Theoretische valkuilen Vorige keer hebben we een aantal theoretische kaders besproken (Gentle Teaching, Clientcentered, gedragstherapie, sociaal emotioneel functioneren en lichamelijkheid). Nu is het de bedoeling even kritisch stil te staan bij deze verschillende theorieën door ondermeer op zoek te gaan naar mogelijke ‘valkuilen’ binnen de theorieën. Gentle Teaching 1. Gentle Teaching vertrekt vanuit een onvoorwaardelijke en gelijkwaardige attitude. Bouwen aan een hechte relatie zorgt fundamenteel en ondergronds voor een verhoogd gevoel van veiligheid en verbondenheid. En pleit voor onderlinge afhankelijkheid als psychologisch uitgangspunt in de relatie hulpverlener-cliënt (cfr. wederzijds kwetsbaar opstellen, anders risico macht ontstaat). Op deze manier houdt Gentle Teaching risico in op té veel nadruk op nabijheid. In die zin dat het voor de hulpverlener niet evident meer is om je persoonlijke grenzen te blijven bewaken en communiceren. Je loopt het risico ze beetje bij beetje te verleggen zonder dat je er zelf echt bewust van bent. 2. Door die grote focus op nabijheid stellen we ons ook de vraag of er niet een risico is op betutteling. In dit licht komt het belang van onderlinge afhankelijkheid naar voren. Door je ook als hulpverlener kwetsbaar op te stellen, kan je het betuttelingsgevoel bij de cliënt enigszins inperken. Gentle teaching schuift omtrent dit thema zelf de metafoor van een ouder-kindrelatie naar voor. Als ouder ben je beschermend naar je kind doe. Je benadert het met veel liefde en zorg. Tegelijk geef je je kind ook de kansen om zichzelf te ontplooien, om zelfstandig zaken op te nemen. In een ouder-kind relatie gaan deze twee tendensen op een heel natuurlijke wijze samen. De ene keer ben je meer beschermend (betuttelend), een andere keer geef je je kind meer verantwoordelijkheid. Gedragstherapie 1. Door gericht zijn op gedragsveranderingen en het gebruik van strategieën, risico dat het nieuwe, alternatieve gedrag veeleer gekozen wordt door de therapeut ipv cliënt zelf. 2. Therapeut gaat ook mee met cliënt op restaurant, naar zijn eigen huis,...indien de problematiek dit vereist. Bijgevolg is er wel een risico dat de cliënt dit gedrag verkeerd interpreteert, eerder als een ander soort (vriendschaps-?)relatie dan een cliënt-therapeut relatie. + valkuil voor TH: TH meer nadruk op reflectie noodzakelijk want risico op niet professioneel gedrag = groter (aan Els, wil je dit vrijdag wat toelichten, want op dit moment ben ik hier precies niet helemaal mee akkoord) 1| Client-Centered Therapy 1. Wanneer we Client-Centered Therapy naast Gentle Teaching leggen, wat is dan het verschillen tussen beiden? Lijken ze niet erg op elkaar? Beiden tonen inderdaad belangrijke gelijkenissen bv. nadruk op verbonden zijn met je cliënt en sterk centraal stellen van de cliënt. Toch zijn er ook enkel verschilpunten. Gentle Teaching Cliënt Centerd Therapie Nabijheid benoemt het eerder als ‘empathie’ (fysiek + emotioneel) (eerder emotioneel) Focus op het handelen en doen cfr. de methodiek van Gentle Teaching (dingen met, voor,... de ander willen DOEN) focus op (zelfexporatie via) het gesprek Gelijkwaardige relatie cliënt-therapeut Meer veiligheid en verbondenheid Dus: Minder angst en onveiligheid Dus: Minder Gedrags- of andere problemen Conclusie minder focus op cognitieve vaardigheden van de cliënt, wel focus op het aanbrengen van veiligheid en verbondenheid bij de cliënt. Gelijkwaardige relatie cliënt-therapeut Als middel om proces van zelfexploratie, zelfaanvaarding en zelfconfrontatie op gang te brengen Doel: oplossen probleem, Wel: cliënt te helpen zicht te krijgen op de belemmeringen die tot dan toe een bevredigende oplossing in de weg lijken te staan. Conclusie: meer focus op cognitieve / verbale vaardigheden van de cliënt. Doelgroep: vooral geschikt voor cliënten die aan zelfreflectie kunnen doen Doelgroep: kan veel breder zijn. 2| Beoogt in mindere mate zelfreflectie van cliënt. Streeft wel na dat de cliënt veiligheid en verbondenheid voelt. Companion – de – route (focus op het samen handelen ipv enkel luisteren) therapeut als proces-expert Sociaal emotioneel functioneren 1. De theorie is heel mooi, zit goed in elkaar en brengt heel wat nieuwe en interessante inzichten voor het handelen. Alleen ervaart de praktijk veel moeilijkheden met het vertalen van de theorie naar de praktijk. Het is vaak te vaag, men mist concrete voorbeelden. Momenteel tracht het ESSEON project een brug te slaan tussen deze theorie en de vertaling naar de praktijk. Lichamelijkheid 1. Er is heel weinig theorievorming rond lichamelijkheid (zoals bv. rond Sherborne en Snoezelen). Idem weinig empirische bewijzen voor de werking ervan. 2. Zoals we de vorig keer reeds vertelden, heerst er een enorme taboesfeer rond lichamelijkheid in de hulpverleningssector. Het lichaam wordt exclusief toegeëigend aan de medische wereld. Het lichaam als een middel in de hulpverlening wordt binnen de sociale sector als een taboe beschouwd. De valkuil voor theorieën rond lichamelijkheid bestaat eruit dat ze zich blijven ‘nestelen’ in deze taboesfeer. Er is echter alle belang bij om hier uit te treden. We geloven dat we ook in de sociale sector niet aan het lichaam voorbij kunnen gaan omdat geest, lichaam en emotie met elkaar verbonden zijn. Bedenkingen over de theorieën heen 1. Relativeert het belang van de psychotherapeutische modellen 2. Bruikbaarheidsdiscussie > waarheidsdiscussie Bruikbaarheid: Welke theorie je kiest maakt op zich niet zoveel uit naar effectiviteit toe. Alle theorieën hebben immers een +/- gelijke effectiviteit. Dus kijk naar je doelgroep, de voorkeur van de cliënt,… bij het bepalen van het soort therapie/therapeutisch kader. 3| Waarheid: behandelresultaat therapie A > therapie B, is omvergeworpen geen grote verhalen meer. DUS BRUIKBAARHEIDSDISCUSSIE ipv waarheidsdiscussie - Universele factoren zoals empathie, warmte en de therapeutische relatie correleren hoger met het behandelresultaat dan specifieke therapeutische technieken 30% >< 15 % (Lambert & Barley, 2001) - Tientallen jaren van onderzoek toont aan dat therapie een interpersoonlijk proces is waarin de belangrijkste curatieve component de therapeutische relatie is (Lambert & Barley, 2001) - De concepten therapeutische relatie en therapeutische alliantie zijn zeer gelijkend (Karver, Handelsman, Fields & Bickman, 2006) - Het feit dat de therapeut ook een persoon is, kan soms op negatieve wijze de relatie tussen therapeut en cliënt beïnvloeden en ervoor zorgen dat de relatie soms buiten de lijnen van het theoretisch kader kleurt (Ramazan & Esra, 2011). - Het verbeteren van psychotherapie kan het best gebeuren door het verbeteren van iemands mogelijkheid om in relatie te treden met cliënten en deze relatie aan te passen naargelang de individuele cliënt. 4|