O_423-arbeid-3_u 41.50KB

advertisement
317509885
1
Opgave 1.
a. – de koppeling van de ambtenarensalarissen aan de lonen in het bedrijfsleven
– de koppeling van de uitkeringen aan de hoogte van het minimumloon
b. Initiële loonstijgingen hebben te maken met de toename van de arbeidsproductiviteit, incidentele
loonstijgingen met factoren als promotie en overwerk.
c. Inflatie zorgt via de prijscompensatie doorgaans voor hogere lonen. Bedrijven zullen proberen hogere
lonen door te berekenen in hun prijzen, hetgeen inflatie oplevert.
d. Vanuit sociale overwegingen. Op deze manier worden alle werknemers gelijk behandeld.
Opgave 2.
a. Een minimumloon ligt boven het evenwichtsloon en doet de vraag naar arbeid afnemen. Aangezien het
aanbod vast ligt, onstaat er een overschot aan arbeid.
b. De loonkosten voor de ondernemers zullen dalen, zodat er meer werkgelegenheid ontstaat. Het loon zal
zich zodanig instellen dat Aa en Av aan elkaar gelijk zijn.
c. De werknemers een redelijk inkomen te geven.
d. Bij een minimumloon van € 1.000 is de vraag naar arbeid 6.000.000 arbeidsjaren. Aangezien het
aanbod 6.400.000 arbeidsjaren is, is de werkloosheid 400.000 arbeidsjaren. De subsidie bedraagt dan
400.000  € 50.000 = € 20 miljard.
Opgave 3.
a. Een loonsverhoging met als doel de gedaalde koopkracht als gevolg van de inflatie te compenseren.
b. Een algemene loonstijging, meestal ten gevolge van de stijging van de arbeidsproductiviteit en/of de
winst.
c. Bijvoorbeeld op grond van goede prestaties en/of promotie
d. Het nominaal loon van A stijgt met:
– 2% van € 5.500 = € 110
– 1,5% van € 5.500 = € 82,50
– € 500
€ 692,50
dus in totaal met € 692,50. In procenten: –––––––
€ 5.500
112,6
De reële stijging is –––––
 100% = 9,9%.
102,5
Opgave 4.
a. Individuele werknemers onderhandelen niet; wel hun vakbonden. Sommige individuele werkgevers,
zoals Philips en Shell, onderhandelen wel met de vakbonden, maar voor de meeste bedrijven
onderhandelen de verenigingen van werkgevers in een bepaalde bedrijfstak.
b. Onjuist. CAO-onderhandelaars moeten zich aan de wet houden.
c. (1) Een algemeen economisch belang (2) Ambtenarensalarissen gaan doorgaans – zij het soms op
afstand  mee met de lonen in het bedrijfsleven.
d. Onjuist. Ook secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals vakantie en arbeidsomstandigheden, kosten geld.
Opgave 5.
a. Een CAO wordt voor de gehele bedrijfstak dwingend voorgeschreven. Het kan zijn dat sommige
werkgevers bepaalde groepen werknemers meer of minder zouden willen betalen. Door het gebrek aan
flexibiliteit zouden ze een minder optimale bedrijfsvoering kunnen realiseren, met een eventuele
winstdaling tot gevolg.
b. Een minimumloon beperkt de vraag en stimuleert het aanbod, zodat werkloosheid het gevolg is.
c. Werknemers hebben de neiging (een stijging van) belastingen en premies op hun werkgever af te
wentelen. Door de aldus gestegen loonkosten dalen de winsten, hetgeen uiteindelijk de werkgelegenheid
negatief kan beïnvloeden.
d. De overheidsuitgaven kunnen daardoor te sterk stijgen. De gevolgen zijn een verhoging van de
belastingdruk (zie verder c) en/of een toenemend financieringstekort. Het laatste zou via een stijgende
rente tot werkloosheid kunnen leiden, maar in Nederland, waar de rente van het buitenland afhankelijk
is, doet zich dat effect niet voor.
e. Daardoor zou de premiedruk kunnen stijgen (zie verder c).
Opgave 6.
317509885
a. In een CAO zijn de minimumvoorwaarden vastgelegd waaraan een CAO moet voldoen. De CAO wordt
afgesloten tussen werkgevers(organisaties) en werknemersorganisaties in een bepaalde branche; een
arbeidsovereenkomst is alleen een zaak tussen een werkgever en een werknemer. In een CAO zijn
arbeidsvoorwaarden opgenomen die voor iedereen in een bepaalde branche gelden – indien de CAO
algemeen verbindend is verklaard. In een arbeidsovereenkomst zijn afspraken opgenomen die
uitsluitend gelden voor de desbetreffende werkgever en werknemer.
8
8
6
b. Gemiddelde verhoging CAO-loon: ––  4% + ––  2% + ––  1% = 4,5%
12
12
12
c. Een initiële loonstijging is een verhoging van de CAO-lonen; deze loonsverhoging geldt voor iedereen
die onder de desbetreffende CAO valt. Een incidentele loonstijging is en loonsverhoging die is
afgestemd op de situatie van een individuele werknemer.
d. CAO-afspraken gelden voor iedereen in de desbetreffende bedrijfstak – indien de CAO algemeen
verbindend is verklaard; we hebben dan te maken met een initiële loonstijging.
e. De automatische prijscompensatie is het op afgesproken tijdstippen verhogen van de CAO-lonen met
het inflatiepercentage over de afgelopen periode.
f. Door de automatische prijscompensatie blijft de koopkracht van de werknemer in stand – zonder dat
daartoe opnieuw moet worden onderhandeld. CAO’s kunnen daardoor voor langere tijd worden
afgesloten; ondanks de inflatie blijft de koopkracht van de werknemer immers in stand. Dit bevordert
onder meer de arbeidsrust.
g. De CAO geldt dan alleen voor de leden van de organisaties die de CAO hebben afgesloten.
Opgave 7.
b.
Opgave 8.
c.
Opgave 9.
a.
Opgave 10.
c.
Opgave 11.
d.
Opgave 12.
a.
Opgave 13.
De gegevens over het relatief hoge werkloosheidscijfer in de drie noordelijke provincies en de ruime
arbeidsmarkt wijzen op kwantitatieve structurele werkloosheid (er is een gebrek aan arbeidsplaatsen);
het gegeven over de scholing wijst op kwalitatieve structurele werkloosheid.
Opgave 14.
c.
Opgave 15.
c.
Opgave 16.
a.
Opgave 17.
b.
Opgave 18.
a.
2
Download