Geschiedenis van Israël

advertisement
Geschiedenis van Israël
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De geschiedenis van het moderne Israël betreft het ontstaan en de ontwikkeling van de staat Israël (Hebreeuws: ‫לארשי תנידמ‬, Medinat
Yisrael). Deze werd in 1948 gesticht na bijna 2000 jaar Joodse diaspora en 55 jaar van zionistische actie. In de 60 jaar na de
onafhankelijkheid waren er conflicten en oorlogen met de Arabische buurlanden. Maar Israël heeft ook vaak onderhandeld over vrede.
In Israël overleefde de democratie onder moeilijke omstandigheden en het land kende welvaart ondanks oorlog, etnische en religieuze
conflicten, internationale boycots, massale immigratie en terreuraanvallen. Sinds de oprichting van de zionistische beweging verhuisde
een steeds groter deel van de Joodse wereldbevolking naar Israël. In 2000 woonde ongeveer 40% van alle Joden in Israël[1].
Opkomst van het zionisme
In de 19e eeuw ontstond er onder seculiere Joden van Oost-Europa een ideologie, zionisme genaamd, die streefde naar het stichten van
een nationale Joodse staat. Het zionisme was een antwoord op enerzijds de voortdurende antisemitische vervolgingen waaraan Joden in
Europa blootstonden en anderzijds de angst voor het verdwijnen van de Joodse cultuur doordat onder invloed van de verlichting steeds
meer Joden wilden assimileren. Het zionisme is sterk geïnspireerd door het nationalisme en de romantiek, stromingen die gedurende de
19e eeuw in zwang waren. Als locatie voor dit project werd vooral aan de landstreek Palestina gedacht, aangezien dit de geboortestreek
was van het Jodendom.
1
Balfour-verklaring en Brits Mandaat 1917-1930
Joodse bewoners van Jeruzalem op een foto uit 1895, uit: Funk en Wagnalls: Jewish Encyclopedia 1901-1906
Palestijns meisje uit Ramallah, foto Amerikaanse kolonie in Jerusalem, tussen 1889 en 1914
2
Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog en met de capitulatie van het Ottomaanse Rijk nabij wordt op 2 november 1917 in het
Verenigd Koninkrijk de Balfour-verklaring uitgegeven. Hierin zegt de Britse overheid de Joden steun toe voor de stichting van een Joods
nationaal tehuis in Palestina. Generaal Edmund Allenby verslaat in 1918 de Ottomaanse troepen in Palestina en de Britten vestigen er
hun gezag. De Conferentie van San Remo en de Volkenbond nemen de Balfour-declaratie in 1920 over en verklaren haar tot
internationaal geldend recht.
Gesteund door deze ontwikkelingen neemt de Joodse immigratie naar Palestina in de periode 1919-1923 toe. 35.000 Joden vestigen zich
in het gebied waarmee hun aandeel in de totale bevolking groeit tot 12%. Het Eerste Palestijns-Arabische Nationale Congres in
Jeruzalem wijst enerzijds de Balfour-verklaring af en eist aan de andere kant tevergeefs de heropname van Palestina in de voormalige
Ottomaanse provincie van Groot-Syrië.
De Arabieren beschouwen het trekken van een grens tussen het Franse mandaat over Syrië/Libanon en het Britse mandaat over
Palestina als een Am al-Nakba (Catastrofe. Niet te verwarren met de al-Nakba van 1948 als gevolg van de uitroeping van de Joodse staat
en de daaropvolgende verdrijving van de Palestijnen). Een jaar later wordt het Britse militaire bestuur vervangen door een civiel bestuur
onder leiding van de Joods-Britse diplomaat Herbert Samuel. Na een aantal bloedige aanvallen op Joodse nederzettingen wordt met
toestemming der Britten de paramilitaire Hagana opgericht om Joden tegen Arabisch geweld te beschermen. Zij vormt de basis van het
latere Israëlische leger (IDF, Israel Defense Force). In 1920 en 1921 vinden in Jeruzalem en Jaffa grootschalige anti-Joodse rellen plaats.
Tientallen mensen komen daarbij om het leven.
In 1922 wordt de Britten door de Volkenbond officieel het mandaat over Palestina gegeven waarin een groot gebied ten oosten van de
Jordaan is inbegrepen. In 1946 wordt dit oostelijke deel onder de naam Transjordanië een onafhankelijke, Arabische staat. De Joodse
immigratie wordt er verboden. De bevolking van Palestina is begin jaren twintig 78% moslim, 11% Joods en 9,6% christen. In de jaren
tot 1928 neemt het aandeel Joden toe tot 16% van de bevolking na een instroom van 67.000 personen. De Palestijnse Arabieren bestaan
uit arme pachtboeren, die in de negentiende eeuw hun land hebben moeten verkopen door de Ottomaanse belastingdruk. De elite heeft
weinig contact met hen en bestaat uit een aantal families in de steden, die voornamelijk twee ruziënde facties vormen: de Husseini's en
de Nashashibi's.
In 1929 komt het in Jeruzalem tot een conflict over de toegang van Joden tot de Klaagmuur. De hoogste leider der Arabieren in
Palestina, Amin al-Hoesseini, laat het gerucht verspreiden dat Joden de Tempelberg willen veroveren. Vervolgens breken in Jeruzalem,
Safed en Hebron gevechten uit waarbij 133 Joden worden vermoord. Britse troepen uit Egypte worden ingezet om de onlusten te
onderdrukken en 116 Arabieren komen om bij de aanhoudende gevechten.[2] In 1930 beveelt een Britse onderzoekscommissie onder
3
leiding van Shaw naar aanleiding van de rellen van 1929 onder meer een beperking van de Joodse immigratie aan alsmede een betere
bescherming van de niet-Joodse bevolking.[3] Boycotacties over en weer zorgen voor een opdeling van de Palestijnse economie in een
Joodse en een Arabische sector.
Opkomst van het nazisme in Europa
Dode gevangenen van het kamp Mittelbau-Dora (Lager Nordhausen), waar veel joden gevangen zaten. Tijdens de Holocaust kwamen
zo'n 6 miljoen Joden om het leven
De nationaalsocialistische regering van Adolf Hitler, die in 1933 in Duitsland de macht grijpt, voert anti-Joodse maatregelen in in de
door Duitsland gecontroleerde gebieden. (Zie bijvoorbeeld de Kristallnacht). Ruim 50.000 Joden ontvluchten nazi-Duitsland en een
groot deel hiervan trekt naar Palestina door gebruik te maken van het Ha'avara-Abkommen van 1933. Slechts een deel van de Joden
wordt opgevangen; het merendeel wordt teruggestuurd.[4]
Opstand en vroege delingsplannen
Tussen 1936 en 1939 breekt de Arabisch-Palestijnse opstand uit. Arabieren organiseren een algemene staking tegen het Britse bestuur
en de Joodse inwoners van Palestina. De staking slaat al snel om in een volksopstand en de gewelddadigheden worden hardhandig door
de Britten neergeslagen. Ruim 5.000 Arabieren, 400 Joden en 200 Britten komen hierbij om. In reactie op de Arabische opstand leggen
de Britten beperkingen op aan de Joodse instroom in Palestina. De leider van de Husseini-partij Amin al-Hoesseini vlucht en werkt
tenslotte in Berlijn samen met het nazi-regime door antisemitische propaganda-uitzendingen te verzorgen. De leiders van gematigde
partij van de Nashashibi's blijft in Palestina.
In 1937 adviseert de commissie-Peel, die door de Britten in het leven was geroepen om over de situatie in Palestina te oordelen, om
Palestina op te delen in twee delen waarbij één derde een Joodse staat zou moeten worden. De Britse regering neemt dit plan vanwege
Arabische tegenstand niet over. In 1939 neemt het Britse Lagerhuis het MacDonald White Paper aan waarbij de Joodse immigratie in
Palestina wordt beperkt en de Palestijnen zelfbestuur in het vooruitzicht wordt gesteld. Kort hierop breekt de Tweede Wereldoorlog uit.
De Duitse heerschappij over grote delen van Europa leidt tot de Holocaust (in Israël de Shoah genoemd). Bij de systematische vervolging
van en moord op de Europese Joden komen naar schatting 6 miljoen Joden op brute wijze om het leven.
4
Na de oorlog wordt de roep om een Joodse staat luider. Ook in Palestina komt er meer verzet, van beide zijden, tegen de Britten. Zo
komen bij een Bomaanslag op het Koning Davidhotel, gepleegd door de Irgoen-militie van de latere Israëlische premier Menachem
Begin, 91 mensen om het leven.
Delingsplan Verenigde Naties
Op 29 november 1947 stemt de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in met het plan van de internationale UNSCOPcommissie (United Nations Special Committee on Palestine) voor de opdeling van het mandaatgebied Palestina in verschillende delen: een
Israëlisch, Arabisch en internationaal bestuurd deel (Jeruzalem en Bethlehem). De joodse gemeenschap (die zich Yishuv noemde) zou
krijgen
1. Oost-Galilea met Safed en Tiberias,
2. de vruchtbare kustvlakte van in het noorden Haifa tot voorbij Tel Aviv in het zuiden en
3. het grootste deel van de Negevwoestijn.
De Arabische Palestijnen krijgen toegewezen
1. West-Galilea met Acre en Nazareth,
2. de Westoever van de Jordaan tot Beersheba in het zuiden
3. de Gazastrook met Isdud en Rafah en een aansluitende strook van de Negev langs de Egyptische grens tot 30 km voorbij El Auja.
Internationaal toezicht door de VN op de raakpunten ("kissing points", bruggen en onderdoorgangen) van de samenstellende delen zou
ervoor zorgen dat elke staat een aaneengesloten gebied vormde. Van de 1,6 miljoen inwoners is op dat moment 1 miljoen Arabier en
600.000 Jood. Het land is grotendeels publiek bezit van het Britse mandaatsgezag. 16,5% is in handen van Arabieren die elders in de
Arabische wereld (onder andere Beiroet en Damascus) wonen. De Joden hebben 8,6% van het land in handen terwijl de lokale
Arabische bevolking 3,3% bezit.[5]
In het voor de Joodse staat bedoelde deel vormen Joden met 55% van de bevolking (niet meegerekend 90.000 nomadische bedoeïenen
die er een deel van het jaar verbleven).[6] een meerderheid. De Joodse leiding wilde aanvankelijk heel Palestina, maar accepteert de VNdeling, de Palestijnse leiding niet en vrijwel onmiddellijk breekt er een burgeroorlog uit tussen Joden en Arabieren.
5
Burgeroorlog november 1947 - mei 1948
De kritische Israëlische historicus Morris onderscheidt in zijn boek 1948 twee perioden tot 15 mei 1948:
1. november 1947 - maart 1948. Een guerrillaoorlog breekt uit, waarin Palestijnse milities de overhand hebben Zij worden gesteund
door 6000 tot 8000 vrijwillige strijders van buiten Palestina, vooral uit Egypte, Syrië en Irak die het Arab Liberation Army onder
leiding van Fawzi al-Qawuqji) kwamen versterken. De Joodse Haganah-militie stelt zich defensief op, door gebrekkige organisatie
en later om de vertrekkende Britse militairen niet te provoceren.
2. april - mei 1948. De Haganah gaat in het offensief om strategische posities te verwerven met het oog op de verwachte invasie van
buitenlandse Arabische legers op 15 mei 1948. Onder meer worden de corridor Tel Aviv-Jeruzalem en de steden Haifa, Jaffa en
Tiberias veroverd. Vooral na half mei 1948 kwamen meer dan 4000 buitenlandse joodse en niet-joodse vrijwilligers het
Israëlische kamp versterken: onder meer piloten, zeelui en specialisten in communicatie en tanks.
Een groot deel van de Arabische bevolking vlucht voor het geweld of wordt verdreven. Tussen 4 april en 10 mei 1948 voert het Joodse
leger het Plan-Dalet uit dat de gebieden die aan de Joodse staat waren toegekend moest verdedigen en ook hierbuiten plaatsen met
Joodse bevolkingsconcentraties moest innemen. Het plan stelt het als volgt:
"Het doel van het plan is om de macht te verkrijgen over gebieden van de Joodse staat en de grenzen te verdedigen. Tevens is het streven macht te
verkrijgen over Joodse nederzettingen en bevolkingsconcentraties buiten dit gebied (dat aan de Joodse staat was toebedeeld) van reguliere, semireguliere en kleine troepenmachten van binnen en buiten de staat".
Sommige bronnen voeren aan dat Plan-Dalet met name het verdrijven van zoveel mogelijk inheemse Arabieren tot doel had [7][8][9][10]
Andere bronnen halen oproepen van Arabische leiders aan (die de Arabische bevolking opriepen tijdelijk te vluchten in afwachting van
de verwachte Arabische overwinning) als verklaring voor het massaal vluchten van de Arabische bevolking.
Op 9 april 1948 werd in het dorp Deir Yassin door de Joodse milities Irgoen, Lehi en Hagana een bloedbad aangericht waarbij naar
schatting 135 tot 145 Arabische burgers werden vermoord. De bezetting van Deir Yassin maakte deel uit van de campagne om de
verbinding van Tel Aviv naar West-Jeruzalem open te houden. Hierop nam het aantal Arabische vluchtelingen verder toe. Op 12 mei
1948 werden ongeveer honderd Joodse bewoners van het Kfar Etzion-blok van kibboetsen ten zuiden Jeruzalem na overgave vermoord
door Arabische milities.
6
Het Britse gezag werkte niet mee aan de voorbereiden van de deling van Israël: de VN Implementation Committee mag pas per 1 mei 1948
Palestina in, twee weken voor het eind van het Britse Mandaat en dus veel te laat.
Israëlische onafhankelijkheidsverklaring 14 mei 1948
David Ben-Goerion roept de staat Israël uit op 14 mei 1948 in Tel Aviv. Op de achtergrond het portret van Theodor Herzl
Op 15 mei 1948 loopt het Britse mandaat voor Palestina af. In anticipatie hierop roept het Joods Agentschap een dag eerder de staat
Israël uit.[11]. De Amerikaanse president Truman erkent Israël binnen een half uur de facto; formele erkenning zal tot 1949 op zich laten
wachten. De Sovjet-Unie en vrijwel al haar satellietstaten alsook Zuid-Afrika en Ierland erkennen Israël vrijwel onmiddellijk volledig. De
Sovjet-Unie draagt er zorg voor, dat Israël grootscheeps de wapens in Tsjecho-Slowakije kan kopen, die de komende strijd tussen joden
en Arabieren in het voormalige Mandaatgebied Palestina mede zullen beslissen.
Pan-Arabische invasie 15 mei 1948 en daaropvolgende oorlog
Direct na beëindiging van het Britse mandaat vallen 23.500 soldaten uit vijf Arabische landen (Egypte met onder meer Gamal Abdel
Nasser als officier, Jordanië, Irak, Syrië en Libanon met vrijwilligers uit Soedan de nieuwe staat aan (zie Morris: 1948 en .[12] De
Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 (ook wel Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog genoemd) is een feit. Israël zet hierop een
vergelijkbare troepenmacht in, maar heeft een blijvend gebrek aan zware wapens.
7
De oorlogsdoelen van Israël waren: 1. overleven 2. zo ruim mogelijke veilige grenzen 3. zo min mogelijk Arabieren binnen de grenzen,
om politieke en militaire redenen (democratie met Joods overwicht, geen vijfde colonne binnen de grenzen). In de praktijk bleek het van
lokale Israëlische commandanten af te hangen, of Palestijnse Arabieren mochten blijven (Morris, 1948). Sommige Arabieren streden aan
de zijde van de Israëli's: de Druzen. De oorlogsdoelen van de Arabische legers, die niet onderling samenwerken, zijn 1. vernietiging van
de staat Israël 2. verdrijving van de Israëli's en redding van de Palestijnen (Morris, 1948).
De oorlog bestaat uit verschillende periodes van strijd, onderbroken door staakt-het-vuren bevolen door de VN:
1. 15 mei - 11 juni 1948: Arabische legers vallen binnen, boeken successen - vooral het Jordaanse leger - maar worden tot staan
gebracht door de Israëlische IDF. Alleen het Jordaanse leger is goed getraind en beschikt over Britse officieren, maar heeft het
beperkte doel om de westelijke Jordaanoever en oostelijk Jeruzalem aan Jordanië toe te voegen. Het Egyptische leger verovert
enkele kibboetsen en verwoest die en verjaagt de bewoners. Maar het Egyptische leger komt tot staan bij Isdud, ten zuiden van
Tel Aviv. Libanon stuurt tenslotte geen soldaten, Syrië boekt enkele kleine successen in Galilea, terwijl de Irakezen rond Jenin
met moeite standhouden.
2. 11 juni - 9 juli 1948: Eerste wapenstilstand. De VN kondigt een wapenembargo af voor alle partijen. Alleen Israël weet dit te
ontduiken. Zodoende gaat zij versterkt de volgende periode in, terwijl ook de organisatie en omvang van de IDF verbeterd is. De
andere strijdende partijen krijgen tekort aan munitie.
3. 8 juli - 18 juli 1948: de Tien Dagen: Egypte schendt het bestand op 8 juli en valt aan, een dag voor het einde. Israël verovert onder
meer Nazareth, Lydda en Ramla, maar slaagt er niet in de Syriërs uit het noorden te verdrijven.
4. 18 juli - 15 oktober 1948: Tweede wapenstilstand, waarin Israël toch gebieden ten zuiden van Haifa en Tel Aviv weet te bezetten.
De VN-bemiddelaar Folke Bernadotte wordt vermoord door Israëlische dissidenten. Israël verbiedt Palestijnse vluchtelingen terug
te keren.
5. 15 oktober - 4 november 1948: Israël verovert Beersheba en daarmee de Negev-woestijn op het Egyptische leger, dat terug wordt
gedreven in de Gaza-strook. In het noorden wordt de rest van Galilea veroverd op de Syriërs en de Arab Liberation Army. Vele
burgers kwamen om tijdens de strijd of wraakoefeningen (zie Morris, 1948).
6. november - december 1948: in een laatste ronde gevechten rondt Israël het grondgebied af. Zij bezet een strook van Zuid-Libanon
en heeft tijdelijk Egyptisch gebied bezet, tot Groot-Brittannië en de VS protesteren. Israël zendt twee expedities naar de Golf van
Aqaba die geen weerstand ontmoeten. Zo bemachtigt Israël een uitgang naar de Rode Zee.
Israël heeft gewonnen, ongeveer 4500 soldaten en 1500 burgers verloren (1% van haar bevolking) en bij de veroveringen tegen het
oorlogsrecht totaal 800 burgers en krijgsgevangenen gedood, het merendeel in Galilea. De Arabische legers zijn vooral teruggeslagen en
8
hebben mogelijk daardoor bijna geen burgers vermoord (Morris, 1948). Israël veroverde ongeveer 400 van de 800 Palestijnse dorpen en
steden. 300 dorpen worden door Israël verwoest om terugkeer van de vluchtelingen te ontmoedigen, totdat de Israëlische
immigratiedienst wees op het nut van de huizen voor nieuwe immigranten. De verloren oorlog wordt door de Arabieren omschreven als
de Al-Nakba (de Ramp).
In 1949 worden wapenstilstanden (geen vredesakkoorden) afgesloten tussen enerzijds Israël en anderzijds de Arabische landen
(uitgezonderd Irak, dat formeel nog steeds op voet van oorlog verkeert met Israël). Vrede sluiten wordt door de Arabieren als verraad
gezien. Staatshoofden die dit later deden of probeerden - koning Abdullah van Jordanië en Anwar Sadat van Egypte - werden daarom
vermoord.
Israël heeft aan het eind van de vijandelijkheden een gebied in handen dat 22% groter was dan wat oorspronkelijk aan de Joodse staat
was toegekend. Zevenhonderdduizend Arabieren zijn dan al voor en tijdens de gevechten verdreven, gevlucht of vertrokken naar de
Westelijke Jordaanoever, Gazastrook en Libanon, alwaar zij in vluchtelingenkampen terechtkomen. Israël biedt aan een deel van de
vluchtelingen terug te nemen, maar dit aanbod wordt afgewezen door de Arabische landen. Deze houden om politieke redenen de
vluchtelingenkampen met steun van de VN in stand en bemoeilijkten vaak hun integratie in de gastlanden, behalve in Jordanië. Israël
staat op het standpunt dat als de Arabieren de oorlog niet begonnen waren, de Palestijnen niet hadden hoeven vluchten. Inmiddels
vormen de gebleven Arabieren zo'n 20% van de Israëlische bevolking (Morris, 1948, Pappe: A history of modern Palestine). Anderzijds is de
meerderheid van de burgers van Jordanië van Palestijnse afkomst.
Zie verder het artikel Palestijnse vluchtelingenprobleem
Uit veel landen in het Midden-Oosten migreren, dan wel vluchten, vijf- tot zeshonderdduizend Joden naar Israël, enerzijds vanwege de
dreigende toespraken van onder andere Egyptische en Iraakse leiders en pogroms[13][14][15][16], anderzijds vanwege grote Israëlische druk op
hen om zich in de nieuwe Joodse staat te vestigen.[17][18][19].
Op 11 december 1948 werd inmiddels door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties resolutie 194 aangenomen waarin
bepaald wordt dat de Palestijnse vluchtelingen die in vrede met hun buren willen leven het recht hebben om terug te keren naar hun huizen.
De Arabische landen wijzen de resolutie af; Israël stemt in met de resolutie, maar voert hem niet uit daar er feitelijk nog immer sprake is
van een staat van oorlog tussen Israël en haar buurlanden en er dus van vrede geen sprake was. De terugkeer van driekwart miljoen
verdreven Palestijnen wordt door Israël sindsdien verhinderd.
9
Op 11 mei 1949 verleende de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties met resolutie 273 het lidmaatschap van de VN aan Israël.
Israël werd door een groot aantal niet-moslimlanden tussen 1948 en 1950 erkend. Turkije erkende Israël in maart 1949.
In 1950 nam het Israëlische parlement de Knesset de Wet op de Terugkeer aan dat alle Joden, van waar ook ter wereld, het recht
verschaft zich in Israël te vestigen.[4] Dit maakte grootschalige immigratie van Joden uit Azië en Afrika mogelijk.
Suez-crisis 1956
Israëlische troepen in de Sinaï-woestijn, 1956
In 1956 breekt de Suezcrisis uit hetgeen leidt tot een oorlog tussen Israël, Frankrijk en Groot-Brittannië enerzijds en Egypte anderzijds.
Israël verovert in deze oorlog de Sinaï om zodoende de scheepvaart door het Suezkanaal naar de havenstad Eilat weer mogelijk te maken.
Bij de wapenstilstand van 1957 bedingt Israël vrije doorvaart door het kanaal en de stationering van een VN-troepenmacht in de
Gazastrook. Het Israëlische leger trekt zich terug uit de Sinaï en de Gazastrook. in 1964 wordt de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie
(PLO) opgericht. Het doel van de PLO is de vernietiging van de staat Israël en de vestiging van een Palestijnse staat in diens plaats. De
internationale terreur tegen Israël en Joodse belangen buiten Israël intensiveert. Ook de internationale isolatie van de Joodse staat neemt
toe, in bijvoorbeeld de VN waar Arabische landen en andere derdewereldlanden een machtsblok vormen en de Sovjet-Unie, die zich
tijdens de Koude Oorlog van Israël, een Amerikaanse bondgenoot, afkeert.
10
Zesdaagse Oorlog 1967
Blokkade
In 1967 zoekt, en krijgt, de Egyptische president Gamal Abdel Nasser steun in de Arabische wereld voor zijn plannen om het Suezkanaal
en de Golf van Akaba (Golf van Eilat) voor Israëlische scheepvaart te blokkeren. De blokkade, een daad van oorlog volgens
internationaal recht, wordt door Israël als bedreigend ervaren. Nasser dwingt tevens de VN vredestroepen die sinds de Suezcrisis in de
Sinaï aanwezig waren om de partijen uit elkaar te houden, te vertrekken. De VN moeten hier wel aan toegeven.
Oorlog
Op 5 juni 1967 gaat Israël over tot de aanval op Egypte en Syrië en de Zesdaagse Oorlog is een feit. Onder leiding van opperbevelhebber
Yitzchak Rabin verovert het Israëlische leger in zes dagen de Sinaï en de Golanhoogten. De Egyptische luchtmacht wordt op de eerste
dag van de oorlog vrijwel geheel uitgeschakeld. Israël deed een beroep aan Jordanië om zich niet in de strijd te mengen maar koning
Hoessein valt toch aan. Israël neemt vervolgens de Westelijke Jordaanoever en delen van Jeruzalem, waaronder de oude stad, in. Na zes
dagen van vijandelijkheden komt het tot een staakt-het-vuren. De Veiligheidsraad van de VN neemt in november resolutie 242 aan die
oproept tot Israëlische terugtrekking uit bezette gebieden in ruil voor Arabische erkenning van Israël achter veilige grenzen.
Sociale gevolgen
Door de bezetting van de Westelijke Jordaanoever kwamen ca. een miljoen Palestijnen onder Israëlische controle te wonen, hetgeen
spanningen in de Israëlische samenleving veroorzaakte. In het publieke debat betoogden Moshe Dayan, Israël Galili en anderen dat de
Palestijnen geïntegreerd moesten worden; Pinhas Sapir en anderen pleitten juist voor totale segregatie. Uiteindelijk won het kampDayan de steun van de regering-Meir.[20]
De Palestijnen werden in Israël ingezet als goedkope arbeidskrachten. Hun lonen stegen vergeleken met de eerdere situatie, maar bleven
achter die bij van Israëlische arbeiders. De arbeid van Palestijnen in Israël stuitte op weerstand bij de radicalere zionisten, die Israël als
een "exclusief Joods werk" zagen.[21]
11
Uitputtingsoorlog en Jom Kipoer 1973
Na de Zesdaagse Oorlog polariseert de situatie in het Midden-Oosten verder. Israël begint met de bouw van Joodse nederzettingen in de
bezette gebieden en Palestijnen intensiveren de terreuraanvallen op Joodse doelen binnen en buiten Israël. Regelmatig komt het tot
schermutselingen tussen Israël en haar buurlanden, met name Syrië.
Op de Grote Verzoendag (Jom Kipoer) in 1973, één van de belangrijkste godsdienstige dagen in de Joodse kalender, openen Egypte en
Syrië een grootschalige aanval op Israël. De Joodse staat is aanvankelijk volledig verrast door de aanval maar het weet toch na
aanvankelijke nederlagen de status quo van voor de oorlog te herstellen.
Vrede met Egypte 1979
Van links naar rechts; Premier Menachem Begin van Israël, de Amerikaanse president James Carter en de Egyptische president Anwar Sadat op het buitenverblijf
van Carter te Camp David, 1978.
Anwar Sadat, de Egyptische president, verbaast vriend en vijand in 1977 door een bezoek te brengen aan Israël en in Jeruzalem het
parlement de Knesset toe te spreken. Door bemiddeling van de Verenigde Staten komen in 1978 onder leiding van president Jimmy
Carter de Camp-Davidakkoorden tot stand. Een vredesverdrag tussen Egypte en Israël volgt waarna Israël zich uit de Sinaï terugtrekt. Op
26 maart 1979 wordt de vrede getekend en is Egypte het eerste Arabische land dat Israël erkent. De vrede met Egypte heeft de uitstoting
van het Arabische land uit de Arabische Liga tot gevolg en indirect leidt het tot de moordaanslag op Sadat.
12
De jaren 1980 tot de Golfoorlog 1991
In 1981 annexeert Israël de Golanhoogten nadat het eerder al Jeruzalem tot de ondeelbare en eeuwige hoofdstad van het land had
gemaakt. Beide worden internationaal slechts zelden erkend hoewel enkele landen wel hun ambassades in Jeruzalem vestigen.
Een jaar later trekt Israël Libanon binnen en verjaagt het de PLO uit Beiroet. Twee dagen na de moord op de pas gekozen Libanese
president Bashir Gemayel, trekken leden van Gemayels partij, de Falangisten met Israëlisch goedkeuren de Palestijnse
vluchtelingenkampen Sabra en Shatila binnen en richten daar een massamoord aan. Binnen- en buitenlandse verontwaardiging leidt tot
een juridische onderzoekscommissie, die minister van Defensie Ariel Sharon dwingt tot aftreden. In 1983 trekt Israël zich terug uit
Beiroet maar blijft het zuiden van Libanon bezet houden.
De wereldwijde Joodse immigratie naar Israël krijgt in 1984-85 een extra impuls wanneer onder de noemer Operatie Mozes veel Falasha's
naar Israël komen. In 1987 breekt in de Gazastrook de intifada uit, een opstand van de Palestijnen tegen het Israëlisch gezag. De PLO
en Hamas winnen veel steun in de bezette gebieden en ondanks pogingen van het Israëlisch leger lukt het niet de opstand geheel neer te
slaan. Bij de Golfoorlog van 1991 wordt Israël het doelwit van raketaanvallen van het Irak van Saddam Hoessein die de Joodse staat in
de oorlog tracht te betrekken om zodoende de Arabische wereld voor zich te winnen. Israël ziet onder Amerikaanse druk af van
vergelding van de raketaanvallen, en Patriot-geschut uit onder meer de VS en Nederland wordt opgesteld om Israëlische steden te
beschermen tegen het Iraakse vuur.
Oslo-akkoorden 1993-1995 en vredesproces
Voormalig PLO-leider en Nobelprijswinnaar voor de vrede - Yasser Arafat.
13
Ariel Sharon, premier van Israël van 2001 tot 2006. In het Pentagon, Washington D.C., 2002
Na de Golfoorlog, gedurende welke de Palestijnen openlijk de zijde van Irak hadden gekozen, werden in 1993-95 in Oslo de Osloakkoorden gesloten waarbij de PLO door Israël werd erkend als behartiger van de Palestijnen en de PLO op hun beurt beloofde het
terrorisme tegen Israël te staken. Onder de bepalingen van het akkoord werd de Palestijnse Autoriteit opgericht. Deze kreeg gefaseerd
het beheer toegekend over de Palestijnse gebieden die Israël bezet hield. PLO-leider Yasser Arafat, de Israëlische premier Yitzchak Rabin
en de Israëlische minister van buitenlandse zaken Shimon Peres ontvingen hiervoor in 1994 de Nobelprijs voor de Vrede. Met Jordanië
werd op 26 oktober 1994 een vredesverdrag gesloten, waarbij Israël door Jordanië werd erkend. Premier Rabin werd in 1995 vermoord
door een Joodse extremist.
Vanaf 1996 verliep het vredesproces moeizaam. Benjamin Netanyahu werd de nieuwe minister-president en het aantal aanslagen door
Hamas nam toe. In Zuid-Libanon voerde de Hezbollah aanvallen uit op de Israëlische bezettingsmacht. In 1998 sloten Benjamin
Netanyahu en Yasser Arafat het Wye River Memorandum, een akkoord dat onder meer behelsde dat de PLO haar Handvest zou
wijzigen, dat nog steeds de vernietiging van de Joodse staat voorstond.[22] Verder werden er ook afspraken gemaakt over samenwerking
tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit op het gebied van terrorismebestrijding. Israël moest volgens dit akkoord 13% van het door
haar bezette gebied overdragen aan de Palestijnen.
14
In 2000 trok het Israëlische leger zich terug uit Zuid-Libanon. Dit werd door de VN bevestigd. Hiermee voldeed Israël aan de wens van
de VN. De betwiste Shebaa-boerderijen, die de Arabische wereld beschouwt als Libanees grondgebied[23][24], maar door de VN als Syrisch
worden gezien, werden wel bezet gehouden. Tijdens de Camp David-topontmoeting van 2000 kwamen de Israëlische regering van Ehud
Barak en de Palestijnen bijna tot overeenstemming: Israël bood de Palestijnse Autoriteit (PA), uitgesmeerd over een periode van 25 jaar
[25]
91% aan van het grondgebied dat de Palestijnen opeisen, waaronder delen van Oost-Jeruzalem. Daarnaast werd Palestijnse
vluchtelingen weliswaar financiële compensatie aangeboden, maar geen recht op terugkeer naar plaatsen binnen Israël. Op het laatste
moment wees Yasser Arafat van de PA het akkoord af en mislukte de ontmoeting. De Amerikaanse president Bill Clinton legt de schuld
van de mislukking geheel bij Arafat.[26][27]
Onder de Palestijnen en andere Arabieren leefde het gevoel op dat Israël verjaagd en verslagen was. Oppositieleider Ariel Sharon bracht
een bezoek aan de Tempelberg in Jeruzalem op 28 september 2000 en een dag later braken onlusten uit die leidden tot de Tweede
Intifada, de Al-Aqsa Intifada genoemd. In 2002 zegde de Amerikaanse president George W. Bush voor de eerste maal directe steun toe
bij de vorming van een onafhankelijke Palestijnse staat "die in vrede naast een veilig Israël" moet bestaan. Onder Bush' leiding werd het
zogenaamde Road Map for Peace uiteengezet, een plan dat tot definitieve vrede moet leiden.[28] De eerste fase van dit plan, een
beëindiging van het geweld in de regio, bleek echter onhaalbaar en het plan bloedde dood.
In 2002 begon Israël met de bouw van een barrière, meest hek en voor een tiende muur, langs de grens met de Westoever en Gaza. Op
enkele plaatsen wordt de barrière tot diep in Palestijns grondgebied aangelegd. Sharon werd tot premier gekozen en zijn regering stelde
dat de barrière de veiligheid van Israël zou vergroten. Cijfers over scherpe daling van het aantal terreuraanslagen die vanuit de Palestijnse
gebieden op Israël worden gepleegd gaven aan deze stelling kracht.[29]
15
Ontruiming van de Gazastrook 2004
Van links naar rechts; premier Olmert van Israël, president Bush van de VS en Mahmoud Abbas, leider van de Palestijnse Autoriteit
tijdens de conferentie van Annapolis in 2007
In 2004 stemde de Knesset in met het plan van de regering-Sharon tot terugtrekking uit de Gazastrook en ontmanteling van de joodse
nederzettingen aldaar. Vooral vanuit joods-orthodoxe hoek bestond grote weerstand tegen het plan maar een jaar later werd het plan
uitgevoerd. De regering van Sharon viel echter en Sharon richtte zijn eigen politieke partij op, Kadima geheten. In 2006 raakte Sharon
in een diepe coma en na een overgangsperiode werd Ehud Olmert de nieuwe premier.
Hamas en Libanese oorlog 2006
De verkiezingen in de Palestijnse gebieden in 2006 werden gewonnen door de fundamentalistisch-islamistische Hamas. Dit leidde tot
een economische en politieke boycot van de Palestijnse Autoriteit door Israël, de VS en de EU die Hamas als een terroristische
organisatie aanmerken. Na een aanval door de Libanese beweging Hezbollah op een Israëlische grenspost waarbij drie Israëlische
soldaten werden gedood en twee werden gevangengenomen en raketbeschietingen op Israëlische doelen, begon het Israëlische leger met
een massale vergeldingsaanval op Libanon waarbij ruim 1100 Libanese doden vallen, het merendeel burgers.[30] In Noord-Israël komen
1500 katjoesjaraketten neer; Israël zag echter geen kans deze raketbeschietingen te stoppen. De Israëlisch-Libanese oorlog van 2006
leidde tot grote binnenlandse problemen voor Olmert.
Ook in het zuiden van Israël wordt de bevolking geconfronteerd met voortdurende raketbeschietingen, ditmaal vanuit de Gazastrook dat
door Hamas wordt gecontroleerd. Sderot heeft het hierbij het zwaarst te verduren.
16
In november 2007 werd in de Amerikaanse stad Annapolis een conferentie gehouden tussen Israël, de Palestijnse Autoriteit en diverse
Arabische landen die ook vertegenwoordigers sturen. President Bush riep deze conferentie bijeen met het doel om voor het einde van
2008 een onafhankelijke Palestijnse staat te creëren.
Literatuur
•
•
•
Kimmerling, Baruch en Migdal, Joel S.: The Palestinian people. A history, Harvard University Press, Cambridge, Massachusetts,
2003
Morris, Benny: 1948. A history of the first Arab-Israeli war, Yale University Press, New Haven and London, 2008 (revisionistisch
kritisch Israëlisch perspectief)
Pappe, Ilan: A history of modern Palestine, Cambridge University Press, 2006 tweede druk (kiest Palestijns perspectief)
17
Download