nog niet wat we mogen verwachten, maar dat Odinga weer kandidaat is, staat vast. Wie weet wil Kibaki het nu wel eens als eerste minister proberen, zoals Poetin dit doet in Rusland. 2.2.2. Third Term Politics in Oeganda. Net zoals Kenia, wordt Oeganda in het begin van de jaren ’60 37 onafhankelijk van het Verenigd Koninkrijk. Voor de Engelsen vertrokken, stelden ze eerst nog een grondwet voor, deze voorzag in een parlementaire structuur naar ‘Westminster Model’. De voorwaarde voor het vertrekken van de kolonisator was dat de opgestelde grondwet zou worden overgenomen. In dit model staat vooral het parlement centraal, zij hebben namelijk de macht om wetten te stemmen, de formele uitvoerende macht ligt dan bij de president. De regering is als deel van de uitvoerende macht verantwoording verschuldigd aan het parlement. 33 Het voorstel voorzag onder meer in de invoering van een (zwakke) eerste minister. De oppositie vond het voorstel veel te vaag en stemde massaal tegen tijdens het referendum van 21 november 2005. 34 De toenmalige minister van Financiën, David Mwiraria, verduisterde 200 miljoen dollar. Dit geld werd gebruikt om president Kibaki aan de macht te houden, en om politieke tegenstanders om te kopen. 35 Leider van de ODP (Orange Democratic Party), en voormalig bondgenoot van Kibaki. 36 Het ambt van eerste minister werd in 2008 heringevoerd in Kenia. 37 Op 9 oktober 1962 wordt Oeganda onafhankelijk. 13 Bij de verkiezingen van april 1962 wist de Uganda People's Congress (UPC) van Milton Obote de zege binnen te halen en Obote werd de eerste premier van Oeganda met Kabaka Mutesa II als president. Dit alles ligt geheel in de lijn met de door de Engelsen opgestelde grondwet. In 1966 pleegde Obote een staatsgreep en hij verdreef de zittende president. Obote was niet langer van plan om het opgelegde ‘Westminster Model’ te volgen, daarom kwam er in 1967 een nieuwe grondwet. Milton Obote nam een aantal zaken uit de grondwet van 1962 over, hij gebruikte ze om het ambt van president om te bouwen tot een imperialistisch presidentschap 38 . Het gaat hier onder meer over benoemen van de hoofden van wetgevende en rechterlijke macht, het gemakkelijk uitroepen van de noodtoestand, het aan banden leggen van vrijheden en rechten. Obote was niet zomaar van plan om zijn positie af te staan en was duidelijk een aanhanger van de dictatoriale staatsstructuur waarbij er in zekere mate ook sprake is van Third Term Politics, men wil zijn macht te allen tijde behouden. Aan het rijk van Obote kwam abrupt een einde wanneer Idi Amin 39 in 1971 een staatgreep pleegde. Over dit tijdperk ga ik vrij kort zijn, het was er één van veel geweld en terreur. Amin was een schoolvoorbeeld van een dictator die aan hoogheidwaanzin leed en die er alles aan deed om zijn macht te bestendigen. In 1979 werd met de hulp van buitenlandse troepen zijn rijk ten val gebracht. In 1980 wordt oud president Milton Obote weer verkozen tot president en zijn partij, de UPC, verkrijgt de macht in het parlement. Men verwijst in de rechtsliteratuur wel eens naar de jaren 1979-1985, als de jaren van de pseudoparlementen 40 . De reden hiervoor is te zoeken in het feit dat sommigen twijfelen aan hun legitimiteit. Voorts was er in het land ook een guerrillaoorlog aan de gang tegen het regime van Obote, deze was niet echt bij machte om hier krachtig tegen op te treden. Hoofdzakelijk om deze twee redenen was het onmogelijk voor het parlement om een grote rol te spelen. Obote probeerde wel nog weerstand te bieden aan de rebellen en voerde een schrikbewind maar het mocht niet baten, zijn derde ambtstermijn werd beëindigd in 1985 met een staatsgreep. 38 J. OLOKA ONYAGO , “Taming the president: Some critical reflections on the executive and the separation of powers in Uganda”, East African Journal of Peace & Human Rights, 1995, Vol.2 No2, 189-208 39 Op dat moment is Amin een majoor-generaal, die echter verantwoording moet afleggen aan Obote wegens verduistering en moord. 40 A.G.G. PINYCWA GINGYERA, “To be or not to be: The precarious status and the role of parliaments in the transition to democracy”, The Uganda Journal, 1997, Vol.44, 31-45 14 In 1986 verschijnt de huidige president ten tonele, Yoweri Museveni, hij was de rebellenleider van het NRA (National Resistance Army). Het NRA is een deel van het NRM (National Resistance Movement). De Movement beloofde om Oeganda uit het dal te halen. Hiervoor was er volgens Museveni een nieuwe grondwet nodig, dus werd er 1989 een grondwettelijke commissie samengesteld die in 1993 klaar was met voorstel tot grondwet 41 . Ondertussen hadden er echter geen nieuwe president- of parlementsverkiezingen meer plaatsgevonden. De reden hiervoor was dat de Movement eerst de stabiliteit en veiligheid wou herstellen en dat verkiezingen hier niet toe zouden bijdragen. Een tien-punten programma zorgde ervoor dat de doelstellingen van de Movement op papier stonden. Museveni hoefde in tussentijd geen uitdagingen aan te gaan van andere presidentskandidaten en dit zou zo blijven duren tot 1996. In 1995 werd, nadat het voorstel tot grondwet grondig was bediscussieerd, een nieuwe grondwet aangenomen. Op de inhoud van deze grondwet zal later nog worden ingegaan. Maar het valt wel op dat in artikel 105.2 van de grondwet een bepaling is opgenomen die stelt dat de president maximaal twee ambtstermijnen mag zetelen. De duur van een ambtstermijn wordt op vijf jaar gesteld. Voorts stelde diezelfde bepaling dat een amendering ervan uitgesloten is. Dit zag dus er dus allemaal mooi uit, Oeganda begon weer wat aan stabiliteit te winnen, de economie begon te herleven, er was een nieuwe grondwet. Op politiek vlak werden er in 1996 voor het eerst sinds de onafhankelijkheid vrije verkiezingen gehouden. Het was voor de meesten dan ook geen verrassing dat Yoweri Museveni werd verkozen tot nieuwe president van Oeganda. We moeten hier echter de bedenking maken dat hij al tien jaar aan de macht was voordat hij in echte verkiezingen werd verkozen. Als we kijken naar wie er vandaag de dag president is in Oeganda, dan is dat nog steeds dezelfde man als 23 jaar geleden, Museveni. Hij werd een tweede keer verkozen in 2001, en vervolmaakte zo zijn tweede ambtstermijn. Volgens de grondwet die in 1995 was aangenomen, was het onmogelijk voor Museveni om een derde termijn te ambiëren 42 . Na zijn herverkiezing in 2001, benoemde Museveni een commissie ter herziening van de grondwet, de bedoeling was om de grondwet te amenderen zodat een derde ambtstermijn mogelijk was. Het 41 A. RAKE, Uganda: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1234. 42 Art. 105.2 van de vorige Oegandese Grondwet. 15 argument hiervoor vond men in het feit dat de grondwet niet mag bepalen wie er presidentskandidaat kan zijn, maar dat het volk zelf haar president moet kunnen kiezen. De regering was uiteraard voorstander voor deze maatregel, maar de grondwettelijke commissie zag dit niet zitten. In juni 2005 stemt het parlement (dat voornamelijk uit leden van de Movement bestaat) in met de voorgestelde grondwetswijziging 43 . Voortaan is het mogelijk om een onbeperkt aantal ambtstermijnen tot een goed einde te brengen. Volgens de oppositie zou Museveni zijn derde ambtstermijn ‘gekocht’ 44 hebben. Van een corrupt land als Oeganda kan men eigenlijk weinig anders verwachten. De geruchten met betrekking tot omkoping doen vraagtekens rijzen bij de legitimiteit en de objectiviteit van het parlement. In 2006 werd Museveni herverkozen als president van Oeganda en dit al voor derde (officieus vijfde) keer. Het valt op dat in Oeganda de omgekeerde beweging wordt gemaakt in vergelijking met Kenia. De Westerse landen blijven eerder zwijgzaam 45 op dit vlak. Moest dit in Kenia gebeuren, dan zou er felle kritiek geuit worden en zou onder andere het ontwikkelingsbudget fors worden teruggeschroefd. Het is wel duidelijk dat de Westerse landen Museveni scherp in de gaten houden, want hij heeft al enkele grote toegeving moeten doen, bijvoorbeeld door ook andere politieke partijen te laten deelnemen aan de verkiezingen buiten zijn eigen Movement beweging. Het is een behoorlijk verontrustende trend dat Oeganda de omgekeerde beweging maakt. Het land was onder leiding van Museveni stabieler geworden en de economie herleefde maar deze trend leidt niet tot meer democratie. Het is duidelijk dat de president macht heeft over het parlement, anders zou een beslissing tot amendering van de grondwet er nooit gekomen zijn. Nu er geen limiet meer staat op het aantal ambtstermijnen vrees ik dat Museveni tot aan het einde van zijn dagen zal regeren, en zo president voor het leven zal worden. Museveni, die bij de verkiezingen van 2001 beloofde voor de laatste keer te zullen deelnemen, is hard op weg de zoveelste Afrikaanse dictator te worden. 43 A. RAKE, Uganda: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1236. 44 Meer dan 200 parlementsleden (van de 310) zouden omgekocht zijn voor een bedrag van 3000 dollar. 45 Enkel het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Noorwegen hebben vanwege de mogelijke derde regeertermijn van Museveni symbolische bedragen op hun ontwikkelingshulp gekort. 16 2.2.3. Third Term Politics in Zimbabwe. Zimbabwe is erg laat onafhankelijk geworden, pas op 18 april 1980. Voor er sprake was van Zimbabwe als land, spraken we van het land Rhodesië. Dit was een Brits patronaat, dat zichzelf eenzijdig onafhankelijk had verklaard op 11 november 1965. Ian Smith, de latere leider van de blanken in Zimbabwe, werd uitgeroepen tot eerste minister. Hij voerde een voor de zwarten repressieve landpolitiek, het kwam er op neer dat de blanken alle goede gronden in handen hadden en dat de zwarte bevolking het met de overschot moest stellen. Internationaal kwam er heel wat reactie op deze regering met als gevolg dat er een handelsembargo werd afgekondigd tegen de regering van Ian Smith. Ook intern broedde er iets, de zwarte bevolking ging zich organiseren in twee grote verzetsbewegingen. Enerzijds was er de ZANU (Zimbabwe African National Union) beweging en anderzijds was er de ZAPU (Zimbabwe African People’s Union) beweging. Het verzet van deze twee bewegingen, gecombineerd met de moeilijke economische situatie 46 leidde Smith er toe om in 1979 een overeenkomst met de zwarte leiders te onderhandelen 47 . Er werd besloten om een overgangsregering te vormen onder leiding van Abel Muzorewa. Binnen het jaar werd een definitieve overeenkomst bepaald waarbij men instemde om deel te nemen aan de onderhandelingen van Lancaster House 48 . Op 18 april 1980 werd Zimbabwe onafhankelijk verklaard en het Britse beheer opgeheven. De Britten vertrokken echter niet zomaar, net zoals in Kenia en Oeganda laten ze Zimbabwe niet aan haar lot over. Ze stellen eerst nog een grondwet op, beter bekend als de ‘Lancaster House Constitution of Zimbabwe’. Zoals we al eerder hebben gesteld, is ook deze grondwet gebaseerd op het befaamde Westminster model. De uitvoerende macht is dan ook in handen van het staatshoofd en van de regering. Het staatshoofd heeft, net zoals in het Verenigd Koninkrijk, een louter ceremoniële functie 49 en het aantal ambtstermijnen van de president is beperkt tot een periode van twee maal zes jaar. De echte uitvoerende macht ligt op dat ogenblik bij de premier en de 46 Die een rechtstreeks gevolg was van het handelsembargo. R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1287. 48 Dit waren de onderhandelingen tussen de blanke en zwarte Zimbabwanen, en tussen de Britten. Deze onderhandelingen hebben tot de definitieve onafhankelijkheid geleid. 49 Art. 64.1 van de Lancaster House Constitution. 47 17 andere ministers. Ten tijde van de onafhankelijkheid is de dominee Canaan Banana president en Robert Mugabe is de eerste minister. Aanvankelijk voerde Mugabe een gematigd bewind. Met het verstrijken van de tijd begon dit steeds meer dictatoriale trekjes te vertonen. Hij streefde naar een eenpartijstelsel, wat in strijd was met het akkoord van Lancaster House, maar overeenkwam met de gangbare politiek in vele andere Afrikaanse landen. Eén voor één ontdeed Mugabe zich van zijn politieke tegenstanders tot hij alleen als machtshebber overbleef. In 1987 is het dan ook hoog tijd om de grondwet aan te passen zodat Mugabe meer macht zal krijgen. Via ‘Act No.7 1987’ wordt de ceremoniële functie van de president vervangen door een volwaardige uitvoerende functie 50 . Dit betekent dat de president voortaan ook de functie van eerste minister op zich zal nemen. In de loop van dat jaar worden er nog enkele andere grondwetswijziging doorgevoerd. Zo wordt de limiet, die stelt dat de president slechts twee ambtstermijnen mag ambiëren, opgeheven 51 . De president is voortaan staatshoofd, regeringsleider en opperbevelhebber. In de loop der jaren zal Mugabe zijn grip op de wetgevende macht en op de uitvoerende macht steeds versterken 52 . Het hoeft dan ook niet te verbazen dat vandaag de dag Robert Mugabe nog steeds aan de macht is in ‘zijn’ Zimbabwe. Op 30 oktober 2007 werd de grondwet van Zimbabwe geamendeerd 53 . Voortaan stelt artikel 29 van de grondwet dat de ambtstermijn van de president vijf jaar bedraagt in plaats van zes jaar. Een beperking van het aantal ambtstermijnen is echter nog steeds niet aan de orde, zodat er eigenlijk op het gebied van Third Term Politics weinig verandert. Het gehele parlement stemde unaniem in met de amendering, dit werd gezien als een vertrouwenswekkende stap voorwaarts in de strijd tussen de regering en de oppositie. De laatste verkiezingen 54 illustreren perfect hoezeer Mugabe aan zijn macht gehecht is en hoezeer hij deze wil behouden. De belangrijkste kandidaten waren Robert Mugabe van ZANU-PF 55 en Morgan Tsvangirai van de Movement for Democratic Change (MDC). Het toezicht op de verkiezingen was in handen van waarnemers van de Afrikaanse Unie, want Mugabe weigerde niet-Afrikaanse 50 R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1288. 51 Third Term Politics wordt zo de iure mogelijk. 52 Later meer hierover. 53 Amendement No. 18. 54 Deze vonden op plaats op 29 maart 2008. 55 Zimbabwe African National Union – Patriotic Front. 18 waarnemers. De waarnemers en de oppositiepartijen constateerden dat er op grote schaal fraude werd gepleegd bij de verkiezingen. Zo werd het aanhangers van de oppositie onmogelijk gemaakt om te stemmen, vond er intimidatie plaats, werden kiezers omgekocht en voerde Mugabe een groot aantal 'spookkiezers' op (kiezers die wel op lijsten stonden maar niet of niet meer bestonden). Ondanks de grootscheepse fraude en intimidatie door Mugabe werden de verkiezingen gewonnen door Tsvangirai. Mugabe was niet van plan zich zomaar bij de uitslag neer te leggen, hij hield de uitkomst lange tijd geheim en deed daarna moeilijk over de telling. Volgens Mugabe en zijn aanhangers had Tsvangirai weliswaar de meeste stemmen behaald maar niet de nodige absolute meerderheid, daarom kwam er een tweede verkiezingsronde. Die verkiezingen vonden plaats op 27 juni 2008, hierbij konden kiezers kiezen tussen Mugabe en Tsvangirai. De tweede verkiezingsronde werd overheerst door geweld. In de periode voor de verkiezingen werden duizenden aanhangers van de MDC ernstig mishandeld en tientallen vermoord, waaronder vrouwen van oppositieleden. In deze sfeer van geweld besloot Tsvangirai zich terug te trekken uit de verkiezingen zodat Mugabe als enige kandidaat over bleef, hij raakte dan ook verkozen. Het lijkt er dus op dat Mugabe nog steeds niet van plan is de macht te delen, laat staan om deze af te staan. Sinds 1987, eigenlijk al vanaf 1980, heeft hij de touwtjes strak in handen. De nu 83-jarige Mugabe heeft ooit gezegd dat hij op 78-jarige leeftijd zou aftreden, maar daar is nu niets meer van te merken. We mogen dan ook gerust stellen dat hij verslaafd is aan macht. 19 Afdeling 2.3. Grondwetsartikelen die Third Term Politics in de hand werken. Hieronder zullen enkele specifieke artikelen uit de respectievelijke grondwetten worden besproken die de sterke positie van de president bevestigen. Het valt op dat deze artikelen in alle drie de grondwetten terug te vinden zijn. 2.3.1. De immuniteit van de president. De presidentiële immuniteit vergemakkelijkt de Third Term Politics problematiek in die zin dat de president niet aansprakelijk is tijdens zijn ambt en dat hij erop die manier ook alles aan zal doen om zijn positie te behouden. Zowel de Keniaanse als de Zimbabwaanse grondwet kennen een dergelijke voorziening, namelijk: Art. 14 van de Keniaanse grondwet en Art. 30 van de Zimbabwaanse grondwet. De grondwet van Oeganda bevat geen bepaling over de immuniteit van de president, nochtans is daar wel ooit sprake van geweest. In het voorstel tot grondwet van 1993 stelde artikel 101 lid 4 en 5 dat de president tijdens zijn ambt niet voor de rechter kon worden gebracht, dit zowel in burgerlijke als in strafzaken. Dit artikel werd echter geschrapt in het licht van de historische tendens in het land dat de president aan zijn macht vasthoudt. Het werd onlogisch en te gevaarlijk bevonden. Zoals reeds eerder gezegd, bevatten de grondwetten van Kenia en Zimbabwe wel een immuniteitsartikel. De twee artikelen zijn erg vergelijkbaar, beiden stellen dat de president tijdens zijn ambt niet aansprakelijk kan gesteld worden in zowel burgerlijke zaken als in strafzaken. Na het verlopen van de ambtstermijn is het wel mogelijk om een procedure op te starten voor zaken die werden begaan vóór men president was of voor zaken begaan tijdens zijn ambt, indien deze tot de privé sfeer behoren. De verjaring zal in dit geval niet meespelen, de zaak wordt als het ware op non-actief gezet en na het beëindigen van zijn ambt zal de ex-president nog steeds voor de rechter kunnen worden gedaagd. De ratio van deze bepaling is dat op deze wijze de waardigheid van het ambt niet geschaad wordt en dat de aandacht van de president zo niet wordt afgeleid van belangrijkere zaken. 20 Het gevaar is dat een president, die tegen een mogelijke rechtszaak aankijkt, er alles aan zal doen om zijn positie veilig te stellen. Dit houdt ook in dat hij zo lang mogelijk het presidentschap zal willen ambiëren. 2.3.2. Uitroepen van de noodtoestand. Het uitroepen van de noodtoestand wordt vaak gebruikt om de democratie aan banden te leggen en om de macht van de president te vergroten. Zowel de grondwet van Kenia 56 , Oeganda 57 , als Zimbabwe 58 voorzien in de mogelijkheid ervan. De president heeft in elk van de drie bovenstaande landen de macht om voor een bepaalde, in de grondwet voorziene termijn, de noodtoestand in het hele land, of een deel ervan, af te kondigen. De afkondiging van de noodtoestand is in alle drie de landen in tijd beperkt. Het valt evenwel op dat deze termijn grondig verschilt van land tot land. In Zimbabwe bedraagt deze termijn veertien dagen, in Kenia is de duur beperkt tot achtentwintig dagen en in Oeganda bedraagt de termijn maar liefst negentig dagen. Op zich lijkt een dergelijke beperking in tijd een goede waarborg, zodat de kans op misbruik aanzienlijk verkleind wordt. De drie grondwetsartikelen voorzien in een verlenging van de termijn, maar deze verlenging gebeurt niet unilateraal door de president. Voor het verlengen van de noodtoestand is de toestemming van het parlement vereist. Dit biedt echter een onvoldoende waarborg, want de wetgevende kamers worden hoofdzakelijk beheerst door de partij van de president. Verder kan ik er nog op wijzen dat de president een niet te verwaarlozen aantal leden van het parlement zelf kan benoemen 59 . In Zimbabwe is het zelfs zo dat de noodtoestand er vijfendertig jaar lang van kracht is geweest, van 1965 tot 1990. Ze werd telkens verlengd voor een periode van 6 maanden. Als de noodtoestand van kracht is, kan de president maatregelen nemen die nodig zijn om de publieke veiligheid en orde te herstellen. Het gaat hier onder andere over het beperken van de bewegingsvrijheid, het invoeren van een verbod op vereniging, het invoeren van censuurmaatregelen, het opschorten van sommige wetten (behalve de grondwet),…. Vele van deze maatregelen kunnen 56 Art. 85 van de Keniaanse Grondwet iuncto ‘The preservation of Public Security Act’. Art. 101 van de Oegandese Grondwet. 58 Art. 31J van de Zimbabwaanse Grondwet. 59 Hierop wordt later dieper op ingegaan. 57 21 verregaande effecten ressorteren en het gevaar voor misbruik is dan ook een reële dreiging. Zoals ik eerder vermeldde, bleef de noodtoestand in Zimbabwe vijfendertig jaar lang van kracht. Hiervoor werden telkens verschillende redenen ingeroepen, zoals verhoging van de criminaliteit, aanvallen van guerrillabewegingen…. Op basis van artikel vier 60 van het BUPO-verdrag 61 , waren deze redenen geen voldoende rechtvaardiging voor het in stand houden van de noodtoestand voor een zodanig lange periode 62 . Het is voor de president al te gemakkelijk om de noodtoestand af te kondigen, te meer omdat zijn invloed in het parlement niet klein is. Dit geldt zowel voor Kenia, voor Oeganda, als voor Zimbabwe. Het gevaar is dat via het uit roepen van de noodtoestand een aantal beschermende grondwettelijke bepalingen aan de kant worden geschoven. Op die manier kunnen politieke tegenstanders worden uitgeschakeld en kan de zittende president zijn macht versterken. Het zou beter zijn mocht de noodtoestand pas kunnen worden uitgeroepen nadat een bijzondere meerderheid 63 van het parlement ermee ingestemd heeft. Bij een dergelijke meerderheid heeft de oppositie in vele gevallen de mogelijkheid om het voorstel te blokkeren. 2.3.3. Impeachement procedure tegen de president. Is het mogelijk om de president uit zijn functie te ontzetten of is het eerder een utopie? Als die mogelijkheid er is, dan is er sprake van een waarborg zodat de president zijn macht niet geheel onbeperkt is. Op die manier wordt dan de Third Term Politics problematiek toch enigszins gemilderd. Alle drie de grondwetten voorzien op één of andere wijze in het ontzetten van de president uit zijn functie, de manier waarop verschilt weliswaar. In Zimbabwe bestaan volgens de grondwet twee mogelijke manieren om het staatshoofd te ontslaan, in Kenia en Oeganda kent men slechts één mogelijke manier. De eerste manier vinden we zowel in Zimbabwe 64 als in Kenia 65 terug. Het gaat hier eerder om een onrechtstreekse mogelijkheid om de president uit zijn functie 60 Art. 4 vormt de basis voor het uitroepen van de noodtoestand in Zimbabwe. Het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. 62 J. HATCHARD, “The Constitution of Zimbabwe: Towards A Model For Africa” , Journal of African Law, 1990-91, Vol. 34-35, 79-101 63 Een 2/3 meerderheid zou goed zijn. 64 Art. 31 F (3) van de Zimbabwaanse Grondwet. 65 Art. 59.3 van de Keniaanse Grondwet. 61 22 te ontzetten. De respectievelijke artikelen voorzien in een motie van wantrouwen tegen de regering, waarbij de president zelf ontslag kan nemen. In beide landen kan er dus een motie van wantrouwen worden ingediend tegen de huidige regering, het parlement moet dan binnen de zeven dagen stemmen over deze motie. Als deze motie wordt aangenomen, dan heeft de president in Zimbabwe drie keuzes: ten eerste kan hij zelf ontslag nemen, ten tweede kan hij het parlement laten ontbinden en ten derde kan hij zijn ministers ontslaan. In Kenia heeft de president slechts twee keuzes: hij kan zelf ontslag nemen of hij kan het parlement ontbinden. Zoals ik al eerder aanhaalde is dit een onrechtstreekse mogelijkheid om de president uit zijn functie te ontzetten, want je rekent op de ‘goodwill’ van de president zelf! De kans dat dit in de praktijk ooit zal voorkomen is vrijwel onbestaande. De periode van zeven dagen tussen het indienen en het stemmen brengt het gevaar met zich mee dat de indiener van de motie uit de partij zal worden gezet en dus ook uit het parlement 66 . Het indienen van een motie van wantrouwen zal mijns inziens niet tot gevolg hebben dat de president zelf ontslag neemt. Er bestaat echter een tweede manier en deze is veel meer te vergelijken met de eigenlijke impeachement procedure zoals we deze in nog andere landen kennen. Deze afzettingsprocedure vinden we terug in de grondwet van zowel Oeganda 67 en als in die van Zimbabwe 68 . Een dergelijke procedure kan in beiden landen worden ingeleid doordat ten minste een derde van de leden van het parlement dit initiatief ondersteunen. Voorts bepalen de artikelen dat er drie mogelijke gronden zijn voor het afzetten van de president. Ten eerste kan, zowel in Oeganda als in Zimbabwe, met de procedure worden gestart wanneer de president een grove fout heeft begaan. In de grondwet van Zimbabwe vinden we in verband met de eerste grond geen verdere verduidelijking. De grondwet van Oeganda is op dat vlak duidelijker, zij stelt dat het om een fout moet gaan waardoor de president zijn ambt in een slecht daglicht heeft gesteld of dat hij een fout moet begaan hebben die de veiligheid of economie van Oeganda in gevaar heeft gebracht. Ten tweede kan de procedure in beide landen worden ingeleid als de president fysiek of mentaal niet meer in staat is om zijn taken naar behoren te vervullen. 66 Op voorwaarde natuurlijk dat de indiener van de motie tot de partij van de president behoort. Art. 107 van de Oegandese Grondwet. 68 Art. 29.3 van de Oegandese Grondwet. 67 23 De laatste en derde mogelijkheid stelt dat de president een bewuste schending van de grondwet moet hebben begaan. Het verdere verloop van de procedure verschilt in de twee landen. In Oeganda zal er een tribunaal 69 worden samengesteld dat de feiten nader zal onderzoeken. De president heeft het recht om gehoord te worden door dit tribunaal. Indien het tribunaal oordeelt dat er ‘prima facie’ sprake is van een schending, dan is het aan het parlement om te beslissen of de president al dan niet wordt afgezet. Het parlement zal in casu dan met een twee-derde meerderheid moeten beslissen. In Zimbabwe gaat het er anders aan toe, hier is het veeleer een politieke beslissing. Nadat een derde van de leden van het parlement het verzoek steunde, wordt er door de voorzitter van het parlement een parlementaire commissie 70 samengesteld. In tegenstelling tot Oeganda heeft de president hier niet het recht om gehoord te worden door deze commissie. Als deze commissie oordeelt dat de president zich schuldig heeft gemaakt aan één van de drie voorwaarden, dan zal het parlement de macht hebben om de president af te zetten, mits er hiervoor een twee-derde meerderheid bestaat. Bij de Zimbabwaanse procedure moeten er toch enkele vraagtekens worden geplaatst. Het is hoogst ongebruikelijk dat de macht om het staatshoofd af te zetten uitsluitend bij de wetgevende macht ligt en dat er geen enkel ander orgaan geraadpleegd wordt. Gezien de zwakke positie van de wetgevende macht tegenover de president is deze procedure dan ook beperkt in haar toepassing 71 . De procedure in Oeganda bevat een betere garantie, omdat het niet enkel in handen ligt van de wetgevende macht. Het is maar echter de vraag of er ooit gebruik zal gemaakt worden van de impeachement procedure, want de macht van de president ten opzichte van de wetgevende macht en de rechterlijke macht valt niet te onderschatten 72 . Door deze sterke positie wordt het makkelijker voor de president om zijn macht te consolideren, wat ons weer bij de Third Term Politics brengt. Hoe mooi het al dan niet in de grondwet beschreven kan staan, dit bewijst niet dat het in de praktijk zo wordt gespeeld. De theorie en de praktijk liggen in Afrika op sommige vlakken erg ver van elkaar. 69 Bestaande uit drie rechters van het hoogste gerechtshof (Supreme Court). Deze commissie zal bestaan uit leden van zowel de kamer als van de senaat. 71 J. HATCHARD,“The Constitution of Zimbabwe: Towards A Model For Africa” , Journal of African Law, 1990-91, Vol. 34-35, 79-101 72 Hier zal ik later op ingaan in hoofdstuk 7 en hoofdstuk 8. 70 24 Afdeling 2.4. Verdere evoluties. Welke kant deze problematiek zal opgaan weet niemand, maar we kunnen enkel hopen dat het de goede kant uit zal gaan. Hiermee bedoel ik vooral de goede kant voor Afrika, op welke manier dan ook. Wij hebben de neiging om alles door een Westers gezinde bril te bekijken, maar deze aanpak werkt echter niet altijd. We moeten ons hoeden voor het opdringen van onze sociale en culturele modellen aan Afrika. We delen niet altijd dezelfde politieke geschiedenis en hierdoor is de oplossing die wij voorhanden hebben niet altijd toepasbaar in Afrika. Hiermee wil ik niet gezegd hebben dat er in de Afrikaanse geschiedenis geen sprake is van enige democratische waarden. In casu is het echter duidelijk dat er meer nood is aan respect voor de wil van de kiezers en aan respect voor de vrijheid van vereniging zodat de oppositiepartijen ook een eerlijke kans krijgen bij de verkiezingen. In Kenia gaat het langzaamaan de goede kant op, maar dit gebeurt niet zonder slag of stoot. Een goed voorbeeld hiervan zijn de verkiezingen van verleden jaar 73 . Het is wel positief dat de termijn van de president nu gelimiteerd is tot twee ambtstermijnen, hiervoor was er wel grote druk nodig van het buitenland. In Oeganda valt het enorm te betreuren dat men de omgekeerde weg is ingeslagen. De grondwet voorziet wel nog in een bijkomende, wel minder beschermende, waarborg tegen het feit dat je president kan zijn voor het leven. In artikel 102 voert men een maximum leeftijd in voor de president, deze bedraagt vijfenzeventig jaar. Dit artikel zal de Third Term Politics niet verhelpen, maar het garandeert wel dat een presidentschap voor het leven niet mogelijk is. In Zimbabwe is de situatie nog het ergst van allemaal, hier hebben we geen beperking van het aantal ambtstermijnen en geen maximum leeftijd voor de president. Het ziet er naar uit dat er niet meteen veranderingen op til zijn. Mijn vrees is dat er pas na de dood van Mugabe een mogelijkheid is op een meer democratisch regime. Want ondanks druk van buitenaf verbetert de situatie er niet op. Er is wel nog hoop, de laatste verkiezingen tonen ons dat het volk niet meer massaal achter Mugabe staat. Misschien was dit dan ook zijn laatste keer als president. 73 Voor meer duiding hieromtrent verwijs ik naar hoofdstuk 3. 25 HOOFDSTUK 3: Presidentsverkiezingen: vooroordelen bevestigd? Afdeling 3.1. Welke vooroordelen? Als we aan presidentsverkiezingen in Afrika denken, gaat dit meestal gepaard met een aantal vooroordelen. We denken meteen aan corruptie, massale verkiezingsfraude, intimidatie van de oppositie, opsluiting van dissidenten, weigeren van internationale waarnemers, ontkennen van de verkiezingsnederlaag,… . In dit hoofdstuk zal nagegaan worden hoe de verkiezingen in Kenia, Oeganda en Zimbabwe verlopen. Ik zal de recentere verkiezingen bespreken, op het verleden zal ik niet ingaan. Ook het installeren van de kiescommissie volgens de grondwettelijke regels zal aan bod komen. Op deze manier zullen we een beeld krijgen van welke rol de president in de verkiezingsstrijd heeft. Afdeling 3.2. De samenstelling en werking van de kiescommissie. Hier zal ik een overzicht per land geven van de benoemingsfase van de kiescommissie. Het belang en de taken van de commissie zullen eveneens worden besproken. 3.2.1. De samenstelling en werking van de kiescommissie in Kenia. Volgens artikel 41 (1) van de Keniaanse grondwet worden de leden van de kiescommissie benoemd door de president. In tegenstelling tot Oeganda en Zimbabwe 74 , heeft de president hier het volledige alleenrecht om de commissie te benoemen. Het zou beter zijn om de benoemingen te laten goedkeuren door het parlement 75 , net zoals dit in Oeganda het geval is. De commissie bestaat uit minimum vier leden en maximum eenentwintig leden, de voorzitter wordt hierbij 74 In Zimbabwe is het enkel op advies, zie infra. G. KIMONDO KANYI, “Special Constitutional Bodies and Offices”, in The citizen and the constitution, Nairobi, Claripress, 1996, 73. 75 26 niet meegerekend. De grondwet eist dat de voorzitter rechter is in het Hooggerechtshof of dat hij minstens gekwalificeerd is om er deel van uit te maken. Momenteel heeft Kenia één van de grootste kiescommissies ter wereld, ze bestaat uit tweeëntwintig leden, inclusief de voorzitter 76 . De kiescommissie in Kenia heeft, in tegenstelling tot Oeganda en Zimbabwe, veel leden 77 . De leden zijn benoemt voor een termijn van vijf jaar. Het samenstellen en het benoemen van de leden van de commissie is van groot belang. Daarom is het wenselijk dat de commissie fungeert als een onafhankelijke instelling. De leden worden echter benoemd door de president, die tevens ook de leider is van een politieke partij. Op deze manier wordt een ongelijk voordeel gecreëerd voor de partij van de president tegenover de oppositiepartijen. Volgens artikel 41 (9) van de grondwet zal de kiescommissie in de uitoefening van haar taken volledig onafhankelijkheid handelen. Ze staat dus niet onder de controle van enig orgaan of persoon 78 . Op deze manier probeert men enigszins de onpartijdigheid en onafhankelijkheid te waarborgen, maar zoals reeds eerder gezegd is geweest, is de onafhankelijkheid ver te zoeken aangezien de president het alleenrecht heeft om de leden te benoemen. Het is de taak van de commissie om alle kiezers te registreren, om de presidentsverkiezing in goede banen te leiden en te superviseren, om te zorgen dat de verkiezingen vrij en eerlijk verlopen,… 79 . Het takenpakket in alle drie de landen is goed vergelijkbaar, alleen zijn de taken niet altijd even goed omschreven in de grondwetten waardoor er soms meer plaats is voor interpretatie. De laatste presidentsverkiezingen zijn in Kenia bijzonder woelig verlopen, hier zal ik straks dieper op ingaan. 76 Bron: http://aceproject.org/regions-en/ied/KE/case-studies/kenya-a-task-to-restore-confidence In 1997 had de kiescommissie in Kenia twaalf leden. Dit aantal werd uitgebreid, om zo ook de oppositie de mogelijkheid te geven om meer vertegenwoordigers te hebben. Spijtig genoeg voor de oppositie, had dit niet het gewenste effect. 78 Een dergelijke bepaling vinden we ook terug in de grondwet van Oeganda en Zimbabwe. 79 Art. 42A van de Keniaanse Grondwet. 77 27 3.2.2. De samenstelling en werking van de kiescommissie in Oeganda. De president heeft de macht om de leden van de kiescommissie te benoemen, dit staat uitdrukkelijk in de grondwet 80 . De commissie bestaat uit zeven leden, waarvan er één voorzitter en één vicevoorzitter is. De president heeft zoals reeds gezegd, de macht om deze commissie te benoemen, maar de benoemingen moeten wel door het parlement worden goedgekeurd. Men zou hier kunnen spreken van een waarborg van de wetgevende macht ten opzichte van de uitvoerende macht. In de praktijk is deze goedkeuring echter een formaliteit want de partij van Museveni (de National Resistance Movement) heeft nog steeds een absolute meerderheid in het parlement. Voorts worden de leden benoemd voor een termijn van zeven jaar en de mogelijkheid bestaat dat die termijn hernieuwd wordt voor nog eens zeven jaar 81 . In Oeganda is het niet vereist dat de voorzitter een rechter is uit het hoogste gerechtshof. De taken van de kiescommissie zijn behoorlijk omvangrijk 82 . Zij moet onder meer verzekeren dat er vrije en eerlijke verkiezingen plaatsvinden, zij moet de verkiezingen organiseren en superviseren, zij ontvangt klachten over de verkiezingen, ze stelt de stemregisters op, zij maakt de verkiezingsresultaten bekend… . Het belang van al deze taken is zeker niet te onderschatten, de commissie bepaalt in zekere zin het verloop van de verkiezingen. De kans is niet onbestaande dat de president ‘zijn’ mannetjes zal benoemen als lid van de kiescommissie. Nochtans benadrukt artikel 62 van de grondwet de onafhankelijkheid van de commissie, ze staat namelijk niet onder controle van een orgaan of persoon en handelt in volledige onafhankelijkheid 83 . Met betrekking tot de organisatie van de verkiezingen bepaalt artikel 67 van de grondwet dat alle presidentskandidaten evenveel en even gemakkelijk toegang moeten krijgen tot de staatsmedia. Wederom kunnen we enkele vraagtekens plaatsten bij het naleven van dit artikel, dit zal geïllustreerd worden bij het verloop van de laatste presidentsverkiezingen. 80 Art. 60 (1) van de Oegandese Grondwet. Art. 60 (3) van de Oegandese Grondwet. 82 Art. 61 van de Oegandese Grondwet. 83 Een dergelijke bepaling vinden we ook terug in de grondwet van Kenia en Zimbabwe. 81 28 3.2.3. De samenstelling en werking van de kiescommissie in Zimbabwe. Ook in Zimbabwe wordt de kiescommissie door de president benoemd 84 , maar hij heeft niet het volledige alleenrecht zoals in Kenia. In Zimbabwe geeft de ‘Judicial Service Commission’ advies aan de president, dit advies is wel niet bindend. Hij kan het dus zomaar naast zich neerleggen. In het verleden kwam het regelmatig voor dat de president een aantal leden van de kiescommissie beloonde door hun een mooi postje te geven bij een publiek orgaan 85 . Dit is een terugkerend fenomeen in alle drie de landen en die trend valt ten zeerste te betreuren. De enige oplossing is dat de benoemingen door het parlement worden goedgekeurd. Dit vereist wel dat het parlement onafhankelijk is van de uitvoerende macht, zodat het zijn controlerende taak naar behoren kan vervullen. Net zoals in Kenia moet ook hier de voorzitter van de commissie een rechter van het hooggerechtshof zijn of moet hij minstens gekwalificeerd zijn om er deel van uit te maken. Het aantal leden van de commissie ligt dan weer eerder in de lijn van het aantal van de Oegandese kiescommissie, namelijk zes. De grondwet eist dat minimum drie van de zes leden een vrouw is. Het artikel 61 (5) van de grondwet stelt dat de kiescommissie in volle onafhankelijkheid handelt (vgl. met Kenia en Oeganda). De betrouwbaarheid en effectiviteit van dit artikel valt te betwijfelen, want zoals ik reeds stelde, krijgen leden van de commissie regelmatig een beloning als ze hun job naar behoren hebben uitgevoerd. De commissie is verre van onafhankelijk en is helemaal niet onpartijdig. De commissie heeft als taak 86 om de verkiezingen voor te bereiden en te superviseren. Verder verzekert de commissie dat de verkiezingen vrij en eerlijk zijn verlopen, ze registreert de kiezers, ze maakt de verkiezingsresultaten bekend… . De president speelt echter een niet onbelangrijke rol in dit verband. Vroeger had hij op basis van de ‘Electoral Act 87 ’ de macht om de verkiezingen op te schorten en om het hele verkiezingsproces over te laten aan één enkele persoon. Die kon dan de kieswet opschorten en zo kon hij de hele verkiezingen 84 Art. 61 (1a) van de Zimbabwaanse Grondwet. J.M. MAKUMBE, “Zimbabwe: Electoral Procedures and Processes in Zimbabwe”, in The State and Constitutionalism in Southern Africa, Harare, Scopes Books, 1998, 70. 86 Art. 61 (4) van de Zimbabwaanse Grondwet. 87 De kieswet. 85 29 manipuleren 88 . De kieswet is ondertussen wel geamendeerd en aangepast zodat ze al een stuk democratischer is geworden. Dat ook in de Zimbabwe de verkiezingen niet altijd even vlot verlopen zal ik hierna bespreken. Afdeling 3.3. Verloop van de presidentsverkiezingen. Hierboven is reeds aangehaald dat de presidentsverkiezingen woelig verlopen, dit komt vooral doordat de presidenten hun macht niet willen afstaan en vasthouden aan hun zitje. De recentste verkiezingen in Kenia, Oeganda en Zimbabwe zijn alle drie niet vlekkeloos verlopen. 3.3.1. De verkiezingsstrijd in Kenia. Op 27 december 2007 werden er in Kenia presidentsverkiezingen gehouden. Mwai Kibaki 89 zou het opnemen tegen de kandidaat van de grootste oppositiepartij, Raila Odinga. Op 30 december werd de ‘officiële’ uitslag van de verkiezingen bekend gemaakt. Kibaki kwam als overwinnaar uit de bus. Er waren echter meteen onrustwekkende berichten dat er op grote schaal fraude gepleegd was door Kibaki en zijn aanhangers. De voorzitter van de verkiezingscommissie verklaarde ondermeer dat er verschillende van zijn ambtenaren van door waren gegaan met de uitslagen. Op de televisie werden beelden getoond van vernietigde stembussen en vaak waren de lokaal bekendgemaakte uitslagen verschillend van de uitslagen die door de verkiezingscommissie in Nairobi werden voorgelezen 90 . De oppositie was niet de enige die de uitslag in twijfel trok, ook de Europese waarnemers hadden ernstige bedenkingen bij de bekend gemaakte uitslag. Odinga is vooral populair bij de armere bevolking, het was dan ook in de sloppenwijken dat het protest op gang kwam. Het protest was dus aanvankelijk gericht tegen de rijkere toplaag van de bevolking in Kenia. Het geweld kreeg 88 J.M. MAKUMBE, “Zimbabwe: Electoral Procedures and Processes in Zimbabwe”, in The State and Constitutionalism in Southern Africa, Harare, Scopes Books, 1998, 72. 89 De huidige president. 90 Hieruit blijkt nogmaals dat de verkiezingscommissie weinig onafhankelijk en weinig onpartijdig is. 30 echter snel een etnisch tintje 91 . De toplaag van de bevolking bestaat hoofdzakelijk uit leden van de Kikuyu-bevolkingsgroep. Toeval of niet Kibaki behoort tot de Kikuyu, terwijl Odinga tot de Luo-bevolkingsgroep behoort. Het duurde dan ook niet lang of oude etnische conflicten laaiden weer op en het geweld keerde zich tegen de Kikuyu bevolking. Het gevecht voor meer democratie en meer rechtvaardigheid ontaardde zo in een etnisch conflict. Ondertussen weigerde Kibaki zijn macht af te staan. Internationaal kwam er dan ook veel kritiek op deze handelswijze. Het was oud secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, die beide partijen rond de tafel kreeg en een oplossing wist te forceren. Kibaki blijft (hoe kan het ook anders) president en Odinga is voortaan de eerste minister 92 . Deze verkiezingen waren een perfect bewijs van machtsgeilheid en van wat er allemaal fout kan lopen. Het is duidelijk dat de bevolking van Kenia de grootste verliezers zijn in dit ganse schouwspel. 3.3.2. De verkiezingsstrijd in Oeganda. Op 23 februari 2006 was het de beurt aan de Oegandezen om een nieuwe president te kiezen. Het beloofde een strijd te worden tussen de toenmalige president Yoweri Museveni en Kizza Besigye 93 . Besigye had in 2001 ook al deelgenomen aan de presidentsverkiezingen. Kort na die verkiezingen werd hij echter opgepakt en ondervraagd over vermeende banden met een rebellengroep. Hierop vluchtte hij naar Zuid-Afrika, in 2005 keerde hij weer naar zijn vaderland. Vooral de aanloop naar de verkiezingen verliep niet zonder incidenten. Het begon al op 14 november 2005 toen Besigye werd gearresteerd op verdenking van verkrachting en moord 94 . Dit was een middel van Museveni om zijn grootste tegenstander uit de weg te ruimen. In december verklaarde de kiescommissie dat Besigye wel zijn kandidatuur mocht indienen vanuit de gevangenis 95 . Dit was niet het enige probleem. De oppositie kreeg bijna geen toegang tot staatsmedia, openbare samenkomsten werden uit elkaar gedreven, intimidatie 91 Etniciteit speelt een niet onbelangrijke rol in de geschiedenis van Kenia, later ga ik hier verder op in. De functie premier werd gecreëerd zodat de macht tussen de Kibaki en Odinga gedeeld zal worden. 93 Dit is de leider van de grootste oppositiepartij het FDC (Forum for Democratic Change). 94 A. RAKE, Uganda: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1236. 95 Dit was een overwinning, want de Procureur-generaal was een andere menig toe gedaan. 92 31 was in hoge mate aanwezig,… . Besigye dwong gerechtelijk af dat hij vrij mocht op borgtocht en zodat hij kon deelnemen aan de verkiezingen. Het hoeft niet te verbazen dat de verkiezingen gewonnen werden door Yoweri Museveni met bijna 60% van de stemmen tegenover 37% voor Besigye. De oppositie was er van overtuigd dat er verkiezingsfraude in het spel was. Ze trokken op 7 maart 2006 naar het hoogste gerechtshof 96 van Oeganda 97 . In april volgde de uitspraak, het hof was niet van oordeel dat er sprake was van grootschalige verkiezingsfraude. Het hof had wel enkele kleinere onregelmatigheden vastgesteld. Zo waren er plotseling namen van kieslijsten verdwenen, was er sprake van omkoping en intimidatie,… . Het hof vond echter niet dat deze onregelmatigheden het globale resultaat van de verkiezingen in een voldoende mate hadden beïnvloed. De rest van het verhaal is bekend, in mei 2006 wordt Museveni voor een nieuwe ambtstermijn ingezworen. 3.3.3. De verkiezingsstrijd in Zimbabwe. In Zimbabwe vonden op 28 maart 2008 presidentsverkiezingen plaats. In hoofdstuk 1 zagen we reeds dat deze zeer tumultueus verliepen en dat de toenmalige (en huidige) president Robert Mugabe er alles aan deed om zijn macht te behouden. Na de eerste verkiezingsronde kwam er officieel geen overwinnaar uit de bus. De uitslag van de eerste ronde was meer dan waarschijnlijk gemanipuleerd. Dit kunnen we afleiden uit het feit dat het enige tijd duurde eer de uitslagen bekend werden gemaakt. Dit was niet de enige vorm van manipulatie, zoals we reeds in hoofdstuk 2 zagen. De tweede ronde voor de presidentsverkiezingen verliep al niet veel beter. Het ging zelfs zo ver dat Morgan Tsvangirai (de kandidaat van de oppositie) zich terugtrok uit de verkiezingen en naar de Nederlandse ambassade vluchtte. Het was duidelijk dat het land in een conflictsituatie zat, die vergelijkbaar was met die van Kenia na de presidentsverkiezingen. De internationale gemeenschap zou, net zoals in Kenia, proberen te bemiddelen om de situatie recht te zetten. De bemiddelaar was Thabo Mbeki, de toenmalige president van Zuid-Afrika, en hij slaagde erin om na lange onderhandelingen over wie de verkiezingen had 96 Het Supreme Court. A. RAKE, Uganda: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1236. 97 97 32 gewonnen, een akkoord te bereiken 98 . Het akkoord is behoorlijk uitgebreid en het voorziet in een machtsdeling tussen Mugabe en Tsvangirai. Mugabe blijft de president van Zimbabwe, hij zal dus niet zo ver gaan dat hij zijn ambt zal afstaan. Tsvangirai wordt de nieuwe eerste minister, een ambt dat speciaal wordt gecreëerd. Als twee politieke tegenstanders de macht moeten delen met elkaar weet je gewoon dat er spanningen zullen ontstaan. Een maand na het akkoord inzake de machtsdeling was er nog altijd geen overeenkomst over het aantal ministers en welke partij ze mag leveren. Dit alles komt Zimbabwe niet ten goede, het zit al jaren in een economische crisis en het kan deze politieke impasse best missen. Afdeling 3.4. Conclusie. In dit hoofdstuk begonnen we met te wijzen op de macht die de presidenten hebben bij het aanduiden van de verkiezingscommissie. Er zijn weinig concrete waarborgen dat de benoemingen op objectieve criteria zijn gebaseerd en dat de leden van de commissie een onafhankelijke en onpartijdige rol zullen vervullen. Het belang van de benoemingen wordt duidelijk als we kijken naar hoe de verkiezingen zelf zijn verlopen. De verkiezingscommissies manipuleren de resultaten, vernietigen ze, sjoemelen met de kiesregisters,… . Combineer het voorgaande met intimidaties en het tegenwerken van de oppositie door de overheid en het is mogelijk voor de president om te genieten van een volgende ambtstermijn. We zien wel dat de oppositie dit feit niet zonder slag of stoot aanvaardt en dat ze opkomt voor haar rechten, dit is geen slechte trend. Op deze manier wordt de macht van de president toch enigszins aan banden gelegd. Wat de toekomst brengt kan niemand zeggen. Het zal bang afwachten worden want de situatie kan, zoals aangetoond is, snel escaleren. 98 Het akkoord wordt bereikt op 11 september 2008, meer dan twee maanden na de verkiezingen. 33 HOOFDSTUK 4: Eenpartijstelsel of meerpartijstelsel ? Afdeling 4.1. Wat draagt de voorkeur weg ? Het eenpartijstelsel werkt de dictatuur en de macht van de president in de hand. De keuze voor een meerpartijstelsel doet hopen dat er in enige mate toch sprake is van een democratie. De keuze voor één van beide stelsels zal steeds vervat zijn in de grondwet. De president is steeds voorzitter van zijn partij, zowel wanneer er maar één partij is, als wanneer er meerdere zijn. De macht van de president hangt dus enigszins samen met de macht die de partij heeft. De praktijk leert ons dat de partij van de president er alles aan zal doen om te zorgen dat ze haar macht behoudt. Het meerpartijstelsel draagt de voorkeur weg van iedereen die de democratie gunstig gezind is, het eenpartijstelsel daarentegen zal vooral de voorkeur wegdragen van de president en zijn aanhangers, want in een eenpartijstaat is het makkelijker voor hen om te regeren. Zowel in Kenia, Oeganda, als in Zimbabwe heeft men het eenpartijstelsel gekend. Het eenpartijstelsel dient niet alleen als machtsinstrument. Sommigen landen voeren het in omdat het zogezegd de stabiliteit en de vrede tussen verschillende bevolkingsgroepen zou bevorderen. Een ander veel gebruikt argument is dat het eenpartijstelsel in lijn ligt van de Afrikaanse traditie van besturen. Hoe dan ook, de teloorgang van het eenpartijstelsel werd ingeluid door de val van het communisme in Europa. Vele Afrikaanse leiders hadden enige sympathie voor het communisme en het communistische gedachtegoed lag veelal aan de basis van hun legitimiteit. In dit hoofdstuk zullen we nagaan of dit nog steeds het geval is of er misschien al enige veranderingen zijn doorgevoerd. Hierbij kijken we ook naar de geschiedenis van de landen, en naar de relevante grondwetsartikelen. 34 Afdeling 4.2. De evolutie van een eenpartijstelsel naar een meerpartijstelsel. Hieronder zal een overzicht gegeven worden per land van de evolutie die het al dan niet doorgemaakt heeft op politiek vlak. 4.2.1. De evolutie van het Keniaanse politieke landschap. De eerste jaren na de onafhankelijkheid was Kenia een echte democratische staat. In het parlement zat niet één enkele partij, er waren er meerdere. De KANU-partij 99 , die de meeste bevolkingsgroepen groepeerde, was de grootste maar niet de enige partij. In het parlement zetelde ook nog leden van KPU 100 , deze partij was opgericht door Jaramogi Oginga Odinga 101 , zij vertegenwoordigden vooral de Luo bevolkingsgroep. In de jaren ‘60 waren er een aantal etnische spanningen in het land tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Deze spanningen zijn er trouwens de dag van vandaag nog steeds. De politieke situatie zal veranderen wanneer in 1969 de politicus Tom Mboya wordt vermoord. In de strijd tegen de KPU was Mboya de rechterhand van president Kenyatta, hij behoorde tot de Luo bevolkingsgroep. De moord op Mboya wordt dan ook door velen gezien als uitgevoerd in opdracht van vooraanstaande Kikuyu, die vreesden dat na de dood van de reeds oude Kenyatta, Mboya hem zou opvolgen en niet iemand uit de eigen gelederen 102 . Na deze moord wordt de politieke tegenstander van de KANU-partij, de KPU, verboden. Dit betekent dat Kenia de facto een eenpartijstaat wordt. Zoals in hoofdstuk 1 al is gezien, wordt Kenia onder president Moi in 1982 ook de iure een eenpartijstaat. Dit gebeurde door de grondwet te amenderen, op die manier werd het artikel 2A ingevoegd dat voortaan alle andere politieke partijen, behalve KANU, verbood. Bij Moi zien we duidelijk dat dit verbod niet om een veiligheidsreden is of om de stabiliteit in Kenia te verbeteren. Hij wil zijn macht zo veel mogelijk uitbouwen en zijn politieke tegenstanders moeten zo weinig mogelijk kritiek kunnen uiten op zijn regime. De KANU partij, waarvan de president de voorzitter is, wordt onder Moi een machtsmiddel in strijd tegen 99 Voor de afkorting verwijs ik naar hoofdstuk 2. “Kenya Peoples Union” 101 De vader van de huidige eerste minister van Kenia, Reila Odinga. 102 J. HOOPMAN, “Democratie in Kenia: een vergelijking tussen het éénpartijsysteem en het meerpartijenstelsel”, Derde wereld, 1994-95, 53-75. 100 35 organisaties, en politieke tegenstanders. Dat de voorzitter van de grootste partij president wordt, is een veel voorkomend feit 103 . Wanneer er echter slechts één enkele partij toegelaten is, dan verandert dit enigszins de situatie. De partijvoorzitter/president is dan de machtigste man van het land. Hij is niet alleen het staatshoofd, maar hij staat ook nog eens aan het hoofd van de enigste partij. Op die manier controleert hij ook het gehele politieke landschap. De grenzen tussen de wetgevende en uitvoerende macht vervaagden dan ook geheel onder het regime van Moi. Vanaf 1989 klinkt de schreeuw om verandering steeds luider en luider met onder meer de vraag naar meer toezicht op de mensenrechten en minder overheidsbemoeienissen 104 . Er zijn een drietal 105 redenen voor de nieuwe houding van de bevolking ten opzichte van de gevestigde orde. Ten eerste de teloorgang van het communisme in Oost-Europa. Gedurende verschillende jaren werd naar het communisme verwezen als een vorm van legitimatie voor het eenpartijstelsel 106 . Nu het communisme in vrije val verkeerde, hoe konden Afrikaanse eenpartijstaten dan nog overleven? Ten tweede was de economische situatie op dat moment in Kenia bijzonder slecht. Het gevolg was dat de verarmde en gefrustreerde bevolking steeds vijandiger stond ten opzichte van het establishment. De pressiegroep FORD 107 gaf aan deze mensen een kans om gehoord te worden. De laatste reden is de frustratie en het gevoel van machteloosheid dat een gevolg is van de manier waarop de verkiezingen van 1988 zijn verlopen 108 . Er was niet alleen druk van binnenuit, maar er was ook sprake van grote externe druk van donorlanden, zoals de Verenigde Staten en Frankrijk. Zij waren niet langer bereid om economische steun aan het regime te verlenen, zolang er geen pluralistische democratie werd ingevoerd. Het gevolg was dat Moi toegaf onder de interne en externe druk. Act No. 12 van december 1991 schafte het artikel 2A van de grondwet af. Voortaan staat te lezen in artikel 1A van de Keniaanse 103 Ofwel wordt de partijvoorzitter president (zoals in Zuid-Afrika), ofwel wordt een presidentskandidaat verkozen uit één van de partijleden (zoals in de VS en in Frankrijk). 104 G. KIMONDO KANYI, “Amendements Reintroducing Multi-Partyism”, in The citizen and the constitution, Nairobi, Claripress, 1996, 43 . 105 K. KIBKWANA, W. MAINA, “State and Citizen: Visions of Constitutional and Legal Reform in Kenya’s Emergent Multi-party Democracy”, in Law and the Struggle for Democracy in East Africa, Claripress, 1996, 429. 106 Dit wil niet automatisch tot gevolg hebben dat het communistisch idee gevolgd werd president Moi was allesbehalve een communist, hij onderhield liever goede relaties met de Verenigde Staten. 107 Forum for the Restauration of Democracy. 108 Zie hoofdstuk 2, het ‘oplijn’ systeem. 36 grondwet dat Kenia een democratische staat is met een meerpartijstelsel. Samen met artikel 1A werd ook artikel 40 verandert, dit laatste grondwetsartikel maakt het onmogelijk voor parlementsleden om hun zitje te behouden als ze overstappen naar een andere partij. Op deze slinkse wijze wisten president Moi en zijn KANU-partij enigszins de negatieve gevolgen van een meerpartijstelsel te beperken. Ondertussen is het meerpartijstelsel al achttien jaar van kracht en zijn er zo’n zeven partijen actief in het parlement. De grondwettelijke verankering van het meerpartijstelsel zorgt ervoor dat er niet al te gauw tot een afschaffing (zoals in 1982) zal besloten worden. 4.2.2. De evolutie van het Oegandese politieke landschap. Toen de Britten uit Oeganda wegtrokken stelden ze de voorwaarde dat de Oegandezen het zogenaamde Westminster-model 109 zouden overnemen. Gedurende de eerste jaren na de onafhankelijkheid was het Westminster-model in werking en was Oeganda een democratische staat met meer dan één partij. Toen Milton Obote 110 aan de macht kwam, werden er echter een reeks grondige hervormingen doorgevoerd. Zo werd de grondwet van 1962 vervangen door een nieuwe grondwet (1967), waarbij de centrale macht in handen lag van de president in plaats van in de handen van het parlement. Het tijdperk van Obote duurde niet bijster lang en na een staatsgreep kwam de illustere Idi Amin aan de macht. Nauwelijks tien dagen nadat hij de macht greep, vaardigde Idi Amin een wet uit, No.1 van 1971, waardoor het parlement ontbonden werd en voortaan alle wetgevende bevoegdheden bij de president liggen 111 . Deze korte geschiedenis van het parlement toont aan dat het weinig reële macht heeft. Hoe zit het nu eigenlijk met het eenpartijstelsel in Oeganda ? Wanneer Yoweri Museveni in 1986 aan de macht komt met zijn NRM 112 neemt hij een aantal belangrijke beslissingen met betrekking tot het politieke landschap. De ‘Legal Notice Act No.1’ van 1986 symboliseert het verlangen van de Movement om de 109 Dit model voorziet in een parlement als centraal en wetgevend orgaan, een monarch of president die een ceremoniële functie bekleedt, een eerste minister die aan het hoofd staat van de uitvoerende macht en ten slotte bepaalt dit model dat de regering verantwoording aan het parlement dient af te leggen. 110 Zie hoofdstuk 1. 111 A.G.G. PINYCWA GINGYERA, “To be or not to be: The precarious status and the role of parliaments in the transition to democracy”, The Uganda Journal, 1997, Vol.44, 31-45. 112 National Resistance Movement, kortweg Movement. 37 macht te monopoliseren door alle politieke activiteiten te verbieden 113 . Via deze wet worden dus alle politieke activiteiten voortaan verboden, de politieke partijen zelf houden echter niet op te bestaan 114 . De Movement beweging van Museveni was de enige organisatie die aan politiek mocht doen. De bevolking kwam, in tegenstelling tot wat men zou verwachten, hiertegen niet in opstand. Hiervoor zijn drie verklaringen te geven. Ten eerste was de bevolking de politieke tegenstellingen en de politieke instabiliteit van het land meer dan beu. De Movement zorgde ten minste voor rust en stabiliteit. Ten tweede had de Movement ook een militaire tak en was het dus moeilijk om in opstand te komen tegen haar beslissingen. Tot slot beloofde Museveni dat er democratische verkiezingen zouden komen. Door het verbod op politieke activiteiten ontstaat er de facto een eenpartijstelsel, want het is niet langer mogelijk om op een normale en democratische manier aan politiek te doen. Dit alles kadert in het plan van Museveni en van de Movement om zo veel mogelijk de macht te concentreren. De officiële reden voor het invoeren van verbod is dat er op deze manier geen etnische partijen kunnen gevormd worden en dat dus de veiligheid en stabiliteit gewaarborgd blijft 115 . Het is belangrijk dat er meer nationale eenheid is, enkel op die manier kan Oeganda er op vooruitgaan. De Movement moet dus gezien worden als een organisatie en niet als een politieke partij 116 , die de belangen van de hele Oegandese bevolking verdedigd. Dit is belangrijk, de Movement is dus veel meer dan een politieke partij, ze is een organisatie met onder meer een politieke en militaire vleugel. Museveni weet het geheel dus mooi te verpakken, maar het moet gezegd worden dat sinds hij en zijn Movement aan de macht zijn, het land er op verschillende vlakken op vooruit is gegaan, vooral op economisch vlak. In tegenstelling tot Kenia is er altijd weinig druk geweest vanuit het buitenland op Museveni en de Movement om een meerpartijstelsel te institutionaliseren 117 . Dit is eigenlijk een 113 J.A. OKUKU, “Beyond Third Term Politics: Constitutional Reform and Democratic Governance in Uganda”, East African journal of Peace & Human rights, 2005, Vol.11:2, 182-219. 114 Artikel 72 van de Oegandese grondwet voorziet in de mogelijkheid om een politieke partij op te richten. 115 Y. CRAWFORD, Ethnicity and Politics in Africa, Boston University Press, Boston, 2002, 58. 116 Artikel 70 van de Oegandese Grondwet stelt dat de Movement een inclusief systeem is waar er plaats is voor iedereen die onder meer aan politiek wil doen. 117 P. AHLUWALIA, “Uganda: Movement Politics or One-Party State ?”, Africa Quarterly, 2000, Vol.40 No.3, 67-83. 38 erkenning van de internationale gemeenschap dat Oeganda goed bezig is. De donorlanden steunen president Museveni dan ook volop. De grote verdienste van de NRM is dat ze in 1995 voor een nieuwe grondwet gezorgd heeft. De nieuwe grondwet werd voorbereid door een grondwettelijke vergadering, die evenwel niet alleen was samengesteld uit leden van de NRM. Er zaten ook vertegenwoordigers in van andere politieke partijen 118 , de vakbonden waren vertegenwoordigd en zelfs het leger had een aantal afgevaardigden in de grondwettelijke vergadering. De grondwettelijke vergadering kwam tot een akkoord in verband met het al dan niet aannemen van een meerpartijstelsel. Zo stelde het artikel 269 van de grondwet dat alle politieke activiteiten nog steeds verboden waren. Het idee van een meerpartijstelsel werd door de grondwettelijke vergaderingen verworpen, met als gevolg dat kandidaten voor de presidentsverkiezingen en voor de parlementsverkiezingen officieel niet voor een partij opkomen. De grondwet die in 1995 werd aangenomen voorzag echter wel dat er in 2000 een referendum moest komen over het al dan niet invoeren van een meerpartijstelsel. Dit referendum vond plaats op 29 juni en het werd een overwinning voor president Museveni. Het meerpartijstelsel werd weggestemd, een overgrote meerderheid van de kiezers koos voor de Movement. Hierbij dient wel de opmerking te worden gemaakt dat de oppositie het referendum boycotte en dat de opkomst slechts 45% van de stemgerechtigde bevolking bedroeg. Niettemin was dit referendum geldig zodat Museveni steviger dan ooit in het zadel leek te zitten, want het volk had voor hem gestemd via een legitiem 119 referendum. In 2002, zeven jaar na het aannemen van de grondwet, werd er al gesproken over amenderen van de grondwet. Eén van de zaken die hiervoor in aanmerking kwam, was het herzien van het eenpartijstelsel. Dit lijkt raar, want waarom zou Museveni dit weer ter discussie stellen. We moeten dit in het licht van een aantal omstandigheden bekijken 120 . De eerste reden voor de eventuele verandering van het politieke systeem is dat op die manier de buitenlandse donorlanden gunstig gezind worden gehouden. Van interne druk op Museveni en de Movement is echter geen sprake. 118 Zoals de DP (Democratic Party) en het UPC (Uganda People’s Congress). De waarnemers van de Afrikaanse Unie verklaarden dat het referendum eerlijk en vredevol was verlopen. 120 J.A. OKUKU, “Beyond Third Term Politics: Constitutional Reform and Democratic Governance in Uganda”, East African journal of Peace & Human rights, 2005, Vol.11:2, 182-219. 119 39 Een tweede reden is dat het openstellen van het politieke landschap tot gevolg heeft dat de interne problemen van de Movement worden opgelost. Dissidente leden van de Movement zullen een eigen partij kunnen oprichten. De derde reden is dat de Movement geen politieke partij wordt, maar een organisatie blijft, op die manier blijft het subsidies krijgen via de belastingbetalers. Andere politieke partijen moeten voor hun eigen fondsen zorgen, en hoe meer partijen er zijn, hoe meer men in dezelfde vijver vist. Uit deze redenen volgt dus dat het vooral in het eigen belang van de Movement is dat er een meerpartijstelsel moet komen. Het is positief dat er veranderingen op til zijn, maar de achterliggende redenen zijn niet de juiste. Het meerpartijstelsel zal niet automatisch tot meer vrijheid en tot meer democratie leiden. Museveni laat dit echter niet aan zijn hart komen en gaat volop voor de verandering en amendering van de grondwet. In juni 2005 stemt het parlement een wet waardoor het meerpartijstelsel officieel weer wordt ingevoerd. De bevolking keurt deze wet goed op 28 juli 2005 via een referendum 121 , met een meerderheid van 92.5%. Het valt op dat de situatie in een periode van vijf jaar totaal is omgeslagen in Oeganda, niet alleen de leiders van het land veranderden van gedachte, ook de bevolking deed dit. Nu er officieel weer politieke activiteiten zijn toegelaten valt nog maar af te wachten of dit veel effect zal hebben op de macht die de Movement heeft. Het lijkt alsof Oeganda een stap in de goede richting zet, maar de achterliggende redenering van de voorgestelde verandering voorspelt weinig nieuwigheden. Museveni en de Movement hebben dit spel sluw gespeeld, hopelijk is er in de toekomst plaats voor echte veranderingen. 4.2.3. De evolutie van Zimbabwaanse politieke landschap. De situatie in Zimbabwe is enigszins anders dan die in Kenia en Oeganda, dit komt omdat er eigenlijk nooit volledig sprake is geweest van een eenpartijstelsel. In tegenstelling tot de twee andere landen zijn er steeds oppositiepartijen geweest, dit wil echter niet zeggen dat er geen poging is geweest om een eenpartijstaat te installeren. In de oorspronkelijke ‘Lancaster House Constitution of Zimbabwe’ wordt voorzien in een meerpartijstelsel. De Britten voorzagen 121 Artikel 69 iuncto artikel 74 van de Oegandese Grondwet voorziet in het feit dat de bevolking het politieke systeem van het land bepaalt. 40 namelijk in een aantal (twintig) gereserveerde zetels voor de blanke bevolking, op deze manier verzekerden ze de blanke bevolking dat ze in Zimbabwe kon blijven leven, zelfs onder zwarte heerschappij 122 . Net zoals in Kenia en Oeganda is er ook in Zimbabwe enige discussie ontstaan over het al dan niet aannemen van een eenpartijstelsel. De argumenten die hierbij gebruikt worden zijn steeds dezelfde 123 ; de nood aan nationale eenheid, de verwijzing naar de Afrikaanse traditie en de link met het communisme. Het eenpartijstelsel is in Zimbabwe evenwel nooit de iure aangenomen, er waren wel een aantal indicaties die erop wezen dat er de facto gestreefd werd naar een eenpartijstelsel. De grondwet is altijd gerespecteerd gebleven, artikel 21 lid 1 voorziet dat iedereen het recht heeft om zich aan te sluiten bij een politieke partij, of om er zelf één op te richten. Maar in de loop der jaren werden er wel een aantal grondwetsartikelen geamendeerd zodat we de facto van een eenpartijstelsel konden spreken. Het begon allemaal op 22 september 1987 toen twee partijen een overeenkomst sloten om samen te vloeien, het ging om, de ZANU-PF partij van Mugabe, en de ZAPU 124 partij van Nkomo. Voortaan waren ze één partij, de ZANU-PF partij, die gebaseerd was om de marxistisch-leninistische doctrine. Het was sterke man Mugabe zelf die aan de leiding van de partij kwam te staan. Het korte termijn effect was dat de problemen tussen deze twee partijen van de baan waren. Het lange termijn effect was niet het feit dat er nu een betere samenwerking mogelijk was, wel dat de enige oppositie partij opgeslokt werd door de regerende ZANU-PF 125 . De fusie was niet de enige indicatie die wees op een streven naar een eenpartijstelsel, de grondwet werd op een aantal vlakken geamendeerd. Zo werd in september 1987 beslist dat de twintig zetels, die voorbehouden waren voor blanken in het parlement, werden geschrapt uit de grondwet 126 . Ze werden vervangen door twintig leden van de ZANU-PF partij. Verder werd zoals reeds in hoofdstuk 1 is vermeld, de ceremoniële functie van de president, vervangen door een uitvoerende functie. De partijvoorzitter van de ZANU-PF partij, Mugabe, werd president van Zimbabwe, wat het streven naar een eenpartijstelsel bevestigde. Officieel is er wel nooit een eenpartijstelsel geweest, zelfs de ZANUPF partij heeft op geen enkel moment een concreet plan uit de doeken gedaan 122 J. HERST, State Politics in Zimbabwe,University of California Press, Berkeley-California, 1990, 241. Straks zal er dieper op deze argumenten worden ingegaan. 124 Zimbabwe African People’s Union. 125 J. HATCHARD, “The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for Africa ?”, Journal of African Law, 1990-91, Vol. 34-35, 79-101. 126 Dit gebeurde via Act No. 15 van september 1987. 123 41 om over te gaan op een eenpartijstelsel. In augustus 1990 keurde het partijbureau van de ZANU-PF partij een plan af dat voorzag in een eenpartijstelsel. Dus zelfs bij de ZANU-PF is er nooit de expliciete politieke wil geweest om naar een eenpartijstelsel te gaan. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de situatie in realiteit geheel dezelfde was. De oppositiepartijen hadden het zeker niet onder markt en ze werden op verschillende vlakken tegengewerkt. Zo voorzag ‘The Political Parties Finanace Act’ van 1992 dat partijen overheidssubsidies kregen wanneer ze ten minste vijftien verkozen parlementsleden hadden. Er lijkt niet meteen een concrete reden te zijn voor dit aantal, maar nader onderzoek van het Zimbabwaanse politieke systeem leert ons dat het quasi onmogelijk was op dat moment voor oppositie partijen om aan vijftien verkozen leden te geraken 127 . Het kwam er dus op neer dat enkel de ZANU-PF partij in aanmerking kwam voor de subsidies. Als we vandaag kijken naar de samenstelling van het Zimbabwaanse parlement, zien we dat er meer dan één partij aanwezig is in het parlement. In de kamer van volksvertegenwoordigers zijn er drie partijen 128 aanwezig, in de senaat twee 129 . Het valt echter wel op dat de ZANU-PF partij in beide vergaderingen een zeer ruime meerderheid heeft, wat erop wijst dat we nog steeds te maken hebben met een de facto eenpartijstelsel. De situatie verschilt eigenlijk weinig van die van twintig jaar geleden. President Mugabe is nog steeds aan de macht, net zoals zijn ZANU-PF partij en er wordt alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat ze aan de macht blijven. 127 J.M. MAKUMBE, “Zimbabwe: Electoral Procedures and Processes in Zimbabwe”, in The State and Constitutionalism in Southern Africa, Harare, Scopes Books, 1998, 74. 128 De ZANU-PF partij, de MDC, en de derde is een onafhankelijk verkozen parlementslid. Er komen wel nog andere partijen op met de verkiezingen, maar zij raken helemaal niet verkozen. 129 Hier gaat het om de ZANU-PF en de MDC. 42 Afdeling 4.3. De argumenten voor het eenpartijstelsel. Ik heb reeds de drie belangrijkste argumenten vermeld die worden aangehaald om het eenpartijstelsel te rechtvaardigen. Hieronder zal ik elk argument apart bespreken en daarna zal ik bij elk van de argumenten enkele opmerkingen plaatsen. We moeten steeds in het achterhoofd houden dat het gelijkstellen van ‘democratie’ aan het Westerse meerpartijstelsel door sommigen aanzien wordt als eurocentrisch en dat het verworpen moet worden 130 . 4.3.1. Het eenpartijstelsel is eigen aan de Afrikaanse cultuur. Dit argument werd onder meer veelvuldig aangehaald door Jomo Kenyatta, voor het rechtvaardigen van de eenpartijstaat. De voorstanders van dit argument beweren dat een georganiseerde oppositie een vreemd concept is in de Afrikaanse geschiedenis. De chef, het lokale stamhoofd, staat aan het hoofd van de gemeenschap en hij kent geen tegenspraak. Dit wordt vertaald door middel van de functie van de president, die het staatshoofd is. Hij staat aan het hoofd van de enige partij van het land, want deze partij vertegenwoordigt de hele natie. Op het eerste zicht lijkt dit argument tot op een zekere hoogte steek te houden. De historische politieke ontwikkelingen in Afrika zijn echter te divers om deze algemene stelling vol te kunnen houden 131 . We kunnen onmogelijk de moderne staatstructuren koppelen aan de historische feodale Afrikaanse cultuur. De huidige maatschappij is etnisch veel gevarieerder. Ze ziet er sociaal en op economisch gebied totaal anders uit, kortom ze is veel complexer. Het zou dan ook wetenschappelijk niet correct zijn om nog maar een poging te ondernemen om een vergelijking te maken. Dit argument probeert het Afrikaanse feodale systeem te portretteren als ware het een democratie, opdat we het zouden kopiëren. We mogen niet uit het oog verliezen dat het Afrikaanse feodale systeem allesbehalve een democratie was, het systeem onderdrukte de bevolking en buitte ze uit 132 . Dit argument kan op 130 O. VAN CRANENBURGH, H. KEMAN, “Democratie en de Afrikaanse eenpartijstaat: verslag van een conferentie (West-Duitsland, 15-17 oktober 1986)”, Acta Politica, 1987, Vol. 3, 369-376. 131 O. VAN CRANENBURGH, H. KEMAN, “Democratie en de Afrikaanse eenpartijstaat: verslag van een conferentie (West-Duitsland, 15-17 oktober 1986)”, Acta Politica, 1987, Vol. 3, 369-376. 132 W. NEUBE, S. NZOMBE, “The constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing ?, Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25. 43 geen enkele wijze een rechtvaardiging vormen voor het eenpartijstelsel. Het zou onrecht aandoen aan de historische feiten. 4.3.2. Het eenpartijstelsel zorgt voor meer nationale eenheid. Dit argument stelt dat het eenpartijstelsel nodig is om voor meer nationale eenheid te zorgen, het brengt stabiliteit en vrede met zich mee. Vele Afrikaanse landen, ook Kenia, Oeganda en Zimbabwe, zijn niet altijd even stabiel geweest. De economische ontwikkelingen bleven uit, er waren verscheidene etnisch gerelateerde conflicten, er waren regionale conflicten, er was veel werkloosheid,… . Het eenpartijstelsel zou volgens deze doctrine ideaal zijn om een gevoel van nationale eenheid te creëren, want zo worden politieke partijen die etnisch georiënteerd zijn in de kiem gesmoord 133 . Het meerpartijenstelsel zou partijen voortbrengen die georganiseerd zijn volgens bepaalde tribale en etnische kenmerken. Die zouden eerder het separatistische pad bewandelen, in plaats van te kiezen voor nationale eenheid. Die nationale eenheid is vervolgens nodig om het land er weer bovenop te helpen. Dit klinkt allemaal logisch maar het moet toch enigszins genuanceerd worden. De ervaring leert ons namelijk dat lang niet alle tribale en regionale conflicten zomaar verdwijnen wanneer we een eenpartijstelsel aannemen 134 . Als we eens logisch nadenken, dan kan dit zelfs het omgekeerde effect teweeg brengen. Er kunnen zich, wanneer er geen mogelijk is om uiting te geven aan een bepaald politieke gedachtegoed, interne strubbelingen voordoen in de enige legale partij. Want daar zitten dan verschillende mensen, met een verschillende etnische achtergrond, bij elkaar. Verder zorgt het eenpartijstelsel er ook voor dat er een tegenstelling gecreëerd wordt tussen de voorstanders en tegenstanders. Het is dus helemaal niet zo zeker dat een eenpartijstelsel tot meer nationale eenheid zal leiden. 133 P. AHLUWALIA, “Uganda: Movement Politics or One-Party State ?”, Africa Quarterly, 2000, Vol.40 No.3, 67-83. 134 W. NEUBE, S. NZOMBE, “The constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing ?, Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25. 44 4.3.3. Het eenpartijstelsel wordt gerechtvaardigd door het communisme. Om weerstand te bieden aan de vele economische problemen waarmee de Afrikaanse landen te kampen hadden, ‘bekeerden’ velen zich tot het communisme 135 . Toen ze zich bekeerden, werd er geargumenteerd dat het communisme niet samen gaat met een meerpartijstelsel, in tegendeel het eenpartijstelsel is zelfs een noodzakelijke voorwaarde opdat het communistische systeem optimaal zou functioneren. Deze argumentatie is echter vals. Een eenpartijstelsel is verre van een noodzakelijke voorwaarde voor een goede werking van het communistische systeem. Niet alle communistische landen kenden een eenpartijstelsel, onder meer Bulgarije en de Bondsrepubliek OostDuitsland hadden een meerpartijstelsel 136 . In het communistische systeem was er maar één zaak van belang, namelijk of de partij, of partijen de belangen van het volk dienden. In Afrika diende het eenpartijstelsel enkel het belang van de machthebbers. Het eenpartijstelsel was dus er niet democratisch en het was niet legitiem volgens de communistische zienswijze. De ondergang van het communisme in Oost-Europa luidde ook de val in van de Afrikaanse eenpartijstaat 137 . Afdeling 4.4. Grondwettelijke vrijheden en het eenpartijstelsel. De grondwetten van alle drie de landen voorzien in een aantal gewaarborgde vrijheden die in conflict komen wanneer er een eenpartijstelsel wordt geïnstalleerd. Het gaat in casu vooral om het recht van vereniging en de vrijheid om samen te komen en activiteiten te organiseren. In Oeganda is er nog een apart grondwetsartikel dat eenieder een politieke partij mag oprichten 138 . In Kenia wordt het recht van vereniging gewaarborgd door artikel 70 (b), en het is in vergelijking met de respectievelijke grondwetsartikels van Oeganda en 135 Dit was onder meer het geval in Oeganda en Zimbabwe. W. NEUBE, S. NZOMBE, “The constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing ?, Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25 137 Dit is zeker het geval voor Kenia, in Oeganda duurde het allemaal iets langer, maar een groot deel van de legitieme basis was in ieder geval verdwenen. 138 Art. 72 van de Oegandese Grondwet. 136 45 Zimbabwe minder expliciet. In Oeganda 139 en Zimbabwe 140 voorziet het recht van vereniging namelijk uitdrukkelijk in de mogelijkheid om ook een politieke partij op te richten. Zoals ik hogerop al heb besproken, is het grondwettelijk recht van vereniging niet altijd een voldoende waarborg opdat er geen eenpartijstelsel zal zijn. In Kenia werd dit recht aan de kant geschoven en er uitdrukkelijk in de grondwet geschreven dat politieke partijen verboden waren. Het ene grondwettelijk recht moest wijken voor het andere. In Oeganda pakte men het iets verfijnder aan, het recht van vereniging bleef er gelden maar het werd uitgehold doordat alle politieke activiteiten van de partijen verboden waren. De bewegingsvrijheid van de partijen werd danig beperkt, en elk openbaar optreden was verboden. Dit maakt dat er geen uiting gegeven kan worden aan het recht van vereniging, dus onrechtstreeks wordt het recht van vereniging op deze manier beperkt. In Zimbabwe is, net zoals in de twee andere landen, het recht van vereniging grondwettelijk verankerd. Net zoals in Oeganda bepaalt artikel 21 (1) van de Zimbabwaanse grondwet dat dit ook het recht omvat om een politieke partij op te richten. In Zimbabwe is er eigenlijk nooit sprake geweest van een schending van dit recht, in tegenstelling tot Kenia of Oeganda. Moeten we hieruit dan concluderen dat in Zimbabwe de grondwet steeds gerespecteerd wordt ? Dit lijkt me een beetje te voorbarig. Het is zeker en vast positief dat Mugabe zich nooit liet verleiden om ook een eenpartijstaat te installeren. Zoals ik reeds besprak, is er in Zimbabwe wel sprake geweest van een de facto eenpartijstelsel, waardoor er impliciet toch een schending was van de grondwet. De mogelijkheid om politieke partij op te richten werd wel bemoeilijkt, onder meer omdat ze geen subsidies konden krijgen. Het valt op dat de grondwet van alle drie de landen wel in een voldoende mate de vrijheden en rechten van de bevolking waarborgt, maar dat dit niet altijd een garantie is opdat ze ook nageleefd zal worden. De situatie is op dit vlak gelukkig verbeterd, zeker omdat er niet meer voor het eenpartijstelsel wordt gekozen. 139 140 Art. 29 (d) en (e) van de Oegandese Grondwet. Art. 21 (1) van de Zimbabwaanse Grondwet. 46 Afdeling 4.5. De president en het eenpartijstelsel. De president heeft veel macht in een eenpartijstaat, dit komt omdat in de meeste gevallen hij aan het hoofd zal staan van de enige legitieme partij. Het eenpartijstelsel is erg nauw verweven met de gehele staatstructuur, niet alleen de positie van de president speelt hierbij een rol, maar ook de positie van de ganse uitvoerende macht. Alle ministers zullen tevens ook de toplui zijn van de partij, de macht zal op deze manier mooi verdeeld zijn tussen de partijbonzen. De president zal de machtigste figuur van de partij zijn. Dit zien we bijvoorbeeld zeer duidelijk in Oeganda, waar Museveni de onbetwiste leider is van de Movement. Hij is diegene die de politieke koers bepaalt van de Movement. Als we er de geschiedenis op na slaan, zien we dat zowat in alle landen die een dictatoriaal regime hebben gekend, er maar één partij aan de macht was 141 . De machtigste man van die landen was de partijleider. Als we kijken naar Kenia, Oeganda en Zimbabwe zien we ook hier dat de partijleider de machtigste man zal zijn van het land. De president heeft onder het eenpartijstelsel bijzonder veel macht en het is bijzonder moeilijk om aan macht te weerstaan. De grondwet biedt garanties opdat de basisrechten van de bevolking in een eenpartijstaat niet zomaar geschonden kunnen worden. De president, die regeert als een dictator, respecteert evenwel de grondwet niet altijd 142 . Hij plaatst zichzelf en zijn partij als het ware boven de wet. We kunnen dus niet spreken van een rechtsstaat. Niet alle eenpartijstaten zijn bij voorbaat ondemocratisch, sommigen kennen een brede basisstructuur zodat niet enkel de top van de partij alle beslissingen neemt. Een partij die het merendeel van de bevolking vertegenwoordigt en die gecontroleerd wordt door haar achterban zal weinig autoritaire trekjes vertonen. Zolang de partijbasis de partijtop controleert zal er ruimte zijn voor democratie, doen ze dit niet dan is er het risico dat de grondwet een dode letter blijft. Veel zal ook afhangen van welke koers de president wil varen, want hij staat ten slotte aan het hoofd van de partij. Zo zagen we dat in Zimbabwe er enigszins nog ruimte werd gelaten voor andere partijen om aan politiek te doen, daar waar dit in Kenia helemaal niet het geval was. Het eenpartijstelsel is het ideale middel om politieke tegenstanders monddood te maken. Dankzij interne en externe drukkingsgroepen zie we gelukkig dat er vandaag de dag meer en meer afgestapt wordt van het eenpartijstelsel. De enige weg voor Afrika is de weg 141 142 Denk bijvoorbeeld aan Nazi-Duitsland of aan Noord-Korea vandaag. Zie hiervoor deel 4.4 “Grondwettelijke vrijheden en het eenpartijstelsel”. 47 vooruit en dit kan enkel gerealiseerd worden als er een goede en stabiele staatsstructuur aanwezig is waarin iedereen de mogelijkheid heeft om zijn stem te laten horen. 48 HOOFDSTUK 5: Het belang van etniciteit in de Afrikaanse samenleving. Afdeling 5.1. Het belang van etniciteit. Op het eerste zicht lijkt dit hoofdstuk weinig affiniteit te hebben met het onderwerp van deze masterproef, maar niets is echter minder waar. Hieronder zal gewezen worden op het belang van de etniciteit in het politieke leven van Kenia, Oeganda en Zimbabwe. De grondwetten van de drie landen bevatten echter weinig tot geen informatie in verband met etniciteit, daarom zal in dit hoofdstuk minder naar dit document gekeken worden. Alle drie de landen hebben op hun eigen manier te maken gehad met de etnische problematiek, en dikwijls zijn de problemen zelfs nog niet verdwenen. De etnische achtergrond van de presidentskandidaat heeft bijvoorbeeld in Kenia steeds voor conflicten gezorgd. In Oeganda zijn er onder meer problemen met het vroegere koninkrijk Buganda, en in Zimbabwe zien we dat de blanke boeren het steeds moeilijker en moeilijker krijgen om hun rechten te vrijwaren. Het etnische bewustzijn tast de stabiliteit aan van de staten, want het zorgt voor eindeloze conflicten. Zoals ik in hoofdstuk 4 besprak, grepen sommige landen het eenpartijstelsel aan om de stabiliteit te doen wederkeren, en om de conflicten de kop in te drukken. Het belang van etnische bewustwording mag niet onderschat worden, want het hangt nauw samen met het recht op zelfbeschikking. Het zal net dat recht op zelfbeschikking zijn dat er voor grote instabiliteit zorgt. In dit hoofdstuk zal ik ingaan op de verschillende problemen die de landen gekend hebben, of nog steeds kennen, inzake etniciteit. Ik begin echter met de rol die de kolonisator heeft gespeeld in dit alles. 49 Afdeling 5.2. De rol van de kolonisator. De kolonisatoren hebben een belangrijke rol gespeeld inzake de etnische bewustwording van de Afrikanen. Zowel Kenia, Oeganda, als Zimbabwe zijn gekoloniseerd geweest door de Britten. De verschillende koloniale structuren, instellingen en praktijken zorgden ervoor dat etniciteit een belangrijke factor werd in het politieke landschap 143 . De Britten regeerden over hun kolonies volgens het principe van ‘verdeel en heers’. Ze deelden de landen op in verschillende aparte regio’s en districten en gaven ze bijvoorbeeld de naam van een bevolkingsgroep. Onder andere op die manier werd het zelfbewustzijn aangewakkerd. De kolonisatoren trokken alle privileges naar zich toe, en ze waanden zich superieur ten opzichte van de inheemse bevolking. Ze waren ongevoelig voor de eisen van de lokale bevolking, maar dit leidde tot een splitsing binnen de groep van kolonisatoren zelf. Sommigen gingen zich bij de inheemse groepen voegen, en gingen de eisen van bepaalde etnische groepen mee helpen ondersteunen. De etnische spanningen kwamen op die manier naar boven 144 . Het land verdelen in verschillende regio’s was niet de enige techniek die werd toegepast. In Oeganda was de bevolking verdeeld naargelang het geloof dat ze aanhingen (Katholiek-Protestant-Moslim), en waarbij de protestanten een voorkeursbehandeling kregen van de Britten 145 . Zoals ik hieronder zal bespreken was dit echter niet de enige techniek die in Oeganda werd gebruikt. Ook in Zimbabwe heeft de kolonisatie zijn sporen achtergelaten. Het land is pas in 1980 onafhankelijk geworden, de hele tijd ervoor stond het onder Brits toezicht. Door de Britten is er een verdeling gekomen tussen de blanke bevolking en de inheemse zwarte bevolking. De blanken kregen allerlei privileges terwijl de zwarten het met zeer weinig moesten stellen. Vandaag de dag zien we nog steeds de gevolgen van die tweedeling. Hieronder zal ik de drie landen afzonderlijk bespreken, zodat we een mooi overzicht krijgen van de specifieke problemen en van de eventuele gelijkenissen. 143 E. MIGUDA, “Global Impulses/Local Politics: Comparing two Eras of Constitution-making in Kenya”, in Africa on a Global Stage, Trenton (New Jersey), Africa World Press, 2006, 107. 144 E. MIGUDA, “Global Impulses/Local Politics: Comparing two Eras of Constitution-making in Kenya”, in Africa on a Global Stage, Trenton (New Jersey), Africa World Press, 2006, 110. 145 Y. CRAWFORD, “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in Africa, Boston (Maryland), Boston University, 46. 50 Afdeling 5.3. De etnische factor in Kenia, Oeganda en Zimbabwe. Hieronder zal ik toelichten welke relevante bevolkingsgroepen tegenover elkaar staan, en welke verschillende belangen ze dienen. Verder heb ik ook gekeken worden naar de weerslag die etniciteit heeft op de vroegere en huidige politieke situatie. 5.3.1. De etnische factor in Kenia. Kenia is een land met drie grote culturele groepen: de Bantu groep, de Nilotische groep, en de Kushitische groep 146 . De etnische versnippering is echter niet beperkt tot deze drie groepen. De bevolking in Kenia is verdeeld over ongeveer veertig etnische groepen. Ik zal hier, uiteraard, enkel de belangrijkste groepen aan bod laten komen. De grootste groep is de Kikuyu (21% van de bevolking) en ze bevinden zich vooral in centraal Kenia. De Luo bevolking is de derde grootste groep (13% van de bevolking) en ze bevinden zich in het Westen van Kenia, verder bevindt zich in het Westen ook de tweede grootste bevolkingsgroep namelijk de Luhya (zij vertegenwoordigen 14 % van de bevolking). De vierde belangrijke groep is de Kalenjin (11% van de bevolking), zij bevinden zich in het midden Westen. Dit zijn de vier belangrijkste subgroepen, de Kikuyu en de Luhya behoren tot de Bantu groep en de Luo en de Kalenjin tot de Nilotische groep. Die subgroepen vallen dan weer uiteen in andere groepen, en ze ontstaat er wel eens rivaliteit tussen de groepen. Het is wel zo dat er onder de Kikuyu groep een sterk eenheidsgevoel heerst, net zoals bij de Kalenjin 147 . Ten tijde van de kolonisatie waren de Britten voorstander van een multiculturele staat waarin de blanken wel de bovenhand hadden op de andere bevolkingsgroepen. Deze opvatting werd echter in de jaren ’50 van de vorige eeuw niet meer houdbaar geacht. Het gevolg was, dat etniciteit steeds meer zijn ingang in de samenleving vond 148 . Na de kolonisatie was de etniciteit het centrale element dat voor verdeeldheid in de samenleving zorgde. Dit kwam 146 D. FOEKEN en T. DIETZ, “Etniciteit in de politiek in Kenia en Kameroen: Leidt Afrikaanse Democratisering tot Etnische Polarisatie ?”, Geografie, 1994, Vol. 1, 30-34. 147 Oorspronkelijk waren zij vooral versnipperd, maar onder het presidentschap van Moi kwam er verandering in. 148 E. MIGUDA, “Global Impulses/Local Politics: Comparing two Eras of Constitution-making in Kenya”, in Africa on a Global Stage, Trenton (New Jersey), Africa World Press, 2006, 111. 51 omdat elke bevolkingsgroep zoveel mogelijk voor hun rechten opkwamen. De kleinere bevolkingsgroepen gingen zich verenigen in de KADU-partij 149 zodat ze meer tegengewicht konden bieden 150 ten opzichte van de KANU-partij. Deze laatstgenoemde partij bestond vooral uit leden van de Kikuyu en de Luo bevolking. De KADU-partij stond voor decentralisatie van het staatsbestuur, terwijl de KANU de voorkeur gaf aan een centrale socialistische staat. De KANUpartij won echter grandioos de verkiezingen, en in 1964 ging de KADU-partij op in de KANU-partij. De rest van het politieke verhaal zagen we reeds in het vorige hoofdstuk. Het is een feit dat etniciteit enerzijds en dominantie van een bepaalde klasse anderzijds hand in hand gaan 151 . Dit kan je duidelijk zien in de politieke situatie van Kenia. Dit fenomeen staat bekend als de patroon-cliëntverhouding 152 , waarbij de patroon iemand is met een hoge politieke functie die een zo groot mogelijk groep cliënten achter zich moet weten te scharen zodat hij zijn positie kan veilig stellen. De cliënten zijn bloedverwanten of mensen van dezelfde etnische groep als de patroon. De cliënten zullen in ruil voor hun steun materiële steun krijgen of aan een baan geholpen worden. Dit verschijnsel zagen we duidelijk toen Kenyatta en Moi president waren van Kenia. Toen Kenyatta (een Kikuyu) aan de macht was, hadden de Kikuyu het lang niet slecht, hun regio deed het economisch veel beter dan de andere regio’s en veel belangrijke openbare ambten werden ingenomen door personen van de Kikuyu bevolkingsgroep. Toen Moi aan de macht kwam, zagen we net hetzelfde gebeuren maar dan met de Kalenjin. De presidenten haalden hun macht bij de eigen etnische basis. Eind jaren ’80 waaide er een frisse wind door het politieke landschap, zowel intern als extern broeiden er allerlei zaken. Intern kwamen vrouwen meer en meer op voor hun rechten, anderen kwamen op tegen het autoritaire regime, men pleitte voor meer respect voor de mensenrechten… . Ze gingen zich verenigen in drukkingsgroepen, en deze hadden weinig te maken met etniciteit. Dit betekende niet dat de etnische factor verdwenen was, want in 1992 werd in Kenia het meerpartijstelsel ingevoerd. Het herinvoeren van het meerpartijstelsel 149 Kenya African Democratic Union. D. THROUP, “Elections and Political Legitimacy in Kenya”, Journal of the International African Institute, 1993, Vol. 63 No.1, 371-396. 151 A. NÄRMAN, “Elections in Kenya”, Review of African Political Eonomy, 2003, Vol. 30 No. 96, 343-349. 152 D. FOEKEN en T. DIETZ, “Etniciteit in de politiek in Kenia en Kameroen: Leidt Afrikaanse Democratisering tot Etnische Polarisatie ?”, Geografie, 1994, Vol. 1, 30-34. 150 52 had veel effect op het etnische bewustzijn van de bevolking. Zowel tijdens de presidentsverkiezingen van 1992, als bij de presidentsverkiezingen van 1997 werd er zeer etnisch gestemd 153 . Ik zal enkel de twee recentste presidentsverkiezingen bespreken, namelijk die van 2002 en van 2007, en nagaan of het stemgedrag toen ook zo etnisch was. In 1992 en 1997 was de oppositie verdeeld over verschillende partijen, die elk een andere etnische groep vertegenwoordigden. Doordat de oppositie onderling verdeeld was, kreeg Moi de meeste stemmen achter zijn naam. In 2002 was het echter anders, de oppositie sloot in september 2002 een superalliantie 154 . De NARC 155 was geboren, en Kibaki (een Kikuyu) werd de officiële uitdager. De KANU-partij had last van onderlinge strubbelingen, de oorzaak hiervan lag in het feit dat de toenmalige president (Moi) Uhuru Kenyatta (ook een Kikuyu) als zijn opvolger naar voren schoof. Enkele prominente partijleden zagen dit echter niet zitten, want ze vonden zichzelf veel geschikter voor de job. De KANU-partij was deze keer dus erg verdeeld en de oppositie had zich als één man achter Kibaki geschaard. Het verschil met de vorige verkiezingen was dat Kibaki dit keer niet als leider van Kikuyu werd aanzien, maar als leider van de hele natie 156 . Tijdens de presidentsverkiezingen van 2002 namen twee kandidaten van de Kikuyu bevolkingsgroep het dus tegen mekaar op. Doordat Kibaki aanzien werd als een nationale leider verkreeg hij in de overgrote meerderheid van de gebieden de meeste stemmen. Kenyatta kreeg enkel in zijn gebied meer stemmen en hij wist ook de meerderheid van de Kalenjin bevolking te overtuigen 157 . Het is dan ook Kibaki die de strijd zal winnen. In 2007 zag de politieke situatie er iets anders uit, de NARC bestond niet meer 158 . Ze was uiteengevallen in verschillende andere partijen, waarvan de Party of National Unity (PNU) en de Orange Democratic Movement (OMD) de twee belangrijkste zijn. De PNU is de partij van Kibaki, en de OMD is de partij van Odinga (van de Luo bevolkingsgroep). Kibaki won de verkiezingen van 153 E. MIGUDA, “Global Impulses/Local Politics: Comparing two Eras of Constitution-making in Kenya”, in Africa on a Global Stage, Trenton (New Jersey), Africa World Press, 2006, 117. 154 A. NÄRMAN, “Elections in Kenya”, Review of African Political Eonomy, 2003, Vol. 30 No. 96, 343-349. 155 National Rainbow Coalition. 156 A. NÄRMAN, “Elections in Kenya”, Review of African Political Eonomy, 2003, Vol. 30 No. 96, 343-349. 157 Dit was te voorzien, aangezien Moi (een Kalenjin) Kenyatta als zijn opvolger naar voren schoof. 158 Dit kwam omdat het referendum in 2005 over de nieuwe grondwet werd afgekeurd, onder meer door leden van de NARC zelf. Dit was een grote nederlaag voor Kibaki, één van de nee-stemmers was Raila Odinga. 53 2007, maar de uitslag werd door de oppositie en door internationale waarnemers fel betwist. Zoals ik reeds besprak in hoofdstuk drie, braken er na de bekendmaking van de resultaten verscheidene rellen uit, die vooral tegen de aanhangers van Kibaki (lees de Kikuyu) waren gekeerd. De voorzitter van de Keniaanse nationale mensenrechtencommissie zei dat de Kenia door een politieke crisis ging, die zich uitte via etnische spanningen omdat in Kenia de politieke partijen hoofdzakelijk etnische georganiseerd zijn 159 . Dit is tot op een zekere hoogte correct. De politieke partijen zijn echter lang niet meer zo etnisch, het is wel zo dat de Kikuyu steeds op een Kikuyu zullen stemmen, net zoals de Luo op iemand van de Luo zullen stemmen. De etniciteit in de politiek verliest in Kenia aan belang omdat de meeste politieke partijen verschillende bevolkingsgroepen huisvesten. Bij de presidentsverkiezingen zien we dat etniciteit nog een rol speelt, maar doordat dus verschillende bevolkingsgroepen in een partij verenigd zijn neemt ook hier het belang af. Wat voortaan zal primeren is het goed bestuur in Kenia, dit kan je afleiden uit het feit dat Kibaki in 2007 maar nipt herverkozen werd omdat hij maar geen antwoord kon vinden voor het corruptieprobleem. 5.3.2. De etnische factor in Oeganda. De etnische factor in Oeganda is nauw verbonden met religie en met het vroegere koninkrijk Buganda 160 . Dit zijn echter niet de enige factoren, de Britten hebben een rol gespeeld door Oeganda te verdelen in bepaalde districten, en later in de geschiedenis is ook ‘ras’ een etnische factor geworden. De godsdiensten (Katholicisme, Protestantisme en Islam) begonnen zich te verspreiden in Oeganda rond 1860 via het machtige koninkrijk Buganda. De verschillen in ideologie gaven aanleiding tot een burgeroorlog in Buganda, die werd opgelost dankzij de Britten. Ze verdeelden Buganda in twintig gewesten aan de hand van welke godsdienst waar overheersend was 161 . De protestanten kregen tien gewesten toegewezen, de katholieken kregen er acht en de moslims 159 Bron: www.minbuza.nl/nl/actueel/vrievenparlement,2008/02/kamerbrief-over-de-situatie-in-Kenia-en-hetverslag.html 160 Buganda betekent ‘land van de Ganda’ en het was een sterk georganiseerd koninkrijk dat een grote oppervlakte van Oeganda bestrijkt. 161 Y. CRAWFORD, “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in Africa, Boston (Maryland), Boston University, 2002, 46. 54 kregen er twee. De inwoners van Buganda verhuisden zelfs opdat ze naar hun geloof in het juiste gewest zouden wonen. De Britten gaven de protestanten in Oeganda een voorkeursbehandeling, meer specifiek aan de protestanten van Buganda. Het koninkrijk Buganda werd door de Britten aanzien als een strak georganiseerd en geïntegreerd koninkrijk dat geleid werd door intelligente mensen. Het was dan ook zo dat vele belangrijke protestante personen tijdens de kolonisatie, van het koninkrijk naar andere gebieden werden gestuurd om daar de leiding over te nemen 162 . Dit wekte uiteraard enige ergernis op bij de lokale bevolking en bij de katholieken en de moslims. In de late jaren 1950 en dus nog voor de onafhankelijkheid, komen de politieke partijen op. Deze partijen organiseren zich echter volgens religie. De twee belangrijkste partijen die tegenover elkaar komen te staan, zijn enerzijds de DP (Democratic Party) die de katholieken vertegenwoordigt en anderzijds de UPC (Uganda Peoples Congress) die de protestanten vertegenwoordigt. Er ontstaat op die manier een soort van tweestrijd tussen de protestanten en de katholieken. Die strijd was er ook één van meer autonomie voor Buganda door de protestante elite (UPC), tegen diegene die dit niet genegen waren, namelijk de katholieke inwoners van Buganda. Het is belangrijk om er op te wijzen dat dit een strijd was op basis van religie; het kwam dus voor dat personen van dezelfde etnische groep het tegen elkaar opnamen omdat ze een verschillend geloof aanhingen 163 . De strijd tussen de twee partijen ging door tot in 1969, toen werd de DP door Obote verboden. Zoals reeds vermeld, heeft Buganda een belangrijke rol gespeeld in de etnische (en religieuze) verdeeldheid. Gedurende de koloniale periode waren alle centrale instellingen van Oeganda gelegen in Buganda. De bevolking van Buganda werd duidelijk bevoordeeld door de kolonisator ten opzichte van de rest van de bevolking. Toen Oeganda in 1962 onafhankelijk werd en een nieuwe grondwet kreeg, werd een grote wens van Buganda ingewilligd. Ze kregen een federale status en verschillende privileges toegewezen 164 . Lang konden ze echter niet genieten van hun privileges, want nadat Obote een staatsgreep pleegde in 1966 162 Y. CRAWFORD, “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in Africa, Boston (Maryland), Boston University, 2002, 50. 163 Y. CRAWFORD, “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in Africa, Boston (Maryland), Boston University, 2002, 48. 164 E. BUSSEY, “Constitutional Dialogue in Uganda”, Journal of African Law, 2005, Vol. 49 No.1, 1-23. 55 werd een nieuwe grondwet aangenomen. Dit staat bekend als de ‘Buganda crisis’ 165 . In die nieuwe grondwet, die aangenomen werd zonder enige vorm van discussie of debat, werden de privileges geschrapt, net als de federale status. De nieuwe grondwet gaf veel macht aan de centrale instellingen en aan de president en zijn regering. De grondwet van 1966 betekende in feite het einde van Buganda. Een volgende vorm van opsplitsing van de bevolking, is vergelijkbaar met de Keniaanse etnische opsplitsing. De Britten hadden ten tijde van de kolonisatie het land in verschillende etnische districten onderverdeeld. De districten groepeerden zoveel mogelijk personen van eenzelfde bevolkingsgroep en ze werden zelfs naar die bevolkingsgroep genoemd 166 . Deze situatie evolueerde naar een situatie van een grotere regionale identiteit, de verschillende districten gingen zich eigenlijk identificeren met grotere regionale groepen. Het kwam erop neer dat dit vertaald werd in “het Noorden tegenover het Zuiden”. Het Noorden was traditioneel gezien militair sterker dan het Zuiden, het Zuiden stond dan weer economisch sterker dan het Noorden 167 . In het Noorden vond men de bevolkingsgroepen die meer affiniteit hadden met de Nilotische bevolkingsgroep, en in het zuiden bevonden zich de bevolkingsgroepen die meer affiniteit hadden met de Bantu bevolking 168 . Deze etnische onderverdeling zorgde in Oeganda, in tegenstelling tot Kenia, echter voor niet veel problemen. Dit kwam omdat er in Oeganda al de problemen waren met de religieuze opdeling en met de strijd voor meer autonomie voor Buganda. Niet alleen voor en maar ook kort na de onafhankelijkheid waren er spanningen tussen etnische groepen in Oeganda. Toen de illustere generaal Idi Amin in 1971 aan de macht kwam, liepen de spanningen met buitenlanders in Oeganda hoog op. Er waren vele Europeanen en Aziaten in Oeganda en deze investeerden volop in de Oegandese industrie. Zij behoorden tot de hogere sociale klasse, wat niet naar de zin van Amin was. Het was zijn droom dat Afrika door Afrikanen zou worden geleid. In augustus 1972 vaardigde Amin dan ook een decreet uit dat in de uitwijzing van alle Aziaten en Europeanen voorzag, tenzij ze het 165 J. OLOKA-ONYANGO, “Constitutional Transition in Museveni’s Uganda: New Horizons or Another False Start”, Journal of African Law,1995, Vol. 39 No. 2, 156-172. 166 Y. CRAWFORD, “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in Africa, Boston (Maryland), Boston University, 2002, 52. 167 A. KUMAR DAS, “Uganda under Museveni”, Affrica Currents,1999-2000, Vol. 16 No. 28, 56-74. 168 In Oeganda zien we dezelfde grote bevolkingsgroepen, als in Kenia. 56 staatsburgerschap van Oeganda hadden 169 . Enkele maanden later werd dit decreet uitgebreid tot alle buitenlanders, ook al hadden ze ook het Oegandese staatsburgerschap. Dit zette kwaad bloed bij de donorlanden en deze trokken hun steun dan ook onmiddellijk in. Idi Amin versaagde echter niet en in december 1972 nationaliseerde hij zelfs alle ondernemingen die in handen waren van buitenlanders. Pas toen Museveni aan de macht kwam, werd aan de buitenlanders een uitnodiging verstuurd met het verzoek om terug te keren naar Oeganda 170 . Er werd hen beloofd dat ze alle geconfisceerde goederen zouden terugkrijgen, maar ondanks deze garantie keerde slechts een kleine minderheid terug naar Oeganda. Toen in 1986 de huidige president Museveni en zijn National Resistance Movement (NRM) aan de macht kwamen, keerde de rust enigszins weer. Museveni geloofde namelijk dat de problemen waarmee Oeganda te kampen had, een gevolg waren van de etnische en religieuze opdelingen 171 . Het gevolg was dan ook dat hij, zoals ik reeds in hoofdstuk vier besprak, alle politieke activiteiten verbood en dit omdat de ‘Movement’ alle Oegandezen vertegenwoordigde. Het was de bedoeling van Museveni om in zijn regering zoveel mogelijk vertegenwoordigers van verschillende districten en van verschillende religies in zijn regering op te nemen 172 . Museveni zelf was een protestant en zijn grote uitdager bij de presidentsverkiezingen van 2006, Besigye, was een katholiek. Dit zorgde echter niet voor enige godsdienstig gerelateerde spanningen. Het moet gezegd dat Oeganda de meest stabiele regering sinds de onafhankelijkheid kent. De meeste etnische spanningen zijn dankzij de Movement verdwenen, maar dit betekent niet dat Oeganda vrij is van alle zorgen. Museveni en zijn NRM kende veel tegenstand omdat ze alle politieke activiteiten hadden verboden, het land werd dus verdeeld tussen supporters van een eenpartijstelsel en die van een meerpartijstelsel. Gelukkig is dit probleem sinds enkele jaren niet meer aan de orde. 169 A. RAKE, “Uganda: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1233. 170 Y. CRAWFORD, “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in Africa, Boston (Maryland), Boston University, 2002, 45. 171 E. BUSSEY, “Constitutional Dialogue in Uganda”, Journal of African Law, 2005, Vol. 49 No.1, 1-23. 172 P. AHLUWALIA, “Uganda: Movement Politics or One-Party State ?”, Africa Quarterly, 2000, Vol. 40 No. 3, 67-83. 57 5.3.3. De etnische factor in Zimbabwe. Met betrekking tot Zimbabwe, zal ik vooral ingaan op de landpolitiek die president Mugabe voert tegen de blanke grootgrondbezitters. In tegenstelling tot Kenia en Oeganda gaat het hier dus minder om tribale spanningen tussen de inheemse bevolkingsgroepen. Zoals eerder in deze verhandeling al vermeld is, is Zimbabwe behoorlijk laat onafhankelijk geworden (in 1980). Het was jaren onderhevig aan de macht van de Britten, die over land regeerden. De blanke bevolking van Zimbabwe had het goed onder de Britse heerschappij, ze bezaten namelijk de overgrote meerderheid van alle vruchtbare gronden in het land. Het feit dat de blanke bevolking zoveel vruchtbare grond bezat, was een doorn in het oog van president Mugabe. Hij beschouwde dit grondbezit als een voortzetting van de koloniale periode. Mugabe wou dan ook dat er een herverdeling zou plaatsvinden van de landbouwgronden. In jaren ’80 kwam dit programma echter maar traag op gang, alles kwam pas in een stroomversnelling terecht toen Mugabe in de jaren ’90 zijn macht dreigde te verliezen. Op 19 maart 1992 werd de officiële ‘ Land Acquisition Act’ aangenomen, deze wet maakte het mogelijk dat de blanken hun grond moesten afstaan aan de regering tegen een vergoeding 173 . Het zou echter tot 1997 duren vooraleer de wet effectief en op grote schaal zou worden toegepast. Mugabe verklaarde in oktober 1997 dat het grondwettelijk gewaarborgde recht 174 op vergoeding voor de onteigening niet zou worden toegepast. Hij vond dat het Verenigd Koninkrijk, als ex-kolonisator, die taak op zich moest nemen 175 . Het hoeft niet te verbazen dat de internationale gemeenschap hierop nogal furieus reageerde en verscheidene donorlanden trokken hun steun in. De onteigening van verschillende grote boerderijen leidde in 2000 tot grote rellen waarbij zelfs enkele doden vielen. Het bovenstaande toont aan dat Mugabe de landhervormingspolitiek gebruikt om vooral zijn eigen macht, en die van de ZANU-PF partij, te vergroten. Je zou denken dat de geconfisceerde gronden herverdeeld zouden worden onder de oorspronkelijke zwarte bevolking, maar de werkelijkheid toont ons een totaal ander beeld. De gronden werden verdeeld onder de vrienden van Mugabe, en 173 R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1289. 174 Art. 16A van de Zimbabwaanse Grondwet. 175 R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1289. 58 onder belangrijke partijkopstukken, de oorspronkelijke begrijpelijke reden van de landhervorming werd op deze wijze vervalst 176 . Tegen deze praktijken kwam uiteraard protest en niet alleen vanuit het buitenland, maar ook van de oppositiepartij Movement for Democratic Change (MDC). De MDC krijgt onder meer geldelijke steun van de rijke blanke boeren 177 . De MDC is niet tegen een eventuele landhervorming, maar ze stelt wel dat die hervorming enkel kans op slagen heeft als dit in overleg gebeurt met de blanke boeren. De landhervorming van Mugabe is een gemiste kans op herverdeling van de rijkdom in Zimbabwe. Doordat de zwarte elite het merendeel van de onteigende gronden in handen kreeg is er voor de modale zwarte bevolking weinig veranderd. Het gevolg is dan ook dat de grote boerderijen niet op een professionele wijze worden beheerd, waardoor de economie van Zimbabwe er op achteruit gaat. Deze vicieuze cirkel lijkt jammer genoeg onomkeerbaar. De honger naar meer en meer macht van de president heeft Zimbabwe duidelijk geen goed gedaan. De roep om verandering weerklinkt steeds luider en luider, en dit weerspiegelt zich ook meer en meer in de verkiezingsuitslagen. Ondertussen zijn duizenden blanke boeren het land ontvlucht, en hoofdzakelijk naar het Verenigd Koninkrijk getrokken in de hoop om daar een nieuw leven op te kunnen bouwen. Afdeling 5.4. Conclusie. In dit hoofdstuk werd een overzicht van de verschillende landen en het belang van de etnische factoren in die landen gegeven. Hierbij valt op dat de kolonisator steeds een grote stempel heeft gedrukt op de landen. Hoewel in dit hoofdstuk de grondwettelijke positie van de president niet aan bod komt, zien we toch het belang voor de positie en de rol van de president. Veelal zal de achtergrond van de president bepalend zijn voor het (etnische) politieke pad dat hij zal bewandelen. Dit is dan ook meteen de reden waarom dit hoofdstuk in deze verhandeling opgenomen is. In Kenia zie je duidelijk dat er vandaag de dag nog steeds etnisch gestemd wordt door de kiezers. In Oeganda heeft de politiek die Museveni voert ervoor gezorgd dat de etnische spanningen fel zijn 176 H. G. CAMPBELL, “The Zimbabwean Working Peoples and the Land Question”, The Black Scholar, 2007, Vol. 37 No. 1, 23-31. 177 R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1290. 59 afgenomen, en in Zimbabwe probeerde Mugabe door middel van het landhervormingsprogramma zijn macht te consolideren. In Kenia en Oeganda zien we dat er duidelijk een verband met het al dan niet invoeren van een eenpartijstelsel. Zoals we in hoofdstuk vier reeds zagen, had ook het eenpartijstelsel een band met de president en zijn macht. Het belang van de etnische achtergrond en de verschillende bevolkingsgroepen die er in een land zijn, bepalen mee de macht die de president heeft. Daarom is het dan ook nuttig en interessant om deze problematiek te behandelen in deze masterproef. 60 HOOFDSTUK 6: De relatie tussen de president en de uitvoerende macht. Afdeling 6.1. Inleiding. In dit hoofdstuk zal ik de relatie van de president met de uitvoerende macht bespreken. De grondwetten van de drie landen bevatten allerlei bepalingen die de relatie regelen. Ik zal elk land apart bespreken en zal de verschillen tussen de landen ook duidelijk weergegeven. De recente trend is dat er in Afrika het ambt van eerste minister (her)ingevoerd wordt. Die trend zal wel in een aparte afdeling besproken worden. In dit hoofdstuk zal duidelijk worden wie de eigenlijk uitvoerende macht bezit: de president of de ministers ? Uit de vorige hoofdstukken is gebleken dat de presidenten een ongebreidelde drang naar macht met zich meedragen. Hoe dit vertaald wordt in de grondwet en hoe dit in de praktijk verloopt, wordt tevens in dit hoofdstuk besproken. Afdeling 6.2. De president en de uitvoerende macht 6.2.1. De president en de uitvoerende macht in Kenia. Volgens de grondwet is de Keniaanse president zowel hoofd van de gewapende troepen, als staatshoofd en regeringsleider 178 . De president is de leider van het land en hij is diegene die aan het hoofd van de uitvoerende macht staat 179 . Hij oefent de uitvoerende macht evenwel niet alleen uit, volgens artikel 23 van de grondwet kan hij die macht ook verlenen aan andere personen. Dit zal het geval zijn voor de leden van het kabinet. Dit maakt dus dat de uitvoerende macht in Kenia wordt uitgeoefend door de president, de vice-president en de leden van het kabinet 180 . Als we naar de grondwet kijken, zien we dat de president veel 178 Art. 4 van de Keniaanse Grondwet. G. K. KIMONDO, “ Constitutional Framework of the Kenya Governement”, in The citizen and the Constitution, Nairobi, Claripress, 1996, 46. 180 G. MUIGOI, “Legal Constitutional reforms to Facilate Multi-Party Democracy: The Case of Kenya”, in Law and the Struggle for Democracy in East-Africa, Nairobi, Claripress, 1996, 537. 179 61 macht heeft ten aanzien van de andere leden van de uitvoerende macht. Het feit dat hij een dergelijk grote macht heeft, maakt de kans op misbruik ervan er niet kleiner op. De vice-president van Kenia zal door de president zelf worden benoemd 181 . Hij zal door de president worden gekozen uit alle gewone ministers. Het recht om de vice-president te benoemen, omvat evenzeer het recht om hem te ontslaan uit zijn functie. Het is onder meer de taak van de vice-president om de president bij te staan en om hem te vervangen wanneer de president niet meer in staat zou zijn om zijn ambt naar behoren te vervullen. Als de vice-president de president tijdelijk moet vervangen, dan is hij niet gemachtigd om een nieuwe vice-president te benoemen. Dus als de president, tijdelijk weliswaar, wordt vervangen, dan zal de vice-president zijn takenpakket overnemen, maar dit zal niet volledig hetzelfde zijn dan wanneer de president zelf aan de macht blijft. Dit geeft een mooi beeld van de werkelijke machtsverhoudingen tussen deze twee figuren, namelijk de president staat wel degelijk in alle omstandigheden boven de vice-president. Niet alleen de vice-president wordt door de president benoemd, ook de andere ministers zullen hun benoeming van de president zelf krijgen 182 . De president zal volgens artikel 16 van de grondwet de ministers aanduiden onder de leden van het parlement. Zowel de verkozen leden, als de parlementsleden die door de president zelf rechtstreeks werden aangeduid, komen in aanmerking voor een benoeming als minister. De president heeft ook hier de macht om de ministers te ontslaan. De Keniaanse grondwet voorziet in artikel 19, in de mogelijkheid om naast gewone ministers, ook assistent-ministers te benoemen. Het is hun taak om de gewone ministers en de vice-president bij te staan bij het vervullen van hun verplichtingen. De assistent-ministers zullen net als de andere leden van de uitvoerende macht worden gekozen uit de parlementsleden. Het recht om deze personen te benoemen, omvat wederom het recht om ze te ontslaan uit hun functie. We zien duidelijk dat in Kenia de president zijn naaste vrienden en politieke medewerkers kan belonen met een ministerpost. Dit is in het verleden dan ook meermaals gebeurd. De situatie is zelfs ooit zo erg geweest dat bijna de helft 181 182 Art. 15 van de Keniaanse Grondwet. Art. 16 van de Keniaanse Grondwet. 62 van de leden van het parlement in de regering zaten 183 . Op deze wijze werd de situatie gecreëerd waarbij de regering geen enkele stemming in het parlement kon verliezen. Het is daarom beter dat er in de grondwet een regel zou worden ingeschreven die in een maximum aantal ministers voorziet. In artikel 17 van de grondwet wordt bepaald dat de president een kabinet zal samenstellen, dat bestaat uit de president zelf, de vice-president en de andere (gewone) ministers. In afwezigheid van enige andere bepaling omvat het recht om een kabinet samenstellen, ook het recht om de grootte ervan te bepalen 184 . De macht om de grootte van het kabinet te bepalen, bevat ook het recht om de ministerportefeuilles in te vullen. Op deze manier kan de president beslissen welke minister welke post krijgt en zo kan hij de belangrijkste posten voor zichzelf voorbehouden. In hetzelfde artikel 17 staat verder dat het de taak is van het kabinet om de president te helpen en te adviseren. Hoe moet je deze bepaling nu interpreteren, is de president gebonden door dit advies of niet? Eerst en vooral wil ik er op wijzen dat de president volgens de letterlijke lezing van de grondwet niet verplicht is om dit advies in te winnen. Niettemin bestaat de verplichting wel en dit wordt afgeleid uit het feit dat er in de grondwet voorzien wordt dat er een kabinet zal worden samengesteld. De grondwet zou niet voorzien in de samenstelling van een kabinet als het niet de bedoeling is om het te raadplegen 185 . Is de president nu gebonden door dit advies of niet? Volgens de grondwet 186 draagt het kabinet de collectieve verantwoordelijkheid ten opzichte van het parlement voor alle daden die begaan zijn onder toezicht van de president, vicepresident of enige andere ministers. Dit doet vermoeden dat de president gebonden zal zijn door het advies van het kabinet 187 , want anders zal het die verantwoordelijkheid nooit willen opnemen. Hierbij valt wel nog op te merken dat artikel 17 niet stelt dat verantwoordelijkheid zal worden opgenomen voor beslissingen van het kabinet. Deze (bewuste) weglating doet vermoeden dat het 183 G. MUIGOI, “Legal Constitutional reforms to Facilate Multi-Party Democracy: The Case of Kenya”, in Law and the Struggle for Democracy in East-Africa, Nairobi, Claripress, 1996,539. 184 M. MWAGIRU, “A Review of Presidential Powers in Kenya, in Constitutional Law and Politics in Africa: A Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, 265. 185 B. NWABUEZE, “The Hybrid Form: Mixture of an Executive Presidency and Elements of the Parliamentary System”, in Constitutional Democracy in Africa Vol. 4 Forms of Governement, Ibadan, Spectrum Books, 2004, 178. 186 Art. 17 van de Keniaanse Grondwet. 187 B. NWABUEZE, “The Hybrid Form: Mixture of an Executive Presidency and Elements of the Parliamentary System”, in Constitutional Democracy in Africa Vol. 4 Forms of Governement, Ibadan, Spectrum Books, 2004, 180. 63 de nooit de bedoeling is geweest om van het kabinet de werkelijk uitvoerende autoriteit te maken 188 . Het feit dat collectieve verantwoordelijkheid enkel wordt opgenomen voor beslissingen genomen onder toezicht van de president, vicepresident of enige andere ministers, impliceert dat de president als ultiem beslissingsorgaan functioneert. 6.2.2. De president en de uitvoerende macht in Oeganda. Als we er de grondwet van Oeganda op na slaan, dan zien we dat er een aantal gelijkenissen zijn met de Keniaanse en Zimbabwaanse grondwet inzake de uitvoerende macht. Doch vallen er ook enkele verschillen te bemerken. Net zoals in Kenia en Zimbabwe, is de president van Oeganda zowel staatshoofd, regeringsleider en hoofd van de gewapende troepen 189 . De grondwet bepaalt in artikel 99 dat de uitvoerende macht bij de president ligt. De president zal aan het hoofd van de uitvoerende macht komen te staan, maar hij zal worden bijgestaan door de andere leden van de regering. Uit dit artikel kunnen we eigenlijk al afleiden dat de president in Oeganda de touwtjes strak in handen heeft. In Oeganda zal de vice-president benoemd worden door de president 190 , maar in tegenstelling tot in Kenia en Zimbabwe moet die benoeming evenwel worden goedgekeurd door het parlement. Op die manier heeft de president geen volledig vrij spel en neemt het parlement zijn functie als waakhond op volgens het ‘check and balance’ principe 191 . Ook hier heeft de vice-president als taak de president zo goed mogelijk bij te staan. Het zal de president zijn die hem ontslaat uit zijn functie. Net als in de andere twee landen zal de vice-president de functies van de president overnemen wanneer deze niet meer in staat is om zijn ambt naar behoren te vervullen. Dit zal uiteraard maar tijdelijk zijn, tot aan de nieuwe verkiezingen. In tegenstelling tot in Kenia, kan de vice-president wel een nieuwe vice-president benoemen, de reden hiervoor ligt hem in het feit dat 188 B. NWABUEZE, “The Hybrid Form: Mixture of an Executive Presidency and Elements of the Parliamentary System”, in Constitutional Democracy in Africa Vol. 4 Forms of Governement, Ibadan, Spectrum Books, 2004, 182. 189 Art. 98 van de Oegandese Grondwet. 190 Art. 108 van de Oegandese Grondwet. 191 Volgens dit principe moet elk van de drie machten (uitvoerende, wetgevende en rechterlijke) gecontroleerd worden door de andere machten. 64 het parlement ook deze benoeming zal moeten goedkeuren 192 . Dus we mogen niet voorbarig concluderen dat hij meer macht heeft dan de Keniaanse vicepresident. Volgens artikel 111 van de grondwet zal het kabinet bestaan uit de president, de vice-president en de kabinetsministers. Naast de kabinetsministers vinden we ook nog gewone ministers in Oeganda. In Oeganda is het niet vereist dat de vice-president en de ministers gekozen worden uit de leden van het parlement, dit lijkt niet echt democratisch, maar dankzij de goedkeuringsvereiste van het parlement zijn er voldoende democratische waarborgen 193 . De kabinetsministers zijn diegene die volgens de president noodzakelijk zijn om deel uit maken van het kabinet zodat de staat zo efficiënt mogelijk zal functioneren. Net zoals de vice-president worden de kabinetsministers benoemd door de president, mits goedkeuring door het parlement 194 . In Oeganda is er wederom een waarborg ingebouwd om misbruik zoveel mogelijk tegen te gaan. De grondwet legt een maximum aantal kabinetsministers op, namelijk tweeëntwintig. Dit aantal kan wel uitgebreid worden als het parlement haar goedkeuring hiervoor geeft. Een dergelijk goedkeuring heeft in verleden meermaals plaatsgevonden 195 en als je weet dat er in Oeganda gedurende vele jaren slechts één partij aan de macht was, dan hoeft het niet te verbazen dat het parlement haar goedkeuring gaf. In tegenstelling tot in Kenia, bevat de Oegandese grondwet geen bepaling inzake advies door het kabinet aan de president. Dit wil echter niet zeggen dat het kabinet geen belangrijke positie bekleedt. Artikel 111 stelt namelijk dat het de taak is van het kabinet om de politieke lijn van de regering uit te stippelen en te implementeren. Uit deze bepaling kan je afleiden dat het kabinet zich in een dominante positie bevindt ten opzichte van de regering 196 . Naast de kabinetsministers zijn er, zoals boven reeds is aangehaald, ook gewone ministers. Ook zij zullen door de president benoemd worden. Het is hun taak om de kabinetsministers bij te staan en te helpen om hun ambt zo goed mogelijk 192 Art. 109 van de Oegandese Grondwet. A. KAMUR DAS, “Uganda Under Museveni”, Affrica Currents, 1999-2000, Vol. 16 No. 28, 56-74. 194 Art. 113 van de Oegandese Grondwet. 195 A. G. G. GINGYERA PINYCWA, “ To Be or Not to Be: The Precarious Status and Role of Parliaments in the Transition to Democracy in East Africa”, The Uganda Journal, 1997, Vol. 44, 30-45. 196 B. NWABUEZE, “The Hybrid Form: Mixture of an Executive Presidency and Elements of the Parliamentary System”, in Constitutional Democracy in Africa Vol. 4 Forms of Governement, Ibadan, Spectrum Books, 2004, 184. 193 65 te vervullen 197 . Hun functie valt dus te vergelijken met het ambt van assistentminister in Oeganda. Net zoals bij de kabinetsministers is het aantal ministers beperkt, namelijk tweeëntwintig, tenzij het parlement haar goedkeuring geeft om het aantal uit te breiden. Tot slot wil ik hier nog wijzen op één belangrijk artikel inzake de verantwoordelijkheid die de ministers moeten afleggen voor hun daden. In de grondwet is bepaald dat de ministers individuele verantwoording verschuldigd zijn aan de president voor daden begaan door hun ministeries 198 . De ministers zijn collectief verantwoordelijk voor elke beslissing die is aangenomen door het kabinet, ook hier zullen ze verantwoording verschuldigd zijn aan de president. Doordat zowel de individuele verantwoording, als de collectieve verantwoording moet worden afgelegd aan de president wordt nogmaals benadrukt wie er in Oeganda de dominantie plaats inneemt ten opzichte van de rest van de uitvoerende macht. 6.2.3. De president en de uitvoerende macht in Zimbabwe. Volgens artikel 27 van de Zimbabwaanse grondwet is de president zowel staatshoofd, regeringsleider en staat hij aan het hoofd van de gewapende troepen. Een dergelijke bepaling is ons niet vreemd, want ze komt in alle drie de grondwetten terug. Verderop in de grondwet bepaalt het artikel 31 H dat de president aan het hoofd staat van de uitvoerende macht, maar dat hij die macht ook kan delegeren aan zijn vice-president(en) en aan zijn ministers. De werkelijke uitvoerende macht ligt dus bij de president en hij beoefent de macht op advies van het kabinet 199 . Zoals ik boven reeds vermeldde, benoemt de president in Zimbabwe de vice-president(en) en de ministers zonder de toestemming van het parlement (vgl. met Kenia). In Zimbabwe is het dus aan de president om de vice-president te benoemen, de grondwet voorziet zelfs in de mogelijkheid om twee vice-presidenten te benoemen 200 . De vice-president(en) zal worden gekozen uit de parlementsleden. De vice-president heeft als taak om de president bij te staan 197 Art. 114 van de Oegandese Grondwet. Art. 117 van de Oegandese Grondwet. 199 R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1309. 200 Art. 31 C van de Zimbabwaanse Grondwet. 198 66 en te helpen bij het uitoefenen van zijn ambt. De president kan aan de vicepresident ook nog andere taken toewijzen. De vice-president kan dus best een ruime bevoegdheid hebben, maar dit is dan wel afhankelijk van de wil van de president. Het benoemen en het ontslaan van de vice-president zijn beslissingen die enkel en alleen door de president zullen worden genomen 201 . Als de president niet meer in staat wordt bevonden om nog langer te regeren, dan zal de vicepresident zijn taak overnemen 202 . Deze macht is evenwel beperkt en ze omvat niet alle bevoegdheden die de president normaal kan uitoefenen. Zo kan de vervangende president geen nieuwe ministers benoemen, geen internationaal verdrag ondertekenen en kan hij het parlement niet laten ontbinden. Net als in Kenia en Oeganda is het duidelijk dat ook hier de vice-president een trapje lager staat in hiërarchie dan de president. De ministers zullen net als de vice-president benoemd worden door de president en ook zij zullen allen parlementsleden zijn 203 . Het artikel 31 E bepaalt vervolgens dat de president de macht heeft om hen te ontslaan uit hun functie. De president heeft dus de macht om zelf een aantal parlementsleden te benoemen en er staat hem dan ook niets in de weg om deze personen een ministerambt toe te wijzen 204 . Net zoals in Kenia het geval is, heeft de president hier de macht om bepaalde persoonlijke vrienden te belonen met een ministerpost. Naast de gewone ministers zijn er in Zimbabwe ook deputy-ministers. Het is hun taak om de gewone ministers bij te staan en ervoor te zorgen dat alles vlot verloopt in het ministerie. Hetzelfde artikel 31 D van de grondwet bepaalt dat de deputy-ministers evenzeer benoemd zullen worden door de president. Voor hen geldt dezelfde voorwaarde als voor de gewone ministers, namelijk dat ze lid moeten zijn van het parlement. Net als in Kenia en Oeganda vermeldt de grondwet dat er in Zimbabwe een kabinet zal worden gevormd 205 . Het kabinet zal bestaan uit de president, de vice-president en een aantal ministers die gemachtigd zijn om deel uit te maken van het kabinet. In Zimbabwe stelt de grondwet in artikel 31 H, duidelijk dat 201 J. HATCHARD, “The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for Africa ?”, Journal of African Law, 1990-91, Vol. 34-35, 79-101. 202 Art. 31 van de Zimbabwaanse Grondwet. 203 Art. 31 D van de Zimbabwaanse Grondwet. 204 J. MW. MAKUMBE, “Electoral Procedures and Processes in Zimbabwe”, in The State and the Constitutionalism in Southern Africa, Harare, Sopes Books, 1998, 67. 205 Art. 31 G van de Zimbabwaanse Grondwet. 67 president zijn macht uitoefent op advies van het kabinet. Hetzelfde grondwetsartikel voorziet echter meteen in een aantal uitzonderingen, zoals het benoemen van de vice-president(en) en van de ministers. Het is belangrijk erop te wijzen dat het kabinet in werkelijk niet als een echt controleorgaan van de president functioneert 206 . Dit komt omdat de kabinetsministers hun positie rechtstreeks te danken hebben aan de president. Het zou echter fout zijn om zomaar te veronderstellen dat het kabinet niets in de pap te brokken heeft. De ministers dragen immers de collectieve verantwoordelijkheid voor het kabinet en sommige onder hen genieten grote steun van het parlement 207 . Het blijft evenwel een feit dat de president een belangrijke machtspositie bekleedt ten aanzien van de andere leden van de uitvoerende macht. Zoals reeds is vermeld verleent het kabinet advies aan de president. De vraag is nu of de president ook gebonden is door dit advies? De grondwet blijft op dit vlak opvallend stil, wat weinig goeds doet vermoeden. Naar alle waarschijnlijkheid zal de president, wanneer er een vertrouwensbreuk ontstaat tussen hem en het kabinet, het kabinet grondig herschikken aangezien hij over die macht beschikt. 6.2.4. Conclusie. Na nader onderzoek van de relatie tussen de president en de rest van de uitvoerende macht in de drie landen is gebleken dat de president een dominante positie bekleedt. Dit is vooral het geval in Kenia en Zimbabwe, waar hij de enige is die de vice-president en de ministers kan benoemen. In Oeganda is er nog de waarborg dat die benoeming moet worden goedgekeurd door het parlement. Ook het maximum aantal kabinetsministers en gewone ministers, bieden een bijkomende garantie op meer democratie. Hiermee wil ik niet gezegd hebben dat er geen sprake is van enige democratie in Kenia en Zimbabwe. De laatste jaren is er een tendens naar het herinvoeren van het premierschap, deze trend wijst net op een verdere machtsdeling tussen de president en de rest van de uitvoerende macht. Hierna zal de invoering van het ambt van eerste minister verder worden besproken. 206 W. NEUBE en S. NZOMBE, “The Constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing”, Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25. 207 J. HATCHARD, “The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for Africa ?”, Journal of African Law, 1990-91, Vol. 34-35, 79-101. 68 Afdeling 6.3. De relatie tussen de president en de eerste minister. 6.3.1. De eerste minister in Kenia. Ten tijde van de onafhankelijkheid voorzag de Keniaanse grondwet wel degelijk in het ambt van eerste minister. Hij stond aan het hoofd van de uitvoerende macht, terwijl de president een meer ceremoniële taak vervulde. In 1964 werd de grondwet echter geamendeerd waardoor de duale splitsing tussen de twee functies werd opgeheven 208 . Voortaan zou alle uitvoerende macht bij de president komen te liggen. Gedurende bijna veertig jaar zou de situatie ongewijzigd blijven en zal er geen discussie omtrent het wederinvoeren van het premierschap zijn. Vanaf 2003 weerklinkt de stem van de oppositie luider en luider en men wil de macht van de president inperken door de creatie van het ambt van eerste minister. Voor de installatie van dit ambt, is er evenwel een grondwetswijziging nodig. Daarom werd er in april 2003 een conferentie geopend die belast was met het onderhandelen van een nieuwe grondwet 209 . Medio 2005 kwam er na moeizame onderhandelingen uiteindelijk een voorlopige versie uit de bus. Een referendum moest in oktober van dat jaar beslissen of de voorgestelde wijzigingen er zouden komen of niet. Het voorstel bevatte een eerder zwakke omschrijving van het eerste ministerschap, hij was te sterk afhankelijk van de president en zijn taken waren te vaag omschreven 210 . De oppositie, geleid door Odinga, voerde dan ook campagne tegen het voorstel, terwijl de voorstanders geleid werden door Kibaki. De nee-stemmers haalden hun slag thuis en het referendum werd met 57% van de stemmen afgewezen. Zoals ik reeds in voorgaande hoofdstukken besprak, verliepen de presidentsverkiezingen van 2007 nogal tumultueus. De uitslag werd fel gecontesteerd en er was een bemiddeling nodig van Kofi Annan, voormalig secretaris-generaal van de Verenigde Naties, om de situatie te ontdooien. Op 208 G. K. KIMONDO, , “ Constitutional Framework of the Kenya Governement”, in The citizen and the Constitution, Nairobi, Claripress, 1996, 46. 209 A. RAKE, “Kenya: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 595. 210 K. C. KATIBA, An Alternative Draft of a New Constitution of the Republic of Kenya: Building on Bomas and Wako, Kampala, Eastern African Centre for Constitutional Development, 2007, 71. 69 28 februari 2008 werd er een overeenkomst gesloten tussen Kibaki en Odinga, deze overeenkomst wordt: “The Harambee House Deal” genoemd 211 . Deze overeenkomst voorziet in de installatie van een eerste minister, op deze manier zal de macht van de president getemperd worden. De grondwet moest geamendeerd worden om deze overeenkomst wettelijk te verankeren. Er werd een nieuw artikel in de Keniaanse grondwet ingeschreven, namelijk artikel 15 A. Dit artikel voorziet officieel in de installatie van een eerste minister. Dit artikel bepaalt dat de eerste minister benoemd zal worden door het parlement en het parlement zal ook de macht hebben om hem uit zijn functie te ontslaan. Het artikel 15 A heeft ook veranderingen met zich meegebracht voor de benoemingen van de andere leden van de uitvoerende macht. De ministers zullen in de toekomst ook worden benoemd door het parlement, maar voor de rest verandert er wat hen betreft niets. Het parlement heeft verder de bevoegdheid gekregen om het ambt van de president in te vullen. Het probleem met deze laatste bepaling is dat ze nogal vaag is, wat het niet gemakkelijk maakt om er een oordeel over te vellen, of om de invulling van de bepaling te beoordelen. Aangezien er een nieuwe functie gecreëerd werd bij de uitvoerende macht, werd ook de samenstelling van het kabinet aangepast 212 . Het kabinet bestaat niet alleen meer uit de president, de vice-president, en de (gewone) ministers, maar ook uit de eerste minister. Het artikel 23 van de grondwet stelt wel nog steeds dat de uitvoerende macht bij de president ligt. We zien dus dat Kenia zeker en vast in de goede richting aan het uitgaan is. We moeten wel nog afwachten hoe de machtsdeling juist zal evolueren, want voorlopig kan er weinig uit de grondwet worden afgeleid. 6.3.2. De eerste minister in Oeganda. Net zoals in Kenia, kende men ten tijde van de onafhankelijkheid een eerste minister. Het was de latere president, Milton Obote, die de functie kreeg toegewezen. Er was geen echt duidelijke afbakening tussen het ‘ceremoniële’ presidentschap en dat van het ‘uitvoerende’ ambt van de eerste minister, 211 212 Bron: “The Harambee House Deal”, Africa Confidential, Vol. 49 No.5, 2008. Art. 17 van de Keniaanse Grondwet. 70 waardoor de kans op interne strubbelingen niet onbestaande was 213 . Waar de grondwet van 1962 nog voorzag in de functie van een premier, was dit ambt in de grondwet van 1967 reeds verdwenen. Nadat Obote in 1966 een staatsgreep pleegde, verving hij meteen ook de bestaande grondwet waardoor het ambt van eerste minister uit de grondwet verdween. Voortaan beoefende de president niet enkel ceremoniële taken, maar bezat hij ook uitvoerende macht die voorheen aan de eerste minister toebehoorde. Het ambt van eerste minister is sinds 2005 terug grondwettelijk verankerd. Er werd een nieuw artikel ingevoerd, namelijk het artikel 108 A. In werkelijkheid was er echter langer een eerste minister aan de slag dan vanaf 2005. In 1980, tijdens de tweede termijn van Obote, werd het premierschap terug ingevoerd, maar de grondwet voorzag er niet in. In 2005 werden er zoals reeds boven is gesteld, enkele amendementen toegevoegd aan de grondwet. Eén van die amendementen was het herinvoeren van het ambt van eerste minister. De huidige eerste minister van Oeganda is aan de slag sinds 5 april 1999 en zijn naam is Apolo Nsibambi. In tegenstelling tot in Kenia en Zimbabwe is het herinvoeren van het ambt van eerste minister niet het resultaat van een machtsdeling tussen twee grote politieke tegenstanders. In de twee andere landen kwam er via bemiddeling van buitenaf 214 een compromis tot stand waardoor de president voortaan zijn macht deelt met de kersverse eerste minister. De eerste minister zal door de president worden benoemd, mits goedkeuring door het parlement. Even verderop in artikel 108 A van de Oegandese grondwet lezen we dat de president ook de macht heeft op de benoeming van de eerste minister te herroepen. Hieruit kunnen we afleiden dat de president nog steeds de sterkste positie zal bekleden in relatie met de eerste minister. De premier staat aan het hoofd van alle zaken die met de regering te maken hebben in het parlement en hij is verantwoordelijk voor de coördinatie en implementatie van regeringsbeslissingen 215 . Verder kan hij nog andere taken toegewezen krijgen door de president of door de grondwet. De premier maakt net zoals de ministers deel uit van de uitvoerende macht, daarom voorziet het geamendeerde artikel 111 dat het kabinet niet alleen 213 J. OLOKA ONYANGO, “Taminig the Executive: The History of and Challenges to Uganda’s ConstitutionMaking”, in Law and the Struggle for Democracy in East Africa, Nairobi, Claripress, 1996, 489. 214 In Kenia ging dit via Kofi Annan, in Zimbabwe ging dit via de toenmalige Zuid-Afrikaanse president Mbeki. 215 Art. 108 A van de Oegandese Grondwet. 71 bestaat uit de president en de ministers, maar dat de eerste minister er ook deel van uit maakt. In tegenstelling tot Kenia verandert de installatie van het eerste ministerschap niets aan de benoemingen van de andere leden van de uitvoerende macht. Een reden hiervoor kan zijn omdat de procedure een parlementaire goedkeuring reeds verreist was. De situatie in Oeganda is enigszins anders dan die van Kenia en Zimbabwe, zeker als we naar de totstandkoming van het ambt kijken. Het ambt van eerste minister is ook al veel langer een bekend fenomeen in Oeganda dan in de twee andere landen. Wat we verder duidelijk zien is dat in Oeganda de president de touwtjes strak in handen blijft hebben, want hij heeft de macht om de benoeming van de premier te herroepen. 6.3.3. De eerste minister in Zimbabwe. Zoals ik boven al aangaf zijn de grondwetten van de drie landen mede opgesteld door de kolonisatoren. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de grondwet van Zimbabwe in 1979 voorzag in het ambt van een eerste minister 216 . De president bekleedde een eerder ceremoniële functie, naar het voorbeeld van de Engelse koningin. De president bezat niet de werkelijke uitvoerende macht, die lag echter bij de eerste minister. Eén van de enige reële machten die de president bezat, was het benoemen en het ontslaan van de premier en de andere ministers. Voor de uitoefening van al zijn andere taken moest de president het advies inwinnen van de eerste minister en het kabinet 217 . De eerste minister was het eigenlijke hoofd van de uitvoerende macht, nl. hij was samen met de andere leden van het kabinet verantwoordelijk voor alle daden van de uitvoerende macht ten aanzien van het parlement. De eerste premier van Zimbabwe was Robert Mugabe, de man die vandaag de dag nog steeds aan het hoofd staat van de uitvoerende macht, zij het dan als president. In de tweede helft van de jaren ’80 waren er wat strubbelingen op 216 R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1287. 217 W. NEUBE en S. NZOMBE, “The Constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing”, Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25. 72 constitutioneel en institutioneel gebied 218 . Het gevolg was dat de grondwet in 1987 op een aantal vlakken geamendeerd werd. De ‘Act No. 7’ van 1987 schafte het ceremoniële presidentschap af en verving het voor een uitvoerend presidentschap 219 . De uitvoerende president zou voortaan zowel de ceremoniële als de uitvoerende taken, die vroeger aan de eerste minister waren voorbehouden, op zich nemen. Deze situatie zou gedurende een twintigtal jaren onveranderd blijven, tot wanneer er op 28 maart 2008 nieuwe presidentsverkiezingen plaatsvonden. Het werd een bittere strijd tussen de zittende president Mugabe en zijn uitdager Tsvangirai. Net zoals in Kenia was er een externe bemiddelingspoging nodig om de situatie te ontdooien. De bemiddelaar was, zoals eerder al is aangegeven, de toenmalige president van Zuid-Afrika, Mbeki. De twee politieke tegenstanders kwamen tot een akkoord en dit akkoord voorziet in een machtsdeling tussen Mugabe en Tsvangirai. Mugabe blijft president en Tsvangirai neemt de taak van premier op zich. De huidige grondwet 220 voorziet nog niet in het ambt van eerste minister. Daarom zal ik dit ambt bespreken aan de hand van de machtsdelingovereenkomst tussen Mugabe en Tsvangirai. Het is de president zelf die de eerste minister zal benoemen in overeenstemming met de toekomstige grondwet 221 . De ministers en de deputy-ministers zullen nog steeds door de president zelf benoemd worden, maar dit zal gebeuren na overleg met de eerste minister 222 . De overeenkomst bepaalt verder dat zowel de president als de eerste minister de uitvoerende macht uitoefenen. Dit wil echter niet zeggen dat de president niet meer aan het hoofd staat van de uitvoerende macht. Net zoals in Kenia en Oeganda maakt de eerste minister deel uit van het kabinet. Uit de machtsdelingovereenkomst valt af te leiden dat de voornaamste taak van de eerste minister het verzekeren is van de uitvoering van de kabinetsbeslissingen en het verzekeren van de goede werking van de 218 De ZAPU en de ZANU-PF partij fusioneren tot één blok en de voorbehouden zetels voor de blanke minderheid staan ter discussie. 219 W. NEUBE en S. NZOMBE, “The Constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing”, Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25. 220 De geamendeerde versie nr. 17. 221 Art. 20.1.3 J van de machtsdelingovereenkomst. 222 Art. 20.1.3 K van de machtsdelingovereenkomst. 73 regering 223 . Het grote probleem met de overeenkomst is, dat deze nogal vaag blijft over de verdere bevoegdheidsafbakening tussen de president en de eerste minister. Het valt af te wachten hoe de overeenkomst in de grondwet zal worden geïmplementeerd en welke interpretatie eraan zal worden gegeven. Voorlopig heb ik echter nog steeds geen recentere versie van de grondwet gevonden. 223 Art. 20.1.4 E en F van de machtsdelingovereenkomst. 74 HOOFDSTUK 7: De relatie tussen de president en de wetgevende macht. Afdeling 7.1. Inleiding. Hieronder zal ik de positie die de president bekleedt ten opzichte van de leden van de wetgevende macht bespreken. Heeft de president een vetorecht, is hij lid van het parlement, heeft hij stemrecht in het parlement, heeft hij de macht om het parlement te ontbinden, kan hij rechtstreeks leden benoemen…? Op deze vragen zal ik in dit hoofdstuk een antwoord proberen te geven door te kijken naar de grondwettelijke bevoegdheden van de presidenten in de verschillende landen. Als we naar de voorgaande hoofdstukken kijken, zien we dat de presidenten van de drie besproken landen een vrij sterke positie bekleden. De laatste jaren is op dit vlak niet echt veel veranderd. De creatie van het eerste ministerschap kan hier evenwel een ommekeer betekenen, al valt dit nog af te wachten want dat ambt is zich nog volop aan het ontwikkelen. Afdeling 7.2. De president en de wetgevende macht. 7.2.1. De president en de wetgevende macht in Kenia. Zoals in hoofdstuk 6 reeds aangegeven is, is de president zowel staatshoofd, regeringsleider en staat hij aan het hoofd van de gewapende troepen. Het ware echter beter geweest om een duidelijke scheiding te maken tussen staatshoofd en regeringsleider 224 . Dankzij de creatie van het ambt van eerste minister werd hier zeker en vast aan tegemoet gekomen, maar het is nog niet grondwettelijk verankerd. Artikel 30 van de Keniaanse grondwet bepaalt dat de wetgevende macht gezamenlijk uitgeoefend wordt door de president en het parlement. In Kenia kent men, in tegenstelling tot Zimbabwe, een unicameraal stelsel. Dit wil 224 G. MUGOI, “Legal Constitutional Reforms to Facilate Multi-Party Democracy: The Case of Kenya”, in Law and the Struggle for Democracy in East Africa, Nairobi, Claripress, 1996, 535. 75 zeggen dat er slechts één orgaan de drager van de wetgevende macht is en dat dit ene orgaan de wetten zal aannemen. De president en de rest van de uitvoerende macht spelen in Kenia een grote rol in het gehele wetgevende proces 225 . Het begint allemaal bij het feit dat de president zelf lid is van de wetgevende vergadering. Hetzelfde geldt voor de andere leden van de uitvoerende macht, zoals de eerste minister, de vicepresident en de ministers 226 . Op deze manier wordt het principe van de scheiding der machten buiten spel gezet, waardoor de kans op misbruik gevoelig kan stijgen. Je kunt moeilijk verwachten dat het parlement haar controlerende taak naar behoren zal vervullen als de gehele uitvoerende macht, inclusief het hoofd ervan, zelf al deel uitmaakt van datzelfde parlement. De president maakt niet alleen zelf deel uit van de wetgevende vergadering, hij kan er ook een behoorlijk groot aantal leden toe benoemen, namelijk twaalf om precies te zijn 227 . De overige leden van het parlement, tweehonderd-en-tien, zullen door de bevolking worden verkozen. Op zich lijkt twaalf leden weinig op een totaal van tweehonderd-en-tien, maar men mag niet vergeten dat ook de andere leden van de uitvoerende macht al lid zijn van de wetgevende macht. Op deze wijze kan de balans bij een nipte stemming overhellen naar een voordeel voor de president. Het parlement oefent haar wetgevende macht uit via wetten die gestemd worden in de wetgevende vergadering. Als een wet wordt aangenomen door het parlement, dan moet deze nog ter bekrachtiging worden voorgelegd aan de president 228 . Net zoals in Oeganda en Zimbabwe, voorziet de Keniaanse grondwet in artikel 46 in een vetorecht voor de president. Zo’n vetorecht heeft als implicatie dat een wet, die door het parlement aangenomen is, geen nationale wetgeving zal worden. Wanneer de president niet akkoord zou gaan met de voorgelegde wetgeving, dan moet hij een memorandum opstellen waarin hij de specifieke bepalingen aanduidt waarmee hij niet akkoord gaat. In dit memorandum moet hij de nodige aanbevelingen doen naar de wetgevende vergadering toe. Het parlement is dan opnieuw aan zet. Het kan enerzijds de aanbevelingen van de president goedkeuren, waardoor er zich verder geen 225 G. K. KIMONDO, “Constitutional Framework of the Kenya Governement”, in The citizen and the Constitution, Nairobi, Claripress, 1996, 47. 226 Art. 15, 15A en 16 van de Keniaanse Grondwet. 227 Art. 33 van de Keniaanse Grondwet. 228 Art. 46 van de Keniaanse Grondwet. 76 problemen meer zullen stellen. Anderzijds kan het parlement weigeren de aanbevelingen in overweging te nemen. Wanneer het parlement weigert om de aanbevelingen van de president in overweging te nemen, dan moet ze het vetorecht van de president zien te ‘overrulen’. Het artikel 46 van de Keniaanse grondwet bepaalt dat dit slechts mogelijk is, indien er een meerderheid van 65% is. Het vetorecht maakt van de president een belangrijke pion in het wetgevende proces. Het is een garantie dat wetgeving die niet strookt met zijn visie er niet zo gemakkelijk zal doorkomen. Verder bepaalt de grondwet in artikel 48 dat het parlement in bepaalde zaken niet wetgevend kan optreden, tenzij op aanbevelen van de president. Het gaat hier onder meer over belastingswetgeving (tenzij het een vermindering is), wetgeving inzake de schulden die door de regering begaan zijn 229 ,… . Dankzij dit artikel wordt de macht van het parlement verder beknot en er is ook geen volledige controle mogelijk op de uitgaven van de regering, wat maakt dat het principe van ‘check and balances’ tussen de drie machten niet van toepassing is. Vervolgens heeft de president volgens artikel 52 enkele bevoegdheden in zijn van functie als staatshoofd en in zijn functie als hoofd van de regering. Vanuit zijn functie als staatshoofd kan hij zich op elk moment, dat hem gepast lijkt, tot het parlement richten. Vanuit zijn functie als regeringsleider en als lid van het parlement, kan hij aan alle vergaderingen en discussies deelnemen en heeft hij bovendien stemrecht in het parlement. Het feit dat de president stemrecht heeft in het parlement komt het democratische proces zeker niet ten goede. Het principe van de scheiding der machten wordt op deze manier niet gerespecteerd en wordt gewoon over het hoofd gezien. Voorts heeft de president ook nog macht over het parlement inzake de vergaderingen en de werking. De grondwet stelt dat het aan de president is om te bepalen waar en wanneer elke parlementaire zitting zal plaats vinden 230 . Er moet echter ministens één parlementaire zitting per jaar plaatsvinden. Dit laatste is een magere garantie want als je effectief slechts één keer per jaar vergadert, dan kan er niet van een wetgevende vergadering worden gesproken. Volgens artikel 59 van de grondwet kan het parlement op elk moment door de president ontbonden worden. Hij kan van dit recht gebruik maken als hij nieuwe verkiezingen afkondigt, wanneer er een motie van wantrouwen tegen de regering 229 230 Voor een volledige opsomming verwijs ik naar artikel 48 van de Keniaanse grondwet. Art. 58 van de Keniaanse Grondwet. 77 is gestemd maar de regering niet van plan is om af te treden of wanneer Kenia in staat van oorlog verkeert. De enigste beperking aan dit recht is dat het parlement voor niet langer dan vijf jaar kan ontbonden zijn. Het gevaar is dat het recht om het parlement te ontbinden, kan dienen om het verkiezingsproces de kop in te drukken en om de beslissing van de kiezers, die kandidaten verkiezen voor een zekere en vaste termijn, ongedaan te maken 231 . In tegenstelling tot Oeganda en Zimbabwe kan er in Kenia geen ‘impeachement procedure’ door het parlement worden opgestart tegen de president 232 . Ook het afkondigen van de noodtoestand, om zo het parlement buitenspel te zetten, kwam reeds in hoofdstuk twee aan bod, dus ik zal hier niet verder op ingaan. 7.2.2. De president en de wetgevende macht in Oeganda. In Oeganda is het parlement gedurende vele jaren een speelbal geweest van president Museveni. Hij benoemde quasi alle leden en hij had het volledig onder controle. Zo verliepen de stemmingen vroeger niet zo koosjer 233 en waren de meeste zittingen niet openbaar voor het publiek 234 . Ik kan me inbeelden dat nu er meer partijen zijn toegelaten in het parlement, er meer controle is op deze wanpraktijken door de oppositiepartijen. De nadruk ligt wel nog steeds bij de uitvoerende macht en bij de president. Zo zijn er regelmatig botsingen tussen het parlement en de regering, omdat deze soms op een hardnekkige wijze wetgeving wil doordrukken. Dit komt omdat de president onder grote druk staat van buitenlandse investeerders (zoals de Wereldbank en het IMF 235 ) om een gunstig klimaat te creëren, waardoor hij wetgeving poogt door te drukken zonder enige vorm van debat 236 . Het gaat zelfs zo ver dat wanneer er over budgetten wordt gediscussieerd, er dan eerst overleg moet zijn met de Wereldbank en het IMF alvorens het parlement enige resolutie mag goedkeuren. Op deze manier wordt de macht van het parlement op een onaanvaardbare wijze ingeperkt. 231 K. KIBWANA, Constitutional Law and Politics in Africa: A Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, 268. 232 Zie hoofdstuk 2. 233 Via het ‘aye’-nay’ systeem, waarbij de voorzitter van het parlement geregeld de stemming vervalste. 234 J. OLOKA-ONYANGO, “Taming the President: Some Critical Reflections on the Executive and the Separation of Powers in Uganda”, East Journal of Peace & Human Rights, 1995, Vol. 2 No.2, 189-208. 235 Internationaal Monetair Fonds. 236 N. BARAAZA, K. KIBKWANA en C.M. PETER, Constitutionalism in East Africa: Progress, Challenges and Prospects in 1999, Fountain Publishers, Kampala, 1999, 51. 78 Net zoals in Kenia, kent Oeganda een unicameraal wetgevend stelsel, dus ook hier is er slechts één enkel wetgevend orgaan aanwezig en ook in Oeganda is de president zowel staatshoofd, regeringsleider, als hoofd van de gewapende troepen 237 . Een andere opgaande vergelijking met Kenia is het feit dat de president ook hier deel uitmaakt van de wetgevende vergadering. In werkelijkheid komt echter zeer zelden voor dat hij zich als lid van het parlement tot datzelfde parlement zal richten, hij zal dit veeleer doen vanuit zijn functie als staatshoofd 238 . In Kenia en Zimbabwe kan de president zelf een aantal parlementsleden rechtstreeks benoemen. De Oegandese grondwet voorziet hier evenwel niet in. Het Oegandese parlement is samengesteld uit verkozen parlementsleden en uit een aantal vertegenwoordigers uit verschillende belangengroepen zoals het leger, de vrouwenbeweging, de arbeidersbeweging en de beweging voor personen met een handicap 239 . Het exacte aantal vertegenwoordigers dient door het parlement zelf te worden vastgelegd. De vice-president en de ministers zullen, indien ze nog geen deel uitmaakten van het parlement, lid worden van het parlement. Deze bepaling lijkt in conflict te komen met het principe van de scheiding der machten, maar artikel 78 van de Oegandese grondwet stelt duidelijk dat ze in geen stemrecht hebben in het parlement. Ook in Oeganda moet alle wetgeving die door het parlement wordt aangenomen, ter bekrachtiging worden voorgelegd aan de president 240 . De president heeft op dat moment drie keuzes: ten eerste kan hij de wet bekrachtigen, ten tweede kan hij kan de wet terugsturen naar het parlement en vragen of ze opnieuw kan worden bekeken of hij kan de voorzitter meedelen dat hij weigert de wet te bekrachtigen. We zien dus dat de procedure in Oeganda uitgebreider is dan die in Kenia. De president kan dus zoals gezegd de wetgeving terug sturen naar het parlement. Die wet zal dan opnieuw in overweging worden genomen. Wanneer er opnieuw positief over geoordeeld wordt, dan zal de wetgeving opnieuw worden voorgelegd aan de president. Het kan voorvallen dat de president voor een tweede keer weigert de wet te bekrachtigen en ze dus terugstuurt naar het parlement. Als de wet dan voor een derde keer door het parlement geraakt met 237 Art. 98 van de Oegandese grondwet. B. NWABUEZE, “The Hybrid Form: Mixture of an Executive Presidency and Elements of the Parliamentary System”, in Constitutional Democracy in Africa Vol. 4 Forms of Governement, Ibadan, Spectrum Books, 2004, 172. 239 Art. 78 van de Oegandese Grondwet. 240 Art. 91 van de Oegandese Grondwet. 238 79 een 2/3 meerderheid, dan is de bekrachtiging van de president niet langer vereist. De derde mogelijkheid die de president heeft, is de bekrachtiging eenvoudigweg weigeren. Artikel 91 van de grondwet stelt dan dat het parlement de wet opnieuw in overweging ‘mag’ nemen en als deze een positieve beoordeling krijgt, wordt ze opnieuw aan de president voorgelegd. De president kan echter weer weigeren om ze te bekrachtigen, maar wanneer ze met een 2/3 meerderheid door het parlement was geraakt, dan zal ze in ieder geval wet worden zonder de bekrachtiging van de president. Net zoals in Kenia zien we dat de president over een vetorecht beschikt dat enkel met een grote meerderheid overruled kan worden. Dankzij dit vetorecht wordt de president op een hoger voetstuk geplaatst dan het parlement, en zijn positie zal nog sterker zijn indien de meerderheid van de parlementsleden tot de partij van de president behoren 241 . Een andere opgaande vergelijking met Kenia, is dat het parlement niet zomaar op alle vlakken wetgevend zal kunnen optreden 242 . Het gaat onder meer om de belastingswetgeving (tenzij het om een vermindering gaat) en om wetgeving betreffende schulden die door de regering begaan zijn. Het parlement zal volgens artikel 93 enkel mogen optreden indien de regering deze bevoegdheid overdraagt aan het parlement. In Kenia komt een dergelijke bevoegdheid toe aan de president. In Oeganda is dit het domein van de regering, maar de president staat toch aan de leiding van deze regering, dus de situatie blijft enigszins vergelijkbaar. Voor een land zoals Oeganda, dat in niet geringe mate afhankelijk is van buitenlandse investeerders, zou het misschien niet slecht zijn om het parlement een grotere controlerende bevoegdheid te geven op financieel vlak. Wanneer er een nieuw parlement verkozen is, zal het de president zelf zijn die de datum en de plaats vastlegt van de eerste zitting 243 . Er moet minstens één parlementaire zitting om de twaalf maanden plaatsvinden. Verder stelt de grondwet in artikel 101 dat de president zich aan het begin van elk jaar tot het parlement moet richten om zijn beleidsverklaring voor te dragen. 241 Dit is in casu zo. Art. 93 van de Oegandese Grondwet. 243 Art. 95 van de Oegandese Grondwet. 242 80 Hij mag zich ook op andere momenten tot het parlement richten, maar dit mag enkel indien het om zaken van nationaal belang gaat 244 . In Oeganda is het mogelijk dat het parlement een ‘impeachement procedure’ begint tegen de zittende president, deze procedure werd in hoofdstuk twee al besproken. Ook de mogelijkheid tot uitroepen van de noodtoestand kwam reeds in datzelfde hoofdstuk aan bod. Wie zien in Oeganda dat het parlement in staat is om op een degelijke wijze haar controlerende taak te vervullen. De president bekleedt er weliswaar een superieure positie maar deze kan getemperd worden door het parlement. 7.2.3. De president en de wetgevende macht in Zimbabwe. De grondwet die in 1980 werd opgesteld 245 , voorzag in een bicameraal stelsel. Aan de ene kant had je het ‘huis van afgevaardigden’ 246 en aan de andere kant had je de senaat. De leden van de senaat werden benoemd door de leden van het huis van afgevaardigden. De leden van het huis van afgevaardigden werden daarentegen wel rechtstreeks verkozen door het volk. Doordat de senaat niet uit rechtstreeks verkozen leden bestond kon het nooit haar taak van controlerende kamer opnemen; het was dan ook geen verrassing dat in 1989 de senaat werd afgeschaft 247 . In het huidige Zimbabwe is er weer sprake van een bicameraal stelsel, in tegenstelling tot in Kenia en Oeganda. De senaat werd opnieuw ingevoerd 248 , maar deze keer werd in de grondwet ingeschreven dat de leden rechtstreeks verkozen worden. Artikel 32 van de Zimbabwaanse grondwet stelt dat de wetgevende macht in Zimbabwe uitgeoefend wordt door het parlement en door de president. Het parlement bestaat uit het huis van afgevaardigden en uit de senaat. Net zoals in de twee voorgaande landen is de president van Zimbabwe lid van een wetgevende kamer. In Zimbabwe is de president lid van de senaat 249 , zijn lidmaatschap impliceert evenwel niet dat hij stemrecht heeft. De grondwet is op 244 De situatie verschilt hier toch wel van die in Kenia. The Lancaster House Document. 246 The House of Assembly. 247 J. HATCHARD, “ The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for Africa”, Journal of African Law, 1990-91, Vol. 34-35, 79-101. 248 In 2005 op precies te zijn. 249 Art. 34 van de Zimbabwaanse Grondwet. 245 81 dit vlak duidelijk; artikel 46 stelt dat de president in geen van beide kamers stemrecht heeft. Op deze manier wordt de scheiding der machten zo veel mogelijk gewaarborgd. Bij de bespreking van de situatie in Kenia, zagen we dat de president er de macht heeft om zelf een aantal leden van het parlement te benoemen. In Zimbabwe zien we dat de president zowel leden van het huis van afgevaardigden zal benoemen, als leden van de senaat. Sinds het invoeren van het ambt van eerste minister is de grondwet lichtjes gewijzigd. De machtsdelingovereenkomst bepaalt dat de president zelf vijf senatoren mag aanduiden, daar komen er nog eens negen bovenop 250 , maar die negen worden wel voorgedragen door drie partijen 251 . Van de zesenzestig senatoren benoemt de president dus bijna 1/4 . Het huis van afgevaardigden bestaat uit honderdvijftig leden, waarvan er twaalf rechtstreeks door de president zullen worden benoemd 252 . Het gevaar op politieke benoemingen en het gevaar voor vriendjespolitiek bij deze benoemingen is niet geheel onbestaande. Dezelfde opmerking kan gemaakt worden voor de situatie in Kenia. Als je de partijen zelf kandidaat-leden laat voordragen, dan sluit je al in grote mate het risico uit 253 . In artikel 46 van de Zimbabwaanse grondwet staat dat de president de macht heeft om zich op elk moment tot de senaat of tot het huis van afgevaardigden te richten. Deze bepaling gaat dus een stapje verder in vergelijking met Oeganda. Als we verder lezen, dan staat er dat de president ook een gezamenlijke vergadering van het huis van afgevaardigden en de senaat kan bijeenroepen, bijwonen en hij kan de gezamenlijke vergadering toespreken. Zoals reeds eerder vermeld is de president lid van de senaat, maar hij heeft er geen stemrecht. Het is echter niet omdat hij lid is van de senaat, dat hij niet in het huis van afgevaardigden zou mogen zetelen 254 . Maar in geen van beide wetgevende kamers heeft de president stemrecht, dit in tegenstelling tot de andere leden van de uitvoerende macht. Zij hebben wel stemrecht maar enkel in het huis van afgevaardigden 255 . Het is de taak van wetgevende macht om de wetten van het land te produceren. Eens de wetten door het parlement zijn geraakt moeten ze ook in Zimbabwe 250 Art. 20.1.7 van de machtsdelingovereenkomst. Drie door de ZANU-PF, drie door de MDC-T, en drie door de MDC-M. 252 Art. 38 van de Zimbabwaanse Grondwet. 253 Zoals men in Zimbabwe deels heeft gedaan met de benoemingen in de senaat. 254 Art. 46 van de Zimbabwaanse Grondwet. 255 Art. 47 van de Zimbabwaanse 251 82 bekrachtigd worden door de president 256 . Volgens artikel 51 van de grondwet heeft de president twee keuzes: ofwel bekrachtigt hij de wet, ofwel weigert hij de wet te bekrachtigen. Dus net zoals in Kenia en Oeganda kunnen we spreken van een vetorecht voor de president, maar er vallen enkele verschillen te bespeuren met de twee andere landen. Als de president weigert, dan wordt de wet terug gestuurd naar het huis van afgevaardigden. Daar moet de respectievelijke wet, binnen een tijdspanne van zes maanden, ondersteund worden een 2/3 meerderheid. Als aan deze voorwaarde voldaan wordt, dan zal de wet opnieuw worden voorgelegd aan de president en deze keer zal hij ze wel moeten bekrachtigen. In tegenstelling tot in Kenia en Oeganda, kan de president in Zimbabwe slechts één maal weigeren om een wet te bekrachtigen. Dit lijkt mij alleszins meer dan voldoende, want een vetorecht is een gevaarlijk instrument, zeker als het in de handen van de foute persoon valt. Het parlement weerspiegelt normaliter, de wil van het volk, daarom moet aan dit orgaan dan ook het laatste woord worden gegeven. De president heeft krachtens artikel 62 van de grondwet de macht om de plaats en het tijdstip van de parlementaire zittingen te bepalen. Zoals in de twee andere landen is er voorzien in een minimum aantal zitting per jaar, zo moeten er in Zimbabwe ten minste twee parlementaire zittingen per jaar plaatsvinden. Verder voorziet de grondwet dat de president op elk moment de macht heeft om het parlement te ontbinden 257 . Wanneer het parlement effectief ontbonden is, dan moeten er onmiddellijk nieuwe verkiezingen komen. Het gaat hier om een behoorlijk ruime bevoegdheid, want nergens in artikel 63 van de grondwet valt te lezen dat er een reden voorhanden moet zijn. Een bepaling met betrekking tot het presidentiële optreden inzake belastingswetgeving vinden we in de Zimbabwaanse grondwet niet terug, dit in tegenstelling tot Kenia en Oeganda. Verder maak ik hier dezelfde slotopmerking als bij de twee andere landen, namelijk dat de ‘impeachement procedure’ en het uitroepen van de noodtoestand in hoofdstuk twee reeds aan bod zijn gekomen. 256 257 Art. 51 van de Zimbabwaanse Grondwet. Art. 63 van de Zimbabwaanse Grondwet. 83 HOOFDSTUK 8: De relatie tussen de president en de rechterlijke macht. Afdeling 8.1. Inleiding. In dit hoofdstuk zal ik de relatie tussen de president en de rechterlijke macht van de drie verschillende landen bespreken. De grondwet is uiteraard ‘het’ basisdocument dat hierbij zal gehanteerd worden. Ik zal onder meer een overzicht proberen te geven van de structuur van de rechterlijke macht, welke benoemingen via de president verlopen (zowel rechtstreeks als onrechtstreeks), van de eventuele presidentiële tussenkomsten in een rechtzaak,… . Verder zal ik ook proberen na te gaan of de rechterlijke macht haar controle functie op een behoorlijke wijze kan vervullen. De relatie tussen de president en deze derde macht, zal in elk geval grondig verschillen van de relatie tussen de president en de twee reeds besproken machten. De reden hiervoor is eenvoudig; het staat als een paal boven water dat hij geen lid zal zijn van de rechterlijke macht, waardoor de kans op enige conflicten afneemt. Hiermee wil ik weliswaar niet gezegd hebben dat er zich een kans op conflicten zal voordoen. Afdeling 8.2. De president en de rechterlijke macht. 8.2.1. De president en de rechterlijke macht in Kenia. De relatie tussen de uitvoerende macht en de rechterlijke macht in Kenia is geen stabiele relatie. De rechterlijke macht heeft niet echt de kans en de macht om op een onafhankelijke wijze te functioneren. Als we de grondwet er op naslaan dan lezen we in artikel 27 dat de president over een genademaatregel beschikt. Hij heeft de macht om een veroordeelde persoon genade te verlenen of om zijn straf om te zetten in een minder streng strafregime. De president oordeelt wel niet alleen, hij zal zich laten bijstaan door 84 een speciaal adviescomité 258 . Het adviescomité kent twee zwaktes, de eerste is het feit dat de leden benoemd worden door president zelf; dit maakt dat het niet in niet volle onafhankelijkheid zal functioneren. Het tweede zwakke punt van het adviescomité is dat de president niet verplicht is om het advies te volgen; het is niet bindend 259 . Via de genademaatregel kan de president dus een beslissing van een rechtscollege ongedaan maken. Het adviescomité staat niet erg stevig in haar schoenen, wat met zich meebrengt dat de president hier over discretionaire bevoegdheid beschikt. Voor de goede werking van de rechterlijke macht is het noodzakelijk dat er een aantal algemene principes gerespecteerd worden. De onafhankelijkheid moet gewaarborgd blijven, de rekrutering moet op basis van competentie zijn, de leden (vooral de rechters) moeten van vastheid van benoeming genieten en er moet vertrouwen zijn in de wetgeving van het land 260 . Het hoogste rechtscollege van het land is het ‘High Court’, vrij vertaald hooggerechtshof en de voorzitter van het High Court is de Chief Justice. Hij is de machtigste rechter van heel Kenia en hij geeft mee vorm aan het beleid van de rechterlijke macht. De Chief Justice zal benoemd worden door de president zelf 261 , de president zal hiervoor geen enkel advies moeten inwinnen, hij beslist alleen. Dit geeft aan de president een zeer grote discretionaire bevoegdheid. De overige rechters van het High Court zullen eveneens benoemd worden door de president, zij het wel op advies van de ‘Judicial Service Commission’. Ook de rechters bij het Hof van Beroep (Court of Appeal), worden op dezelfde wijze benoemd. Deze commissie heeft de bevoegdheid gekregen om de president te adviseren wie er al dan niet een benoeming verdient. Het valt echter op dat het vooral de president zelf is die de benoemingsprocedure beheerst 262 . De reden hiervoor is eenvoudig, als je artikel 68 van de Keniaanse grondwet leest, dan zie je dat de meerderheid van de leden van de Judicial Service Commission benoemd worden door de president. Het zou daarom beter zijn om een parlementair comité te installeren dat zich voortaan met de juridische 258 Art. 28 van de Keniaanse Grondwet. Art. 29 van de Keniaanse Grondwet. 260 K. KIBWANA, “Courts, Lawyers and the Judicial System”, in Constitutional Law and Politics in Africa: A Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, 497. 261 Art. 61 van de Keniaanse Grondwet. 262 262 K. KIBWANA, “Courts, Lawyers and the Judicial System”, in Constitutional Law and Politics in Africa: A Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, 498. 259 85 benoemingen bezig zal houden. Enkel op die manier is er een garantie dat de meest competente personen benoemd zullen worden 263 . Als je wil dat er sprake is van een onafhankelijke rechterlijke macht, die haar taken naar behoren kan uitvoeren, dan moeten de rechters genieten van vastheid van benoeming 264 . De vastheid van benoeming laat hen toe om hun beroep uit te oefenen zonder angst voor enige represailles, zoals een dreigend ontslag. In Kenia genieten spijtig genoeg niet alle rechters van de vastheid van benoeming. Dit zijn dan contractuele rechters, wiens contracten na een bepaalde periode hernieuwd moeten worden. Deze rechters gaan zeker twee keer nadenken als ze een moeilijke zaak krijgen toegewezen. Zij zullen hun contract willen hernieuwen, waardoor zij soms een andere uitspraak zullen doen dan wanneer ze wel van de vastheid van benoeming genieten 265 . Op deze manier wordt de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht niet gerespecteerd. Het is niet omdat je van vastheid van benoeming geniet, dat je niet ontslagen kan worden. Een rechter kan in Kenia ontslagen worden wanneer een zware fout heeft begaan of wanneer hij niet langer in staat is om zijn beroep uit te oefenen. Als er zich een situatie van eventueel ontslag voordoet, dan moet de president een tribunaal samenstellen. Dit tribunaal zal advies geven aan de president, maar de president is er niet door gebonden. Het grote probleem met het tribunaal, is dat het een ad hoc tribunaal is dat steeds opnieuw benoemd zal worden. Het is de president zelf die de leden zal benoemen, waardoor het niet geheel onafhankelijk kan opereren. 8.2.2. De president en de rechterlijke macht in Oeganda. De meeste overheden hebben graag een rechterlijke macht die zo weinig mogelijk haar controlerende taak op zich zal nemen. De controle wordt uitgevoerd door de rechtbanken en door de rechters die er deel van uitmaken. Het Oegandese kabinet had hieromtrent een voorstel uitgewerkt, opdat de controle zou worden afgezwakt. Ze wou de vereiste ervaring voor rechters afzwakken van vijftien, naar tien jaar voor rechters van het Supreme Court. Op 263 G. MUGOI, “Legal Constitutional Reforms to Facilate Multi-Party Democracy: The Case of Kenya”, in Law and the Struggle for Democracy in East Africa, Nairobi, Claripress, 1996, 537. 264 Art. 62 van de Keniaanse Grondwet. 265 G. K. KIMONDO, “Separation of Powers/Control of Executive Power”, in The Citizen and the Constitution, Nairobi, Claripress, 1996, 52. 86 die manier zouden er minder ervaren rechters deel uitmaken van de rechterlijke macht en zo zouden de rechters minder onafhankelijk worden 266 . Dit voorstel is er gelukkig niet doorgekomen, maar het geeft ons wel de kans om een beeld te vormen van de relatie tussen de uitvoerende en de rechterlijke macht. Net zoals in Kenia en Zimbabwe, kent de grondwet aan de Oegandese president een genaderecht toe 267 . Hij kan de straf van een veroordeelde volledig kwijtschelden of hij kan de straf omzetten en hij kan de opgelegde straf verminderen. De president heeft echter niet de macht om dit recht alleen uit te oefenen, hij zal worden bijgestaan door een adviescomité (vergelijk met Kenia). Het comité telt zeven leden en van die zeven leden zullen er zes benoemd worden de president zelf. Dit maakt dat het adviescomité niet in volle onafhankelijkheid zal functioneren. Gelukkig zijn de leden van het adviescomité niet voor het leven benoemd, maar slechts voor een periode van vier jaar. In tegenstelling tot Kenia, is de president wel verplicht om het advies van het comité te volgen. Als we nu verder kijken naar de grondwet dan lezen we in artikel 128, dat de rechtbanken in volledige onafhankelijkheid recht zullen spreken en dat er geen inmenging van buitenaf zal zijn. Het is zeker en vast positief dat de grondwet nog eens benadrukt dat rechterlijke macht onafhankelijk moet zijn. Want het de rechterlijke macht heeft als taak om de uitvoerende en de wetgevende macht te controleren en te verbeteren. In Oeganda heb je drie belangrijke rechtbanken: het Supreme Court, het Court of Appeal, en het High Court 268 . Het Supreme Court is de hoogste rechterlijke instantie van het land, het is de beroepsinstantie voor de beslissingen van het Court of Appeal 269 . Het Court of Appeal dient dan weer als beroepsinstantie voor de beslissingen van het High Court. Maar de grondwet bepaalt in artikel 137 dat het Court of Appeal een tweede functie heeft, nl. het is het Court of Appeal dat alle interpretatievraagstukken betreffende de grondwet zal oplossen. Volgens artikel 133 van de grondwet is de Chief Justice het hoofd van de rechterlijke macht en is hij dus verantwoordelijk voor de gehele administratieve 266 J. A. OKUKU, “Beyond Third Term Politics: Constitutional Reform and Democratic Governance in Uganda”, East African Journal of Prace & Human Rights, 2005, Vol. 11 No. 2, 182-219. 267 Art. 121 van de Oegandese Grondwet. 268 Art. 129 van de Oegandese Grondwet. 269 Art. 132 van de Oegandese Grondwet. 87 werking van de rechterlijke macht. Naast hoofd van de rechterlijke macht, is hij ook nog eens rechter en voorzitter van het Supreme Court 270 . In artikel 142 van de grondwet worden de benoemingen van de verschillende rechters uitgewerkt. Er wordt bepaald dat de Chief Justice, de rechters van het Supreme Court, de rechters van het Court of Appeal en de rechters van het High Court door de president zullen worden benoemd. Hierbij dient de president, net zoals in Kenia, het advies in te winnen van de ‘Judicial Service Commission’ en dient de benoeming te worden goedgekeurd door het parlement. In de Oegandese grondwet werd dus een extra ‘veiligheidsmaatregel’ ingebouwd, namelijk de vereiste goedkeuring door het parlement. Je kunt het vergelijken met de macht die de Oegandese president heeft met betrekking tot het benoemen van de ministers, ook hier is de goedkeuring van het parlement vereist. De Judicial Service Commission telt zeven leden en is behoorlijk evenwichtig samengesteld. Toch heeft de president de macht om twee leden van de commissie rechtstreeks te benoemen, de enige veiligheid die is ingebouwd, is weerom de vereiste dat de benoemingen door het parlement moeten worden goedgekeurd 271 . Zoals ik al vermeldde, is het de taak van de commissie om te president te adviseren bij het benoemen van de verschillende rechters 272 . Gedurende de jaren van het éénpartijstelsel stelde de veiligheidsmaatregel, namelijk de goedkeuring door het parlement, weinig voor. De reden hiervoor is éénvoudig: alle leden van het parlement waren lid van dezelfde politieke partij als de president! In Oeganda genieten alle rechters van vastheid van benoeming 273 , in tegenstelling tot Kenia waar, zoals ik al stipuleerde, ook contractuele rechters aan de slag zijn. De rechters kunnen slechts ontslagen worden wanneer ze niet meer in staat zijn om hun beroep naar behoren uit te oefenen of wanneer ze zich ernstig misdragen hebben. De procedure wordt in gang gezet door ofwel het kabinet of door de Judicial Service Commission, die moeten oordelen of er al dan niet een onderzoek naar een rechter moet komen. Als het oordeel positief is, dan is de taak van de president om een tribunaal samenstellen 274 . Dit tribunaal zal moeten oordelen over het al dan niet ontslaan van de bewuste rechter. Het 270 Art. 130 van de Oegandese Grondwet. Art. 146 van de Oegandese Grondwet. 272 Art. 147 van de Oegandese Grondwet. 273 Art. 144 van de Oegandese grondwet. 274 Vergelijk met Kenia. 271 88 is de president zelf die de rechter zal ontslaan, maar hij is hierbij wel gebonden door de beslissing van het tribunaal. Dit biedt in voldoende mate een garantie opdat de procedure objectief zou verlopen. Tot slot wil ik nog opmerken dat er de laatste jaren in Oeganda een enorme vooruitgang is geboekt en dat de rechterlijke macht er steeds actiever begint op te treden 275 . 8.2.3. De president en de rechterlijke macht in Zimbabwe. Ten tijde van de onafhankelijkheid, lag de rechterlijke macht niet bij hoven en rechtbanken. Dit had tot gevolg dat sommigen beweerden dat er geen aparte rechterlijke macht was, maar dat deze ingebed zat in de wetgevende macht. Namelijk in de macht om de wetten van het land te maken 276 . In 1990 kwam er duidelijkheid, voortaan bepaalt artikel 79 van de grondwet uitdrukkelijk dat de rechterlijke macht bij de hoven en rechtbanken van Zimbabwe ligt 277 . Net zoals in Kenia en Oeganda voorziet de grondwet in Zimbabwe in een genaderecht van de president 278 . De president kan de straf kwijtschelden, omzetten in een minder strenge straf of hij kan de strafuitvoering opschorten. Je zou verwachten dat de president, net zoals in Kenia en Zimbabwe, ook hier het advies zal moeten inwinnen van een comité. Dit is in casu echter niet het geval, de grondwet zwijgt in alle talen over een eventueel in te winnen advies. Dit heeft als gevolg dat de president een ruime discretionaire bevoegdheid krijgt en dat hij de beslissingen van de hoven en rechtbanken zomaar naast zich neer kan leggen. Dit is toch wel een groot verschil in vergelijking met de twee andere landen. In het verleden heeft de president meermaals van dit recht gebruik gemaakt, maar dit gebeurde niet zonder de nodige commotie. Zo verleende de president (Mugabe) in 2001 algemene amnestie aan alle personen die een politiek geïnspireerd misdrijf begingen 279 . De genademaatregel omvatte een veelvoud aan misdrijven zoals: geweldpleging, vernieling van eigendom, kidnapping, intimidatie, moord,… . Er kwam een stroom van protest op gang 275 E. BUSSEY, “Constitutional Dialogue in Uganda”, Journal of African Law, 2005, Vol. 49 No. 1, 1-23. J. HATCHARD, “The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for America”, Journal of african Law, 1990-91, Vol. 34-35, 79-101. 277 Specifiek gaat het over het Supreme Court en het High Court. 278 Art. 31 I van de Zimbabwaanse Grondwet. 279 R. MURRAY, “Challenging Restrictions on the Right to Protection of the Law in Zimbabwe”, Journa l of African Law, 2001, Vol. 45 No. 2, 231-235. 276 89 tegen deze maatregel, want voor de vele slachtoffers was het dus onmogelijk geworden om voor de rechtbank genoegdoening te eisen. De rechterlijke macht bestaat in Zimbabwe uit: de Chief Justice, uit de rechters van het Supreme Court, uit de rechters van het High Court, en uit alle andere voorzitters van rechtbanken die ondergeschikt zijn aan het Supreme Court en aan het High Court 280 . Verder stelt artikel 79 B van de grondwet uitdrukkelijk dat een lid van de rechterlijke macht zijn taken in volle onafhankelijkheid zal uitoefenen. Net zoals in Oeganda wordt de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht extra benadrukt in de grondwet. In Zimbabwe heb je zoals in Kenia, twee belangrijke rechtbanken, met name het Supreme Court en het High Court. Het Supreme Court is de hoogste rechterlijke instantie van het land en het doet dienst als laatste beroepsinstantie voor de beslissingen van het High Court 281 . Het High Court is de op één na hoogste rechtbank van Zimbabwe en is de beroepsinstantie voor beslissingen van alle lagere rechtbanken 282 . Als we de relevante grondwetsartikels (art. 80 en 81) er op naslaan, dan valt één zaak op: de Chief Justice is zowel lid van het Supreme Court als van het High Court. Een mogelijke verklaring hiervoor kan je vinden in het feit dat de Chief Justice aan het hoofd staat van de rechterlijke macht en dat dit op deze wijze in de grondwet is weergegeven. De benoemingsprocedure van de rechters van het Supreme Court en het High Court is een combinatie van de situatie in Kenia en Oeganda. Vooreerst moet volgens artikel 84 van de grondwet ook hier het advies worden ingewonnen van de Judicial Service Commission. De commissie bestaat uit zes leden, waarvan er ten minste drie door de president zullen worden benoemd 283 . Tot hier is de situatie vergelijkbaar met de twee andere landen. De president is echter niet verplicht om het advies van de Judicial Service Commission te volgen. Indien hij het advies niet volgt, dan moet de president zo snel mogelijk het huis van afgevaardigden hiervan op de hoogte stellen. Nergens staat echter in de grondwet dat het huis van afgevaardigden haar goedkeuring zal moeten geven voor de benoeming (in tegenstelling tot in Oeganda). 280 Art. 79 A van de Zimbabwaanse Grondwet. Art. 80 van de Zimbabwaanse Grondwet. 282 Art. 81 van de Zimbabwaanse Grondwet. 283 Art. 90 van de Zimbabwaanse Grondwet. 281 90 Ook in Zimbabwe genieten de rechters van de vastheid van benoeming 284 , ze kunnen dus niet zomaar ontslagen worden. Het artikel 87 van de grondwet bepaalt wanneer de rechters al dan niet ontslagen kunnen worden. Een rechter van Supreme Court of van High Court zal slechts ontslagen worden wanneer hij zich ernstig misdragen heeft of wanneer hij niet langer in staat is om zijn beroep naar behoren uit te oefenen. De procedure wordt opgang getrokken door de president zelf of door de Chief Justice. Indien de vraag over een eventueel ontslag zich stelt, dan zal de president een tribunaal samenstellen. Dit tribunaal oordeelt over een eventueel ontslag van de betrokken rechter, maar het tribunaal heeft niet de macht om de rechter te ontslaan. Het is de president zelf die de rechter ontslaat, hij dient hierbij wel het advies van het tribunaal te volgen. In casu heeft de president dus geen discretionaire bevoegdheid, tenzij wat de samenstelling van het tribunaal betreft. De rechterlijke macht heeft in Zimbabwe steeds op een onafhankelijke wijze kunnen functioneren. De uitvoerende macht heeft de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht steeds geaccepteerd, zelfs wanneer het beslissingen nam die tegen de belangen van uitvoerende macht ingingen 285 . Afdeling 8.3. De ombudsman in Zimbabwe. In Zimbabwe kent men net als in vele Europese landen het ambt van ombudsman 286 . De ombudsman behoort niet tot één van de drie specifieke machten, maar hij leunt misschien wel het dichtst aan tegen de rechterlijke macht. De taak van de ombudsman bestaat erin om klachten te onderzoeken van daden die begaan zijn door leden de uitvoerende macht of door de lokale overheden 287 . Dit is dan de reden waarom ik het statuut van de ombudsman in deze afdeling kort zal bespreken. De ombudsman zal benoemd worden door de president op advies van de Judicial Service Commission 288 . Net zoals bij de benoeming van de rechters, is de president niet verplicht om het advies van de commissie te volgen. Als hij dit 284 Art. 86 van de Zimbabwaanse Grondwet. J. HATCHARD, “The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for America”, Journal of african Law, 1990-91, Vol. 34-35, 79-101. 286 In Kenia en Oeganda kent men het ambt van ombudsman niet. 287 R. BROWN, “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World: Africa South of the Sahara (2008), London and New York, Routhledge, 2008, 1309. 288 Art. 107 van de Zimbabwaanse Grondwet. 285 91 niet doet, dan is hij wel verplicht om het huis van afgevaardigden hiervan op de hoogte te stellen. Ook hier staat er verder niets in de grondwet dat erop wijst dat het huis van afgevaardigden haar goedkeuring zal moeten verlenen voor de benoeming. In het artikel 108 van de grondwet vinden we de taken die de ombudsman zal uitoefenen terug. Het betreft hier een onderzoekstaak die tweeledig is. Ten eerste gaat om zaken die begaan zijn door een ministerie of door een administratief departement of door lid ervan. Welke zaken ? Elke zaak waarbij een persoon onrecht is aangedaan door het optreden van het ministerie of departement en waarbij het onwaarschijnlijk is dat er een remedie voorhanden is via een procedure voor een rechtbank. Ten tweede gaat het om schendingen van de ‘Declaration of Rights 289 ’, die begaan zijn door een ministerie of door een administratief departement of een lid ervan. De ombudsman zal dus enkel onderzoekstaken kunnen uitoefenen wanneer de schending begaan is door een deel van de uitvoerende macht. Hij is geen deel van de rechterlijke macht, maar hij heeft wel voor een stuk dezelfde macht als de rechterlijke macht. Daarom dat de bevoegdheden van de ombudsman in deze afdeling werden behandeld. 289 De Declaration of Rights is terug te vinden in de artikelen 11 tot 26 van de Zimbabwaanse grondwet. Het betreft hier een aantal fundamentele rechten zoals het recht op leven, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van beweging, recht op eigendom,… . 92 HOOFDSTUK 9: Besluit. Deze masterproef is voor mij persoonlijk een leerrijke trip geweest doorheen de sociale, politieke en culturele aspecten van Kenia, Oeganda en Zimbabwe. Ik zou dan ook, bij wijze van slot, enkele besluiten willen trekken en nog enkele opmerkingen willen maken bij bepaalde punten. De drie grote materiële voorwaarden voor de presidenten zijn op een objectieve wijze in de grondwet ingeschreven. Dit maakt dat de kans op misbruik ervan zeer gering zal zijn. Er zullen zich eerder problemen voordoen met de procedurele voorwaarden waaraan de verschillende kandidaten moeten voldoen. In Oeganda en Zimbabwe wordt gewerkt met een orgaan dat los staat van de partijpolitiek. In Kenia daarentegen is de kans op misbruik gevoelig groter. De kans bestaat dat er zelfs nooit officiële presidentsverkiezingen zijn, op voorwaarde dat je als enige kandidaat verkozen wordt tot parlementslid. Het zou beter zijn, als men zijn kandidatuur bij een onafhankelijke instantie moet indienen, zoals dit nu het geval is in Oeganda en Zimbabwe. Vervolgens heb ik de problematiek van de Third Term Politics uitgebreid besproken. Er is een lange weg afgelegd in deze thematiek maar deze liep niet altijd over rozen. Het valt ten zeerste te betreuren dat Oeganda als enige van de drie landen een andere weg inslaat. Kenia heeft als eerste het goede voorbeeld gegeven door het aantal ambtstermijnen te beperken en Zimbabwe is enkele jaren later gevolgd. De druk van buitenlandse geldschieters zou in op lange termijn de situatie in Oeganda kunnen doen omslaan. Als dit niet gebeurt dan is de kans groot dat er slechts na de door van Museveni ruimte zal zijn voor verandering. De recentste verkiezingen zijn in alle drie de landen gingen niet van een leien dakje, zowel de aanloop naar de verkiezingen, als de uitkomst zijn niet vlekkeloos verlopen. Het recht van vrijheid van vereniging en het recht op vrije meningsuiting worden niet altijd gerespecteerd door de regering. De oppositie moet gelijkwaardig behandeld worden zodat de verkiezingen eerlijk en vrij kunnen verlopen. In Kenia en Zimbabwe zijn er zaken gebeurd die te betreuren vallen. Gelukkig is na diplomatiek gelobby een oplossing uit de bus gekomen. Hopelijk zullen de verkiezingen in de toekomst op een eerlijkere en vrijere manier verlopen. 93 Een andere opvallende, en uitermate positieve trend, is het verlaten van het eenpartijstelsel door de drie landen. Er is gewoon geen enkel goed argument om voor de handhaving van het eenpartijstelsel te pleiten. Eén voor één heb ik getracht om de meest courante pro-argumenten te weerleggen. Ook al wordt het de verschillende oppositiepartijen niet gemakkelijk gemaakt, het feit dat er niet langer slechts één partij toegelaten is, is een indicatie dat zowel Kenia, Oeganda, als Zimbabwe de goede richting uitgaan. Het begrip etniciteit speelt een niet onbelangrijke rol in de politieke situatie van de besproken landen. Er zijn in het verleden meer dan eens spanningen geweest tussen inheemse bevolkingsgroepen, maar ook met migranten. De verkiezingsresultaten in Kenia hebben tot etnisch geweld geleid, het grondenbeleid dat president Mugabe in Zimbabwe voert ,zorgt voor interne spanningen tussen blanken en zwarten,... . We moeten ergens wel een nuance maken. De etnische spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen is niet iets dat alleen in Afrika voorkomt. In alle werelddelen kent men dit fenomeen, verleden maand nog waren er rellen met de indianen bevolking in Peru. Ik kan enkel hopen dat op een dag etnisch gerelateerd geweld voorgoed verbannen wordt. Verder heb ik de relatie tussen de president en de uitvoerende macht besproken. De president en de uitvoerende zijn op verschillende manieren met elkaar verweven en de president heeft een grote invloed op de uitvoerende macht. In Kenia en Zimbabwe heeft hij een grote discretionaire bevoegdheid inzake de benoemingen van de ministers. In Oeganda is er op dit vlak toch enige controle mogelijk door het parlement. De relatie die de president heeft met het kabinet is ook aan bod gekomen. De vraag of de president gebonden is door het advies van kabinet, is niet eenvoudig te beantwoorden. In Oeganda zwijgt de grondwet hier in alle talen over, terwijl in Zimbabwe de grondwet stelt dat hij op advies van het kabinet handelt (maar of hij erdoor gebonden is, vinden we niet terug in de grondwet). De relatie die de president heeft met de eerste minister is ook uitvoerig besproken. De relatie met de eerste minister is in Kenia en Zimbabwe nog pril, omdat het ambt er ook nog niet lang geleden is ingevoerd, de toekomst zal hier meer duidelijkheid brengen. Naast de relatie met de uitvoerende macht, kwam de relatie met de wetgevende macht aan bod. Volgens het principe van de scheiding der machten is het de taak van de wetgevende macht om de uitvoerende macht te controleren. Dit 94 gebeurt onder meer door de voorgestelde begroting al dan niet goed te keuren. In alle drie de landen zien we evenwel dat er niet altijd een duidelijke afbakening tussen de twee machten is. Zowel in Kenia, Oeganda, als in Zimbabwe is de president lid van de wetgevende vergadering. Dit komt uiteraard de onafhankelijkheid van de wetgevende macht niet ten goede. Daar waar de president in Kenia en Zimbabwe de macht heeft om rechtsreeks een aantal leden lid te maken van de wetgevende macht, heeft de president in Oeganda die macht niet. De grondwet voorziet er wel in aantal vaste vertegenwoordigers van verschillende belangengroepen, wat niet per se een slechte zaak is. Tot slot heb ik ook gekeken naar de relatie die de president heeft met de rechterlijke macht. Een onafhankelijk gerechterlijk apparaat is onontbeerlijk om te kunnen spreken van een rechtsstaat. De grondwet van de drie landen stelt dat de president de rechters zal benoemen op advies van de Judicial Service Commission. In Kenia is hij niet verplicht dit advies te volgen, daar waar in Oeganda zelfs de goedkeuring van het parlement verreist is. In Zimbabwe is de president ook gebonden maar hij heeft de mogelijkheid om van het advies af te wijken. Het is niet slecht dat de president wordt bijgestaan door een commissie, deze commissie heeft meer expertise dan president. Het is jammer dat veel leden van de commissie benoemd worden door de president, want zo wordt de onafhankelijkheid lichtjes aangetast. In Zimbabwe heeft men sinds enkele jaren zelfs het ambt van ombudsman ingevoerd. Dit is toch wel een opvallende trend. Het zal zijn taak zijn om via een klachtenprocedure controle uit te oefenen op de uitvoerende macht. Ik ben gedurende vele maanden met deze verhandeling bezig geweest en het doet ergens deugd om er een streep onder te kunnen trekken. Het is niet altijd even gemakkelijk geweest om door te zetten maar uiteindelijk loont het wel de moeite. Ik hoop dat u er net zoveel van genoten hebt als ik. 95 BIBLIOGRAFIE 1.WETGEVING - Geamendeerde Grondwet van Kenia van 12 december 1963, via www.confinder.edu. - Geamendeerde Grondwet van Oeganda van 8 oktober 1995, via www.confinder.edu. - Geamendeerde Grondwet van Zimbabwe van 12 december 1979, via www.confinder.edu. - Machtsdelingovereenkomst in Zimbabwe van 15 september 2008, via allafrica.com/stories/200809151361.html. 2. RECHTSLEER A. Boeken en verzamelwerken. - BROWN, R., “Zimbabwe: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World Africa South of the Sahara, London and New York, Routhledge, 2008, p. 1287-1295. - CRAWFORD, Y., “Uganda: Ethnicity and the Problematic of State Revival”, in Ethnicity and Politics in Africa, Boston, Boston University, 2002, p. 44-58. - DE TEMMERMAN, E., Afrika Continent in Beweging, Antwerpen, Icarus, 1997, 319 p. - HERST, J., State Politics in Zimbabwe, Berkeley (California), University of California Press, 1990, 283 p. - KATIBA, K. C., An Alternative Draft of a New Constitution of the Republic of Keny: Building on Bomas and Waho, Kampala, Kituo Cha Katiba, 2007, 286 p. - KIBWANA, K., PETER, C.M. en BAZAARA, B., Constitutionalism in East Africa: Progress, Challenges and Prospects, Kampala, Fountain Publishers, 1999, 69 p. - KIBWANA, K., KIMONDO, G. K., GATHI, J. T., The Citizen and the Constitution, Nairobi, Claripress, 1996, 103 p. - KIBWANA, K., “Courts, Lawyers and the Judicial System”, in Constitutional Law and Politics in Africa: A Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, p. 495-505. - KIBWANA, K., “The Legal Limits of Executive Power in the African One Party State: An Examination of Ojwang’s Idea of Extra-Juridicial Executive Power”, in in Constitutional Law and Politics in Africa: A Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, p. 248-257. 96 - KIBWANA, K., MAINA, W., “State and Citizen: Visions of Constitutional and Kegal Reform in Kenya’s Emergent Multi-Party Democracy”, in Law and the Struggle for democracy in East Africa, Nairobi, Claripress, 1996, p. 421-467. - LAMBA, S., A Report into ‘How’ and ‘Where’ the Cause of Justice was Defeated in the Referdum Draft Constitution (Kenya), Nairobi, Mazingina Institute, 2005, 19 p. - MAKUMBE, J. M., “Electoral Procedures and Processes in Zimbawe”, in The State and Constitutionalism in Southern Africa, Harare, Scopes Books, 1998, p. 65-77. - MIGUDA, E., “Global Impulses/Local Politics: Comparing Two Eras of Constitution-Ma king in Kenya”, in Africa on a Global Stage, Trenton (New Jersey), Africa World Press, 2006, p. 103-125. - MUIGOI, G., “Legal Constitutional Reforms to Facilate Multi- Party Democracy: The Case of Kenya”, in Law and the Struggle for democracy in East Africa, Nairobi, Claripress, 1996, p. 526-545. - MWAGIRU, M., “A Review of Presidential Powers in Kenya”, in Constitutional Law and Politics in Africa: A Case Study of Kenya, Nairobi, Claripress, 1998, p. 261-276. - NWABUEZE, B., “The Hybrid Form: Mixture of an Executive Presidency and Elements of the Parliamentary System”, in Constitutional Democracy in Africa Vol. 4: Forms of governement, Ibadan, Spectrum Books, 2004, p. 171-195. - OKOTH, P. G., “Democracy in Uganda”, in Law and the Struggle For Democracy in East Africa, Nairobi, Claripress, 1996, p. 57-65. OLOKA-ONYANGO, J., “Taming the Executive: The History of and Challenges to Uganda’s Constitution-Making”, in Law and the Struggle for Democracy in East Africa, Nairobi, Claripress, 1996, p. 487-505. - RAKE, A., “Kenya: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World Africa South of the Sahara, London and New York, Routhledge, 2008, p. 592– 599. - RAKE, A. “Uganda: Recent History”, in Europa Regional Survey of the World Africa South of the Sahara, London and New York, Routhledge, 2008, p. 1233-1240 - RUSSELL, A., Big Men Little People: Encounters in Africa, London, Pan Book, 2000, 334 p. 97 B. Tijdschriften. - AHLUWALIA, P., “Uganda: Movement politics or One-Party State”, Africa Quarterly, 2000, Vol. 40 No. 3, 67-83. - BUSSEY, E., “Constitutinal Dialogue in Uganda”, Journal of African law, 2005, vol. 49 No. 1, 1-23. - BRATTON, M., LAMBRIGHT, G., “Uganda’s Referendum 2000: The Silent Boycott”, Affrican Affairs, 2001, Vol. 100 No. 400, 429-452. - CAMPBELL, H. G., “The Zimbabwean Working Peoples and the Land Question”, The Black Scholar, 2007, Vol. 37 No. 1, 23-35. - CASSIM, DONOVAN, KUMAR, “ Current Legal Developments Botswana, Lesotho, Namibia South Africa, Zimbabwe”, The Comparative and Institutional Law Journal of Southern Afica, 1998, Vol. 31 No. 1, 384. - DAS, A. K., “Uganda under Museveni”, Affrica Currents, 1999-’00, Vol. 16 No. 28, 5674. - DAS, A. K., “The Reluctant Democrat: Museveni and the Future of Democracy in Uganda”, Africa Quarterly, 1999, Vol. 39 No. 4, 61-78. - DOORNBOS, M., VEENSTRA, W., “Oeganda: een Historisch Keerpunt?”, Internationale Spectator, 1986, Vol. 40 No. 6, 414-420. - FOEKEN, D., DIETZ, T., “Etniciteit in de politiek in Kenia en Kameroen: Leidt Afrikaanse Democratisering tot Etnische Polarisatie ?”, Geografie, 1994, Vol. 1, 30-34. - FREEMAN, L., “South Africa’s Zimbabwe Policy: Unravelling the Contradictions”, Journal of Contemporary African Studies, 2005, Vol. 23 No. 2, 147-171. - HATCHARD, J., “The Constitution of Zimbabwe: Towards a Model for Africa”, Journal of African Law, 1990-’91, Vol. 34-35, 79-101. - HATCHARD, J., “Some Lessons on Constitution-Making From Zimbabwe”, Journal of African Law, 2001, Vol. 45 No. 2, 210-216. - HOOPMAN, J., “Democratie in Kenia: een vergelijking tussen het eenpartijsysteem en het meerpartijenstelsel”, Derde Wereld, 1994-95, Vol. 13 No. 3, 53-75. - MURRAY, R., “Recent Developments 2001/2: Challenging Restrictions on the Right to Protection of the Law in Zimbabwe”, Journal of African Law,2001, Vol. 45 No. 2, 230-235. - MUTUA, M. W., “Human Rights and State Despotism in Kenya: Institutional Problems”, Africa today, 1994, Vol. 41 No. 4, 50-56. - NALDI, G. J., “Constitutional Challenge to Land Reform in Zimbabwe”, The Comparative and Institutional Law Journal of Southern Africa, 1998, Vol. 31 No. 1, 78-91. - NARMAN, A., “Elections in Kenya”, Review of African political Economy, 2003, Vol. 30 No. 96, 343-349. 98 - NEUBE, W., NZOMBE, S., “The Constitutional Reconstruction of Zimbabwe: Much Ado About Nothing”, Zimbabwe Law Review, 1987, Vol. 5, 2-25. - NORMA, K. J., “ZANU(PF) Strategies in General Elections: 1980-2000 Discourse and Coercion”, Affrican Affairs, 2005, Vol. 104 No. 414, 1-34. - OKUKU, J. A., “Beyond Third term Politics: Constitutional Reform and Democratic Governance in Uganda”, East African Journal of Peace & Human Rights, 2005, Vol. 11 No. 2, 182-219. - OLOKA-ONYANGO, J., “Taming the president: Some Critical Reflections on the Executive and the Separation of Powers in Uganda”, East African Journal of Peace & Human Rights, 1995, Vol. 2 No. 2, 189-208. - OLOKA-ONYANGO, J., “Constitutional Transition in Museveni’s Uganda: New Horizons or Another false Start?”, Journal of African Law, 1995, Vol. 39 No. 2, 156-172. - PINYCWA GINGYERA, A. G. G., “To Be or Not to Be: The Precarious Status and Role of Parliaments in the Transition to Democracy in East Africa”, The Uganda Journal, 1997, Vol. 44, 30-45. - RANGER, T., “Nationalist Historiography, Patriotic History and the History of the Nation: the Struggle over the Past in Zimbabwe”, Journal of Southern African Studies, 2004, Vol. 30 No. 2, 215-234. - THROUP, D., “Elections and Political Legitimacy in Kenya”, Journal of the International African Institute, 1993, Vol. 63 No. 1, 371-396. - VAN CRANENBURGH, O., KEMAN, H., “Democratie en de Afrikaanse Eenpartijstaat: verslag van een conferentie (West-Duitsland 15-17 oktober 1987)”, Acta Politica, 1987, Vol. 3, 369-376. - X, “Kenya : The Harambee House Deal”, Africa Confidential, 2008, Vol. 49 No. 5, 4. - X, “Kenya : The Heart Of The Matter”, Africa Confidential, 2008, Vol. 49 No. 2, 2. - X, “ Uganda : Museveni Wins, at a Price”, Africa Confidential, 2006, Vol. 47 No. 5, 1-2. - X, “Zimbabwe : Jumping Ship”, Africa Confidential, 2008, Vol. 49 No. 2, 3. - X, “ Zimbabwe : Trouble in the Neigbourhood”, Africa Confidential, 2007, Vol. 48 No. 2, 1. - X, “ Zimbabwe : Putting it Back Together Again”, Africa Confidential, 2007, Vol. 48 No. 2, 6. 99