Hoofdstuk 25 1441 - 1402 voor Christus - schema 38 1480 - 1441 voor Christus - schema 39 Schema 38 De jaartallen van dit hoofdstuk zijn een resultaat van het vooruit tellen vanaf het jaar van de exodus in 1483 voor Christus. Dit jaartal was het resultaat van de verankering van het vierde jaar der regering van Salomo, het begin van de bouw van de tempel te Jeruzalem, met het jubeljaar van 1003 voor Christus. Veertig jaar266 hebben de Israëlieten in de woestijn, aan de grens van Midian, verbleven vanwege hun angst en ongeloof om het Beloofde Land Kanaän in 1483 v.Chr. binnen te trekken. Dit maakt dat zij in het voorjaar van 1443 v.Chr. Kanaan o.l.v. Jozua 266 Numeri 14:33 377 binnentrekken. Zes jaar duurt de strijd tegen de Amorieten en in het zevende jaar, tevens het eerste sabbatsjaar, was het land in hun bezit. De cyclus der sabbatsjaren is dus begonnen in 1443 v.Chr. Bij het binnenkomen in het land houdt de bedeling van het manna op267 en daarop leefden ze van wat het land voortbracht. In 1443 v.Chr. moet er dan de eerste maal gezaaid zijn. Vanaf april of nisan 1437 v.Chr. verlopen er driehonderd jaar tot richter Jefta, zoals we gezien hebben. Opmerkelijk is het om vast te stellen dat de verdrukking door Mesopotamië met een sabbatsjaar(het vijfde) begint. Was Israël van plan om het houden van dit sabbatsjaar te negeren? Het zesde jaar van de inname van Kanaän zag een kosmische catastrofe. Het bijbelboek Jozua bericht dat de slag bij Gibeon waar de HERE God de zon deed stilstaan268, bepalend was voor de vernietiging van de vijandelijke legers in Kanaän. Het Schriftwoord bericht verder over grote vallende stenen vanuit de hemel die over de Amorieten kwamen en meer soldaten doodden dan die door het zwaard van de Israëli’s o.l.v. Jozua vielen. Ik wijk chronologisch af van hetgeen Velikovsky leert269 maar deze geleerde volgde op dit punt berekeningen van de Maya’s en stelde dat tussen de catastrofe van de exodus en hetgeen de Gibeonieten overkwam 52 jaar zaten. Op mijn model zijn het echter zes en veertig jaar. 267 Jozua 5:12 Jozua 10:11-13 269 Werelden in botsing 268 378 DE OPGERICHTE STEEN VAN JOZUA Een opmerkelijke archeologische vondst is een opgerichte steen te Sichem in Samaria in NoordIsraël. Hij maakt deel uit van een archeologische site uit het Middenbrons tijdperk. Als een gevolg van het foutief dateren van de archeologische aardlagen herkend de orthodoxie deze steen niet als degene waar het Bijbelboek Jozua naar verwijst. De archeologische strata in Israël werden en worden alle aan de hand van de orthodoxe Egyptische chronologie gedateerd. En als een gevolg van ongeveer zeshonderd jaar foutieve tijdrekening in Egypte wordt het Middenbrons in Klein-Azië verkeerd gedateerd. 379 Schema 39 In het licht van de gereviseerde chronologie echter staat de steen er nog altijd als een getuigenis voor ieder die 'wil' zien. Het is de overtuiging van David Rohl270 dat deze steen degene is die Jozua oprichtte. 270 David Rohl, A test of time, 1995 AD, Hoofdstuk 14, Conclusie 36. Dit is mijn derde verwijzing naar het voortreffelijke werk van David Rohl. Zijn herziening van het Egyptische Nieuwe Rijk, met Saul en David als tijdgenoten en correspondenten van Achnaton, volg ik echter niet. II Kronieken 12:8 leert namelijk heel duidelijk dat Rehabeam, als eerste Israëlitische koning, een knecht van farao zou worden. Bijgevolg waren Saul en David geen vazallen van farao. Dit neemt niet weg dat in het boek heel wat goudklompjes gevonden kunnen worden en het studeren boeiend maakt. 380 DE BERG EBAL Jozua 8: 30 Toen bouwde Jozua een altaar voor de HERE, de God van Israël, op de berg Ebal, 31 zoals Mozes, de knecht des HEREN, de Israëlieten geboden had, naar hetgeen geschreven stond in het boek der wet van Mozes; een altaar van onbehouwen stenen, die men met geen ijzer bewerkt had; zij brachten daarop brandoffers aan de HERE en slachtten vredeoffers. 32 En dáár schreef hij op de stenen een afschrift van de wet van Mozes, hetwelk hij opschreef ten aanschouwen der Israëlieten. 33 Geheel Israël nu, zijn oudsten, de opzieners en zijn rechters stonden aan weerszijden van de ark, tegenover de levitische priesters, die de ark des verbonds des HEREN droegen, zowel vreemdelingen als geboren Israëlieten, de ene helft tegenover de berg Gerizim en de andere helft 381 tegenover de berg Ebal, zoals Mozes, de knecht des HEREN, vroeger geboden had, om het volk Israël te zegenen. 34 Daarna las hij al de woorden der wet voor, de zegen en de vloek, naar alles wat in het boek der wet geschreven stond. 35 Er was geen woord van al hetgeen Mozes geboden had, dat Jozua niet voorlas aan de gehele gemeente van Israël en de vrouwen, de kinderen en de vreemdelingen, die met hen meegegaan waren.” In 1982 vond voor de eerste maal een archeologisch onderzoek door een Israëlisch team onder leiding van Adam Zertal van de berg, plaats. In 1967 kwam Samaria, waar de berg op zo een 900 meter boven de zeespiegel gelegen is, in Israëlische handen. Gedurende vele eeuwen lag het gebied en de berg er onherbergzaam bij. Op het plateau van de berg vonden de archeologen een massieve rechthoekige constructie van grote onbehouwen stenen. De afmetingen waren ongeveer 9 meter bij 7 meter en 3 meter hoog. Binnen de constructie vond men as, potscherven, stenen en afval. Vooral opmerkelijk was de vondst van meer dan 4000 dierlijke beenresten, meestal verbrand, die in een laboratorium geanalyseerd werden. De meeste beenderen bleken van stieren, schapen en geiten afkomstig te zijn. Geen van de beenderen bleek van de zogenaamde Bijbelse onreine dieren afkomstig te zijn wat een sterke indicatie naar religieuze offers was. Na vier jaar onderzoek van de site was er voor de archeoloog Zertal maar één conclusie mogelijk: dit was de site waar het Bijbelboek Jozua naar verwijst. De blootgelegde constructie bleek volledig aan alle 382 voorschriften van Mozes in de Bijbel te voldoen. Het dateren van de constructie is moeilijk. En hier volgt de zoveelste anomalie: de beenderen werden gedateerd in de 12de eeuw voor Christus en de constructie in het IJzertijdperk I. De archeologische strata in Israël echter worden alle aan de hand van de orthodoxe Egyptische chronologie gedateerd. En als een gevolg van ongeveer zeshonderd jaar foutieve tijdrekening in Egypte zit ook de archeologie in Israël er altijd enkele eeuwen naast. Ook de archeoloog Zertal dateerde zijn vondst aan de hand van de Egyptische chronologie. Het vinden van twee Egyptische scarabeeën op de site maakten dat voor het jaartal 1250 v. Chr. gekozen werd. Een jaartal waar, getuige het internet, heel wat discussie over is. Naar mijn mening dateren de restanten van het altaar van 1437 v. Chr. De stenen getuigen ook vandaag nog dat de Bijbel geen mythe of folklore is maar het spreken van de God van Israël in de geschiedenis. Egypte Verder merken we op schema 39 dat de Hyksos over 383 Egypte heersen. In het laatste hoofdstuk zullen we zien dat ten tijde van de exodus van de Joden uit Egypte de Hyksos of Amalekieten Egypte binnenrukken, Memfis plunderen en daarop gedurende de ganse richteren-periode over Egypte heersen. Hun eerste zes koningen. volgens Josephus271 waren: Salatis, Beon, Apachnas, Apophis, Jonias en Assis. Daarna hebben andere Hyksoskoningen over Egypte geheerst. Volgens Manetho’s lijst bestrijken de Hyksos de 15de en 16de dynastie. Deze Grieks-Egyptische historicus, geciteerd door F. Josephus, beschrijft de grootste ramp die Egypte ooit overkwam, namelijk buitenlandse heersers in Egypte. Toen vier eeuwen later aan de Hyksos heerschappij een eind kwam, moeten vele Hyksos-monumenten vernield zijn en ontstond in Egypte weer een ‘damnatio memoriae’ ten opzichte van deze periode. 271 F. Josephus Against Apion Bk. I, 14. 384