Polyfarmacie komt steeds vaker voor, onder andere door de

advertisement
Jaarverslag 2015 Huisartsenpraktijk ’s-Gravesandeplein
Het jaar samengevat
In 2015 werd de werkdruk over het algemeen als hoog ervaren, werd flink aan het kwaliteitsbeleid
getimmerd en werd in het wijkteam verder aan kwaliteit van zorg in de wijk gewerkt. Personele
wisselingen waren er op POH GGZ gebied: Joanneke Mulder van Grip werd vervangen door Janneke
van der Ree en Meral Soydas door Nathalie Rutherford. POH -S Christien Kuiper stopte per 1 juli als
POH-S bij Sieben/Holtrop. Dit werd opgevangen door uitbreiding van de uren van Isabelle Egter van
Wissekerke, die tevens 4 uur als kwaliteitsfunctionaris voor de HOED ging werken. Assistente Kawtar
el Kaldi behaalde haar triage-diploma in het kader van haar werkzaamheden bij Huisartsenposten
Amsterdam.
De rest van dit jaarverslag volgt de hoofdstuk-indeling van het beleidsplan 2015-2018 met een extra
paragraaf gewijd aan ketenzorg/ouderenzorg. De dit jaar gerealiseerde verbeterplannen en een lijst
met afgewerkte verbeterpunten zijn te vinden als bijlagen.
Continuïteit van zorg:
Afwezigheid van assistentes en artsen werd zoveel mogelijk binnen de eigen groep opgevangen. Als
dat niet mogelijk was werden waarnemers van buiten gezocht, meest uit een poule van bekenden. In
de zomermaanden hadden we enkele weken een invalassistente via een uitzendbureau.
Voor de maatschap Sieben/ Holtrop bleek in de loop van het jaar uitbreiding van artsenformatie
nodig; zeker 4 dagen per week werd met dubbele artsenbezetting gewerkt waarbij ook afwezigheid
van de AIOS deels werd opgevangen met het inhuren van waarnemers. In de kerstvakantie bleek dit
te ruim bemeten; halve dagen volstaan daar. Holtrop nam vrijwel alle vrije dagen van Sieben waar.
Overige waarneming werd vooral door vaste waarnemers Westermann en Hylkema (beiden ex-AIOSen) en de Lange opgevangen. In totaal ging het voor Holtrop en Sieben in 2015 om 47 werkdagen. In
december stopte J. Sieben met zijn werk als justitie-arts , vanwege het opgeheven worden van
diverse penitentiaire inrichtingen in Amsterdam. Hierdoor is er voor 2016wat meer ruimte gekomen
om afwezigheid zoveel mogelijk door eigen artsen te laten waarnemen.
Voor de maatschap van Moppes/Van Londen ging het om 26 werkdagen waarneming.
Zorg afstemmen op de patiëntenpopulatie
Onderzocht werd in hoeverre ons wachtkamerscherm zich leent voor het vertonen van materiaal
met voorlichting over gezondheid en ziekte voor laaggeletterden. Dat bleek ingewikkelder dan
gedacht en is niet gerealiseerd. Wel is ons wachtkamerscherm vernieuwd vormgegeven door AIOS
Meike Hylkema, waarbij Nathanja van Moppes kritisch heeft meegekeken naar het taalgebruik.
Vanuit de wijkscan weten we dat 50% van de huishoudens in postcode 1091 moet rondkomen van
een minimum inkomen. In 2015 waren kosten van zorg vaker onderwerp van gesprek in de spreekkamer; patiënten wilden zorg soms liever uitstellen naar een later tijdstip of weigerden bloed te laten
prikken in het kader van diabetes of CVRM controles. Als arts en POH-S kun je niet meer dan sensitief
voor het probleem zijn en zorgen dat boven tafel komt of patiënten bepaalde adviezen al dan niet
kunnen opvolgen, zodat je de risico’s gericht kunt bespreken en patiënt kunt coachen in het maken
van een afweging.
1
Zorg afstemmen op de klachten en wensen van de patiënt
In 2015 vonden geen wijzigingen plaats in het spreekuuraanbod van de praktijk. Door inzet van extra
waarneming waar nodig werd een voldoende aanbod van spreekuurplekken gewaarborgd
Adequate dossiervorming, elektronische communicatie
Dit jaar werden voor het eerst e-consulten gedeclareerd door Sieben/Holtrop, in totaal 300. Een
minderheid hiervan werd gesteld via de website. Veel vaker via de mailadressen van de huisartsen,
waarbij de huisarts zelf het voortouw nam door voor te stellen het vervolg op een consult per e-mail
te laten lopen. Deze mogelijkheid werd zeer positief gewaardeerd. In de praktijk van Moppes/Van
Londen werd minder gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Aangezien e-consulten gedeclareerd
werden als tel. consulten is niet aan te geven hoe vaak.
Gevolgen van zorgtransities
Volwassenen GGZ: de formatie POH GGZ werd stapsgewijs uitgebreid naar 20 uur/ week voor beide
praktijken tezamen. De samenwerking tussen HA en POH-GGZ verloopt goed; POH GGZ-s geven aan
dat de HA de juiste problematiek naar hen toeschuiven. In het wijkteam heeft Janneke van der Ree
een presentatie gegeven over de ervaringen met e-health van Therapieland. Ook werden de samenwerkingsafspraken met de consulterend psychiater geëvalueerd en bevestigd. Er waren diverse
wisselingen in de formatie POH GGZ gedetacheerd vanuit Grip-psychologen. Hierdoor is wel wat
achterstand ontstaan in de juist steeds beter wordende afstemming en samenwerking. De hoop is
dat we voor 2016 meer stabiliteit in ons POH GGZ-bestand zullen hebben
Jeugd GGZ: Vanuit onze praktijk werd actief contact gezocht met het Ouder-Kind-Team in de
Pontanusstraat. Er werden 2 bijeenkomsten georganiseerd in januari en augustus 2015, waarbij ook
andere praktijken uit de buurt waren uitgenodigd. Het waren constructieve bijeenkomsten, waarbij
bleek dat de gemeente fors had ingezet in de kwaliteit van de ouder kind teams. De verslagen van
deze bijeenkomsten zijn in te zien op HA-WEB in de wijkteam-groep. In de eerste bijeenkomst bleek
dat veel zaken tav het functioneren van het OKT en de samenwerking met de huisarts nog
onduidelijk waren. In de tweede bijeenkomst bleek dat de lacunes uit de eerste bijeenkomst
goeddeels opgelost waren. In de laatste maanden van het jaar bleek de bereikbaarheid van het OKT
voor intercollegiaal overleg ondermaats, ondanks duidelijke toezeggingen. Daarnaast vindt geen
terugkoppeling plaats van OKT naar huisarts. Deze teleurstellende ervaringen maakten dat we ernaar
neigden toch weer vaker zelfstandig te verwijzen naar een kinderpsychiater in de buurt (praktijk Joris
Veldhuis).
Overgang WMO/ thuiszorg en andere voorzieningen naar gemeente.
Patiënten meldden ons frequent dat ze gekort zijn op allerhande voorzieningen. De samenwerking
met sociale wijkteams wil niet erg vlotten; onze populatie valt onder vele sociale wijkteams dus is het
niet zinvol om goede contacten op te bouwen met 1 specifiek team. We ontvangen frequent
uitnodigingen voor vergaderingen, waarbij, naast huisartsen, allerlei beleidsmensen van grote
organisaties en instellingen worden uitgenodigd. De agenda van deze bijeenkomsten lijkt niet
relevant voor ons dagelijks werk en we gaan er dan ook niet naar toe. Het maatschappelijk werk in
Amsterdam Oost heeft deze kloof tussen wijkteams en huisartsenpraktijken willen oplossen door
2
iedere huisartsenpraktijk een vaste contact-AMW-er toe te wijzen. Onze contactpersoon is Ahmed el
Ghazi. Onze ervaring met zijn bereikbaarheid voor overleg is echter slecht. In december hebben we
een Ahmed en een contactpersoon van stichting MEE uitgenodigd op onze grote HOED vergadering.
Individuele hulp door AMW blijkt nog maar mondjesmaat voorhanden. Op de formatie AMW-ers
blijkt drastisch gekort. Het grootste deel van de hulp wordt geleverd door (enigszins opgeleide?)
vrijwilligers in wijksteunpunten.
Samenwerken binnen de praktijk
In 2015 hadden we onze geplande vergaderingen in verschillende samenstelling. In de zomer hadden
we een prachtig HOED-uitje. Met een boot van een kennis van Ans tuften we de Amstel af, onder het
genot van heerlijke hapjes, die deels door de moeder van Maryam waren bereid. Geweldig!
Samenwerken / overleg met partners buiten de praktijk
In wijkteam verband werd gesproken over samenwerking met Specialist Ouderen Geneeskunde René
Verfaille en 2 casemanagers dementie. Met name de samenwerking met de SOG bleek zeer nuttig.
De praktijk Holtrop/Sieben heeft hem 2x geconsulteerd, wat van grote waarde bleek bij het maken
van een zorgplan. De casemanagers dementie wisten hun meerwaarde wat minder duidelijk over het
voetlicht te brengen, wat ook strookt met onze ervaringen in de praktijk. Per 1-1-2016 eindigt de
financiering voor de casemanagers en wordt deze vorm van zorg aan de reguliere wijkverpleging
overgedragen.
In het wijkteam werd verder met neuroloog Imanse en Ft praktijkgesproken over het beleid bij lage
rugklachten/verdenking HNP en spraken we met thuiszorgorganisaties met een allochtone doelgroep
over palliatieve zorg
Onderwijs assistentes, verslag Kawtar el Kaldi
Scholingen 2015
Zoals iedere jaar zijn we ook dit keer twee keer naar scholing geweest ‘terug naar de schoolbanken’.
Dit duurt een hele dag met verschillende onderwerpen. We zijn een keer geweest in juni en in
december. In december hadden we voor de onderwerpen ; kno bij kinderen, hartfalen vraagt om
soepele samenwerking, overtuigend adviseren en wat zegt duizeligheid gekozen. Iedere les duurt 90
minuten. De leraar bespreekt punten die van toepassing zijn voor ons in de huisartsenpraktijk, hier
hebben we dus veel aan. Een mark two scholing voelt vaak als een opfrissing en toch leren we vaak
ook wat nieuws en krijgen we alle veranderingen mee.
Ook krijgen we een paar keer per jaar een scholing van de huisartsen binnen de praktijk en van de
huisarts in opleiding. De onderwerpen mogen wij zelf kiezen, hierop bereiden we vragen op voor de
‘leraar’.
In februari hebben we het gekregen van de huisarts in opleiding Meike Hylkema met als onderwerp
‘Griep’. Toen heerste het heel erg en hadden we vooral vragen over wat we patiënten kunnen
adviseren, wat zijn de alarmsignalen en wanneer moeten ze gezien worden.
3
In november hebben we het gehad van Nathanja van Moppes (huisarts) met als onderwerp
‘Anticonceptie’. Hier hadden we het over verschillende soorten anticonceptie, wat doet wat.
In december hebben we een scholing gekregen van Dinky de Haseth (HAIO) met als onderwerp ‘de
ziekte van lyme’. Dit hebben we toen gekozen omdat we het steeds vaker horen, ook in de
huisartsenpraktijk. Tijdens de scholing hebben we uitgelegd gekregen wat de ziekte van lyme is, hoe
mensen eraan komen en wanneer ze naar de praktijk moeten komen. Deze scholing was kort maar
vol informatie waar we veel aan hadden, we zijn voor de rest niet erg ingegaan op wat er wordt
gedaan in het ziekenhuis want wij wilden vooral informatie waar we wat aan hebben binnen de
huisartsenpraktijk.
Managementtaken
Cluster1, Beheer ICT-Telefonie-Microhis, Ingrid van Londen
Hardware is vervangen ten behoeve van de update van Microhis
Aanschaf van hardware voor de POH-GGZ (laptop en internetverbinding)
Headsets zijn aangeschaft.
Hoge kosten voor de telefonie, er wordt onderzoek gedaan naar VOIP.
Update van Microhis, alle medewerkers zijn geschoold door Microhis. Scholing vond plaats op de
praktijk of via een online hoorcollege.
Verloop:
Ondanks dat de lijst overzichtelijk en klein is dekt dit niet de lading. Er gaat veel tijd zitten in de het
organiseren en plannen van de werkzaamheden dat de praktijk door kan gaan. Aangezien er niet in
de avonduren of in het weekend gewerkt kan worden door onze leverancier Danthas.
Problemen
Hardware: Er was meegedacht door Danthas over de front en backoffice, aangezien onze assistentes
werken met 2 schermen. Wij hebben 2 verschillende databases. De oplossing in de backoffice was
prima maar in de frontoffice niet. Uiteindelijk is dit opgelost, echter onze investering voor de
frontoffice werd niet in zijn geheel terugbetaald ( 1/3 van de prijs). Installatie van de hardware
duurde langer dan gepland. Dit gaf veel onrust in de praktijk. Met name voor de assistentes.
Headsets:
Communicatie met Telecom Service is erg moeizaam. Duurde lang voor dat ze geleverd zijn. Ook de
installatie ging moeizaam, bleek later dat er iets mistte. Duurde lang voordat dat na geleverd werd.
Er zijn problemen met de headsets, niet alle problemen kunnen worden opgelost. Assistententes zijn
niet tevreden over de Servicedesk.
Telefonie:
Telefooncentrale is nu 10 jaar oud. 2 jaar geleden is er een dure uitbreiding geweest die de kosten
omlaag zouden brengen. Echter dit is niet gebeurd. Ik ben afgegaan op de informatie van Telecom
Service. Op dit moment zijn onze kosten nog steeds hoog. Gezien onze ervaring met Telecom Service
willen we naar een andere leverancier. Belangrijk voor onze praktijk is onze bereikbaarheid. Er zijn nu
4
gesprekken met andere leveranciers. Probleem blijft dat de verkopende instantie altijd aangeeft dat
hun product kwalitatief goed is en het beloofde waarmaakt. En als huisarts mijn prioriteit ligt bij mijn
patiënten. Mijn niet pluis gevoel kan ik helaas hier niet inzetten.
Microhis:
Er is een update geweest. Dit leverde problemen op. Voordat het programma stabiel draaide ging
wat tijd overheen. Functies waren verdwenen, programma’s zoals e-docs kon niet meer geopend
worden. De nieuwe medicatie-module leek veel belovend. Dit was ook de reden dat we met zijn allen
geschoold moesten worden. Echter er worden zoveel handelingen gevraagd bij het goed gebruiken
van de medicatie module dat de opbrengst nog steeds laag is. In de dagelijkse praktijk kosten de
handelingen van het HIS programma onevenredig veel tijd in verhouding tot de patiëntenzorg. Ook
lukt het MicroHIS niet om het programma gebruikersvriendelijker te maken. Ik heb niet de illusie dat
andere programma’s geen problemen hebben. Mijn persoonlijke mening is dat ik het niet begrijp
waarom het niet lukt om 1 goed systeem te ontwikkelen waar alle huisartsen mee werken. Gemaakt
door een organisatie ( in samenwerking met huisartsen) zonder winstbejag met ondersteuning van
de overheid. Dit zouden onze kosten verlagen, het EPD is geen probleem meer, je kunt op de
huisartsenopleiding zorgen dat iedereen het programma beheerst en optimaal kan gebruiken en er
geen tijd verloren gaat met je verdiepen in een nieuw HIS maar dit ten goede komt aan de
patiëntenzorg. Dit is een grote droom. De werkelijkheid is anders en maakt dat ook ik me aan het
verdiepen ben in andere Hissen, misschien tegen beter weten in.
Leermoment:
Indien er weer een investering gedaan wordt dan in de offerte laten opnemen om het 2 weken op
proef te krijgen. Dan is er geen verlies van kapitaal.
Meer referenties vragen bij andere praktijken.
Meer tijd nemen om na te denken of een investering of verandering van systeem gebeurd om
onvrede vanuit het oude of dat het daadwerkelijk voor de gewenste situatie zorgt.
Cluster 2 , HOED financiën, Jo Sieben
De Hoed is een kostenmaatschap bestaande uit de maatschap van Moppes & Van Londen en de
maatschap Holtrop & Sieben. De kosten worden opgedeeld in vaste kosten en variabele kosten. De
verdeelsleutel voor de variabele kosten was in 2015: voor de maatschap van Moppes & Van Londen
45% en voor de maatschap Holtrop & Sieben 55%.
In 2015 werd aan schilderwerk, telefonie, medische apparaten en nieuwe computerapparatuur een
bedrag uitgegeven van €17.214.
Opvallend was de stijging aan kosten POH-GGZ. Die kosten stegen van €24.000 in 2014 naar €50.000
in 2015. Deze stijging is te verklaren doordat wij in 2015 aanzienlijk meer uren POH-GGZ hebben
ingekocht dan in 2014.”
5
Cluster 3, externe contacten, Nathanja van Moppes:
Onderhouden van externe contacten betreft meestal praktische zaken, voornamelijk
gerelateerd aan onderhoud van het praktijkpand. Regelmatig terugkerende hete hangijzers
van de afgelopen jaren waren ook dit jaar weer belangrijk:
-
Matig functionerend verwarmingssysteem
Alarmperikelen, geïnitieerd door Dynamo (mede gebruikers van ons pand) zonder
vooraf instemming van de huisartsen
Meningsverschillen met de verhuurder over verantwoordelijkheden mbt het door
ons gehuurde pand.
Daarnaast spelen natuurlijk ook altijd incidentele zaken zoals:
-
Een schilderbeurt van het interieur door schilders die buiten praktijkuren kunnen
komen
Kleinere en grotere meningsverschillen met de gemeente Amsterdam (o.a. over een
hoge elektriciteitsrekening ten behoeve van de kerstboom op ons plein)
Plannen om de privacy te vergroten in de backoffice door meer tussendeuren
Opvallend is dat kleine particuliere bedrijven zoals aannemer en schilder altijd prettig samen
werken en goed bereikbaar zijn. Daarentegen gaat veel (negatieve) energie zitten in
contacten met grote organisaties zoals verhuurder, Gemeente Amsterdam en st. Dynamo.
Toegegeven dat ik, in de vaart van alledag, niet altijd even fel bovenop de contacten blijf
zitten. Toch zou het netjes zijn als ook de grotere organisaties na herhaald verzoek, minimaal
een ontvangstbevestiging van een verzoek sturen.
Ik houd moed, ook in 2016 blijf ik proberen om mensen in de organisaties rondom ons te
mobiliseren!
Cluster 4, Marije Holtrop
In 2015 werd met succes weer een subsidie van rond de 6,5 duizend euro bij het AOF
aangevraagd waarmee we vakantiewaarneming betalen.
Overige taken uit mijn cluster (aansturen assistentes en POH GGZ, verantwoordelijke
kwaliteitsbeleid) komen terug in de rest van dit jaarverslag
6
Chronische zorg, programmatische zorg
Diabetes- en CVRM-zorg:
Beide praktijken haalden in 2015 de door de zorggroep gestelde doelen. De accrediteur vond de
CVRM cijfers incompleet. Dit is geduid als een tijdelijk probleem doordat het KIS enige tijd niet goed
functioneerde. Het nieuwe programma Collab wat in de plaats van het oude KIS Caresharing kwam,
zorgde voor enorm veel extra werk en maakte dat onze cijfers tijdelijk niet betrouwbaar waren. De
CVR cijfers werden erg vervuild met laag-risicopatiënten, omdat de OZIS-koppeling tussen MicroHis
en collab een veel te ruime selectie patiënten in het KIS inspoelde. Deze moesten allemaal handmatig
weer gecorrigeerd worden. Er werd noodgedwongen langdurig in 2 systemen naast elkaar
geregistreerd.
De ketens lopen zorg-inhoudelijk goed. In de praktijk van Holtrop/Sieben is de CVRM zorg die
Christien Kuiper jarenlang geleverd had na de zomer op een vloeiende manier overgenomen door
Isabelle Egter.
Dit jaar hebben we geen benchmarkbijeenkomsten DM en CVRM gehouden. Voor 2016 staan die
wel weer gepland. We zien geen meerwaarde in het feit dat de ketenzorg ook nog in het NPA-traject
aan de orde komt, aangezien onze verplichtingen richting zorggroep voldoende mogelijkheid tot
kwaliteitscontrole bieden.
Stoppen met roken zorg
Zowel Jonna Sen als Isabelle Egter staan ingeschreven in het stoppen-met-roken-register
Praktijk Van Moppes/Van Londen:
Patiënten: 15, Consulten: 40, Gestopt: 8, Na 1 x uit beeld: 3, rookt weer/steeds: 4
Praktijk Sieben/Holtrop:
Patiënten: 30 ,Consulten:94, Gestopt:6, Na 1 x uit beeld: 9, rookt weer/steeds: 9, Onbekend:14
Astma/COPD
De praktijken hebben geen ketenzorgcontract COPD. De opbrengst van programmatische zorg was
laag, een bevinding die inmiddels meerdere malen in wetenschappelijk onderzoek is bevestigd. We
proberen sindsdien longzorg te leveren aan die mensen die ervan kunnen profiteren en er
gemotiveerd voor zijn. De beide praktijkverpleegkundigen en de huisartsen Sieben en Van Moppes
voldoen aan de Caspir scholingseisen.
Praktijk van Moppes/ van Londen:
Totaal aantal spiro’s: 54, waarvan voor diagnostiek: 17, voor controle astma:20, voor controle COPD
17
De astma- en COPD-patiënten zijn niet actief opgeroepen. De patiënten die wel zijn geweest voor
een spirometrie hebben of zelf een afspraak gemaakt, of hadden al een afspraak staan. De
diagnostische spiro’s werden aangevraagd n.a.v. casefinding vanuit de huisarts-spreekuren.
7
Praktijk Sieben/Holtrop:
Totaal aantal spiro’s: 41, waarvan: diagnostiek:17, astmacontrole :14, COPD-controle :10:
Ongeveer 10 COPD-ers werden opgeroepen, waarvan de helft heft gereageerd op de uitnodiging.
Ongeveer 5 patiënten bleken klachten te hebben toen ze in het kader van een andere diagnose (DM
of CVRM op het spreekuur kwamen. Twee patiënten na een exacerbatie COPD door de huisarts op
het POH-S spreekuur geplaatst. De rest was casefinding via het huisartsenspreekuur of initiatief van
patiënt.
Ouderen:
Praktijk Van Moppes/Van Londen
Jonna: in onze praktijk doe ik alleen nog ouderenzorg op casefinding van de huisartsen. In 2013 ben
ik actief alle 75-plussers in de praktijk gaan bezoeken, maar daaruit bleek dat het vooral heel veel tijd
kostte en weinig zinvol was. Om te constateren dat een oudere het prima voor elkaar had, was ik
incl. huisbezoek (via OPAh) en administratie bijna 2 uur kwijt. Op dit moment zijn er 11 kwetsbare
ouderen die ik regelmatig (eens per 4-6 weken) bezoek. De bezoeken gaan dan vooral om controle
van de medicatie en om te kijken of alles nog loopt thuis.
Praktijk Sieben/Holtrop:
Isabelle: Er staan er 50 mensen op de lijst van potentieel kwetsbare ouderen waarvan ik een kwart
geregeld zie voor de ketenzorg. De overige patiënten worden minimaal 1x per jaar telefonisch
benaderd of thuis bezocht. Via huisarts ongeveer 2 patiënten door verwezen gekregen na opname
ziekenhuis. OPAH - hulpmiddelen gebruik ik niet. Behalve “gezelligheid” heeft het voor mij weinig
meerwaarde, afgezien van een handvol zorgmijders bij wie ik me nuttig kan maken door een oogje in
het zeil te houden. Mijn ervaring is dat niet-zorgmijders of hun mantelzorgers zelf ook wel aan de bel
trekken bij calamiteiten. Grootste problemen die ik tegen kom zijn eenzaamheid (waar mensen vaak
zelf weinig activiteiten voor willen ondernemen) en financiële problemen o.a. met eigen bijdrages
voor thuiszorg/aanschaf hulp middelen.
Werken aan kwaliteit
Accreditatie
In 2015 werkten we toe naar de nieuwste versie van de accreditatie. Isabelle werd ingewerkt
als kwaliteitsfunctionaris. Het kostte veel tijd en energie om het nieuwe NPA-programma te
doorgronden, reden waarom we zelfs om 1 maand uitstel van de audit hebben moeten
vragen. Het bezoek van de accrediteur was uiteindelijk zeer bevredigend en stimulerend.
Toch bekruipt ons het gevoel dat alle protocollen en werkafspraken die het resultaat zijn van
onze inspanningen niet echt een duidelijke verbetering in ons handelen te weeg brengt waar
onze patiënten wat van merken. Intussen vormt ons protocollenbestand een last die officieel
jaarlijks geëvalueerd en bijgesteld zou moeten worden. Het is de vraag of deze activiteit niet
ten koste gaat van belangrijker activiteiten.
8
Een duidelijke verbetering van de nieuwe NPA-versie is de grotere vrijheid die praktijken
krijgen in het vaststellen van de actiepunten. We hebben, gebruik makend van diverse
bronnen, een lijst opgesteld van mogelijke verbeterpunten, waar we gezamenlijk prioriteit in
aanbrengen.
Intercollegiale toetsing
In wijkteamverband werd gespiegeld aan de hand van aanvraagcijfers over vitamine D en
reflecteerden we op ons handelen na een referaat over de beschikbare bewijslast voor
diagnostiek naar en suppletie van vit D tekort. Iedereen nam zich voor om minder aan te
vragen! Volgend jaar november gaan we zien of dat gelukt is.
VIM/klachtenregeling
Het incidenten en klachten melden blijkt steeds meer een waardevolle manier om de
veiligheid van het handelen in de praktijk te analyseren en te verbeteren.
In 2015 werden 3 klachten geregistreerd , alle op initiatief van praktijkmedewerkers. Analyse
van deze klachten leverde de volgende actiepunten op:
-
-
-
1 klacht betreffende triage aan de balie bleek te berusten op structureel te hoge
werkdruk gedurende bepaalde piekuren. Besloten werd de assistentenformatie uit te
breiden
1 klacht betrof de drukte van de ruimte waarin patiënte moest plaatsnemen voor een
½ uurs bloeddrukmeting. Inmiddels wordt gestreefd naar het plannen van dit onderzoek op tijden dat er een kamer vrij is. Daarnaast wordt overlegd met Dynamo of we
hiertoe ook een afgelegen stukje van hun hal mogen gebruiken
1 klacht betrof de gemiste diagnose DVT op basis van een atypisch verhaal. Leerpunt
was dat patiëntes Vg bij de interpretatie van de klachten zwaarder had moeten
wegen
In 2015 werd 5x een VIM gedaan, betreffende de volgende onderwerpen:
-
-
-
Registratie in HIS.
a. Een telefonische mededeling van patiënte werd door de assistente niet
genoteerd in het HIS (patiënte meldde een buitenbaarmoederlijke zwangerschap)
en niet onder de aandacht van de HA gebracht door het in de artsenagenda te
zetten.
b. Naam van verkeerde patiënte genoteerd in agenda, hierdoor bijna consult bij
verkeerde patiënt genoteerd.
Triage: niet-belastbare enkel na distorsie ten onrechte niet dezelfde dag op spreekuur gezien. Bleek niet gebroken, maar dat was telefonisch niet uit te maken en had
met arts overlegd moeten worden.
Herhaalreceptuur: patiënt die het steeds voor elkaar krijgt om te vroeg benzo’s te
bestellen. Afspraak is dat hij alleen op het spreekuur een nieuw recept kan halen,
9
maar deze pop-up wordt niet gezien door de assistentes als hij belt voor een
herhaalrecept. Oplossing: aantal herhalingen op nul zetten, dan kijken de assistentes
vanzelf in werkblad voor toelichting en zien dan de pop-up met het verzoek hem een
afspraak op het spreekuur te geven.
Alle meldingen werden in het assistenteoverleg en in de kleine HOED besproken. Opvallend
is dat (bijna) alle meldingen patiënten van Sieben/ Holtrop betreffen; er lijkt in deze praktijk
een veel grotere bereidheid tot melden te zijn.
Bijlage 1
Verbeterplannen 2015 + verslag:
1. Polyfarmacie
Huisartsenpraktijk
Protocol:
M. Holtrop/J.Sieben
Polyfarmacie
N. Van Moppes en I. van Londen
Protocolnummer: 18
Versie: 3
Auteur: C. Kuiper (POH), herzien Ingrid van
Londen) huisarts
Invoerdatum: 01-11-2011
Vaststellingsdatum: 01-11-2011
Herzieningsdatum: 08-09-2015
Bestemd voor: Huisartsen/POH
Doel van het protocol
Het protocol heeft als doel door middel van periodieke medicatiebeoordeling de kwaliteit en
veiligheid van geneesmiddelengebruik te verbeteren bij patiënten die meerdere geneesmiddelen gebruiken. Hierbij hoort het optimaliseren van de medicamenteuze behandeling,
het verminderen van risico’s op geneesmiddelen gerelateerde problemen en het bevorderen
van therapietrouw. Deze beoordeling vindt plaats in samenwerking met de apotheker en de
patiënt.
10
Randvoorwaarden






Het streven is dat de lijst van actuele medicatie klopt en zoveel mogelijk een juiste
termijncontrole bevat. Daarbij is een sluitende retour informatie van de apotheek
essentieel.
De huisartsen weten hoe ze veilig kunnen voorschrijven en autoriseren. Dit
betekent dat er voldoende kennis en inzicht van het patiëntendossier is; en er
aandacht is voor actieve en historische episodes, contra-indicaties, bijwerkingen,
allergieën en recente beleidswijzigingen.
Het streven is dat de patiënt zo min mogelijk een onjuist medicatievoorschrift
meekrijgen.
Adequate dossiervorming met het Elektronisch Patiënten Dossier
Goede afstemming van het farmacotherapiebeleid met andere zorgverleners
Afspraken over gegevensuitwisseling tussen eerste en tweede lijn en het beheer
van het medicatieoverzicht.
Termen en definities
Chronisch gebruik van geneesmiddelen
Onder chronisch gebruik van geneesmiddelen wordt verstaan: gebruik langer dan 3
maanden (ofwel >90ddd’s per jaar) of 3 of meer voorschriften per jaar.
Polyfarmacie
Van polyfarmacie wordt gesproken bij gelijktijdig gebruik van vijf of meer geneesmiddelen
(bron: NHG-standpunt Farmacotherapie in de huisartsenzorg).
Medicatiebeoordeling
De beoordeling van de actuele indicatie voor het geneesmiddelengebruik (het voorkómen
van over- en onderbehandeling), de bevordering van de therapietrouw en het inventariseren
van eventuele zelfmedicatie (bron: NHG-standpunt Farmacotherapie in de huisartsenzorg).
Veiligheid
Onder de term veiligheid wordt hier verstaan: met inachtneming van de juiste indicatie,
dosering, mogelijke (nieuwe) interacties, bijwerkingen en contra-indicaties en onjuist gebruik
van een voorgeschreven dosering (therapieontrouw).
Benodigdheden




Huisartsinformatiesysteem met registratie conform de ADEPD-richtlijn
Eigen protocol herhaalreceptuur
Voorbeeld-controleschema’s van diverse aandoeningen m.b.t. Medicatie (zie bijlage)
Lijsten van geneesmiddelen waaraan in het HARM onderzoek potentieel vermijdbare
ziekenhuisopnamen werden toegeschreven
Attentie
Dit protocol heeft de bedoeling een bijdrage te leveren aan een goede, veilige, verantwoorde
en doelmatige zorg- en dienstverlening.
 Het kan worden aangepast aan de individuele wensen van de gebruiker, echter
alleen in opdracht van of met instemming van de beheerder van dit protocol. (POHouderen)
 Bij twijfel ten aanzien van de uitvoering van dit protocol raadpleegt met de direct
leidinggevende.
11



Men kan gemotiveerd afwijken van dit protocol.
Dit protocol dient slechts als hulpmiddel en mag nooit de plaats innemen van het
eigen denken en handelen van de zorgverlener.
De zorgverlener kent bij het hanteren van dit protocol zijn of haar eigen
verantwoordelijkheid.
Stappenplan aanpak polyfarmacie
Wat
Stap
1
Wie
Opmerkingen
Groeimodel. In 2015 moet iedere
praktijk 5 patiënten beoordelen. 2016
15 patiënten en 2017 patiënten 25.
Dit jaar gaat het om patiënten van 75
jaar of ouder die minstens 7
verschillende medicijnen gebruiken
en een verminderde nierfunctie
(GFR<50)hebben. Aanvullend kan
gekeken worden naar een valincident
in het afgelopen jaar of naar signalen
van verminderde therapietrouw. Een
ander advies is om ook het gebruik
van een Baxter/rol te beschouwen als
een indicatie voor een
medicatiebeoordeling.
De huisarts vraagt aan de apothekers
(praktijken werken met meerdere
apothekers samen) om een lijst uit te
draaien van patiënten van 75 jaar en
ouder met meer dan 7 medicijnen. De
huisarts weet het meest van
aanvullende risicofactoren, bv
valincident. De huisarts beoordeelt de
lijst, maakt een 2e selectie (
risicofactoren en GFR) en houdt 5
patiënten over. De uiteindelijke
selectie koppelt de huisarts terug aan
de apotheker. Deze selectie wordt
vastgelegd in het HIS. De patiënt
wordt uitgenodigd voor een
medicatiebeoordeling.
Patiënten selectie
A
Doelgroep definiëren
Apotheker en huisarts
B
Selectie maken
Apotheker en huisarts
Stap
2
Medicatie review per patiënt
Huisarts/HAIO
B
Probleemlijst beoordelen, zo nodig
actualiseren
Farmacotherapeutische anamnese
Apotheker/Huisarts
Haio/POH-S
• In overleg wordt bepaald wie de
farmacotherapeutische anamnese
doet.
• welke ervaringen heeft de patiënt
met de medicatie ((bij)werking)?
• is de indicatie van de medicatie
bekent bij patiënt?
• wat verwacht de patiënt van de
medicatie?
• welke medicatie gebruikt de patiënt
op welke manier en is die juist?
• is de patiënt therapietrouw?
C
Farmacotherapeutische analyse
Apotheker/Huisarts
Haio alleen of samen
met de POH-S
• degene die de anamnese doet
maakt ook een analyse. Als de POHS de anamnese doet dan wordt de
A
12
analyse gedaan samen met de
apotheker of een arts.
• moet er iets bij?
• wat wordt door de patiënt
daadwerkelijk ingenomen?
• wat is overbodig of niet
geïndiceerd?
• welke bijwerkingen zijn aanwezig?
• welke klinisch relevante interacties
zijn te verwachten?
• moeten de dosis, de
doseerfrequentie en de vorm van het
geneesmiddel worden aangepast?
D
Klinische parameters verzamelen o.b.v.
voorgeschiedenis en medicijngebruik
Huisarts/Haio/POH-S
• nierfunctie
• bloedspiegel van medicatie met
smal therapeutisch venster
• natrium- en/of kaliumspiegel
• farmacogenetica (genotypering)
• stolling INR
• overige (bv bloeddruk,
schildklierfunctie)
E
Zo nodig: Apotheker/huisarts gerelateerde
vragen (met bijbehorende klinische
parameters) naar apotheker/huisarts
verzenden
Huisarts/Apotheker
Haio/POH-S
• Mocht er nog onduidelijkheid zijn
vraagt men laagdrempelig om
informatie bij elkaar.
Men maakt samen een behandelplan
op basis van het voorgaande. Dit
wordt genoteerd in het HIS. Er wordt
gebruik gemaakt van de ICPC code
A49.02. Het plan wordt omschreven
in het vrije tekstveld.
Stap
3
Polyfarmacie-bespreking
A
Polyfarmacie patiënten bespreken en
farmaceutisch behandelplan opstellen
Huisarts en apotheker
B
Specialist informeren over eventuele
wijzigingen in hun vakgebied (zo nodig)
Huisarts
Stap
4
Farmaceutisch behandelplan
Afspraak met patiënt maken
Huisarts/Haio/POH-S
Resultaat terugkoppelen aan apotheker
Huisarts/Haio/POH-S
Follow-up
Huisarts/Apotheker
De afgesproken interventie worden
met de patiënt besproken. Dit wordt
vastgelegd in het His en gekoppeld
aan de ICPC-code A49.02
Uitkomst van het gesprek wordt
besproken.
Er vindt een evaluatie plaats binnen 3
maanden. . Dit wordt vastgelegd in
het His en gekoppeld aan de ICPCcode A49.02
Achtergrondinformatie
Polyfarmacie komt steeds vaker voor, onder andere door de toename van het aantal
ouderen met een chronische aandoening. Uit het HARM-Wrestling onderzoek blijkt dat bij
patiënten met polyfarmacie het risico op een ziekenhuisopname is vergroot. Tevens is er
meer risico op bijwerkingen en verminderde therapietrouw. In een normpraktijk varieert het
aantal patiënten met polyfarmacie bij 65-plussers tussen de 4 en de 16%. Landelijk gebruikt
7,7% van alle patiënten vijf of meer geneesmiddelen (>3 voorschriften per jaar). Voor een
gemiddelde huisartsenpraktijk komt dit neer op ongeveer 190 patiënten (Bron DGV).
13
Uit het HARM-Wrestling onderzoek blijkt tevens dat risico’s voor vermijdbare geneesmiddelgerelateerde ziekenhuisopnamen naast polyfarmacie vooral voorkomen bij patiënten met:
 een of meerdere aandoeningen
 een verminderde cognitie
 een nierfunctiestoornis.
Om de nadelige gevolgen van polyfarmacie terug te dringen zijn meerdere strategieën
mogelijk. Een van de mogelijkheden is een periodieke medicatiebeoordeling, waarbij de
nadruk ligt op het geneesmiddelengebruik van kwetsbare patiëntengroepen. Bij een
periodieke medicatiebeoordeling in de eerste lijn zijn in beginsel drie partijen betrokken: de
patiënt, de huisarts en de apotheker. Gezien de grote overlap met de ouderenzorg is er in
deze praktijk ook een grote rol weggelegd voor de POH-ouderen. En zo nodig worden
andere disciplines geconsulteerd, zoals medisch specialisten, verzorgenden en
verpleegkundigen.
Toelichting stappenplan
Stap 1: Patiënten selectie
In de herziening is er gekozen om te selecteren volgens de selectiecriteria op basis van de
richtlijn ‘Polyfarmacie bij ouderen’ en het advies van de LHV wat betreft het groeimodel.
Concreet betekent dit dat dit jaar (2015) per normpraktijk 5 medicatiebeoordelingen zijn
afgerond met prioriteit voor 75 plussers, met een klaring <50 en > 7 verschillende
medicamenten. Voor 2016 moeten 15 patiënten beoordeeld zijn, waarbij de criteria minder
strikt zijn.
IGZ heeft besloten om per 1 juli 2015 te handhaven op de richtlijn polyfarmacie voor
ouderen.
Meer informatie: www.lhv.nl/mediactiebeoordeling of www.knmp.nl/nieuws/igz-start-toezichtrichtlijn-medicatieboordeling
Stap 2: Medicatie review
Het doel van de medicatieanalyse is het ontdekken van problemen rondom gebruikte
geneesmiddelen, zoals indicaties en contra-indicaties, allergie/intoleranties, veiligheid,
gebruiksgemak, interacties (gebruik daarbij bijv. een checklist van veel voorkomende
interacties), dubbelmedicatie, dosering gerelateerd aan leeftijd/gebruiksduur, therapietrouw,
comorbiditeit: nier en leverfunctiestoornis, doelmatigheid, alternatieven en toedieningsvorm.
Checklist 1. Gegevens over de patiënt en het medicatiegebruik ( gebruiksanalyse)
Benodigde gegevens verzamelen ten behoeve van de medicatie- en behandelanalyse
(maken/aanvullen)
o Nagaan of er een actuele probleemlijst / episodelijst is
o Overzicht medicatie
o Nagaan of er sprake is van afwijkend lab (nierfunctie, stolling, elektrolyten,
leverfunctie)
o Nagaan of er sprake is van risicofactoren
o Formuleren van vragen aan de huisarts/apotheker/specialist
Gebruikers gegevens
o Nagaan actuele medicatie:
o therapietrouw,
o wensen, beleving, ervaringen,
14
o
o
o bijwerkingen,
o is indicatie bekend,
o problemen met inname etc.
o Inventariseren van zelfmedicatie
Inschatten of er risicofactoren zijn, zoals verminderde cognitie, verminderde
nierfunctie, niet zelfstandig wonen
Inventariseren woonsituatie (in verband met het inschatten van noodzaak
praktische hulp bij medicatiegebruik)
Stap 3: Polyfarmacie-bespreking
Tijdens de polyfarmacie bespreking kan informatie die vooraf verzameld is tussen de
professionals uitgewisseld worden. Bij voorkeur is hier minimaal de huisarts en de apotheker
van de patiënt aanwezig. Het doel van de behandelanalyse is een beoordeling van de
medicamenteuze behandeling in relatie tot de aandoening(en)/indicaties.
Spreek af wie de behandelanalyse plant en coördineert. Leg de afspraken voor een
behandelanalyse vast in de praktijkagenda. Maak vooraf afspraken hoe u de
behandelanalyse wilt vormgeven en hoe de verslaglegging zal gaan, bijvoorbeeld op een
vooraf ontwikkeld formulier met naam patiënt, datum en wijzigingen in medicatie met reden.
Bespreek ook met wie de conclusies besproken moeten worden: de patiënt, de
mantelzorger, de specialist, het verzorgingshuis, thuiszorg etc.
Checklist 2 Polyfarmacie bespreking (beoordelen van medicatieoverzicht in relatie tot
medische voorgeschiedenis)
Aandachtspunten bij de bespreking zijn:
1. Zijn er indicaties die nog behandeling behoeven? (toevoegen van een middel nodig)
2. Is de behandeling conform de NHG-Standaard? (obsolete medicatie aanwezig?)
3. Zijn er geneesmiddelen zonder indicatie? (overbodig geneesmiddel of
dubbelmedicatie)
4. Zijn er doseringsaanpassingen nodig? (bijv. bij ouderen en bij verminderde
nierfunctie)?
5. Zijn er middelen waarvoor een contra-indicatie bestaat? (NSAID’s)
6. Zijn geneesmiddelallergieën, overgevoeligheden, of bijwerkingen?
7. Zijn er vermijdbare (potentiële) interacties?
8. Klopt de dosering en gebruiksduur?
9. Is de dosering in overeenstemming met klinisch-chemische parameters? ( nierfunctie,
bloedglucose, elektrolyten)
10. Is er overleg (spoedig) nodig met specialist/hoofdbehandelaar/apotheek/patiënt?
11. Zijn er aanpassingen nodig met het oog op gebruikersgemak?
De tabel Start- en stopcriteria uit de richtlijn ‘Polyfarmacie bij ouderen ’kan hierbij als
hulpmiddel dienen. Mogelijk worden deze criteria in de toekomst in het His ingebouwd.
Tabel 1 STOPP-criteria van potentieel ongeschikte medicijnen voor oudere patiënten
geneesmiddelgroep en
criteriumnummer
geneesmiddel
argument
algemeen
15
STOPP A1
elk medicijn zonder een op bewijs gebaseerde
klinische indicatie
STOPP A2
elk medicijn dat langer dan de goed gedefinieerde
aanbevolen duur wordt voorgeschreven
STOPP A3
dubbelmedicatie (verschillende medicijnen uit
dezelfde geneesmiddelgroep), bijvoorbeeld 2
vergelijkbare NSAID’s, SSRI’s, lisdiuretica,
ACEremmers of orale anticoagulantia
cardiovasculair
STOPP B1
digoxine bij hartfalen met normale systolische
ventrikelfunctie
niet bewezen effectief en risico op
verslechtering bij diastolisch
hartfalen
STOPP B2
verapamil of diltiazem bij hartfalen NYHA klasse III of
IV
kan hartfalen verergeren
STOPP B3
bètablokker in combinatie met verapamil of diltiazem
risico op een hartblok
STOPP B4
bètablokker bij bradycardie (< 50/min), een 2e-graads
AV-blok of compleet AV-blok N.B. dosis verlagen of
stoppen
risico op compleet hartblok,
asystolie
STOPP B5
amiodaron als eerstelijns anti-aritmicum
hoog risico op bijwerkingen
STOPP B6
lisdiureticum als behandeling van hypertensie
niet geregistreerd voor deze
indicatie; veiliger en doeltreffender
alternatieven beschikbaar
STOPP B7
lisdiureticum bij enkeloedeem zonder klinisch,
biochemisch of radiologisch bewijs van hartfalen,
leverfalen, nefrotisch syndroom of nierinsufficiëntie
indien mogelijk elastische kousen en
bewegen of been in hoogstand
STOPP B8
thiazidediureticum bij een actuele hypokaliëmie
(serumconcentratie kalium < 3,0 mmol/l),
hyponatriëmie (serumconcentratie natrium < 130
mmol/l), hypercalciëmie (gecorrigeerd
serumconcentratie niet-eiwitgebonden calcium >
2,65 mmol/l) of met een voorgeschiedenis van jicht
bij gelijktijdig gebruik van thiazidediureticum
hypokaliëmie, hyponatriëmie,
hypercalciëmie en jicht kunnen
uitgelokt worden door
thiazidediureticum
STOPP B9
centraal werkende antihypertensiva, zoals
methyldopa, clonidine, moxonidine
centraal aangrijpende
antihypertensiva worden slechter
verdragen door ouderen
STOPP B10
ACE-remmers of angiotensine II-antagonisten bij
patiënten met hyperkaliëmie (serumconcentratie
kalium ≥ 5,5 mmol/l)
verergering hyperkaliëmie
STOPP B11
aldosteron-antagonisten (bijvoorbeeld spironolacton,
eplerenon) gelijktijdig met kaliumsparende
geneesmiddelen (zoals ACE-remmers, angiotensine
IIantagonisten, amiloride of triamtereen) zonder
regelmatige controle van de kaliumconcentratie
risico op hyperkaliëmie – tenminste
halfjaarlijkse controle van de
kaliumconcentratie in serum
STOPP B12
fosfodiësterase-type 5-remmers zoals sildenafil,
tadalafil of vardenafil) bij ernstig hartfalen
gekenmerkt door hypotensie (systolische bloeddruk <
90 mmHg) of in combinatie met nitraatgebruik voor
angina pectoris
risico op cardiovasculaire collaps
trombocytenaggregatieremmers / antistolling
STOPP C1
trombocytenaggregatieremmers (acetylsalicylzuur,
carbasalaatcalcium) in een dosis hoger dan
een verhoogd risico op bloeding;
niet bewezen effectief
16
geneesmiddelgroep en
criteriumnummer
geneesmiddel
argument
respectievelijk 80 of 100 mg per dag, met
uitzondering van oplaaddosis
STOPP C2
trombocytenaggregatieremmers, clopidogrel en
andere middelen uit deze groep, dipryidamol,
vitamine K-antagonisten, directe orale
anticoagulantia bij verhoogd risico op bloeding (dat
wil zeggen: ongecontroleerde hypertensie),
versterkte bloedingsneiging of een recente relevante
spontane bloeding. N.B. gebruik de HASBLED-score†;
een score ≥ 3 betekent verhoogd bloedingsrisico
verhoogd risico op bloeding
STOPP C3
trombocytenaggregatieremmer in combinatie met
clopidogrel – of andere middelen uit deze groep – als
secundaire preventie van een beroerte, tenzij een
coronaire stent is ingebracht in de voorafgaande 12
maanden of bij gelijktijdig acuut coronair syndroom of
een hooggradige symptomatische carotisstenose
er is geen bewijs voor voordeel
boven monotherapie met
clopidogrel
STOPP C4
trombocytenaggregatieremmer in combinatie met
vitamine K-antagonisten of directe orale
anticoagulantia bij patiënten met chronisch
atriumfibrilleren
geen extra voordeel van salicylaten
STOPP C5
trombocytenaggregatieremmers met vitamine
Kantagonisten of directe orale anticoagulantia bij
patiënten met een stabiele coronaire,
cerebrovasculaire of perifere arteriële symptomen
geen bewijs voor extra voordeel van
combinatie therapie
STOPP C6
vitamine K-antagonisten of directe orale
anticoagulantia langer dan 6 maanden bij een eerste,
ongecompliceerde diepveneuze trombose
geen bewijs voor aanvullende
effectiviteit
STOPP C7
vitamine K-antagonisten of directe orale
anticoagulantia langer dan 12 maanden bij een eerste
ongecompliceerde longembolie
geen bewijs voor aanvullende
effectiviteit
STOPP C8
NSAID’s in combinatie met vitamine K-antagonisten
of directe orale anticoagulantia
verhoogd risico op ernstige
maagbloeding
centraal zenuwstelsel en psychofarmaca
STOPP D1
tricyclische antidepressiva – anticholinerge effecten
zijn het sterkst bij amitriptyline en het minst sterk bij
nortriptyline – bij dementie, onbehandelde
nauwekamerhoekglaucoom, cardiale
geleidingsstoornissen, prostatisme, ziekte van
Sjögren, of een voorgeschiedenis van urineretentie
risico op verergering van deze
aandoeningen
STOPP D2
tricyclische antidepressiva als eerstelijns behandeling
van depressie
hoger risico op bijwerkingen
STOPP D3
antipsychotica met matige anticholinerge effecten
(chloorpromazine, clozapine, flupentixol, flufenazine,
zuclopentixol) bij prostatisme of voorgeschiedenis
van urineretentie
hoog risico op urineretentie
STOPP D4
SSRI’s bij niet-iatrogene hyponatriëmie
(serumconcentratie natrium < 130 mmol/l) in de
laatste 2 maanden
risico op het verergering of recidief
hyponatriëmie
STOPP D5
benzodiazepinen gedurende ≥ 4 weken. N.B.
geleidelijke afbouw van alle benzodiazepinen bij
gebruik langer dan 4 weken vanwege risico op
ontwenningssymptomen
geen indicatie voor een langere
behandeling; risico op verlengde
sedatie, verwardheid, slechtere
balans, vallen, verkeersongevallen
17
STOPP D6
antipsychotica (met uitzondering van clozapine en
quetiapine) bij patiënten met parkinsonisme
risico op ernstige extrapiramidale
bijwerkingen
STOPP D7
anticholinergica, zoals biperideen of trihexyfenidyl, bij
behandeling van extrapiramidale bijwerkingen van
antipsychotica
verhoogd risico op anticholinerge
toxiciteit
STOPP D8
middelen met anticholinerge bijwerkingen bij
verhoogd risico op verergering van
geneesmiddelgroep en
criteriumnummer
geneesmiddel
argument
patiënten met delirium of dementie, bijvoorbeeld
oxybutynine, tolterodine, promethazine, hydroxyzine,
clemastine, alimemazine en amitriptyline; deze lijst is
niet limitatief§
cognitieve stoornissen
STOPP D9
antipsychotica bij patiënten met probleemgedrag bij
dementie, tenzij symptomen zeer ernstig zijn en
nietmedicamenteuze maatregelen geen effect
hebben
beperkte effectiviteit, verhoogd
risico
STOPP D10
antipsychotica als slaapmiddelen
risico op verwardheid, hypotensie,
extrapiramidale bijwerkingen, vallen
STOPP D11
acetylcholinesteraseremmers bij bradycardie (< 60
slagen/min), hartblok of recidiverende, onverklaarde
syncope
risico op manifeste
hartgeleidingsstoornissen, syncope
en verwonding
STOPP D12
fenothiazine-antipsychotica, met uitzondering van
chloorpromazine tegen de hik en levopromazine in
palliatieve zorg
er zijn alternatieven die veiliger en
effectiever zijn
STOPP D13
levodopa of dopamine-agonisten voor benigne
essentiële tremor
niet bewezen effectief
STOPP D14
antihistaminica met sterk sederende werking
veiliger en minder toxische
antihistaminica beschikbaar
potentieel ongeschikte medicatie bij verminderde nierfunctieⱡ
STOPP E1
digoxine in een dosis > 0,125 mg/dag bij eGFR < 30
ml/min/1,73 m2
verhoogd risico op toxiciteit
STOPP E2
directe trombineremmers zoals dabigatran bij eGFR <
30 ml/min/1,73 m2
verhoogd risico op bloeding
STOPP E3
factor Xa-remmers zoals rivaroxaban bij eGFR < 15
ml/min/1,73 m2
verhoogd risico op bloeding
STOPP E4
NSAID’s bij eGFR < 30 ml/min/1,73 m2
risico op verslechtering van de
nierfunctie
STOPP E5
metformine bij eGFR < 30 ml/min/1,73 m2
risico op lactaatacidose
STOPP E6*
bisfosfonaten:‡
clodroninezuur en ibandroninezuur: bij eGFR < 50
ml/min/1,73 m2 dosis aanpassen alendroninezuur,
etidroninezuur en risedroninezuur:
bij eGFR < 30 ml/min/1,73 m2 toediening staken
risico op toxiciteit van bisfosfonaten
STOPP F1
metoclopramide bij parkinsonisme
verhoogd risico op verergering van
parkinsonisme door centrale
dopamineblokkade; domperidon is
een alternatief
STOPP F2
protonpompremmer in maximale therapeutische
dosis > 8 weken bij peptische ulcera of oesofagitis,
met uitzondering van een Barrett-slokdarm
geen bewijs voor extra effectiviteit
gastro-intestinaal
18
STOPP F3
geneesmiddelen die obstipatie kunnen veroorzaken
of verergeren (bijvoorbeeld anticholinerge medicatie,
oraal ijzer, opiaten, verapamil, aluminiumhoudende
antacida) bij patiënten met chronische obstipatie
risico op verergering van obstipatie
STOPP F4
ijzerpreparaten met een gereguleerde afgifte
(ferrosulfaat mga/Ferogradumet) of oraal elementair
ijzer in een dosis hoger dan 200 mg per dag,
bijvoorbeeld ferrofumaraat > 600 mg/dag of
ferrogluconaat > 1800 mg/dag
geen bewijs voor meer opname van
ijzer boven deze dosis
STOPP G1
theofylline als monotherapie bij COPD
er zijn veiligere en effectievere
alternatieven beschikbaar; risico op
bijwerkingen als gevolg van nauwe
therapeutische breedte
STOPP G2
systemische glucocorticosteroïden in plaats van
onnodige blootstelling aan
geneesmiddelgroep en
criteriumnummer
geneesmiddel
argument
inhalatiecorticosteroïden als onderhoudsbehandeling
bij matig tot ernstige COPD of astma
langetermijnbijwerkingen van
systemische glucocorticosteroïden
STOPP G3
inhalatie-parasympaticolytica, zoals ipratropium en
tiotropium, bij onbehandelde nauwekamerhoekglaucoom of blaasledigingsproblemen
kan glaucoom verergeren en
urineretentie geven
STOPP G4
benzodiazepinen bij acute of chronische respiratoire
insufficiëntie (Po2 < 8,0 kPa/60 mmHg en/of Pco2 > 6,5
kPa/50 mmHg
verhoogd risico op verergering van
respiratoire insufficiëntie
STOPP H1
NSAID’s bij matige tot ernstige hypertensie of bij
hartfalen
kan verergering
hartfalen geven
STOPP H2
langdurig gebruik van NSAID’s (> 3 maanden) voor
pijnverlichting bij artrose zonder dat paracetamol in
adequate dosering geprobeerd is
eenvoudige pijnstillers zijn veiliger en
meestal even effectief in
pijnbestrijding
STOPP H3
langdurig gebruik van glucocorticosteroïden (> 3
maanden) als monotherapie voor reumatoïde artritis
verhoogd risico op systemische
bijwerkingen van
glucocorticosteroïden
STOPP H4
gebruik van glucocorticosteroïden – anders dan
periodieke intra-articulaire injecties voor
monoarticulaire pijn – bij artrose
risico op systemische bijwerkingen
van glucocorticosteroïden
STOPP H5
langdurig NSAID’s of colchicine bij chronische
behandeling van jicht zonder contra-indicatie voor
xanthine-oxidaseremmers, bijvoorbeeld allopurinol
xanthine-oxidaseremmers zijn
profylactische geneesmiddelen van
eerste keus bij jicht
STOPP H6
COX-2-selectieve NSAID’s en diclofenac bij hart- en
vaatziekten
verhoogd risico op hartinfarct en
beroerte
STOPP H7
orale bisfosfonaten bij patiënten met in
voorgeschiedenis of actuele bovenste
gastrointestinale aandoeningen (dysfagie, oesofagitis,
gastritis, duodenitis, maagulcus of bovenste
gastrointestinale bloeding) of bij bedlegerige
patiënten
verhoogd risico op recidief of
verergering van aandoening
respiratoir
bewegingsapparaat
hypertensie
en
urogenitaal
19
STOPP I1
urogenitale anticholinergica (oxybutynine,
solifenicine, tolterodine, darifenacine, fesoterodine)
bij dementie of cognitieve stoornis, bij onbehandeld
nauwe-kamerhoekglaucoom of bij chronisch
prostatisme
risico op toename van verwardheid,
agitatie; risico op acute verergering;
risico op urineretentie
STOPP I2
selectieve alfa-1-blokkers bij dagelijkse incontinentie
kan toename urinefrequentie en
incontinentie geven;
risico op verergering symptomen;
niet bewezen effectief
of symptomatische orthostase of mictie-syncope of bij
urinecatheter in situ > 2 mnd
endocrien
STOPP J1
sulfonylureumderivaten met een langere
werkingsduur en actieve metabolieten, zoals
glibenclamide en glimepiride, bij diabetes mellitus
type 2
kan de duur van de hypoglykemie
verlengen
STOPP J2
thiazolidinedionen, bijvoorbeeld pioglitazon, bij
patiënten met gedocumenteerd hartfalen
kan verergering van hartfalen geven
STOPP J3
bètablokkers bij patiënten met diabetes mellitus die
frequent hypoglykemie hebben
kan hypoglykemie maskeren
STOPP J4
oestrogenen bij patiënten met een borstkanker of
veneuze trombo-embolie in voorgeschiedenis
verhoogd risico op recidief
STOPP J5
orale oestrogenen zonder progestagenen bij
patiënten met een intacte uterus
verhoogd risico op
endometriumcarcinoom
STOPP J6
androgenen zonder dat er sprake is van primair of
secundair hypogonadisme
verhoogd valrisico
geneesmiddelgroep en
criteriumnummer
geneesmiddel
argument
STOPP K1
benzodiazepinen bij voorgeschiedenis van val of
valneiging
verhoogd risico op sedatie,
bewustzijnsvermindering en
verslechtering balans
STOPP K2
antipsychotica bij voorgeschiedenis van val of
valneiging
kunnen parkinsonisme, duizeligheid
en orthostatische hypotensie geven
STOPP K3
vasodilatatoren (bijvoorbeeld α1-receptorblokkers,
calciumantagonisten, langwerkende nitraten,
ACEremmers, angiotensine II-antagonisten) bij
orthostatische hypotensie
verhoogd risico op syncope, vallen
STOPP K4
aan benzodiazepine verwante geneesmiddelen,
zopiclon en zolpidem bij voorgeschiedenis van val of
valneiging
kunnen langdurige sedatie overdag
en ataxie veroorzaken
pijn
STOPP L1
sterke orale of transdermale opiaten (bijvoorbeeld
morfine, oxycodon, fentanyl of buprenorfine) als
eerste keus bij lichte pijn
anticholinerge belasting
STOPP N1
gelijktijdig gebruik van 2 of meer geneesmiddelen
met anticholinerge eigenschappen, bijvoorbeeld
blaasspasmolytica (oxybutinine, tolterodine,
solifenacine, darifenacine, fesoterodine) of intestinale
spasmolytica (scopolaminebutyl, tricyclische
antidepressiva of klassieke antihistaminica)§
verhoogd risico op anticholinerge
toxiciteit
20
STOPP = Screening tool of older person’s prescriptions.
* Niet opgenomen in de internationale herziene versie.
† ESC richtlijn atriumfibrilleren en http://spoedpedia.nl/wiki/HaS-BLED_score. ⱡ De genoemde medicatie is
niet compleet. Volledige geneesmiddellijst is beschikbaar op www.ephor.nl; voor doseringsadvies wordt
verwezen naar het advies bij verminderde nierfunctie van de KNMP Kennisbank.
§ www.ephor.nl of tabel 1 uit J am Geriatr Soc. 2014;62(10):1916-22.
Bron: Ned Tijdschr Geneesk. 2015;159:A8904 Tabel 2 START-criteria voor het voorschrijven van medicijnen aan ouderen bij
veelvoorkomende aandoeningen, ter vermijding van onderbehandeling
geneesmiddelgroep
criterium
cardiovasculair
1
vitamine K-antagonist of directe orale anticoagulantia bij chronisch atriumfibrilleren;
uitzondering: mannen van 65-75 jaar zonder cardiovasculaire comorbiditeit
2
acetylsalicylzuur of carbasalaatcalcium (80-100 mg 1dd) bij chronisch atriumfibrilleren,
indien een vitamine K-antagonist of directe orale anticoagulantia gecontra-indiceerd zijn of
door de patiënt niet gewenst worden
3
acetylsalicylzuur, carbasalaatcalcium, clopidogrel, prasugrel of ticagrelor bij een
voorgeschiedenis van coronaire, cerebrale of perifere arteriële symptomen en sinusritme bij
patiënten die niet reeds behandeld worden met een vitamine K-antagonist of directe orale
anticoagulantia
4
antihypertensiva indien bij herhaling systolische bloeddruk > 160 mmHg en/of diastolische
bloeddruk > 90 mmHg en leefstijlmaatregelen onvoldoende effect hebben. N.B. systolische
bloeddruk dient niet veel verder dan tot 150 mmHg te dalen; bij patiënten met diabetes
mellitus* indien systolische bloeddruk > 140 mmHg en/of diastolische bloeddruk > 90
mmHg
5
statine bij een voorgeschiedenis van coronaire, cerebrale of perifere arteriële symptomen
of een verhoogd cardiovasculair risico en LDL-waarde > 2,5 mmol/l, tenzij de patiënt een
levensverwachting < 3 jaar heeft
6
ACE-remmer of – bij bijwerkingen – een angiotensine II-antagonist bij systolisch hartfalen
en/of een coronaire hartziekte
7
bètablokker na myocardinfarct of stabiele angina pectoris
8
cardioselectieve bètablokker (bijvoorbeeld metoprolol, bisoprolol of nebivolol) bij stabiel
systolisch hartfalen
respiratoir
1
inhalatie van bèta-2-agonist of parasympaticolyticum bij lichte tot matige astma of COPD
2
proefbehandeling met inhalatiecorticosteroïd (ICS) bij COPD in geval van frequente
exacerbaties (2 of meer per jaar) ondanks behandeling met langwerkende
luchtwegverwijder. N.B. Evalueer na een jaar en stop ICS als het aantal exacerbaties niet
afneemt
3
continue zuurstoftherapie bij chronisch respiratoir falen (d.w.z. Po2 < 8,0 kPa of 60 mmHg of
SAo2 < 89%)
centraal zenuwstelsel en ogen
1
antiparkinsonmiddel (L- DOPA met decarboxylaseremmer of dopamine-agonist) bij de ziekte
van Parkinson met functionele beperkingen en de daaruit voortvloeiende invaliditeit
2
antidepressivum (tricyclische antidepressiva (nortriptyline) als SSRI/SNRI onvoldoende
effectief is) bij matige tot ernstige depressie (volgens DSM-V-criteria)
21
3
voor 2e lijn: bespreken van behandeling met acetylcholinesteraseremmer (bijvoorbeeld
rivastigmine, galantamine of donepezil) bij lichte tot matige dementie op basis van de ziekte
van Alzheimer of ‘Lewy body’-dementie (rivastigmine) volgens een behandelprotocol
4
prostaglandine-analogen of bètablokker bij primair open-kamerhoekglaucoom
5
SSRI (of SNRI of pregabaline als SSRI gecontra-indiceerd is) voor persisterende, ernstige
angst die interfereert in het dagelijks functioneren
6
dopamine-agonist (bijvoorbeeld ropinirol, pramipexol of rotigotine) bij ernstig restlesslegssyndroom met onacceptabele lijdensdruk ondanks niet-medicamenteuze behandeling,
indien ijzertekort en ernstig nierfalen zijn uitgesloten
gastro-intestinaal
1
protonpompremmer bij ernstige gastro-oesofageale refluxziekte of peptische strictuur
waarvoor dilatatie nodig is
2a
protonpompremmer bij patiënten die NSAID gebruiken* en:
(complicatie van) peptisch ulcus/Helicobacter pylori in anamnese hebben; ernstige
invaliderende reumatoïde artritis, hartfalen of diabetes mellitus hebben;
geneesmiddelgroep
criterium
70 jaar of ouder zijn;
60 tot 70 jaar oud zijn en gelijktijdig orale anticoagulantia, orale glucocorticosteroïden,
SSRI, acetylsalicylzuur of carbasalaatcalcium gebruiken
2b
protonpompremmer bij patiënten die lage dosering acetylsalicylzuur of carbasalaatcalcium*
gebruiken en:
60 jaar of ouder zijn en een peptisch ulcus in de anamnese hebben;
70 jaar of ouder zijn en gelijktijdig orale anticoagulantia, een P2Y12-remmer
(clopidogrel, prasugrel of ticagrelor), systemisch werkend glucocorticosteroïden,
spironolacton, SSRI, venlafaxine, duloxetine of trazodon gebruiken; 80 jaar of ouder zijn
3
vezelsupplement bij chronische symptomatische diverticulose met obstipatie
bewegingsapparaat
1
‘disease modifying antirheumatic drugs’ (DMARD) bij actieve, invaliderende reumatoïde
artritis (gedurende > 4 weken)
2
bisfosfonaten en vitamine D en calcium bij onderhoudstherapie met glucocorticosteroïden
> 3 maanden, als de dosis ≥ 7,5 mg prednison (of het equivalent daarvan) per dag bedraagt
3
vitamine D en calcium (tenzij voldoende inname) bij patiënten met osteoporose
4
inhibitie botafbraak en/of stimulatietherapie (bijvoorbeeld met bisfosfonaten, denosumab,
teriparatide) bij gedocumenteerde osteoporose (BMD T-score < -2,5) en op voorwaarde dat
er geen contra-indicaties zijn
5
vitamine D bij ouderen die aan huis gebonden zijn of vallen of die osteopenie hebben (-2,5
< BMD T-score < -1,0)
6
xanthine-oxidaseremmer (bijvoorbeeld allopurinol) bij recidiverende episoden met jicht
(aanvalsfrequentie van > 3 per jaar) of bij jichttophi
7
foliumzuur bij patiënten die behandeld worden met methotrexaat
endocrien
1
metformine* bij diabetes mellitus type 2. N.B. starten met 500 mg 2 dd indien eGFR 30-50
ml/min/1,73 m2; niet geven bij eGFR < 30 ml/min/1,73 m2
2
ACE-remmer of – bij bijwerkingen – angiotensine II-antagonist bij diabetes mellitus met
tekenen van nierschade, dat wil zeggen: microalbuminurie (> 30 mg/24 h) eventueel
gecombineerd met eGFR < 50 ml/min/1,73 m2. N.B. pas zo nodig de dosering aan bij
verminderde nierfunctie
22
urogenitaal
1
α 1-receptorblokker bij symptomatisch prostatisme en wanneer prostatectomie als onnodig
wordt beschouwd
2
5-α-reductaseremmer bij symptomatisch prostatisme en wanneer prostatectomie als
onnodig wordt beschouwd of kan worden uitgesteld
3
vaginale oestrogenen of vaginaal oestrogeenpessarium bij symptomatische atrofische
vaginitis. N.B. evaluatie en overweging tot staken tenminste elke 6 maanden
analgetica
1
sterk werkende opioïden (met uitzondering van methadon) bij matige tot ernstige pijn,
indien paracetamol, NSAID’s of minder sterk werkende opioïden niet geschikt zijn gezien de
ernst van de pijn of onvoldoende effectief zijn
2
kortwerkende opiaten voor doorbraakpijn bij behandeling met langwerkende opiaten
3
laxeermiddelen (bijvoorbeeld macrogol, lactulose of magnesiumoxide) bij gebruik van
opiaten
vaccinaties
1
seizoensgebonden griepvaccinatie (influenza) jaarlijks
START = ‘Screening tool to alert doctors to right treatment’; Sao2 = arteriële zuurstofsaturatie.
*Niet opgenomen in herziene internationale versie
Bron: Ned Tijdschr Geneesk. 2015;159:A8904
Stap 4: Farmaceutisch behandelplan
Het doel is overeenstemming met de patiënt te bereiken over het gebruik van de
voorgestelde medicatie.
Maak tevoren afspraken wie het behandelgesprek voert en hoe de verslaglegging zal zijn (in
het HIS).
Het is zinvol vooraf een inschatting te maken van de complexiteit en de urgentie. Bij niet
complexe en niet urgente wijzigingen in de medicatie kan de arts besluiten dit in te bedden in
een regulier controleconsult of bij de praktijkondersteuner. In meer acute of complexe
situaties wordt meteen contact opgenomen met de patiënt voor een consult bij de huisarts.
Ten aanzien van bijwerkingen en allergieën geldt dat deze bij voorkeur via een stoprecept
worden doorgegeven aan de apotheek. Iedere voorschrijver en apotheker verwerkt deze
informatie zodanig in zijn computersysteem dat de patiënt geautomatiseerd wordt bewaakt
op het risico dat het bewuste geneesmiddel (of een hieraan nauw verwant middel) per
ongeluk toch weer wordt voorgeschreven en afgeleverd.
Checklist 3: Aandachtspunten behandelgesprek met de patiënt
o
o
o
o
o
o
o
Uitleg geven over de voorgestelde veranderingen
Vragen beantwoorden van de patiënt
Hoe zien de veranderingen in de medicatie er uit?
Wanneer worden de veranderingen doorgevoerd?
Wanneer worden de medicatie en de verandering weer geëvalueerd met de
patiënt?
Hoe worden andere betrokkenen op de hoogte gesteld
Vervolgafspraken maken.
23
Literatuur

Ven, L van de; Woerkom, I van. Vernieuwende opzet protocol polyfarmacie, Oordeel
in 7 stappen. Pharmaceutisch Weekblad 2010;26 (28-32).

HARM-WRESTLING. Een voorstel van de Expertgroep Medicatieveiligheid m.b.t.
concrete interventies die de extramurale medicatieveiligheid op korte termijn kunnen
verbeteren. http://www.knmp.nl/download-bestanden/vakinhoud1/medicatieveiligheid/harm-wrestling-rapport-def-nov-2009.pdf

NHG-standpunt: Farmacotherapiebeleid in de huisartsenzorg december 2006.
www.nhg.org (kenniscentrum/richtlijnen)

DGV pakketten Nederlands Instituut voor Verantwoord Medicijn: Best Practice
Polyfarmacie. In samenwerking met QIPC, Quality Institute for Farmaceutical Care.
http://www.medicijngebruik.nl/

“Een voorbeeldprotocol herhaalreceptuur” www.praktijkaccerditering.nl

“Een voorbeeldprotocol polyfarmacie” www.praktijkaccerditering.nl

Multidisciplinaire Richtlijn Polyfarmacie bij Ouderen 2012 www.nhg.org
(kenniscentrum/richtlijnen)

NTVG nummer 22 30 mei 2015 Klinische praktijk: Medicatiebeoordeling bij ouderen,
identificatie van een nieuwe risicogroep. Auteurs Drs L.C.O.C. Thomaes, drs. R.K.E.
Poortvliet en prof.dr. J. Gussekloo LUMC
Bijlagen achtergrond informatie
Tabel 1 t./m 4 zijn gebaseerd op het HARM-WRESTLING Rapport. Een voorstel van de
Expertgroep Medicatieveiligheid m.b.t. concrete interventies die de extramurale
medicatieveiligheid op korte termijn kunnen verbeteren. http://www.knmp.nl/downloadbestanden/vakinhoud-1/medicatieveiligheid/harm-wrestling-rapport-def-nov-2009.pdf.
Tabel 1. Patiënt gerelateerde risicofactoren voor potentieel vermijdbare geneesmiddelgerelateerde ziekenhuisopnamen
Risicofactor
Verminderde cognitie
1-2 aandoeningen
3-4 aandoeningen
5 of meer aandoeningen
Nierfunctie stoornis
Niet zelfstandig wonend (verzorgingshuis)
Polyfarmacie
Therapietrouw
Gecorrigeerde HR
(95% BI)
11.9 (3.9-36.3)
4.8 (1.8-13.0)
6.2 (2.3-17.1)
8.7 (3.1- 24.1)
3.1 (1.9-5.2)
3.0 (1.4-6.5)
2.7 (1.8-3.9)
2.3 (1.4-3.8)
24
Tabel 2: Belangrijkste geneesmiddelen groepen waaraan in het HARM onderzoek
potentieel vermijdbare ziekenhuisopnamen werden toegeschreven
Geneesmiddelengroep
Antitrombotica-trombocytenaggregatieremers
Antitrombotica- orale anticoagulantia
NSAID’s
Psychofarmaca
Bloedglucose verlagende middelen – Insulinen en analoga
Bloedglucose verlagende middelen - orale middelen
Lisdiuretica
Corticosteroïden
Antimicrobiele middelen
Anti-epileptica
Orale anticoagulans + NSAID
%
29
21
17
17
16
15
15
13
11
9
6
Tabel 3: Geneesmiddelgroepen die het vaakst in verband zijn gebracht met potentieel
vermijdbare geneesmiddelgerelateerde ziekenhuisopnamen volgens het internationale
overzicht van Howard et al. 2007. Alleen de top tien geneesmiddelgroepen zijn hier
benoemd.
Trombocytenaggregatieremmers
Diuretica
NSAID’s
Anticoagulantia
Opioïde analgetica
Bètablokkers
RAS-remmers
Bloedglucoseverlagende middelen
Positief inotrope middelen
Corticosteroïden
Tabel 4
Belangrijke potentieel vermijdbare bijwerkingen en bijhorende geneesmiddelgroepen volgens
de samengevoegde IPCI en HARM gegevens
Gastrointestinale / andere bloeding
Elektrolytstoornis/dehydratie
Nierinsufficiëntie/ hartfalen
Fractuur
Ontregeling/uitlokking diabetes
Constipatie
Bradycardie
Anticoagulantia
Trombocytenaggregatieremmers NSAID’s
Diuretica RAS-remmers (hyperkaliëmie)
RAS-remmers (alleen
nierinsufficiëntie),NSAID’s
(nierinsufficiëntie/hartfalen)
Psychofarmaca (via
valincidenten)Corticosteroïden (via
osteoporose)
Bloedglucoseverlagende middelen (vooral
hypoglykemie)Corticosteroïden
(hyperglykemie)
Opioïden
Cardiale middelen (digoxine, sotalol).
Tabel 5
Ongewenst geneesmiddelen bij ouderen en hun alternatieven (aangepast verkorte Beerslijst)
Geneesmiddel (of groep)
Beoordeling
25
Langwerkende
benzodiazepines: Lange halfwaardetijd, toenemende sufheid,
flurazepam, nitrazepam, diazepam
grotere valneging, eventueel vervangen dor
temazepam 10mg, lorazepam 2mg of
oxazepam 20mg
NSAID’s: indomethacine, piroxicam
Indomethacine: duizeligheid als bijwerking
Disopyramide
Aanleiding tot hartfalen, anticholinerge
bijwerkingen**
Digoxine 0,25mg
Meestal te hoge dosis, lagere dosis op basis
van nierfunctie
Oxybutinine
Anticholinerge bijwerkingen**
Tricyclische antidepressiva: amitriptyline, Anticholinerge bijwerkingen : eventueel een
imipramine, doxepine
SSRI, indien niet mogelijk voorkeur
nortriptyline
Sedatieve antihistaminica: hydroxyzine, Valneiging, anticholinerge bijwerking**,
promethazine, dexchloorfeniramine
alternatief: niet-sedatieve antihistaminica
Clonidine
Orthostatische hypotensie
Amantadine,
ofenadine,
biperideen Anticholinerge bijwerkingen**: let op
(Akinetion)
nierfunctie bij amantadine, kies ander bij
voorkeur niet-anticholinerg parkinsonmiddel
Nitrofurantoine
Inductie nierfunctiestoornis: niet toepassen
bij klaring < 30ml/min
Testosteron
Risico
prostaat
hypertrofie,
cardiale
problemen
Prikkelende contactlaxantia (langdurig): Atone darm door neurotoxiciteit
bisacodyl, sennapreparaat
Cimetidine
verwardheid
**anticholinerge bijwerkingen bij ouderen: zoals gebrek aan eetlust, obstipatie, plasproblemen,
droge mond, glaucoom, verwardheid
Bron: Pharmaceutisch Weekblad 2009;144:1-44.
VolledigeBeers- lijst: Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2099-103.
Verloop van het project in beide praktijken.
Voor beide praktijken geldt: veel werk versus geringe opbrengst
Holtrop/Sieben ( I. Egter van Wissekerke)
In 2012-13 hadden we al een 5-tal medicatiereviews gedaan in het kader van de ouderenzorg.
In 2015 heb ik bij 5 patiënten met meer dan 7 medicijnen en een klaring < 50 de medicatie bekeken.
3 van deze patiënten wisten heel goed wat ze slikken en waarvoor.
1 patiënt had de medicatie in een baxter, de andere 4 hadden met reden geen baxter.
Bij 1 patiënt is de metoprolol verlaagd ivm lage bloeddruk en duizeligheid en de ferrofumaraat
gestopt na controle van het Hb.
Bij de overige patiënten is er niets veranderd. Wel is bij 1 patiënt het gebruik van benzodiazepine
besproken, maar patiënt bleek niet gemotiveerd om een stoppoging te wagen.
26
van Moppes/Van Londen (J.Sen)
Voor de polyfarmacie hebben wij in 2015 5 patiënten doorgenomen.
Van deze patiënten hebben we een medicatielijst opgevraagd en up to date gemaakt en de taken
verdeeld tussen apotheker, huisartsen en praktijkverpleegkundige.
-
Medicatielijst doornemen vlg. Start/Stopp systematiek, dosering aanpassen waar nodig
Overleg met specialisten over het stoppen of omzetten van bepaalde medicatie
Visites om leefstijl uit te vragen. (medicatietrouw? Zout of vochtbeperking? Gebruik suiker?)
Lab controle op indicatie
De uitkomsten zijn beschreven en bijgehouden in een stappenplan. Dit word-bestand is gekoppeld
aan de episode polyfarmacie (A49.02) en terug te vinden onder correspondentie.
2. Kwaliteitsmanager; inwerken en taakomschrijving
Plantrekker: Isabelle
Helper:
Marije
Startdatum:
Augustus 2015
Einddatum
Maart 2016
Doel : Door het kwaliteitsbeleid in de HOED ’s-Gravesandeplein voor een deel te beleggen
bij een kwaliteitsfunctionaris realiseren dat lastenverlichting ontstaat voor artsen en
assistentes en het kwaliteitsbeleid meer planmatig verloopt. Voorwaarde hiervoor en subdoel
van dit project is het formuleren van een duidelijke functieomschrijving van de
kwaliteitsfunctionaris
Achtergrond:
Onze praktijk heeft een duidelijke visie op kwaliteit. In de afgelopen jaren is het aantal
werkzaamheden verband houdend met ons kwaliteitsbeleid enorm uitgedijd. Hierbij was niet
altijd duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk was en werden de werkzaamheden
onevenwichtig over het jaar verdeeld. De coördinatie van de activiteiten behorend bij het
kwaliteitsbeleid was tot nu toe in handen van Marije Holtrop.
Plan van aanpak:
Per augustus is Isabelle voor 4 uur per week aangesteld als kwaliteitsmedewerker. Vanaf die
tijd verdiepen Marije en Isabelle zich gestaag in de nieuwe NPA versie en verdelen de taken
die daaruit voortvloeien. In 2 voortgangsgesprekken(waarvan het verslag te vinden is in het
personeelsdossier van I. Egter) werd het functieprofiel vorm gegeven en bijgeschaafd op
grond van de ervaringen in de afgelopen maanden
27
Knelpunten:
Ook al zijn er extra uren voor uit getrokken, het blijft lastig om deze dan ook te besteden aan
kwaliteitsbeleid en niet afgeleid te worden door de dagelijkse dingen in de praktijk.
Het is niet makkelijk om duidelijk te krijgen waar de prioriteiten moeten liggen en welke
stappen daar voor nodig zijn.
Einddoel:
In maart 2016 is een duidelijke functieomschrijving van de kwaliteitsfunctionaris gemaakt, is
Isabelle voldoende ingewerkt om de betreffende taken te vervullen, en is duidelijk hoe veel /
welke ondersteuning van Marije nog nodig is.
Actie
Uitvoerende
Twee modules volgen van
de opleiding
praktijkmanager aan de
Hogeschool Holland(zie
verslag verderop)
Isabelle
Frequent overleg Isabelle
en Marije
Functioneren Isabelle als
kwaliteitsmedewerker 2 x p
bespreken
Streefdatum
Afgerond 2015
2-wekelijks tot
maandelijks
Isabelle, Marije
&Ingrid
Datum afgetekend
doorgaand
23-9-2015 en 14-3- Maart 2016
2016
Resultaten:
Inderdaad voelen huisartsen en assistentes zich ontlast door de komst van Isabelle als kwaliteitsfunctionaris. De structuur van het kwaliteitsbeleid is nu veel duidelijker en de verwachting is dat de
terugkerende piekbelasting in de weken voorafgaand aan het bezoek van de accrediteur hiermee
voorkomen kan worden
Functie omschrijving:
Algemeen: administratief en praktisch uitvoering geven aan het onderhouden van het
kwaliteitsmanagement-systeem. Procesmatig ondersteuning bieden bij de implementatie, bewaking
en borging van het kwaliteitsmanagementsysteem.
Concreet:
-onderhoud protocollen boek: zo nodig bespreken in hoed overleggen en / of met de assistente in
wiens cluster dit valt en laten herschrijven.
-Meldingen VIM en klachten registreren en zorgen dat er een afhandeling op volgt
-onderhoud jaar agenda (inplannen functioneringsgesprekken/overleggen etc)
-overleg assistentes bewaken, reminder en notuleren assistenten overleg en zo nodig acties die hier
uit voort vloeien uitvoeren
-scholingen assistentes inplannen en bij houden met Kawtar en Nathanja
-accreditatie proces bewaken met Marije
28
-beloop verbeterplannen monitoren
-onderhoud en monitoren kwaliteit systeem
-bijhouden informatie op NPA website
-knelpunten signaleren in dagelijkse gang huisartsenpraktijk en in overleg met team hier proberen
oplossingen voor te krijgen. Dit signaleren door oa patiënten enquêtes uit te laten voeren en
klachten/Vim meldingen te bekijken
Leerpunten modules opleiding praktijkmanager:
Meer inzicht gekregen in oa:
-gedragsanalyse modellen
-veranderpatronen
-management modellen
-omgaan met weerstanden
-kwaliteitsmodellen
Door de interactieve opzet van de scholing heb ik ook van mijn mede leerlingen inzicht gekregen van
hoe om te gaan met deze functie.
Hier zaten wel leerpunten bij zoals het houden van een Vim week en het opzetten van een
kwaliteitssysteem in een huisartsen praktijk.
Door de scholing voel ik me zekerder en heb ik meer overzicht van de vele taken die er in een
huisartsen praktijk liggen voor een kwaliteitsmedewerker.
Afstemming met het overige personeel is heel belangrijk omdat diverse taken reeds gedaan worden
en er aan nieuwe regels e.d. gewend dient te worden. Door de scholing heb ik meer inzicht gekregen
en begrip voor de weerstanden die veranderingen kunnen oproepen.
3. Terugdringen onnodig chronisch antidepressiva gebruik
Dinky de haseth, AIOS praktijk Holtrop en Sieben
SAMENVATTING
Doel van het verbeteringsplan is het terugdringen van onnodig chronisch antidepressiva
gebruik. In totaal worden 193 patiënten door een extractie uit Microhis geselecteerd. Zij
gebruiken allemaal langer dan 1 jaar antidepressiva. Na dossierselectie zijn 44 patiënten in
januari 2016 aangeschreven middels een brief (zie bijlage 1) met uitleg over de risico’s van
langdurig gebruik van antidepressiva en de mogelijkheid om (met of zonder begeleiding) te
stoppen. Voorafgaand aan het aanschrijven van de patiënten is in samenwerking met de
praktijk ondersteuner geestelijke gezondheidszorg (POH-GGZ) een programma geschreven
voor begeleiding bij het afbouwen van antidepressiva. Van deze 44 patiënten zijn in totaal 10
29
gestopt met antidepressiva. Na het ontvangen van de brief zijn 4 patiënten direct zelfstandig
gestopt met antidepressiva, 6 patiënten zijn na het ontvangen van de brief onder begeleiding
van de huisarts (in opleiding) gestopt. Geen van de patiënten wil gebruik maken van de
groepstherapie als begeleiding bij het afbouwen. Bij het stoppen wordt bij 3 patiënten gebruik
gemaakt van de tapering strips voor geleidelijk afbouwen van paroxetine en venlafaxine. Op
dit moment (6 maanden na start project) zijn 10 mensen helemaal gestopt met
antidepressiva. Vooralsnog hebben geen patiënten een terugval gehad.
Concluderend zijn 10 patiënten gestopt met antidepressiva. Geen van hen heeft behoefte
gehad aan psychologische ondersteuning bij het afbouwen, wel hadden alle patiënten de
voorkeur voor geleidelijk afbouwen. De tapering strips zijn hierbij bruikbaar gebleken.
Onderwerp en Motivatie
In Nederland gebruiken bijna 1 miljoen mensen antidepressiva (1). De NHG-standaard
depressie (en angststoornissen) adviseert de behandeling in ieder geval een 6-12 maanden
na remissie te continueren en daarna geleidelijk te stoppen. Argumenten tegen langdurig
gebruik van antidepressiva zijn het terugdringen van onnodig medicatie-gebruik, het
optreden van bijwerkingen (zoals afvlakking van stemming en verminderd libido) en interactie
met andere medicatie (onder andere het risico op serotoninesyndroom, QT-tijd verlenging) (2).
Stoppen met antidepressiva blijkt in de praktijk vaak moeilijk; in 20-30% van de gevallen gaat
afbouwen gepaard met het optreden van onttrekkingsverschijnselen. Langdurige
behandeling in hoge dosering vergroot het risico op het optreden van deze verschijnselen
(3). Onttrekkingsverschijnselen treden vaker op bij middelen met een kortere halfwaardetijd
(zoals paroxetine en venlafaxine) . Deze middelen dienen daarom langzamer te worden
afgebouwd (4,5). Er bestaat consensus in de literatuur dat de kans op
onttrekkingsverschijnselen kleiner wordt als langzaam wordt afgebouwd met antidepressiva.
Hoe langzaam het afbouwen dient te geschieden is niet duidelijk, dit verschilt per middel en
per individuele patiënt (5). De stichting Cinderella Therapeutics heeft in samenwerking met
de Universiteit van Maastricht taperingstrips ontwikkeld waarmee de dosering van 2 soorten
antidepressiva met een korte halfwaardetijd geleidelijk kunnen worden afgebouwd (6). Het
afbouwen kan zo afgestemd worden op de wens en behoefte van de individuele patiënt.
Tijdens een stoppoging moet altijd gericht aandacht zijn voor onttrekkingsverschijnselen.
Daarnaast moeten arts en patiënt alert zijn op symptomen die kunnen wijzen op een terugval
(7,8).
Op basis van Nederlandse cijfers van antidepressiva gebruik is de verwachting dat ongeveer
200 patiënten in deze huisartsenpraktijk een antidepressivum gebruiken. Het is niet te
voorspellen hoeveel van deze patiënten gemotiveerd zullen zijn met de medicatie te stoppen.
Zeker bij patiënten die de medicatie langdurig gebruiken valt te verwachten dat ze terughoudend zullen zijn met afbouwen. Dit vanwege gewenning aan de medicatie, onzekerheid
over functioneren zonder medicatie en angst voor ontwenningsverschijnselen. Bovendien
kan een eerdere mislukte stoppoging of een terugval na stoppen met antidepressiva voor
patiënten een reden zijn om niet te willen stoppen of afbouwen.
Het project is geslaagd op het moment dat we alle gebruikers die voor een stoppoging in
aanmerking komen gemotiveerd hebben voor het afbouwen en begeleid hebben bij het
30
afbouwen van het antidepressivum. De mensen die nu niet te motiveren zijn tot een stoppoging zijn zich door dit project hopelijk meer bewust geworden van de nadelen van
chronisch gebruik en weten dat ze op een ander moment in onze praktijk terecht kunnen
voor het afbouwen van de medicatie.
Projectcoördinator:
Marije Holtrop
Uitgangssituatie
De praktijk bestaat uit 3380 patiënten. Voorafgaand aan het verbeteringsplan was niet
duidelijk hoeveel van de patiënten antidepressiva gebruikten, maar op basis van
Nederlandse cijfers wordt geschat dat dit ongeveer 200 patiënten zullen zijn.
Gewenste situatie
In de ideale situatie wordt het gebruik van antidepressiva beperkt tot de patiënten bij wie er
een medische indicatie bestaat. Daarnaast gebruiken deze mensen de medicatie niet langer
dan nodig. Bij iedere patiënt die behandeld wordt met antidepressiva, wordt na 6-12
maanden behandeling bij goed resultaat geprobeerd af te bouwen. Patiënten die antidepressiva gebruiken zijn op de hoogte van het nadelig effect van langdurig gebruik en
weten dat ze bij de huisarts terecht kunnen als ze op een bepaald moment zouden willen
afbouwen. Daarnaast zijn op de hoogte van het mogelijk optreden van onttrekkingsverschijnselen en weten waar ze op moeten letten om een terugval te herkennen en zo
mogelijk te voorkomen.
Verbeteringsdoel
Doel van het verbeteringsplan is het terugdringen van onnodig chronisch antidepressiva
gebruik. Na 6 maanden moet dit doel bereikt zijn.
Bevorderende factoren
-
Gemotiveerde opleider,
Gemotiveerde praktijkondersteuner huisartsen geestelijke gezondheidszorg (POHGGZ)
- Cinderella tapering strips (6)
Belemmerende factoren
-
-
Angst/ weerstand van patiënten om af te bouwen
Behoudens onnodig medicatiegebruik, interactie met andere medicatie en
bijwerkingen geen ‘grote’ nadelen van langdurig antidepressiva gebruik voor de
individuele patiënt
Geen van de patiënten die gebruik wil maken van ondersteuning door programma
opgezet door POH-GGZ en artsen
Geen vergoeding taperingstrips door CZ verzekeraar
31
Methode
Vanuit Microhis wordt een extractie gemaakt van alle patiënten die langer dan 1 jaar een
antidepressivum hebben gebruikt. Door mijn opleider Marije Holtrop wordt een eerste
selectie gemaakt van mensen die mogelijk kunnen stoppen.
Exclusiecriteria zijn: patiënten die al gestopt zijn, actieve behandeling (basis GGZ/
specialistische GGZ), meerdere stoppogingen of recidief angst/ depressie in het verleden,
depressie/ angststoornis niet in remissie, belangrijke comorbiditeit (zoals persoonlijkheidsproblematiek) en een andere indicatie voor gebruik antidepressiva (voorbeeld: neuropatische
pijn, mirtazapine als slaapmiddel).
In samenwerking met mijn opleider wordt een brief gestuurd om patiënten te benaderen om
te stoppen met antidepressiva (zie bijlage 1).
Samen met de POH-GGZ is een programma opgezet voor 3 bijeenkomst om patiënten die
zouden willen stoppen te begeleiden bij het afbouwen. De groepssessies (in de avonduren)
zullen gericht zijn op psycho-educatie, lotgenotencontact, terugvalpreventie en het maken
van een signaleringsplan (zie bijlage 2).
Begin januari wordt de brief (zie bijlage 1) naar de geselecteerde patiënten verstuurd.
Patiënten die willen praten over afbouwen, worden uitgenodigd op het spreekuur. Bij
patiënten die niet willen afbouwen, wordt een aantekening gemaakt in het dossier. Patiënten
die na 4 weken nog niet gereageerd hebben, worden door mij of mijn opleider telefonisch
benaderd. Aan iedereen die overweegt te stoppen wordt de groepstherapie en/of begeleiding
van de huisarts (in opleiding) aangeboden.
Na 6 maanden worden alle patiënten die naar aanleiding van onze uitnodiging het
antidepressivum hebben afgebouwd of helemaal gestopt zijn met het antidepressivum
opnieuw benaderd.
Resultaten
In totaal gebruiken 193 patiënten chronisch (langer dan 1 jaar) antidepressiva. Op basis van
de opgestelde criteria worden 127 patiënten geëxcludeerd. 33 van deze 127 patiënten
werden geëxcludeerd vanwege een andere indicatie voor het gebruik van antidepressiva
(bijv. stoppen met roken, chronische pijn). Van 66 patiënten werd het dossier ingezien. Van
deze 66 patiënten worden nogmaals 22 patiënten geëxcludeerd (zie figuur 1).
32
193 patiënten
66 patiënten
44 patiënten
Exclusie:
- Al gestopt
- Behandeling GGZ
- Stoppoging of recidief angst/ depressie verleden,
- Depressie/ angststoornis
- Andere indicatie
Figuur 1
In januari 2016 worden 44 patiënten aangeschreven. Na 4 weken worden iedereen die nog
niet gereageerd heeft telefonisch benaderd. Eén patiënt, die zelf geen brief heeft gekregen,
maar zijn partner wel, neemt uit zichzelf contact op. Hij wil ook graag stoppen met
antidepressiva. Hij was door ons geëxcludeerd vanwege ernstige angststoornis en een
mislukte stoppoging in het verleden.
Uiteindelijk werd contact gelegd met 39 mensen, waarvan er 4 al zelfstandig gestopt waren
naar aanleiding van de brief en 6 patiënten gemotiveerd waren om een begeleide
stoppoging te wagen. Van de groep die wil stoppen of afbouwen heeft niemand behoefte aan
ondersteuning in de vorm van een groepsinterventie van de POH GGZ. Allen kiezen ze voor,
meestal telefonische, begeleiding via de huisarts(in-opleiding). In totaal zijn 3 patiënten
gestopt met antidepressiva met behulp van taperingstrips via Cinderella (6).
Van de aangeschreven patiënten die nu niet willen stoppen onder begeleiding geven 5
patiënten aan dat het niet het goede moment is om te stoppen (bijvoorbeeld vanwege net
stukgelopen relatie, angst om in winter te stoppen etc.). Het initiatief voor een stoppoging in
de toekomst ligt bij de patiënten zelf. Vier patiënten bouwen de dosering van het antidepressivum af; helemaal stoppen durven ze niet aan. Deze vier patiënten gebruiken allen
langer dan 5 jaar antidepressiva of hebben eerder afgebouwd en een recidief depressie of
angststoornis gehad.
Na 6 maanden hebben we telefonisch contact gezocht met alle patiënten die gestopt zijn om
te informeren naar een recidief (angst of depressie). Bij dit evaluatie-moment zijn alle
patiënten nog gestopt. Een van de patiënten die de dosering had afgebouwd gebruikt na 6
maanden toch weer de oude dosering.
Evaluatie
In totaal zijn naar aanleiding van het verbeteringsplan 6 patiënten gestopt met antidepressiva
en hebben nu, 6 maanden na staken, geen terugval gehad. Daarnaast zijn in totaal 44
patiënten bewust van de mogelijkheid om antidepressiva in de toekomst af te bouwen.
33
Bovendien is er bewustwording bij de artsen. Besloten wordt om bij starten van een antidepressivum een pop-up aan te maken met de streefdatum voor afbouwen. Deze datum
wordt ook aan de patiënt meegedeeld
Geen van de patiënten heeft gekozen om deel te nemen aan de groepssessies als ondersteuning bij het afbouwen van antidepressiva. De taperingstrips zijn wel erg bruikbaar
gebleken. De drie patiënten die gebruik hebben gemaakt van deze optie waren erg tevreden
en vonden dit een veilige manier om de medicatie af te bouwen. Tijdens het project bleek
verzekeraar CZ (centraal ziekenfonds) de strips niet meer te vergoeden. De strips zijn erg
kostbaar en de kosten kunnen voor patiënten oplopen tot honderden euro’s per af te bouwen
medicijn.
Opvallend vond ik de redenen waarom mensen aangeven niet te willen stoppen. Dat heeft
regelmatig weinig te maken met een DSM-IV diagnose. Mensen zijn wel vaak bang voor een
terugval, maar zien medicatie ook als ondersteuning om zich net iets beter te voelen. Ze
kennen ook regelmatig bijzondere eigenschappen aan het middel toe en zien de medicatie
als algemene ondersteuning in hun leven. Met medicatie voelen zij zich ‘sterker’ en ‘veiliger’,
ook al zijn ze al heel lang niet somber of angstig geweest.
De brief die gebruikt is om mensen te motiveren voor een gesprek over medicatie-afbouw
zou in theorie over een aantal jaar opnieuw gebruikt kunnen worden. Alhoewel de brief niet
geschikt is voor alle populaties. De andere praktijk in de HOED heeft een totaal andere
populatie (veel laaggeletterden, analfabeten en allochtonen) en voor die populatie is deze
brief niet geschikt.
Naschrift:
De uitvoering van het verbeteringsplan vond ik leuk om te doen. Het leidt direct tot een
verbetering waar patiënten effect van merken. Ook vond ik het leuk om op deze manier het
bestaan van de taperingstrips te ontdekken, een initiatief waar ik in de toekomst zeker
gebruik van zal maken en waar patiënten ook enthousiast over zijn geweest.
Wel vond ik het jammer dat geen van de patiënten deel wilden nemen aan de groepssessies.
We hadden nagedacht over de inhoud en voor mijn gevoel zouden patiënten er echt wat aan
kunnen hebben. Wat ik lastig vond was dat er niet een hele harde indicatie bestaat om te
stoppen met antidepressiva. Behoudens terugdringen van ongewenst medicatiegebruik,
bijwerkingen en interactie met andere medicatie (natuurlijk belangrijke redenen), bestaat er
geen ‘harde’ indicatie om te stoppen met antidepressiva. Dat maakt het soms lastig om de
individuele patiënt die geen andere medicatie gebruikt en geen last heeft van bijwerkingen te
overtuigen van het nut van afbouwen.
34
Bijlage 2:
2015 Afgeronde Verbeterpunten
1. Medicatiereview bij patiënten > 75 met klaring<50 ml/min en >6 medicamenten
beide praktijken hebben bij>5 patiënten uit de doelgroep een medicatiereview verricht. Zie
jaarverslag
2. Doorgaand: klaringen<55 doorgeven aan apotheek, jaarlijks in november actuele waarden
doorgeven aan apotheek
3. Temperatuur controle medicatie-koelkast optimaliseren. Er is duidelijkheid over welke
medicatie gekoeld moet worden bewaard. Dagelijks wordt gemonitord of de temperatuur in
de koelkast niet te hoog is geworden en er is een protocol waarin is omschreven wat te doen
met de medicatie i.g.v. te hoge temperatuur in de koelkast.
4. Aanpassen protocol sterilisatie volgens de volgende aanwijzingen: tijdens de rondgang blijkt
dat de assistentes handschoenen (EN norm 374-1) bij het reinigen van de instrumenten
dragen, de sterilisatiedatum wordt vermeld en de gesteriliseerde instrumenten worden
gecontroleerd op de vervaldatum. Deze uitgevoerde handelen worden nog in het protocol
sterilisatie opgenomen.
5. Overleg Dynamo over meer wc papier in gezamenlijke w.c.’s, gedaan, monitoring van
resultaat is nodig
6. Kleurplaten, potloden ,boeken en ander speelgoed in wachtkamer weer goed op orde.
7. Individualiseren fundusfoto frequentie (frequentie a 1 of 2 jaar afhankelijk van duur en
instelling van de DM )
8. Statinegebruik bij diabeten in overeenstemming brengen met de richtlijnen ( dwz meer
mensen statines voorschrijven, rekening houdend met wensen en levensverwachting van de
patiënt en optreden van bijwerkingen)
9. Het coderen van diabetische voetafwijkingen in overeenstemming maken met de richtlijnen
Hoge frequentie diabetische voetafwijkingen komt door definitie: iedereen met eelt wordt
als zodanig gecodeerd. Heeft consequenties inkoop podotherapie/pedicure zorg.
10. Beter registreren familieanamnese bij nieuwe patiënten. Allen H/S zijn open voor nieuwe
patiënten Digitaal inschrijfformulier blijkt alle relevante vragen te bevatten, H/S maken
gestructureerd gebruik van dit formulier bij het kennismakingsgesprek en vullen zn episodes
aan
11. Inwerkprotocol waarnemer, assistente en AIOS zijn grondig gereviseerd
12. Vaccinatieoverzicht alle medewerkers is compleet tav hepatitis B. Schoonmaakbedrijf is
geattendeerd op de wenselijkheid van vaccinatie van hun medewerkers.
Mogelijke verbeterpunten die niet relevant geacht worden / geen prioriteit hebben/niet uitvoerbaar
blijken en van de actielijst zijn afgevoerd:
1. WIFI in wachtkamer, navraag bij telecom en Dynamo leverde op dat dit te veel nadelen
heeft. Voorlopig afgeblazen
35
2. Alle verwijderde plekjes opsturen voor PA. Alle artsen zijn alert op kansen op maligniteit en
sturen laagdrempelig in. Alles opsturen zou zijn doel voorbijschieten en zorgkosten onnodig
opdrijven
3. O2 in de praktijk: echt alleen via ongunstig leasecontract te verkrijgen. Kosten wegen niet op
tegen het verwachte gebruik
4. In onze eigen risicoscan hebben we ingevuld dat de opvang bij spoedzorg niet goed geregeld
zou zijn. In tweede instantie vinden we dat niet meer: er is altijd een arts inpandig, alle
medewerkers onderhouden hun reanimatie/AED vaardigheden, spoedmedicatie is op orde.
Er is een shockprotocol We streven naar consolidatie van de huidige kwaliteit
36
Download