nectar paragraaf 10.1 vwo

advertisement
NECTAR BIOLOGIE PAR 10.1
WAT GEBEURT ER IN JE LICHAAM?
 Om in leven te blijven, zijn verschillende lichaamsprocessen nodig
 Het omzetten van koolhydraten in energie
 De vorming van nieuwe cellen
 Deze processen verlopen alleen goed als de omstandigheden in je
lichaam constant zijn
 Constant: hetzelfde
 Bij veranderingen, zoals bij inspanning, reageert je lichaam:
 Stoffen waarvan er te veel in je bloed zitten, worden verwijderd:
uitscheiding
 Bij uitscheiding zijn verschillende uitscheidingsorganen nodig
 Longen
 Lever
 Nieren
 Huid
 Je lichaam houdt de omstandigheden constant doormiddel van
regelkringen
meten
reactie:
organen
reageren

vergelijking
met de norm
bijstellen:
zenuwstelsel
hormonen
WAARDOOR HEB JE ALTIJD GENOEG GLUCOSE?
 Glucose is een brandstof voor je lichaam
 het is nodig zodat cellen hun werk kunnen doen
 het geeft energie zodat je kunt bewegen
 het houdt je lichaam warm
 de hoeveelheid glucose in je bloed wordt geregeld met een regelkring
 de hormonen genaamd insuline, gemaakt in de alvleesklier,
spelen hierbij een belangrijke rol
 glucosegehalte stijgt:
 alvleesklier geeft meer insuline af in het bloed
 lichaamscellen nemen meer glucose op
 glucose wordt omgezet in glycogeen; de lever slaat
glycogeen op
 glucose wordt omgezet in glycogeen; spieren slaan
glycogeen op
 glycogeen: een lange ketting glucosedeeltjes
 hoeveelheid glucose daalt tot normale waarde
 glucosegehalte daalt:
 alvleesklier geeft meer glucagon af in het bloed
 lever zet glycogeen om in glucose
 hoeveelheid glucose stijgt tot normale waarde
Geheugensteun:
 glucose: nodig zodat cellen hun werk kunnen doen
 glycogeen: een lange ketting glucosedeeltjes
 glucagon: hormoon dat in de alvleesklier gemaakt wordt.
 Bij mensen met diabetes werkt de regelkring niet goed
 hun cellen kunnen te weinig glucose uit het bloed halen
 hierdoor voelen ze zich moe
 Er zijn twee soorten diabetes:
 Type 1:
 Alvleeskliercellen die insuline maken, zijn beschadigd.
 Alvleesklier maakt onvoldoende insuline
 Type 2:
 Lichaamscellen zijn ongevoelig voor insuline
 Het hormoon werkt niet meer
 Mensen met diabetes type 2 hebben meestal overgewicht
Wat doet je lever?
 Je lever zorgt voor de opbouw, omzetting, afbraak, opslag en afvoer
van stoffen.
 Het vervoer van stoffen naar en van de lever gaat via het bloed
 De lever heeft dus ook twee bloedtoevoerkanalen:
 Leverslagader
 Vervoert bloed met zuurstof naar de lever
 Poortader
 Brengt stoffen die door de darmen zijn opgenomen
 In de lever wordt dit bloed gecontroleerd en worden de stoffen die in
het bloed zitten verwerkt
 Lever is vergelijkbaar met een fabriek waarin verschillende processen
zich afspelen:
 Opbouwen en omzetten
 In het verteringskanaal worden eiwitten afgebroken tot
aminozuren, hier maakt de lever weer nieuwe eiwitten
van.
 De lever kan ook glucose omzetten in vet en van vet
cholesterol maken.
 Afbreken
 Als er teveel aminozuren in je bloed zitten, breekt je lever
ze af. Hierbij ontstaat ureum, een stof die door de nieren
wordt.
 Je lever breekt ook giftige stoffen af
 Afvoeren
 Versleten rode bloedcellen worden in de milt afgebroken
 Hemoglobine wordt hierbij omgezet in bilirubine, een gele
stof
 Via het bloed komt bilirubine in de lever, hier wordt het
vermengt met gal en via de ontlasting uitgescheiden
 Opslaan
 Je lever slaat glucose op in de vorm van glycogeen
 De lever slaat ook ijzer op, wat afkomstig is van het
hemoglobine uit versleten rode bloedcellen
Download