15.50 Perceptie van gereduceerde woorden: Een uitdaging voor de

advertisement
Perceptie van gereduceerde woorden: Een
uitdaging voor de tweetalige luisteraar?
Annelie Tuinman, Holger Mitterer & Anne Cutler
Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek, Nijmegen
Luisteren naar een tweede taal
• Opvallend moeilijk door:
– onbekende fonemen, b.v. Engelse /r-l/ contrast
voor Japanse luisteraars
• Niet eerder onderzocht…
– invloed van variabiliteit in continue spraak op
luisteren naar T2, b.v. assimilatie, epenthese en
consonantreductie, zoals het wegvallen van /t/ in
‘Postbank’
Maar wat als…
• … een reductieproces in de T2 ook voorkomt
in de moedertaal (T1)?
• Dan is het (mogelijk) niet problematisch voor
T2 luisteraars
• Gekeken naar de waarneming door DuitsNederlandse tweetaligen van /t/-reductie op
het woordeinde (een reductiefenomeen dat
ook in het Duits voorkomt)
De test case: /t/-reductie
• Eerder onderzoek laat zien dat Nederlandse
luisteraars verschillende factoren gebruiken
om te compenseren voor /t/-reductie
– subfonemische cues
– segmentale context (/n/ vs. /s/)
– en higher-level constraints, zoals lexicale identiteit
Mitterer & Ernestus, in press, JPhon
De test case: /t/-reductie (2)
• Onderzoeksvragen:
– Compenseren T2 luisteraars ook voor /t/-reductie?
– Gebruiken T2 luisteraars dezelfde cues &
constraints bij het interpreteren van continue
spraak als moedertaal luisteraars?
– Of vertrouwen ze sterker op syntactische en
lexicale constraints?
Twee perceptie-experimenten
• In 2 experimenten gaven Duits-Nederlandse tweetaligen &
moedertaalsprekers aan of targetwoorden eindigden op /t/
– Vijf realisaties van /t/ (van compleet geproduceerd tot
volledig weggevallen)
– 2 contexten
• na /n/, /t/-reductie ongebruikelijk
• na /s/, /t/-reductie komt vaak voor
• Higher-level constraints
– Experiment 1: syntactische constraints voor de
aanwezigheid of afwezigheid van /t/
– Experiment 2: lexicaliteits constraints voor de
aanwezigheid of afwezigheid van /t/
Experiment 1: syntactische constraints
• Targetwoorden waren werkwoorden (b.v. ren, bloos)
– Stam eindigde op /n/ of /s/
– /t/ is morfemisch:
• ren = 1ste persoon enkv. tegenwoordige tijd
• rent = 3de persoon enkv. tt ‘zij rent’
‘ik ren’
• Grammatica van de zin (beginnend met ik of zij)
voorspelde of het targetwoord al dan niet moest
eindigen op een /t/
• Taak: eindigt de werkwoordsvorm op een /t/?
Nederlands
% of /t/-responses
100
80
60
40
20
0
s & ‘zij’
full t
strong frication
n & ‘zij’
long consonant
closure
long consonant
100
% of /t/-responses
Duits
closure
Coda signal
s & ‘ik’
n & ‘ik’
weak frication
80
60
40
20
0
full t
strong frication
weak frication
Coda signal
Experiment 2: lexicaliteits constraints
• Targetwoorden waren:
Woord met /t/
/n/
/s/
charman[t]
orkes[t]
Woord zonder kanon[t]
/t/
moeras[t]
Morast
Nederlands
% of /t/-responses
100
80
60
40
20
0
full t
s & lexicale /t/
strong frication
long consonant
closure
long consonant
100
% of /t/-responses
n & lexicale /t/
Duits
closure
Coda signal
s & geen lexicale /t/
n & geen lexicale /t/
weak frication
80
60
40
20
0
full t
strong frication
weak frication
Coda signal
Perceptie experimenten: conclusie
• T2 luisteraars gebruiken segmentale context en
subfonemische cues op een soortgelijke manier als
T1 luisteraars
• Bekendheid met een reductie-proces door de
aanwezigheid in T1 maakt het minder problematisch
dan het anders had kunnen zijn bij het luisteren naar
een T2
• T2 luisteraars gaven echter vaker aan een /t/ te
horen op het einde van werkwoorden dan voor de
lexicale vormen (waar /t/ deel van het woord is en
geen los morfeem)
Nieuwe vraag te beantwoorden…
• Waarom gaven T2 luisteraars meer /t/antwoorden (dan de T1 luisteraars), maar
alleen bij de werkwoorden?
• Hebben het Nederlands en Duits mogelijk
verschillende /t/-reductiepatronen voor
werkwoorden en lexicale vormen?
Twee productie experimenten
• Moedertaalsprekers van Nederlands en Duits
spraken zinnen uit in hun moedertaal
• Experiment 3: /t/-reductie in werkwoorden
• Experiment 4: /t/-reductie in lexicale vormen
• In beide experimenten werd /t/ voorafgegaan
door /n/ of /s/
• Nederlandse en Duitse zinnen werden zo
gelijk mogelijk gehouden, met name wat
betreft de klanken van het targetwoord
Experiment 3: werkwoorden
• Zinsgeneratietaak
• Stam van cruciale werkwoord eindigde op /n/
of /s/
• Stimulus:
• Respons: “Maarten woont bij de bushalte”
(‘Martin wohnt bei der Bushaltestelle’)
Experiment 4: proper names
• Blending taak
• Stimulus:
• Respons: “Bij de groenteboer in Klestveen
koop ik appels”
(Beim Gemüsehändler in Klestfehn kaufe ich Äpfel’)
Experiment 3 en 4: Resultaten
• Analyse van 640 responses (4 sprekers van
elke taal x 80 items)
werkwoorden
Voorafgaande moedertaal
context
lexicale vormen (plaatsnamen)
% /t/
reductie
Voorafgaande moedertaal
context
% /t/
reductie
/n/
Nederlands
Duits
33
37
/n/
Nederlands
Duits
2
15
/s/
Nederlands
Duits
61
29
/s/
Nederlands
Duits
17
44
totaal
Nederlands
Duits
47
33
totaal
Nederlands
Duits
10
29
Discussie
• Nederlandse sprekers reduceerden de
morfemische /t/ aan einde van werkwoorden
vaker dan Duitse sprekers (47% vs. 33%)
• Duitse sprekers reduceerden lexicale /t/ vaker
in eigennamen dan Nederlandse sprekers
(29% vs. 10%)
Conclusie
• Duits-Nederlandse tweetaligen lijken te hebben
geleerd dat morphemische /t/ vaker wordt
gereduceerd in Nederlands dan in Duits
• Als gevolg overcompenseren Duitsers voor /t/reductie in Nederlandse werkwoorden tijdens
perceptie
• Voor lexicale vormen, reduceerden Nederlanders /t/
niet vaker dan Duitsers, dus is het voor DuitsNederlandse tweetaligen niet nodig om perceptie
aan te passen
/t/ niet gereduceerd
/t/ niet gereduceerd
/t/ gereduceerd
/t/ gereduceerd
Vijf targetcodas
Download