Hoek 5: Julius Caesar Opdracht 1: identiteitskaart Caesar In 100 v.C. werd Gaius Julius Caesar, als patriciër (rijke Romein) geboren. In 69 v.C. begon hij met zijn politieke loopbaan. Hij beoefende tal van politiek ambten ( zoals deze van quaestor, propraeter, pontifex maximus...) Caesar was geliefd bij het volk. In 60 v.C. werd Caesar consul. Na zijn consulaat werd Caesar proconsul van Gallië en Illyrium. In deze periode voerde Caesar de Gallische oorlog. Nadat de oorlog in Gallië was voltooid, keerde hij terug naar Rome. Hij streed tegen Pompeius in 2de burgeroorlog. Caesar kwam als overwinnaar uit de strijd. Daarna werd Caesar door de Senaat aangesteld tot dictator. Door deze macht, kreeg hij veel vijanden. In 44 v.C. werd Caesar in het senaatsgebouw vermoord. 1. Vul aan de hand van de tekst de facebookpagina van Caesar in. 27 29 Opdracht 2: Caesar de EERSTE Romein…. Galius Julius Caesar, de EERSTE Romein... De volgende lijst geeft een opsomming weer van Caesars ondernemingen. Hieruit blijkt dat Caesar wel degelijk een initiatiefnemer was. Caesar was de EERSTE Romein die bewust en strategisch op grote schaal gladiatorenspelen gebruikte om politiek populair te zijn. Caesar was de EERSTE die zijn naam naar een maand leende: in 44 v.C. werd de mensis quintilis vervangen door de mensis Iulius. Caesar kocht massaal gronden op rond het Forum Romanum en bepaalde de plaats waar het Forum Iulium moest komen. Als EERSTE Romein kreeg hij van de senaat de toestemming om nog tijdens zijn leven een standbeeld te zetten. Dit deed hij om zijn persoonlijk successen in de verf te zetten. Hij was de EERSTE Romeinse bevelhebber die zoveel triomftochten heeft gevierd. Hij was de EERSTE Romein om met een leger de Rijn en het Kanaal over te trekken. Caesar was de EERSTE Romein die onze streken grondig doorkruiste en meteen veroverde. De eerste geschreven bron (de Bello Gallico) in verband met de geschiedenis van de Lage Landen is van zijn hand. Hij was de EERSTE Romein die na zijn dood, vergoddelijkt werd. Bron: Steyaert, E. & Vandendriessche, K. (1997). Claviculae 4.1, handboek. Deurne: Plantyn. (p.157-158) 1.Hoe zorgde Caesar ervoor dat zijn naam na zijn dood niet in de vergeetput zou belanden? Geef drie voorbeelden. ...................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................... 2. Was Caesar populair na zijn dood? Verklaar. ...................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................... 3. Door welke maand werd de maand ‘mensis quintilis’ vervangen? Welke huidige maand is dit ? ...................................................................................................................................................... 4. Wie veroverde onze streken? ...................................................................................................................................................... o o Hoe heet de eerste geschreven bron over de Lage Landen? .............................................................................................................................. Wie schreef er over de geschiedenis van de Lage Landen? .............................................................................................................................. 29 Opdracht 3: De Bello Gallico Caesar bevond zich in Gallië, de Nerviërs (Galliërs) kwamen hiertegen in opstand. Dit mondde uit in vele veldslagen. Allen overtreffen zichzelf Met de komst van het tiende legioen als versterking ontstond zo’n grote verandering: - dat onze soldaten, zelfs zij die uitgeput door verwondingen neergevallen waren, het gevecht hernieuwden. - dat onze soldaten, die de woeste vijanden bemerkt hadden, zelfs onbewapend de vijanden tegemoet liepen. - dat onze ruiters, op alle plaatsen van het gevecht heel dapper vochten. Maar de vijanden toonden zelfs in hun hopeloze situatie een grote dapperheid. Want , toen de eerste vijanden gesneuveld waren, gingen andere Nerviërs op hen staan en begonnen ze vanop hun lijken te strijden. Nadat deze laatsten gedood waren, wierpen zij die overbleven speren naar onze manschappen. M annen van zo’n gr ote dapper heid hebben gedurfd, zonder kans op slagen, zich te begeven op een zeer ongunstig terrein. Naar: Julius Caesar, De Bello Gallico II, 27 1. Markeer de onderstreepte delen: duid de Romeinen aan in het geel en de Galliërs in het groen. 2. Wat veranderde met de komst van het tiende legioen? ...................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................... 4. Waaruit blijkt dat de vijanden een grote dapperheid toonden? ...................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................... 29 Opdracht 4: historische kritiek Neem het mapje en maak de juiste keuze. 1.Beschrijf je conclusie. .................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................... 2. “Mannen van zo’n grote dapperheid hebben gedurfd, zonder kans op slagen, zich te begeven op een zeer ongunstig terrein.” Is Caesar hier positief of negatief over zijn vijanden? Waarom zou hij dit doen? ..................................................................................................................................................... . ..................................................................................................................................................... . ......................................................................................................................................................