LOKAAL BESTUUR Jaargang 38 nummer 7/8 Juli/Augustus 2014 Maandblad van het Centrum voor Lokaal Bestuur van de PvdA COLLEGEVORMING ONDER DE LOEP Montferland geeft goede voorbeeld 4 SOCIAAL ONDERNEMEN Loze kreet in coalitieakkoorden? EIGEN KRACHT 6 Fatsoenlijk land BOEKBESPREKING Loes Ypma AFGEVAARDIGDE 8 11 Gilles Borrie 7 OUDE GLORIE 12 LOKAAL BESTUUR / JULI/AUGUSTUS 2014 1 Kalk SPOOK VAN DE DEPOLITISERING Foto Bert Beelen Foto Jan de Roos JACQUELINE KALK secretaris Centrum voor Lokaal Bestuur We kunnen het als CLB niet vaak genoeg zeggen: de komende jaren worden voor het lokale bestuur de boeiendste en spannendste jaren ooit. Juist nu is het mogelijk om echt werk te maken van lokaal sociaal beleid, om kleur te bekennen en onderscheidend te zijn. Tegelijkertijd is dit ook heel risicovol. Niet omdat gemeenten ‘het’ niet zouden kunnen, maar wel vanwege de depolitisering van het lokale bestuur. Die depolitisering vormt de grootste bedreiging voor de decentralisaties. Een pobleem dat Sander Terphuis met zijn aangekondigde manifest over de toekomst van de PvdA niet gaat oplossen. In de brochure De politiek terug in de lokale politiek, een coproductie van CLB en WBS, stellen wij dat waardengedreven politici nodig zijn voor het maken van politieke keuzes. Waardengedreven politici zijn per definitie moedig en durven de confrontatie aan te gaan met hun omgeving, ook in de partij als dat nodig is. Maar vooral durven zij zich te onderscheiden van organisaties als de VNG, Raadslid.Nu en de Wethoudersvereniging, hoe goedbedoeld hun adviezen ook zijn. Waardengedreven politici weten zelf wat zij willen en vanuit die waarden beoordelen ze de modelverordeningen van de VNG en passen deze op basis van hun sociaaldemocratische waarden aan. Dat is politiek handwerk, politiek vakmanschap. Je niet laten verleiden tot de grootste gemene deler maar vanuit je sociaaldemocratische opvattingen keuzes maken en hierover de discussie met anderen aangaan. Dit is niet voorbehouden aan de wethouders, ook voor raadsleden is dit onderdeel van hun vakmanschap. Bestuurdersverenigingen – van alle partijen – helpen daarbij, met voorbeelden en met advies. Ze zijn ondersteunend en politiserend. Daarvoor ben je immers een politieke partij en daarom heb je een bestuurdersvereniging. LOKAAL BESTUUR De VNG en de ministeries blijven weg van de politieke partijen, het lijkt wel of ze bang zijn om te dichtbij de politiek te komen. Subsidies voor scholing via de partijen zijn afgeschaft, maar lidmaatschappen van Raadslid.Nu en van de Wethoudersvereniging mogen worden gedeclareerd als beroepskosten. Bij de procedure voor de kandidaatstelling van het VNGbestuur en VNG-commissies worden beide verenigingen in de gelegenheid gesteld aanbevelingen te doen, maar de bestuurdersverenigingen van de politieke partijen mochten dit in eerste instantie niet. Alsof er geen politiek wordt bedreven in deze commissies! Dan het lidmaatschap van Raadslid.Nu. Met regelmaat krijgen wij de vraag waarom je daar lid van moet zijn, zoals sommige gemeenten zeggen. Maar je hoeft dat helemaal niet. Het gaat in feite om een slimme verkooptruc. Raadslid.Nu biedt namelijk aan de gemeenten een collectief lidmaatschap aan op basis van een sterk gereduceerd tarief, maar op voorwaarde dat alle leden van de raad lid worden. Als één raadslid zegt dat niet te willen, stijgt de contributie voor de andere raadsleden in betreffende gemeente met meer dan 100 procent en is er meer werk aan de winkel voor de griffies, omdat de raadsleden dan individueel moeten worden aangemeld. De ondersteuning die Raadslid.Nu zegt te bieden, kun je ook in je eigen partij halen en dan politiek gekleurd, op basis van onze ideeën, gepolitiseerd! En dan hebben we het nog maar niet over de overkoepelende vereniging voor plaatselijke politieke groeperingen, de VPPG. Die vindt subsidie voor politieke partijen die in de verschillende bestuurslagen actief zijn, strijdig met de Grondwet. Die vindt dat de landelijke politiek überhaupt geen rol mag spelen op lokaal niveau. Dát is pas depolitisering avant la lettre. Jaargang 38 nummer 7/8 Juli/Augustus 2014 colofon Maandblad van het Centrum voor Lokaal Bestuur van de PvdA LOKAAL BESTUUR COLLEGEVORMING ONDER DE LOEP Montfoort geeft goede voorbeeld 4 SOCIAAL ONDERNEMEN Loze kreet in coalitieakkoorden? EIGEN KRACHT 6 8 Fatsoenlijk land BOEKBESPREKING Loes Ypma AFGEVAARDIGDE 11 Gilles Borrie 7 Maandblad voor PvdA-politici in gemeente, provincie en waterschap. Verschijnt tien keer per jaar. OUDE GLORIE 12 LOKAAL BESTUUR / JULI/AUGUSTUS 2014 1 Lokaal Bestuur is een voortzetting van De Gemeente, opgericht in 1907 door F.M. Wibaut en P.L. Tak. Omslagfoto Het nieuwe college van Haarlem, met tweede van rechts PvdA-wethouder Joyce Langenacker. Meer over de nieuwe colleges op pag 4. Foto United Photos/Paul Vreeker 2 Overname van artikelen, delen daaruit of illustraties alleen na toestemming. REDACTIE Aukelien Jellema (voorzitter), Manon Fokke, Ruud Fokkens, Cathrijn Haubrich, Jacqueline Kalk, Antoine van Lune, Ingrid Wolsing, Lobke Zandstra. De redactie werkt op basis van een redactiestatuut. MEDEWERKERS AAN DIT NUMMER Aukelien Jellema, Jacqueline Kalk (column), Ton Langenhuyzen (Uit de Kamer), Timothy Schelhaas (cartoon), Jurjen Sietsema, Kirsten Verdel, Leonie Wildeman, Loes Ypma (Afgevaardigde). BASISLAYOUT Jan de Roos Stan Wagter / Ronald Koopmans SECRETARIAAT VORMGEVING Leonie Wildeman Postbus 1310 1000 BH Amsterdam Tel. 020-55 12 205 e-mail: [email protected] Jos B. Koene, Amsterdam EINDREDACTIE UITGAVE Centrum voor Lokaal Bestuur van de Partij van de Arbeid, Postbus 1310, 1000 BH Amsterdam. ISSN: 0167-0980 38e jaargang no. 7/8 ABONNEMENTEN Gratis voor leden van het Centrum voor Lokaal Bestuur. Voor niet-leden € 30,- per jaargang. Losse nummers (€ 3,50 inclusief verzendkosten) zijn te bestellen bij de PvdA, telefoon 020-55 12 205. INTERNET Lokaal Bestuur is ook te raadplegen op internet: http://www.lokaalbestuur.nl twitter.com/lokaalbestuur KOPIJ PRODUCTIE EN DRUK Opmeer Drukkerij Den Haag Reacties en bijdragen naar: [email protected] OP PEIL BRENGEN De Commissie Watermanifest 2015 heeft een programma opgesteld voor de waterschapsverkiezingen onder de titel Op peil brengen. Daarin gaat het over de visie van de PvdA op de taken van het waterschap, de democratische en maatschappelijke functie van het waterschapsbestuur, het profijtbeginsel en eerlijke lastenverdeling. Het programma is te vinden op het ledenplatform van lokaalbestuur.nl PVDA HEEFT VEEL BELANG BIJ WATERSCHAPSBESTUUR Botenbezitters, hengelaars en zwemmers hebben allemaal belang bij een goed waterbeheer. Op 18 maart 2015 gaat Nederland opnieuw naar de stembus. Dan kiezen we onze vertegenwoordigers in Provinciale Staten en in de waterschappen. Lokaal Bestuur zal hier de komende tijd uiteraard aandacht aan besteden. We beginnen met de waterschappen. Waarom zijn die verkiezingen belangrijk, en wat wil de PvdA eigenlijk bereiken in deze bestuurslaag? Het waterschap is ook voor veel PvdA’ers nog een vrij onbekende wereld. Ten onrechte, want de 23 waterschappen die ons land nu telt, vervullen belangrijke taken. • In het laagstgelegen gebied in Europa wordt volgens een recent OESO-rapport het werk van de waterschappen gewaardeerd met het cijfer 8,5. Dat in ons land de waterstaat goed geregeld is, komt door de driedubbele borging van het werk van de waterschappen: a. het beleid wordt bepaald door een onafhankelijk bestuur, b. elementaire onderdelen worden geborgd door eigen regelgeving (de zogeheten Keur) en c. de waterschappen hebben een eigen belastingheffing om hun taken (veiligheid, voldoende en schoon water en waar mogelijk aandacht voor natuur, milieu, recreatie en cultuurhistorie) te kunnen uitvoeren. • Het uitgangspunt voor de waterschappen, die vanouds hun eigen bestuur hebben, is belang, betaling, zeggenschap. Vroeger ging het vooral om de belangen van de agrariërs. Zij betaalden een groot deel van de waterschapslasten. Dat is intussen veranderd. Tegenwoordig komt 90% van de inkomsten uit de waterschapsheffingen van burgers. Meedoen aan de verkiezingen is dus voor stedelingen heel belangrijk. • Water stoort zich zoals bekend niet aan grenzen. Overstromingen en wateroverlast buiten onze grenzen brengen ook voor ons risico’s mee. Nederland is failliet als een dijkring van de Randstad doorbreekt. Er moeten voldoende mogelijkheden tot waterberging bij stortbuien of plotselinge dooi zijn. Via Europese rivieren worden allerlei ongerechtigheden meegevoerd, zoals microplastics, röntgencontrastmiddelen en geneesmiddelresten. 50% van wat er hiervan aan verontreiniging in ons oppervlaktewater wordt gemeten, komt uit het buitenland. Dat sijpelt door in ons grondwater en dus ook in ons drinkwater. REINIE KAAS & JAN REERINK RESP. DUO AB-LID AMSTEL GOOI EN VECHT EN AB-LID DE STICHTSE RIJNLANDEN Het zadelt ons op met hoge zuiveringskosten. • De PvdA is gebaat bij de aanwezigheid van eigen fracties in de waterschapsbesturen, die werken vanuit een sociaaldemocratische visie. De PvdA-fracties in de gemeenten en provincies, de Kamerfracties en de fractie in het Europees Parlement kunnen profiteren van de kennis en inzichten in de waterproblematiek en de ruimtelijke ordening waarover de PvdA-waterschappers beschikken. Hopelijk kunnen we onze plannen samen met de andere bestuurslagen realiseren. Dat de waterschapsverkiezingen samen met die voor Provinciale Staten worden gehouden, is logisch, gezien de taken van de provincie bij de ruimtelijke ordening en de rol van water daarbij. Met de provincies kunnen we goed samenwerken als het gaat om water in RO-plannen, waterberging en het tegengaan van het massaal uitpompen van zout water uit diepe polders, waardoor verbrakking (zoet water) dreigt. Met de gemeenten kunnen we samenwerken wat betreft afvalwater en riolering en het vermin- deren van zogeheten hittestress in de versteende gemeentelijke omgeving. Daarmee wordt bedoeld dat er ongewenste grote temperatuurverschillen ontstaan met het polderlandschap. • Er bestaat wel degelijk een sociaaldemocratische invalshoek als het om water gaat. Denk bijvoorbeeld aan de kwijtschelding van waterschapsheffingen voor bijstandsgerechtigden en kleine bedrijfjes en zelfstandigen. Peilbesluiten hebben ook een sociaaldemocratische, dus politieke, invalshoek. Het mag niet zo zijn dat een paar boeren in een diepe polder kunnen regelen dat er een peil komt dat goed is voor hun agrarisch bedrijf, maar dat voorbij gaat aan het algemeen belang van het tegengaan van bodemdaling en het voorkomen van verbrakking. • Ook innovatie en duurzaamheid zijn belangrijke PvdA-items. Inrichting van de stad met water en minder stenen heeft een gunstige invloed op de eerder genoemde hittestress. Schoon stadswater en vlondertjes bij hoge kaden zodat zwemmers ook in niet-officieel zwemwater kunnen genieten, is een ander voorbeeld. De PvdA staat op het standpunt dat de enge uitleg van het kerntakenpakket van de waterschappen moet worden verlaten (dit is een eeuwig strijdpunt met de VVD). Waterschapsactiviteiten, zoals onderhoud aan een dijk of bij watergebiedsplannen, moeten gekoppeld kunnen worden aan belangen van natuur, recreatie en cultuurhistorie. We willen graag samenwerken met agrariërs die innovatieve plannen hebben om bodemdaling en CO2 uitstoot te beperken en het gebruik van stoffen die schadelijk zijn voor zwemmers, maar ook voor dieren, verminderen. • Waterschappen doen meer dan alleen pompen en zuiveren. In onze delta is de rol van het water leidend. De wettelijke watertoets door het waterschap is er niet voor niets, maar beter nog zou zijn die toets al bij aanvang van de plannen te betrekken. Met dank aan Leny van Vliet-Smit, fractievoorzitter AGV, en Marjan Leijen, fractievoorzitter HHNK REACTIE OPEN BESTUURSAKKOORD HOORT BIJ NETWERKDEMOCRATIE Jacqueline Kalk is een beetje ‘akkoordenmoe’, schrijft ze in het meinummer van Lokaal Bestuur. Ze neemt stelling tegen de neiging in veel gemeenten om akkoorden af te sluiten waarin iedereen zich kan vinden en waar zo’n beetje iedereen bij betrokken wordt. Dergelijke akkoorden zijn volgens haar ‘misschien modern en bestuurlijk vernieuwend, maar tegelijkertijd ook kleurloos, saai en weinig inspirerend’. Ik wil daar tegenover stellen, dat er geen ontkomen is aan open bestuursakkoorden. Ze zijn de oplossing voor een te grote besluitvormingslast van de overheid, gevolg van decennialange voorspoed. Dezelfde voorspoed biedt ook een oplossing: burgers, beroepskrachten en bedrijven beschikken over steeds meer vaardigheden en die willen ze benutten. We leven in een Montessori-maatschappij: overheid, help ons het zelf te doen. In de plaatselijke politieke arena krijgt de maatschappelijke dialoog daardoor meer betekenis dan het ideologisch debat. Het is een fundamentele transformatie naar een gemeentebestuur dat niet over de samenleving gaat, maar er in staat. In de kenniswerkplaats Gemeenteraad van de Toekomst (gemeenteraadvandetoekomst.nl) diepten 50 gemeentebestuurders dit uit. Sociale decentralisaties of buurtgebonden groenbeheer en energieopwekking: ze worden pas een succes als de gemeente ín maatschappelijke netwerken het algemene met het bijzondere belang verbindt. Kwetsbare doelgroepen help je als je sterke partners verleidt om niet alleen verantwoordelijkheid te voelen maar ook te nemen. Noem het netwerkbestuur en netwerkdemocratie. Daar hoort een open bestuursakkoord bij. Een traditioneel coalitieakkoord - dáár word je pas moe van, zie Amsterdam. Oude IJsselstreek (waar ik raadsgriffier ben) sloot raadsbreed een procesakkoord over acht hoofdonderwerpen, met een gereedschapkist voor dialoog. Het akkoord noemt dit ‘actief, collectief bestuur – niet zoals vroeger monistisch, maar dynamisch, het dualisme voorbij’. Niet de verhoudingen tussen partijen, of tussen raad en college, staan centraal, maar die van het gemeentebestuur met de gemeenschap. Het vermaatschappelijkt de politieke rol van de raad. Niet reageren, maar inspireren. Het vergt meer durf om netwerken te overtuigen van je politieke idealen, dan ze binnenskamers uit te onderhandelen. En politiek verschil zal er blijven: de SP heeft echt andere onderwerpen en doelgroepen dan de SGP. De stembus wordt niet overbodig. Als PvdA-lid verwonder ik me over een partijcultuur van machtsmaximalisatie. Als raadslid moet je in de eerste plaats het volk verbinden en als wethouder met samenlevingspartners wetten verstouwen. De toekomst is aan partijen die werk maken van sociale democratie. Want soms zijn veranderingen niet goed of slecht, maar zíjn ze er gewoon. De ontwikkeling naar open gemeentebestuur is er zo één. Jeroen van Urk Initiatiefnemer Gemeenteraad van de Toekomst LOKAAL BESTUUR / JULI/AUGUSTUS 2014 3 PVDA MET TEN MINSTE 134 Foto Tea Geertsma, gemeente Leeuwarderadeel Het nieuwe college van Leeuwarderadeel heeft er zo te zien veel zin in. Geheel links PvdA-wethouder Gelly Visser. Jacqueline Kalk schreef het al in het aprilnummer van Lokaal Bestuur, wat kregen we een harde dreun bij de gemeenteraadsverkiezingen op 19 maart. Inmiddels zijn we ruim drie maanden verder en kunnen de effecten van deze dreun (bijna) volledig in beeld gebracht worden. Met een verlies van ongeveer 400 raadszetels raakte de PvdA 28% van haar gemeenteraadsleden kwijt. Wat betekende dit voor de collegeonderhandelingen? Deze analyse van de verkiezingsuitslag is gebaseerd op de 380 gemeenten waar op 19 maart verkiezingen hebben plaatsgevonden. Gemeenten die in het afgelopen jaar of het komende jaar met een herindeling te maken hebben, zijn buiten de analyse gehouden. Ook de gebiedscommissies in Amsterdam en Rotterdam zijn niet meegenomen in de cijfers. * Laatste nieuws Ook in Amsterdam, Gouda, Blaricum en op Ameland zijn inmiddels colleges gevormd. In Gouda levert de PvdA een wethouder, waardoor het totaal op 134 komt. Vermoedelijk komt er ook een PvdA'er in het nieuwe college van Den Haag. LEONIE WILDEMAN MEDEWERKER CLB 4 Op 19 maart vonden er in 380 gemeenten raadsverkiezingen plaats. In twaalf gemeenten deed de PvdA niet mee aan de verkiezingen, in 61 gemeenten deed zij mee in een combinatiepartij. Na het verlies van 28% van de raadsleden zitten er nu nog een kleine 1000 PvdA’ers in de gemeenteraden (dit is inclusief 89 gemeenteraadsleden vanuit de 23 gemeenten waar al herindelingsverkiezingen zijn geweest of waar die nog plaatsvinden in 2015). In vijftien gemeenten behaalde de PvdA nul zetels. In tien daarvan deed de PvdA in een samenwerkingsverband mee aan de verkiezingen. In deze gemeenten kan het zo zijn dat de partij waarmee de PvdA in het samenwerkingsverband zit, wel met één of meer zetels in de gemeenteraad is gekomen. In veertien gemeenten werd de PvdA de grootste partij. Dit was het geval in Assen, Brummen, Bunnik, Diemen, Eindhoven, Gorinchem, Hoorn, Kaag en Braassem, Littenseradiel, Marum, Midden-Drenthe, Smallingerland, Terschelling en Weststellingwerf. In nog eens dertien gemeenten werd de PvdA de grootste samen met nog een andere partij: Bellingwedde, Harlingen, Leek, Leeuwarderadeel, Maassluis, Middelburg, Muiden, Rheden, Schiedam, Texel, Tiel, Westerveld en Zaanstad. Colleges en wethouders Een zeer slechte uitslag bij de verkiezingen hoeft niet direct te resulteren in een sterk verminderde coalitiedeelname. Toch was een doorwerking van de resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen in de collegedeelname voor de PvdA vanaf het begin waarschijnlijk. In veel gemeenten wil men maar wat graag een keer zonder de PvdA op het pluche, zo werd vooraf al gewaarschuwd door Joop van den Berg en Hélène Oppatja in Lokaal Bestuur (maart). Op het moment van schrijven (Pinksteren) waren er in zeven gemeenten nog geen colleges gevormd (Amsterdam, Den Haag, Ameland, Blaricum, Den Helder, Gouda en Zutphen)*. In de overige 373 gemeenten levert de PvdA 133 wethouders. Dit houdt in dat de PvdA in slechts 35% van de gemeenten waar verkiezingen zijn gehouden nog deelneemt aan het college. In vergelijking met 2010, het jaar dat tot de recente gemeenteraadsverkiezingen bekend stond om de dramatische verkiezingsuitslag, is dit een verlies van 18,4%. PvdA in college 200678,5% 201053,4% 201435,0% PvdA wethouders 425 232 133 Waar de herindelingsverkiezingen in Leeuwarden de PvdA het afgelopen najaar nog drie wethouders opleverden, zit zij nu vrijwel overal met slechts één wethouder in het college. In twee gemeenten is het gelukt om met meer dan één wethouder in het college te komen. In Venlo gaan Vera Tax en Ramon Testroote aan de slag en in Eindhoven vertegenwoordigen Yasin Torunoglu en Staf Depla de PvdA in het lokale bestuur. In de gemeenten waar de PvdA (al dan niet samen met nog een andere partij) de grootste werd, ligt het percentage voor coalitiedeelname (uiteraard) een stuk WETHOUDERS IN COLLEGES Foto gemeente Eindhoven Het Eindhovense college telt twee PvdA-wethouders: Staf Depla (tweede van links) en Yasin Torunoglu (tweede van rechts). Slechts in één andere gemeente, Venlo, heeft de PvdA in deze nieuwe bestuursperiode ook twee wethouders. hoger. Daar wist zij in 86,7% van de gevallen haar winst om te zetten in een wethouderspost. In 43 andere gemeenten wist de PvdA succes te boeken door de oppositiebank te verruilen voor een plaats aan de collegetafel. Dit is het geval in: Achtkarspelen, Amstelveen, Bellingwedde, Bergen (L), Bergen (NH), Best, Breda, Bronckhorst, Brummen, Castricum, Cuijk, Dongen, Eersel, Goirle, Grootegast, Haaksbergen, Halderberge, Hellendoorn, Het Bildt, Hoorn, Korendijk, Laarbeek, Leewarderadeel, Leiden, Leusden, Littenseradiel, Loppersum, Mook & Middelaar, Neerijnen, Noordwijk, Papendrecht, Roerdalen, Strijen, Vianen, Vlagtwedde, Wassenaar, Weesp, Westerveld, Wijchen, Wijdemeren, Wormerland, Woudrichem en Zevenaar. Van de 131 gemeenten waar de PvdA aan het college deelneemt is het CDA het vaakst de coalitiepartner (98 keer). Ook met lokale partijen werkt de PvdA vaak samen in een coalitie, zo’n 82 keer. Daarna volgt de samenwerking met de VVD, 62 keer. In twaalf gemeenten zit de PvdA wel in de coalitie, maar levert ze geen wethouder. In acht van deze gemeenten vormt de PvdA een samenwerkingsverband met een andere partij en levert de andere partij een wethouder. In de overige gemeenten is er gekozen voor een zeer brede coalitie van vijf partijen of meer, waardoor niet alle partijen een wethouder kunnen leveren. Papendrecht spant hierbij de kroon. Deze gemeente wordt door zes partijen bestuurd. Van alle 133 PvdA-wethouders zijn er 39 vrouw, en dus 94 man. Ten opzichte van 2010 is het percentage vrouwelijke PvdA-wethouders gestegen met 7,1. Hiermee overstijgt de PvdA tevens het landelijk gemiddelde dat op 20% vrouwelijke wethouders ligt. Aantal Aantal % wethouders vrouwelijkevrouw. wethoudersweth. 2006425 89 21% 2010232 51 22% 2014133 39 29% PLUCHEKLEVERIJ Ook voor de raadsleden zit de PvdA boven het landelijk gemiddelde waar het gaat om de man-vrouw verhouding. 35% van de PvdA raadsleden is vrouw tegenover een landelijk gemiddelde van 28,3%. Portefeuilles De PvdA heeft zich in de collegeonderhandelingen voornamelijk gericht op de klassieke sociaaldemocratische portefeuilles: WMO en zorg (43,5% van de coalities), sociale zaken en werkgelegenheid (45,8% van de coalities) en ruimtelijke ordening, wonen en wijken (41,2% van de coalities). Ook de portefeuille sport en cultuur is vaak terug te vinden bij de PvdA-wethouder (38,9% van de coalities). Aantal inwoners Aantal gemeenten <30.000227 30.000 – 80.000113 >80.00033 Een combinatie van meerdere zorgportefeuilles komt vaak voor, evenals de combinatie van ruimtelijke ordening, wonen en wijken met milieu, water en mobiliteit. Grote versus kleine gemeenten Ondanks de tegenvallende resultaten in de grote steden (in Rotterdam en Utrecht doet de PvdA niet meer mee in het college en ook in Amsterdam wordt getracht een college buiten de PvdA om te sluiten), doet de PvdA het gemiddeld genomen goed in de grote gemeenten. In de 33 grootste gemeenten (>80.000 inwoners) zit de PvdA in 72,7% van de colleges. PvdA in college 72 48 24 % PvdA in college 31,7% 42,5% 72,7% Een groot verlies aan raadszetels leidt tot minder wethouders voor de PvdA. Dat is voor iedereen te begrijpen. Een grote mate van versnippering en minder verschil tussen de grootste en de daarop volgende fractie leidt tot brede coalities. Ook dat is begrijpelijk. Maar dat dit ook leidt tot wethouders die meerdere partijen vertegenwoordigen, dus namens meerdere partijen in het college zitten, is iets wat niet te begrijpen is. Hellendoorn spant de kroon met een CU-wethouder die vier partijen vertegenwoordigt, waaronder de PvdA. Als wethouder ben je een boegbeeld van je eigen partij. Vaak heb je je ervaring opgedaan in je eigen partij, bijvoorbeeld als raadslid of vrijwilliger, heb je scholing gevolgd, aan congressen deelgenomen of je actief met standpunten bemoeid. Dit alles in en voor de PvdA. De overstap naar het wethouderschap voor een lokale partij of namens meerdere partijen past niet bij het politieke bestuur zoals we dat in Nederland kennen. Ook al is het dualistisch. Kiezers stemmen op een partij, op een persoon van die partij. Ruilen we de partij in voor een andere partij omdat dat voor de persoon in kwestie betekent dat hij of zij wethouder mag blijven of kan worden, dan zegt de kiezer terecht dat sprake is van pluchekleverij. Jacqueline Kalk LOKAAL BESTUUR / JULI/AUGUSTUS 2014 5 COALITIEAKKOORDEN STAAN BOL VAN EIGEN KRACHT Cartoon Timothy Schelhaas De klassieke verzorgingsstaat moet plaatsmaken voor een ‘participatiesamenleving’, zei koning Willem-Alexander vorig jaar in zijn troonrede. Na een eerste mediastorm over deze omslag werd het stil, maar na de gemeenteraadsverkiezingen blijken termen als ‘participatie’, ‘eigen kracht’ en ‘samen doen’ in praktisch alle coalitieakkoorden voor te komen. Lokaal Bestuur vroeg zich af: menen we het serieus, of gebruiken we die ‘eigen kracht’ om keiharde bezuinigingen te verbloemen? Maarten van den Bos Fractievoorzitter in Lingewaard (Gld.) 46.000 inw., PvdA 1 zetel (oppositie) Er staan een paar prachtige zinnen over de participatiemaatschappij in het coalitieakkoord van Lingewaard! ‘Ja, maar die zijn dan ook rechtstreeks gekopieerd uit een rapport van de Raad voor het Openbaar Bestuur, waarin stond dat de burger steeds minder op de overheid zit te wachten en dat die overheid dus zou moeten veranderen naar meer ondersteunend in plaats van richtinggevend. Ik weet niet of het college KIRSTEN VERDEL FREELANCE JOURNALIST 6 hier in staat is die mooie woorden concreet te vertalen.’ De overheid moet niet alleen veranderen om te bezuinigen, maar ook omdat ze haar taken niet kan uitvoeren zonder de kennis en ervaring van anderen, is zo'n zin uit het rapport. ‘Ja, dat is de kern. Het is goed dat er wordt nagedacht over het herdefiniëren van de verhouding tussen staat en burger, maar in de praktijk is het oppassen dat zo'n zin wordt misbruikt voor een simpele bezuinigingsoperatie.’ Toch spreekt het coalitieakkoord wel netjes over 'maatwerk bieden', het 'scheppen van randvoorwaarden' en het 'faciliteren van een zorgzame samenleving door sociale verbanden te versterken.' ‘Er is een verschil tussen visie en vaagheid. Hier wordt visie vertaald als: loze vergezichten schetsen. Want tja, hoe doe je dat dan allemaal? Het college heeft beloofd na de zomer met een SMART geformuleerd programma te komen, dat moeten we dus even afwachten.’ Welke suggesties heeft de PvdA? ‘Heel concreet: we zitten nu met de decentralisaties binnen het sociale domein en het daarbij horende risico dat mensen naar de gemeente stappen en zeggen: geef mij wat ik nodig heb of ik stap naar de rechter. Wij willen een gemeentelijke ombudsfunctie die een signalerings- en afhandelingsfunctie heeft om klachten te behandelen. Daarmee haal je je doelstelling: zaken zo goed mogelijk voor de burger in orde te maken. Een ander voorbeeld is dat we een kwakkelend glastuinbouwgebied hebben. Er zijn mensen die het Mensen worden onder het valse voorwendsel van participatie financieel uitgekleed idee hebben om daar een windmolenpark te beginnen, anderen willen er een crematorium. Wij hebben gezegd: laten we het bestemmingsplan veranderen zodat andere bedrijvigheid daar mogelijk is.’ ‘Ja, mits’ zegt het college daar toch over? ‘Op papier wel. Maar wij kunnen helpen om een en ander te concretiseren en beleid bij te sturen Ik merk dat het kiezen van zo'n constructieve houding werkt.’ In het coalitieakkoord staat dat het college voorstander is van het heffen van inkomensafhankelijke eigen bijdragen. Hoe verhoudt dat zich tot de 'eigen kracht' boodschap en het realiseren van de participatiesamenleving? ‘We moeten bezuinigen, dat is duidelijk. Ik vind het legitiem dat de overheid een eigen bijdrage vraagt aan mensen voor voorzie- ningen, mits je daarbij rekening houdt met het inkomen. Het is wel van belang dat je probeert te voorkomen dat een stapeling van eigen bijdragen bij de verkeerde mensen terecht komt. Stel dat een gezin met een eigen woning om die reden iets bij moet dragen en ook een eigen bijdrage moet leveren voor het leerlingenvervoer speciaal onderwijs, dan moet het niet zo zijn dat ze alles bij elkaar meer moeten betalen dan ze kunnen dragen.’ Wat vind je van de 'eigen kracht' filosofie? Gaan gemeenten daar goed mee om? ‘Ik vind het loos gezwam. Mensen moeten in staat zijn regie te voeren over hun eigen leven. Het is niet voor niets dat bij de invoering van de Algemene Bijstandswet werd gezegd dat dit een wet was waar mensen met opgeheven hoofd gebruik van moesten kunnen maken. Nu worden mensen soms juist betutteld en onder het valse voorwendsel van de participatiesamenleving financieel uitgekleed. Het gekke is ook: we zeggen dat we mensen in hun eigen kracht gaan zetten. Dat is iets wat de overheid dan schijnbaar doet. En dat is nu precies het tegenstrijdige in dat hele eigen kracht verhaal. Aan de ene kant zeg je: dat moeten burgers zelf doen, aan de andere kant zeg je dat je dat als overheid gaat regelen! Wat doe je nu als mensen uit eigen kracht niks meer aan hun eigen huis doen? Het 'eigen kracht' verhaal is teveel een sticker geworden die je overal op kunt plakken terwijl we eigenlijk niet precies weten wat je er mee moet.’ Mark Veenstra Fractievoorzitter in Zuidhorn (Gr.) 18.000 inw., PvdA 2 zetels (oppositie) Is het nieuw in Zuidhorn, het gebruik van de term 'eigen kracht?' ‘Nee, eerlijk gezegd niet. De ChristenUnie heeft de afgelopen vier jaar de sociale portefeuille gehad in ons college, die terminologie werd door hen toen al gebruikt. In de praktijk zien wij nu vanuit de oppositie dat de verantwoordelijkheid vooral bij de burger neergelegd wordt, mensen moeten het dus kennelijk echt op eigen kracht doen. Er wordt gezegd dat er maatwerk wordt geleverd, maar bijvoorbeeld bij jeugdzorg en schuldsanering zien we niet dat mensen in staat worden gesteld het op eigen kracht te doen. Ze moeten het zelf maar oplossen, lijkt het devies.’ Zegt het coalitieakkoord niets over dat maatwerk? 'Als PvdA wilden we voor elk dorp, voor elke grote kern een steunpunt hebben voor mantelzorgers. Vanuit dat punt zouden wijkverpleegkundigen en andere experts samen kunnen werken. Het akkoord is echter ongelooflijk vaag. De enige concrete cijfers die we zijn tegengekomen, zijn de paginanummers.’ In het akkoord staat dat de gemeente een 'meer gelijkwaardige rol' op zich wil nemen bij dienstverlening aan burgers: ze willen meer thuiskomen bij burgers. Wat houdt dat in? ‘Het idee is dat als je een vraag aan de gemeente hebt, bijvoorbeeld een verzoek voor een traplift, dat de gemeente dan een consulent langs stuurt om te kijken of dat werkelijk nodig is, of dat de buren bijvoorbeeld zorg aan je kunnen verlenen. Sommige mensen hébben helemaal geen eigen kracht, die blijven onder de radar De intentie om maatwerk te leveren is er daarmee wel, maar in de praktijk heb je het al snel over hele intensieve vormen van hulpverlening. Daar is veel kennis voor nodig. Wij vragen ons af of we die kennis en het apparaat daarvoor wel hebben.’ In het akkoord staat over het maatschappelijk vastgoed dat de gemeente 'de kosten redelijker wil verdelen'. Dat leest als: bezuinigingen. ‘Ja, zo lezen wij dat ook. Maar hier en daar is het wel reëel. Er zijn bijvoorbeeld wat vergaderzalen waar wel erg weinig gebeurt. Op zich is het goed dat inwoners wordt gevraagd welke locaties er dan moeten blijven.’ Wethouder in Haarlem (N-H) 150.000 inw., PvdA 6 zetels (coalitie) Wat gaan jullie nu samen met burgers doen wat voorheen nog niet gebeurde? ‘Concreet betekent het dat we meer buurtgericht gaan werken. Door te luisteren naar wat er in de buurten leeft, kunnen we onze dienstverlening inzetten waar dit wordt gevraagd. Dat vraagt om een andere bestuursstijl: meer meedenken en ondersteunen.’ Hoe faciliteer je dat dan? 'Er zijn tal van taken als onderhoud, beheer, zorg, welzijnswerk en schoonmaken die veel meer Is er dan wel echt iets nieuws aan de eigen kracht filosofie? ‘Nee, in wezen niet. Er wordt gekeken wat de inwoner zelf nog kan om dingen voor elkaar te krijgen. Misschien is het vernieuwende dat het nu gedwongen is, met name in de zorg. Daar moet je enigszins in vernieuwen omdat alle taken bij de gemeente komen te liggen. Maar de juiste invulling daarvan is lastig. Het komt toch veelal neer op bezuinigen.’ Hoe kom je uit die spagaat dat er minder geld is en je tegelijkertijd meer naar de behoeften van burgers wilt luisteren omdat die beter zou weten wat hij nodig heeft? ‘Dat gaat dus niet. Aan de ene kant zeggen dat iemand thuis móet blijven wonen en aan de andere kant vragen óf iemand daar behoefte aan heeft, dat botst.’ Dat eigen kracht verhaal gaat dus niet werken? ‘Inderdaad. Sommige mensen hebben ook helemaal geen eigen kracht, die blijven onder de radar. Daar komt bij, het initiatief voor het besturen van de samenleving moet bij het gemeentebestuur liggen. Waar heb je anders een bestuur voor?’ Wat betekent 'de inwoner centraal stellen' voor jou? Hoe doe je dat? ‘Het is een prachtige marketingterm. De klant centraal. De Joyce Langenacker De PvdA zit in het college in Haarlem. Wat kunnen we in het akkoord terugvinden van de filosofie van het kabinet dat mensen meer op eigen kracht moeten doen en minder op de overheid moeten leunen? ‘Het coalitieprogramma heet ‘samen doen.’ Dat is omdat we deels echt meer samen met burgers willen doen uit filosofische overweging, deels ook omdat we daar door de financiële omstandigheden niet onderuit kunnen.’ burger centraal. Het komt uit dezelfde koker. De insteek is goed, maar hoe vul je dat nou in? Vaak gaat het om het ondersteunen van burgerinitiatieven, maar daar is in ieder geval niets nieuws aan.’ vanuit de buurt georganiseerd kunnen worden. Dat kunnen we faciliteren door regels aan te passen, zodat bijvoorbeeld bepaalde ruimtes ook gebruikt mogen worden voor activiteiten die daar nu nog niet zijn toegestaan. We delen daarbij verantwoordelijkheden.’ De zorg wordt financieel uitgekleed. Hoe kun je dat probleem samen oplossen? ‘Je ziet een landelijke trend dat er steeds meer wijkteams komen. De winst daarbij zit mijns inziens in preventie. Door problemen eerder op te sporen kun je dure, lange trajecten voorkomen. Daarmee creëer je een winwin situatie: je bent meer met mensen in contact, je kunt meer maatwerk leveren en je bespaart zo hopelijk toch op de kosten. Dat laatste moet uiteindelijk ook wel. We krijgen immers meer taken die we met relatief minder geld moeten uitvoeren.’ afgevaardigde wil gaan controleren op de uitvoering, bijvoorbeeld op de persoonsgebonden budgetten. Dat klinkt niet als ‘samen doen’? ‘We vinden dat we echt kritisch moeten zijn aan de poort. Maar als mensen daar eenmaal door zijn, proberen we hulp wel volledig financieel mogelijk te maken. We moeten wel kijken of familie en omgeving iets kunnen doen. Ons doel is om maatwerk te bieden op zowel basiszorg als specialistische zorg.’ Je zei net dat er regels moeten verdwijnen. Welke worden dat? ‘Neem handhaving: we moeten in totaal 10 miljoen bezuinigen, waarvan we 800.000 euro hebben geboekt op handhaving. In de praktijk betekent dat dat we minder kunnen handhaven. We schrappen onder andere in de regels voor verbouwingen aan woningen. Dat levert aan de ene kant meer ruimte op voor mensen die zelf iets willen en aan de andere kant kunnen wij zo die besparing realiseren.’ In het coalitieakkoord staan over zorg vooral zinnen als dat het bestuur scherper REACTIES WELKOM Wil je reageren op wat je in deze Lokaal Bestuur leest? Laat het ons weten. Zorg ervoor dat je mailtje uiterlijk maandag 4 augustus in ons bezit is, dan kunnen wij dat in het septembernummer plaatsen. Ook alle andere kopij voor dat nummer moet maandag 4 augustus binnen zijn. Je kunt je bijdrage sturen naar eindredacteur Jan de Roos, email: [email protected] De sluitingsdatum voor het oktobernummer is maandag 8 september. LOES YPMA LID PVDA-FRACTIE TWEEDE KAMER [email protected] TE BEREIKEN VIA DJAMILA KHODABAKS 070-3182770 GEEF GEZIN DE REGIE A ls raadslid of wethouder van de PvdA maak je het verschil door gezinnen met veel problemen te kennen en met ze te praten. Ga vooral een dag op werkbezoek in je eigen gemeente en leg contact met Bureau Jeugdzorg. Je weet dan beter waar kinderen en jongeren, hun ouders en professionals op de werkvloer tegenaan lopen. Ik doe dat iedere maandag en vrijdag en praat dan bijvoorbeeld met een vader die door de bomen het bos niet meer ziet, of met een moeder die een hulpverlenersvrije dag heeft, omdat ze gék wordt van alle hulpverleners die over de vloer komen...Het duurt lang voordat de gezinnen met problemen hulp krijgen. Bovendien is die hulp enorm ingewikkeld en versnipperd. Er zijn gemiddeld veertien hulpverleners per gezin! Die hulpverleners moeten heel veel administreren en ze doen elkaars werk over. Met de nieuwe Jeugdwet kun je als wethouder en raadslid eindelijk doen wat nodig is: kinderen snel en dichtbij hulp bieden, minder ingewikkeld. De behoeften van het gezin komen centraal te staan. Gezinnen krijgen met één hulpverlener te maken en hulpverleners krijgen meer ruimte om hun werk te doen. Ik geef graag drie tips aan jullie: • Zorg dat kinderen sneller de juiste hulp krijgen. Consultatiebureaus en scholen spelen hierin een belangrijke rol. Zij kunnen ervoor zorgen dat problemen sneller worden gesignaleerd en dat de hulp aan het gezin op tijd in gang wordt gezet, thuis of op school. Door problemen vroegtijdig te kúnnen signaleren (bijscholing vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin) voorkomen we dat problemen escaleren en te zware jeugdzorg nodig is. Juffen en meesters moeten verwaarlozing en andere vormen van kindermishandeling herkennen en weten wat ze kunnen doen en waar de gezinnen hulp kunnen krijgen. Doordat ouders zo goed en vroeg mogelijk worden ondersteund, kunnen uithuisplaatsingen in de meeste gevallen worden voorkomen. Maar als het echt niet anders kan, zie ik liever dat kinderen ín huis geplaatst worden, bij pleeggezinnen en gezinshuizen. Laat bij iedere uithuisplaatsing de schooldirecteur meedenken over de vraag: bij welk gezin in de buurt kan dit kind tijdelijk terecht, zodat het dichtbij vriendjes en de school blijft wonen? Opvang binnen een gezinssituatie - waardoor veilige gehechtheid kan ontstaan - en continuïteit zijn daarbij de toverwoorden. Let op: deze pleeggezinnen verdienen goede ondersteuning! • Geef het gezin weer de regie. Niet langer is het aanbod van jeugdzorginstellingen in hoge mate bepalend voor de diagnose en de bijbehorende hulp, maar staat de hulpvraag van ouders en kinderen centraal. Gezinnen voelen zich hierdoor weer serieus genomen, er komen minder hulpverleners in gezinnen met meerdere problemen en de hulp is minder versnipperd en minder langzaam, waardoor de verleende zorg daadwerkelijk effect heeft op àlle problemen binnen een gezin. Het familiegroepsplan moet daarom het plan worden van het gezin zélf en niet van de professional. Samen met de mensen uit hun netwerk die betrokken of geschrokken zijn, dient een gezin (eventueel met ondersteuning) een familiegroepsplan op te stellen. In dit plan beschrijft het gezin hoe het zijn leven weer op de rails gaat krijgen, eventueel met hulp van anderen. Voor één gezin komt er dus één plan en één regisserende, ondersteunende professional. • Geef de keihard werkende hulpverleners het vertrouwen om te doen wat nodig is. Zij moeten nu nog veel te veel tijd besteden aan afvinklijstjes of het overdoen van andermans werk teneinde alles te kunnen verantwoorden. Ondertussen wachten gezinnen en kinderen op een oplossing. Met wijkbudgetten en budgetcontracten of bestuurlijke aanbesteding waarbij alleen maar moet worden verantwoord op basis van resultaten (outcome), zorg je voor een vermindering van de administratieve lastendruk. De hulpverlener krijgt dan meer tijd voor het gezin en het kind en kan gewoon doen wat nodig is, zonder indicaties en financiële schotten waarbij een ándere hulpverlener voor ándere hulp wordt betaald. De hulpverlener (een regisseur) vanuit het wijkteam moet het mandaat hebben specialistische hulp erbij te halen, in plaats van het gezin door te schuiven. Hulpverleners moeten bijscholing krijgen om te kunnen werken vanuit wijkteams met verschillende disciplines. Ze moeten het sociale netwerk inzetten en vanuit eigen kracht gezinsgericht en integraal werken, dat wil zeggen zich bezig houden met alle leefgebieden waar problemen zijn (inkomen, schuldhulpverlening, re-integratie/dagbesteding, huisvesting, gezondheid en opvoeding). Hierdoor krijgen kinderen en hun gezinnen snel en minder ingewikkeld de hulp die ze nodig hebben. Veel gemeenten zijn op volle kracht bezig zich voor te bereiden op de nieuwe Jeugdwet, en er gaat een groot leer- en voorbeeldeffect uit van gemeenten die hiermee al heel ver zijn. Zoek elkaar op als raadsleden in de regio en neem hierin het voortouw! Jullie zijn aan zet en ik ben graag bereikbaar om mee te denken! LOKAAL BESTUUR / JULI/AUGUSTUS 2014 7 SOCIAAL ONDERNEMEN WERKT OOK BIJ DE GEMEE Foto De Ziep De catering is bij deze groep in goede handen. Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn. Een bedrijfsmodel waarbij niet winst, maar het algemeen belang het belangrijkste uitgangspunt is. Toch bestaat er zo’n model: social enterprises, oftewel sociaal ondernemen. Wat is het? Werkt het? En waarom zouden gemeenten er iets mee moeten? Montferland, een gemeente in Gelderland met 35.000 inwoners, geeft het goede voorbeeld met een cateringproject in het restaurant van het gemeentehuis. In Montferland werkt de gemeente succesvol samen met De Ziep, een school voor speciaal voortgezet onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen, en Zozijn, een zorginstelling die dagbesteding biedt aan mensen met een beperking. Wethouder Ingrid Wolsing stond aan de wieg van het project. Hoe kwam zij op het spoor van social enterprises? ‘Niet. Dat is in elk geval niet onze aanvliegroute geweest. Wij kwamen er pas later achter dat waar wij mee bezig zijn onder die noemer valt. Ons eerste uitgangspunt was dat wij als gemeente vinden dat je een verantwoordelijkheid hebt om kwetsbare jongeren met JURJEN SIETSEMA FREELANCE JOURNALIST 8 een grote afstand tot de arbeidsmarkt, een plek te geven. Ik had al regelmatig contact met De Ziep en Zozijn. Van De Ziep wist ik dat ze voortdurend op zoek zijn naar goede werk- en stageplekken voor hun leerlingen.’ ‘Binnenkort openen we in Didam ons nieuwe gemeentehuis en ik dacht, het zou toch geweldig zijn als leerlingen van De Ziep bij ons de catering konden verzorgen. Dat deden ze al in de eigen school. We gingen daar als college wel eens eten of hielden daar een vergadering. Geleidelijk ontstond zo het idee om de leerlingen de catering in het gemeentehuis te laten verzorgen. Toen in het gemeentehuis een aantal mensen met pensioen ging, ontstond er ruimte om over een andere invulling van de catering na te denken. De eerste gedachte was om een externe cateraar in te huren. Toen heb ik voorgesteld om De Ziep in te schakelen en zo is het balletje gaan rollen.’ Vaardigheden gebruiken ‘Doen’, was de reactie van ­Margot Kleinpenning, directeur van De Ziep, toen ze het voorstel hoorde. ‘Ik zag meteen voordelen voor onze leerlingen. Het zijn jongeren met een verstandelijke beperking in de leeftijd van 12 tot 20 jaar. Door de lunches en diners die we op school organiseerden, leerden ze al vaardigheden als uitserveren en bedienen. Die vaardigheden kunnen ze nu gebruiken en verder uitbouwen in een echte werksituatie in de maatschappij.’ Zowel voor De Ziep als voor de gemeente was het project nieuw. Wethouder Wolsing: ‘We hadden aan het begin een mooi idee, maar wisten nog niet hoe we het moesten organiseren. Dat hebben we gaandeweg met elkaar ontdekt.’ Voor Margot Kleinpenning en haar mensen betekende het een fikse uitbreiding van het aantal uren dat de leerlingen actief zouden zijn. ‘Je moet ineens 52 weken per jaar aan de slag. Dat vraagt een flinke investering omdat onze leerlingen begeleiding nodig hebben en die moet Als gemeente moet je kwetsbare jongeren met een beperking een handje helpen worden betaald. We hadden al een kok in dienst genomen om onze leerlingen bepaalde vaardigheden te leren, maar daarnaast hebben ze vanwege verstandelijke beperking ook nog andere begeleiding nodig. Daarvoor moeten de begeleiders meer uren aanwezig zijn. Als school moet je bereid zijn om daarin te investeren, want we krijgen geen subsidie voor dit project.’ Gezamenlijk risico’s dragen De gemeente mag dan geen subsidie verstrekken, ze investeert wel een relatief klein bedrag in het project, 70.000 euro om precies te zijn. Ingrid Wolsing: ‘We hebben ervoor gekozen om de prijzen in ons bedrijfsrestaurant laag te houden. Als je commerciële prijzen vraagt, zou het ons niets kosten. Dat wilden we niet.’ Zowel Ingrid Wolsing als Margot Kleinpenning hebben het gevoel dat ze aan het pionieren zijn in Didam. Margot: ‘We hebben veel met mensen van de gemeente gepraat en gekeken hoe we dit project passend konden maken. Toen kwam ik op het idee om Zozijn erbij te vragen. Zij zijn ook bijzonder ondernemend en staan midden in de maatschappij. Zij zouden dan kunnen bijspringen in de weken dat onze leerlingen vakantie hebben. Inmiddels werken onze leerlingen en de mensen van Zozijn samen in het bedrijfsrestaurant in het gemeentehuis. De begeleiding wisselt.’ Hulp gekregen Bij het opzetten van het project zijn De Ziep en de gemeente Montferland niet over één nacht ijs gegaan. Margot: ‘We hebben hulp gekregen van Caroline van der Sluis van het bedrijf Versbloed. Dat was nodig, want je stapt tenslotte in iets totaal nieuws. Caroline heeft het bedrijfsplan helpen schrijven, er een begroting onder gelegd, alle partijen driekwart jaar lang bij de praktische zaken begeleid en de voortgang van het project gecoördineerd.’ Ingrid: ‘We hebben samen een aantal afspraken vastgelegd en ervoor gekozen om het werk voorzichtig op- en uit te bouwen. De avondcatering in het gemeentehuis doen we daarom bijvoorbeeld nog niet, maar de leerlingen worden wel ingezet op Koningsdag en bij de lintjesregen en straks bij de opening van het nieuwe gemeentehuis. En dat doen ze echt goed. Ze verzorgen nu vier dagen per week de lunch in het bedrijfsrestaurant van het gemeentehuis. Dat bouwen we voorzichtig verder uit.’ ENTE Foto De Ziep Burgemeester Lepping van Montferland krijgt deskundige uitleg over de keuken. Bredere belangstelling Het project van de gemeente Montferland, De Ziep en Zozijn kan inmiddels rekenen op nieuwe belangstelling. Ingrid: ‘Tegenover het gemeentehuis staat een groot bedrijf dat lucht kreeg van hoe wij de catering hadden georganiseerd. Zij zeiden dat ook te willen’. Margot: ‘We zijn in gesprek, maar we hebben wel gezegd dat we ons eerst willen focussen op het draaiend houden van wat er nu is. Na de zomervakantie gaan we het echt oppakken omdat we dit natuurlijk wel graag willen. Wie weet rolt er een stageplek uit bij dat bedrijf.’ Ondanks het enorme enthousiasme bij de leerlingen en de betrokken instellingen, tekent Ingrid Wolsing aan dat alles staat en valt met de mensen met wie je te maken hebt. ‘Alle betrokkenen moeten er wel vol voor gaan om er een succes van te maken. Het was voor alle partijen een sprong in het diepe. Het was een heel intensief traject en toch hebben we nu, na twee maanden, nog niets kunnen ontdekken waarvan we zeggen dat we het niet hadden moeten doen. De jongeren vinden het geweldig en in het gemeentehuis wordt meer gebruik gemaakt van het bedrijfsrestaurant dan daarvoor.’ Professioneel werk Hebben de jongeren er zelf ook iets aan? Margot: ‘Ze werken nu op vrijwillige basis maar het is denkbaar dat als ze voldoende capaciteiten hebben, ze doorstromen naar een vorm van betaald werk.’ Margot: ‘Dat kan bijvoorbeeld zijn als snijder of als afwasser in de horeca of misschien zelfs in de bediening. Ze kunnen de vaardigheden die ze nu opdoen bij het koken, snijden, het bereiden van lunches, het uitserveren en de bediening straks in een werksituatie in de maatschappij verder uitbouwen.’ Ingrid: ‘We zijn erg blij met de deelnemers aan dit project. Ze leveren kwaliteit en doen niet onder voor een professionele cateraar. Bovendien is het prachtig om te zien hoe enthousiast ze zelf zijn.’ Voor de gemeente Montferland, De Ziep en Zozijn is de eerste Leerlingen verzorgen de catering op het gemeentehuis, en dat is een groot succes slag geslaagd. Ingrid Wolsing: ‘We willen graag vertellen hoe we dit hebben gedaan en hoe ook andere gemeenten er iets aan kunnen hebben. Andere gemeenten zijn daarom van harte welkom om eens bij ons te komen kijken.’ WAT ZIJN SOCIAL ENTERPRISES? Sociaal ondernemen bestaat al wat langer dan vandaag. Vaak in combinatie met door de (lokale) overheid gesubsidieerde arbeidsreintegratieprojecten. Wat er nieuw is aan dit model, is dat de onderneming zelfvoorzienend is en daardoor in principe niet afhankelijk is van subsidies. In Europa is het fenomeen social enterprises inmiddels breed geaccepteerd. Nederland is er relatief laat bij en is bezig met een inhaalslag. De sector is echter nog steeds kleiner dan de overheid wenselijk vindt. Daarom zijn PvdA en VVD begin dit jaar begonnen met een stimuleringscampagne. De Europese Unie heeft zelfs een definitie voor social enterprises opgesteld. Volgens het speciaal hiervoor opgerichte platform Social Enterprises NL heeft een social enterprise primair een maatschappelijke missie en realiseert ze die als zelfstandige onderneming die een dienst of product levert. De social enterprise is financieel zelfvoorzienend, dus niet of slechts zeer beperkt afhankelijk van giften of subsidies. En ze is sociaal, dat wil zeggen: het bedrijf is transparant, winst mag maar de vergoeding voor de aandeelhouders moet wel redelijk zijn, bestuur en beleid moeten zijn gebaseerd op evenwichtige zeggenschap van alle betrokkenen en het bedrijf moet een fair beleid voeren en zich bewust zijn van zijn ecologische voetafdruk. Aanpassing regelgeving Er is er een verschil tussen social enterprises en ondernemingen die participeren in (vaak zwaar gesubsidieerde) arbeidstoeleidingsprojecten, waarvan het meer dan eens de vraag is of ze voldoende effect hebben. Social enterprises nemen een positie in tussen de overheid, commerciële bedrijven en charitatieve instellingen. Het zal voor gemeenten misschien even wennen worden om op deze manier naar ondernemen te kijken, denkt Social Enterprises NL. De vanzelfsprekendheid van aanbesteden en subsidie verstrekken vervalt bij deze vorm van sociaal ondernemen. Dat brengt uitdagingen met zich mee, maar kan gemeenten en social enterprises een hoop opleveren. Wel moet de wet- en regelgeving worden aangepast. Zo moeten er speciale regels voor aanbesteding komen. Volgens Social Enterprises NL doet Nederland hierin nog te weinig. Kapitaal aantrekken is voor social enterprises ook geen eenvoudige zaak omdat deze ondernemingen een maatschappelijke doelstelling hebben. Daarom zoekt de sector naar financiers die bereid zijn om de maatschappelijke meerwaarde mee te wegen in investeringsbeslissingen. Als het gaat om kennis, kunde en talent, heeft Nederland ook nog een behoorlijke inhaalslag te maken. Om talent in aanraking te brengen met sociaal ondernemen, is het nodig om nieuwe opleidingen en specialisaties te ontwikkelen voor het hoger onderwijs. Bestaande opleidingen zouden nu al meer aandacht moeten besteden aan sociaal ondernemen. REMMERT VAN HAAFTEN VERLAAT CLB Velen van jullie kennen Remmert van Haaften van onze netwerk­ bijeenkomsten. Op 1 juli a.s. vertrekt hij bij het Centrum voor Lokaal Bestuur. ‘Twee jaar en twee maanden geleden begon ik als medewerker netwerken bij het CLB’, zegt Remmert in een terugblik. ‘Een functienaam die eerst nog wat abstract klonk, werd als snel concreet. Want als bestuurdersvereniging is het CLB bij uitstek een netwerkorganisatie. Het organiseren van de ontmoeting tussen onze leden - PvdA-politici in gemeenten, provincies en waterschappen - was dan ook mijn voornaamste taak. Het heeft me de veelkleurigheid van onze partij laten zien en me geleerd dat onze mensen echt het verschil kunnen maken. Van het activistische raadslid dat knokt voor het armoedebeleid tot en met de gedeputeerde die onderhandelt over windmolens – ieder vanuit zijn of haar eigen rol bezig met het verwezenlijken van onze idealen. Nu ga ik stoppen bij het CLB, het is tijd voor een nieuwe uitdaging. Waar dit me gaat brengen weet ik nog niet, maar we gaan elkaar vast weer tegenkomen. Voor nu bedankt voor jullie inspiratie en de prettige samenwerking!’ Remmert was voor ons als CLB'ers een plezierige en betrokken collega. Wij wensen hem veel succes, in en buiten de politiek! Remmert blijft overigens werkzaam als medewerker communicatie voor de PvdA in Brabant. LOKAAL BESTUUR / JULI/AUGUSTUS 2014 9 INTUSSEN OP stelling Verzameld door Leonie Wildeman OUD-FRACTIELEDEN Elke maand legt Lokaal Bestuur een stelling of dilemma aan je voor. Vorige keer was dat: De nieuwe fractie moet ook de vertrokken fractieleden bij overleg betrekken. We kregen de volgende reacties: Trees van der Paard, fractievoorzitter in Den Helder In de regel is het een goed uitgangspunt vertrokken fractieleden bij het overleg met de nieuwe fractie te betrekken. Van belang is echter of het gaat om continuïteit, of om breken met het verleden. Den Helder heeft sinds jaar en dag een ruzie-cultuur; de PvdA heeft zich daarbij niet onbetuigd gelaten. De nieuwe fractie wil constructief samenwerken met alle andere fracties, of zij nu de coalitie steunen, of tot de oppositie behoren. De nieuwe PvdA-fractie in Den Helder heeft een evenwichtig verkiezingsprogramma en wil als eenheid opereren. Geen egotripperij. Met andere woorden, een streep onder het verleden. Dan lijkt het beter voor personele vernieuwing te kiezen, ook in de raadscommissie. Het zal duidelijk zijn dat adviezen van vertrokken fractieleden meer dan welkom zijn. Albert Nuss, fractievoorzitter in Maastricht Onze fractie heeft de twee vertrokken raadsleden gevraagd mee te blijven doen. Geen kwestie van moeten maar een kwestie van uitnodigen. Wij hebben de vertrokken leden gevraagd in elk geval tot aan de zomervakantie aan te sluiten, ook als burger niet-raadslid. Zo kunnen we ervaring delen en overdragen. Zij hebben beiden positief gereageerd. Het gaat goed en voelt goed. Daarna zien we verder, hebben we afgesproken. De keuze ligt ook dàn bij hen. Marga Jonkman, fractievoorzitter in Apeldoorn In onze fractie zijn drie zeer ervaren raadsleden vertrokken. Hiervan was er één oud- fractievoorzitter en één oud-wethouder. Zij waren zeer goed ingewerkt in onderwerpen als sport, werk & inkomen en veiligheidsdossiers. Toch zijn ze niet meer betrokken bij formeel overleg, ook niet als deze onderwerpen weer aan de orde komen. Dat komt omdat de feiten in een paar maanden tijd toch weer veranderen en zij krijgen dat alleen vanaf de zijlijn mee. Weg is weg, zo gaat dat nu eenmaal. Wat wel verstandig is, en dat adviseer ik als fractievoorzitter regelmatig, is om ze bij specifieke onderwerpen even op te bellen en navraag te doen. Het gaat dan om dingen waar juist zij altijd erg uitgesproken over waren. Wel betrek ik oud-raadsleden graag bij ledenvergaderingen en informele momenten. Tot slot hebben wij het geluk dat er minstens twee fractieleden en een wethouder vele jaren ervaring hebben, én een goed geheugen. Informatie gaat zodoende niet zomaar verloren. Samen met vers bloed lijkt me dat een uitstekende combinatie. Volgende maand dit dilemma: Jullie fractie is door de gemeenteraadsverkiezingen gehalveerd. Een groot deel van de PvdA-achterban lijkt te zijn meegegaan met één van je oudfractiegenoten, die zich uit onvrede over zijn plek op de lijst een paar maanden voor de verkiezingen heeft aangesloten bij een lokale partij. Je weet dat deze oud-fractiegenoot nog geen jaar geleden in een besloten en vertrouwelijke PvdA-fractievergadering de mensen met wie hij nu samenwerkt met de grond gelijk heeft gemaakt. Ga je na de overstap van je fractiegenoot wat doen met deze informatie? Mail je reactie (max 150 woorden) en foto naar [email protected] DE 250STE LOKAAL BESTUUR VAN JAN Voor Jan de Roos is dit niet zomaar een nummer. Het is de 250ste editie die hij als eindredacteur heeft gemaakt. Jan trad op 1 juli 1990 in dienst bij het Centrum voor Lokaal Bestuur. Hij doet het werk dus al 24 jaar. ‘En nog altijd met heel veel plezier.’ Voor hij bij het CLB kwam, was Jan redacteur bij het Haarlems Dagblad. Toen hij eindredacteur van Lokaal Bestuur werd, verscheen het blad nog in zwart-wit op A4-formaat. Kort na de eeuwwisseling werd het full colour en in 2006 werd overgestapt op het huidige A3. Deadlines zijn heilig voor Jan. ‘In al die jaren is Lokaal Bestuur niet één keer te laat verschenen, zelfs niet toen ik in januari 1995 in verband met een dreigende dijkdoorbraak een week mijn huis moest verlaten. Ook toen is het me, met kunst- en vliegwerk, gelukt. Het is altijd een fijn gevoel als het blad weer naar de drukker is. Volgens mijn 10 c­ ollega’s ben ik dan een beetje uitgelaten. Kan best kloppen.’ ‘Je hebt met heel veel mensen contact, dat maakt het interessant. Je bent ook van veel mensen afhankelijk. Zonder medewerking van onze vertegenwoordigers in de gemeenten, provincies en waterschappen zou het niet lukken. En we hebben een enthousiaste redactie, een zeer professionele vormgever (Jos Koene), een prima redactiesecretariaat/correctie (Leonie Wildeman), enkele ervaren freelancers en, last but not least, onze maandelijkse columnist Jacqueline Kalk en onze trouwe Haagse medewerker Ton Langenhuyzen. Prachtig toch? Ik vind dat we een professioneel product maken. Daarom word ik altijd een beetje chagrijnig als iemand het over ‘het CLB-krantje’ heeft.’ ‘Lokaal Bestuur wordt door de lezers zeer gewaardeerd, blijkt uit onderzoek. Alsof je thuis komt, zei laatst iemand. Het blad bestaat al heel lang. Het is in 1907 opgericht door twee sociaaldemocraten van naam: Floor Wibaut en zijn vriend Pieter ­Lodewijk Tak. Toen heette het nog De Gemeente, in de jaren zeventig van de vorige eeuw is dat veranderd in Lokaal Bestuur. We bekijken nu of het blad deels ­digitaal kan gaan verschijnen. We moeten wel, want de inkomsten van het CLB zijn fors gedaald sinds de raadsverkiezingen. Bovendien neemt het aantal abonnees dat graag een digitale versie ontvangt toe. Digitalisering heeft de toekomst, maar het betekent niet het einde van de gedrukte versie.’ ‘Volgend jaar word ik 65 en ga ik met pensioen. Ik zal proberen de overdracht zo goed mogelijk te laten verlopen. Sinds een paar jaar maak ik de interviewserie ‘Oude Glorie, Jong Talent’ op de achterpagina. Of het nu iemand van 18 jaar of iemand van 96 betreft, het is elke keer weer ontzettend leuk en interessant om te doen. Ook daar wil ik nog graag een jaartje mee door blijven gaan.’ boekbespreking uit de kamer AUKELIEN JELLEMA LID REDACTIE LOKAAL BESTUUR FATSOENLIJK LAND Toen voormalig partijvoorzitter Ruud Koole zo’n tien jaar geleden in de partijbeginselen het woord fatsoenlijk gebruikte, viel onze halve partij over hem heen; wat een oerconservatief CDA-woord! Terwijl Koole er vooral mee wilde uitdrukken dat in een fatsoenlijke samenleving iedereen voldoende middelen heeft om te participeren. De schrijvers van het boekje Blijven we een fatsoenlijk land? Gemeenten en de verzorgingsstaat hebben een decennium later klaarblijkelijk de schouders opgehaald over zoveel polemiek en bedacht dat in deze tijden van werkloosheid, voedselbanken en inkomensongelijkheid, iedereen haarfijn aanvoelt wat er met een fatsoenlijke samenleving wordt bedoeld. Als je dan tóch over een woord wilt vallen, dan kan er vandaag de dag volop gestruikeld worden over het begrip participatie. Beleidsmakers breken zich collectief het hoofd over de vraag hoe zij - als de decentralisaties straks een feit zijn - de burger zoveel mogelijk kunnen uitdagen om ‘mee te doen’. Het boekje Hoe blijven we een fatsoenlijk land is door onze onvolprezen partijgenoot Maarten van Rossem van een inleiding voorzien. Hij sombert er zes pagina’s Rossemiaans op los, vindt dat de verantwoordelijken voor de Wmo van destijds zich voor eeuwig mogen gaan schamen en beschouwt de retoriek van zelfredzaamheid, een hot item in de decentralisaties, als veel te optimistisch. Na dit ten geleide ben je als lezer benieuwd of Van Rossems verwachtingen - die net zo zwart zijn als zijn coltrui - door de auteurs van het boekje worden bevestigd dan wel weerlegd. Allemaal zoekende Coauteur Nicole Teeuwen, tot enkele maanden geleden PvdA-wethouder in de gemeente Houten, blikt in een van de eerste hoofdstukken terug op de invoering van de door Van Rossem zo verguisde Wmo. Een wet die in 2007 aan de gemeenten werd overgedragen. Toen was geldgebrek eigenlijk nog nauwelijks een issue. Maar door de klassieke procedures pakten de aanbestedingen voor de huishoudelijke zorg in veel gemeenten desastreus uit. Zorgaanbieders boden onder de kostprijs en tekenden daarmee op termijn hun eigen doodvonnis. Achteraf, zo stelt Teeuwen, waren we allemaal zoekende. Zij waarschuwt er vervolgens voor dat gemeenten bij de invoering van de decentralisaties niet dezelfde fouten maken als destijds bij de Wmo. Die fouten liggen dan voornamelijk op het gebied van het niet voldoende geïnformeerd zijn van de gemeenten, te weinig kennis hebben van de sector en de verstikkende, procedurele aanpak in de aanbestedingen, terwijl ruimte geven voor innovatie en experimenten juist zo nodig is. Gemeenten moeten aan het roer gaan staan en bij de decentralisaties blijk gaan geven van - zoals de auteurs het noemen - goed strategisch opdrachtgeverschap. Samendoen is daarbij het sleutelwoord. Maar daarin schuilt ook de crux; gemeenten zijn traditioneel nogal van het bedisselende soort. Loslaten doen ze vaak net zo moeizaam als een hond die zijn kluif moet afstaan. Maar als het kwartje eenmaal is gevallen, zo voorspellen de schrijvers, dan worden de juiste sleutels gaandeweg gevonden, wordt de gemeente een meewerkend voorman en het vertrouwen van de burger zienderogen gewonnen. Appeltje eitje? Helaas niet. De voorspelling is dat het hele proces van transformatie zeker een generatie zal duren. Nu wilt u, als beleidsmaker, college- of raadslid natuurlijk snel en voortvarend dóórpakken met de decentralisaties. Dat mag, maar pak er tussen de bedrijven door tóch maar dit boekje bij. Als diepte-investering. En heeft u - gezien de oplopende tijdsdruk tot aan 1 januari - ècht geen tijd om het nu te lezen, doe dat dan over een jaar of vijf. Altijd aardig om te bezien of er achteraf een voorspellende waarde aan toe te dichten valt. En natuurlijk om te ontdekken of Van Rossem (on)gelijk heeft gekregen. Foto Jan de Roos TON LANGENHUYZEN BELEIDSMEDEWERKER TWEEDE KAMERFRACTIE TEL. 070-3182792, [email protected] ALCOHOL, MINDERJARIG, CAMPINGS Z oals bekend mogen jongeren beneden de achttien jaar sinds dit jaar geen alcohol meer drinken in de publieke ruimte. Uit diverse berichten blijkt echter dat er campinghouders zijn die menen dat jongeren op hun campingterrein wel drank mogen gebruiken. Uit de antwoorden die staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gaf op de schriftelijke vragen van Marith Rebel blijkt dat de campinghouders op het verkeerde spoor zitten. Het verbod op het in bezit hebben voor alcohol door minderjarigen in de publieke ruimte heeft wel degelijk ook betrekking op kampeerterreinen, zelfs al zijn die alleen tegen betaling of op bepaalde tijdstippen of voor een beperkt publiek toegankelijk. En het begrip ‘kampeerterrein’ moet ruim worden opgevat. Daaronder valt alles met uitzondering van de besloten ruimte binnen de tent en de aangehechte luifel. Verder mogen toezichthouders ook op campings controleren. De staatssecretaris gaat binnenkort in gesprek met de burgemeester van Terschelling. In die gemeente liggen drie van de acht ‘jongerencampings’ die de grootste groep jongeren trekt. Daarbij zal ook het Openbaar Ministerie aanwezig zijn. Daar zal besproken worden hoe de burgemeester het toezicht op naleving van de leeftijdsgrenzen kan verstevigen. OMGEVINGSWET I n 2010 werd de Crisis- en herstelwet van kracht. Daarmee werd het mogelijk om door middel van kortere procedures en minder vergunningen bepaalde bouw- en infrastructurele werken sneller te kunnen verwezenlijken. Hoewel het aanvankelijk om een tijdelijke wet ging, werd die verlengd toen bleek dat de wet inderdaad voor een impuls voor de bouwsector zorgde. Inmiddels is de wet permanent gemaakt. De PvdA-fractie, bij monde van Albert de Vries, zag de voordelen daarvan in, ook omdat die wet binnen enkele jaren op zal gaan in een nieuwe integrale Omgevingswet. Vooruitlopend op die nieuwe wet, worden er nu al enkele maatregelen aangekondigd die moeten bijdragen aan het oplossen van enkele knelpunten in het omgevingsrecht. Zo wordt het eenvoudiger om leegstaande (kantoor) gebouwen een andere functie te geven. Nu mag er slechts voor vijf jaar een ontheffing worden verleend voor een van het bestemmingsplan afwijkend gebruik van een pand, volgens het voorstel wordt dat vijftien jaar. De Vries is van mening dat dan wel de bouwtechnische kwaliteit van dergelijke panden gegarandeerd moet blijven. Hij wil dat het Bouwbesluit daarop wordt aangepast. Daarnaast wordt de mogelijkheid gecreëerd om meer vergunningvrij bouwen mogelijk te maken. Nu staan gemeentelijke bestemmingsplannen en welstandsbeleid soms in de weg van veel voorkomende bouwwerkzaamheden, zoals overkappingen, dakkapellen en aan- en uitbouwen bij woningen en andere hoofdgebouwen. Daarom komen er landelijke regels die het mogelijk maken om in meer gevallen in de achtertuin vergunningvrij te bouwen. Zo wordt onder andere de grens voor een vergunningvrije aanbouw verruimd van 2,5 naar 4 meter. BIBLIOTHEEKWET O nlangs werd een wetsvoorstel behandeld dat dient om ook de regelgeving rondom het bibliotheekstelsel up-to-date te maken. Door de opkomst van e-books wordt er op een andere manier naar bibliotheken gekeken. Bibliotheken zijn allang geen plekken meer waar alleen maar boeken uitgeleend worden, maar plekken om wegwijs te worden in het informatieaanbod, geprikkeld te worden om na te denken en in aanraking te komen met cultuur. De wet moet daaraan worden aangepast. Jacques Monasch doet daarbij aanvullende voorstellen. Zo wil hij dat het lidmaatschap van de bibliotheek altijd via een lokale bibliotheek moet blijven verlopen. Het wetsvoorstel laat nu nog de mogelijkheid open om alleen lid te worden van de digitale bibliotheek. Monasch vreest dat hierdoor de positie van de lokale bibliotheek uitgehold kan raken. Daarom zou het lidmaatschap van de bibliotheek zowel de digitale als de lokale bibliotheek moeten omvatten. Dat neemt niet weg dat het digitale lezen de toekomst heeft. Het is van groot belang dat juist ook voor de nieuwe manier van lezen via e-books, geen drempels opgeworpen worden. Monasch wil daarom dat het wettelijk wordt verankerd dat e-books die van belang zijn voor jongeren, gratis te leen zijn. Vanwege regelgeving rondom auteursrechten is het nu niet mogelijk om dit voor alle boeken te doen. De minister is gevraagd om voor de langere termijn het mogelijk te maken dat alle e-books - net zoals gedrukte boeken - uitleenbaar worden. Auteurs: Nicole Teeuwen, Mary van den Wijngaart en Hans Moors, 148 blz., € 19,95. Uitg. Boom-Lemma. ISBN 978-94-6236-401-1 LOKAAL BESTUUR / JULI/AUGUSTUS 2014 11 de achterkant < Oude Glorie Jong Talent > GILLES BORRIE (88) Ooit wandelde hij in het Amsterdamse Vondelpark met ‘tante Jet’, de socialistische dichteres en politica Henriëtte Roland Holst. Prominente PvdApolitici als Willem Drees, Sicco Mansholt en Joop den Uyl heeft hij goed gekend. En CDA-politicus Dries van Agt en wielrenner Wim Breukink, de vader van Eric, waren zijn fietsvrienden. Maar zijn racefiets heeft Gilles Borrie, oud-burgemeester van Eindhoven, weggedaan. ‘Daar kan ik op mijn leeftijd niks meer mee. Het lopen gaat ook niet meer zo goed, sinds ik gevallen ben en een nieuwe heup heb.’ Maar hij is een tevreden man, die kan terugkijken op een mooie en lange loopbaan in het openbaar bestuur. Samen met zijn vrouw Hetty, een voormalige onderwijzeres, woont Gilles Borrie in de Karpen, een villawijk aan de rand van Eindhoven. Bij binnenkomst valt meteen de grote boekenkast in de hal op. Ook op zijn werkkamer wemelt het van de boeken. Veel daarvan gaat over literatuur en geschiedenis. Borrie is een groot bewonderaar van Frederik van Eeden en Herman Gorter. Zelf heeft hij ook een flink aantal publicaties op zijn naam staan. Zo beschreef hij de levens van grootheden uit de socialistische gemeentepolitiek, zoals de Amsterdamse wethouders Floor Wibaut en Monne de Miranda en de journalist en politicus Pieter Lodewijk Tak, Wibauts beste vriend. Gesprekken met voormalige PvdA-bestuurders uit gemeente en provincie over toen en nu, en met jonge PvdA’ers over politiek en toekomst. TEKST EN FOTO: JAN DE ROOS wiens gedichten zij met haar bevende stem uit het hoofd citeerde. Dat heeft me zeer ontroerd.’ Joop den Uyl Nadat hij zijn studie heeft voltooid, werkt Borrie korte tijd op de gemeentesecretarie van Ridderkerk en enkele jaren als ‘commies-redacteur’ bij het Instituut voor Bestuurswetenschappen in Den Haag, dat aan de VNG is gelieerd. In 1955 wordt hij wetenschappelijk medewerker van de Wiardi Beckman Stichting, waar Joop den Uyl de scepter zwaait. ‘Het werk bij de WBS was destijds in secties verdeeld, waarbij ik verantwoordelijk was voor gemeentepolitiek, volkshuisvesting, agrarische zaken en middenstandszaken. Ook deed ik de redactie van De Gemeente, de voorloper van Lokaal Bestuur. Voor Den Uyl heb ik altijd grote bewondering gehad. Hij was de primus inter pares. Ik zag hem bijna dagelijks. Een man met een enorme werkkracht, een meeslepend politicus met een brede kennis en visie. Zijn sociale kant was minder goed ontwikkeld. Naar je privéleven vroeg hij eigenlijk nooit, en in de vijf jaar dat ik bij de WBS heb gewerkt, zijn we maar één Lokale politiek Borrie maakte al vroeg kennis met de lokale politiek. ‘Mijn vader was een gereedschapsdraaier die zich opwerkte tot kleine zelfstandige. Hij was vrijzinnigdemocraat en nam mij als jongen geregeld mee naar de raadsvergaderingen in Bergen op Zoom, waar we toen woonden. Mijn ouders waren bevriend met Henk Walder, die voor de oorlog de voorzitter van de plaatselijke SDAP-fractie was. Mijn vader was zó met politiek bezig, dat men hem in Bergen het vierentwintigste raadslid noemde. Toen ik eind jaren dertig op de Rijks HBS zat, ging ik zelf vaak op bezoek bij het rode raadslid Johan Schuijl. Hij was de eerste arbeider met wie ik in aanraking kwam. Van hem leende ik de vierdelige Gedenkschriften van Pieter Jelles Troelstra.’ Als student economie aan de Nederlandse Economische Hogeschool in Rotterdam neemt Gilles kort na de oorlog deel aan een Vlamkamp, genoemd naar het links-socialistische blad De Vlam, dat in de oorlog als verzetsblad het licht zag. In 1948 sluit hij zich als 23-jarige aan bij de PvdA - vorig jaar kreeg hij de Willem Drees-penning wegens zijn 65-jarig lidmaatschap - en wordt hij actief in de Nieuwe Koers, de jongerenorganisatie van de partij. Als voorzitter van de Rotterdamse afdeling van de sociaaldemocratische studentenorganisatie Politeia ontmoet hij linkse kopstukken als Willem Schermerhorn, Jacques de Kadt, Koos Vorrink en Willem Banning. ‘De wandeling met Henriëtte Roland Holst in 1949 zal ik nooit vergeten. Het was kort voor haar tachtigste verjaardag. Tom Rot, één van de leiders van de Vlamkampen, ging elke week een paar keer met haar wandelen. Toen ik bij hem logeerde, vroeg hij mij of ik dat een keer van hem wilde overnemen. Tijdens de wandeling in het Vondelpark spraken we over Van Eeden en Gorter, 12 Rheden, 1975: op stap met vrouwelijke politici uit Gelderland. keer samen met de medewerkers uit eten geweest.’ Door zijn contacten met gemeentebestuurders krijgt Borrie belangstelling voor een functie in het openbaar bestuur. Hij wil burgemeester worden. Een goed idee, vindt Joop den Uyl. Huib Franssen, de burgemeesterslobbyist van de PvdA, doet een goed woordje voor hem bij zijn vriend en partijgenoot Jaap Cramer, commissaris van de koningin in Drenthe. In 1960 kan Borrie aan de slag in Sleen, een gemeente van 6.500 inwoners. Daarna zullen nog burgemeestersposten volgen in Tiel, Rheden en Eindhoven. Aan alle vier denkt hij met plezier terug. ‘Het meest toch aan Rheden, een gemeente met veel natuurschoon, waar ik samen met mijn jonge gezin prachtig woonde. Ik had er ook heel goede vrienden, zoals Wim Breukink, de directeur van de Gazelle-fabrieken die mijn fietskameraad werd. In Eindhoven vond ik vooral de internationale contacten (China en Japan) interessant. Toen ik net in Eindhoven zat kwam het bericht dat de Bijenkorf zou worden gesloten. Uiteindelijk is het gelukt die toch voor de stad te behouden.’ Zes jaar geleden schreef Borrie een boek over zijn herinneringen en ontmoetingen. Het valt niet mee om daar iets negatiefs in te ontdekken. Als ik hem vraag of hij dan nooit vervelende dingen heeft meegemaakt als burgemeester, blijft het aanvankelijk stil. Dan noemt hij de problemen rond het regionale woonwagenkamp in Tiel, begin jaren zeventig. ‘Daar was veel criminaliteit. De politie moest er met getrokken pistool de orde handhaven. Dat was wel een moeilijke periode.’ Kameraadschap Terughoudend is Borrie in zijn oordeel over de PvdA nu. ‘Als je geen verantwoordelijkheid meer draagt, is het gemakkelijk praten. Daarom zal ik in het openbaar geen kritiek op de partij uitoefenen. Wat ik wel mis in de partij, is de kameraadschap. Vroeger gingen we echt als vrienden met elkaar om. Ik heb het idee dat die binding er niet meer is. En ik vind het heel treurig als partijgenoten een scheve schaats rijden, de boel financieel bedonderen.’ Van de weinige schrijvende burgemeesters is Borrie met stip de productiefste. Als burgemeester van Sleen werkte hij in zijn ‘Wibaut-kamertje’ op zolder vaak tot in de vroege uurtjes aan zijn eerste biografie, waarop hij in 1968 promoveerde. Het bronnenonderzoek voor het boek deed hij op zaterdag - boterhammen mee - bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam, terwijl zijn vrouw ging winkelen. Zijn favoriete boek? ‘Dat is moeilijk hoor, maar misschien toch dat over De Miranda, die in 1942 is doodgemarteld in kamp Amersfoort. Ik denk nog vaak aan wat hij heeft meegemaakt.’ De stroom publicaties lijkt nu opgedroogd, zijn gezondheid laat het niet meer toe op pad te gaan. ‘Eigenlijk had ik best schrijver kunnen worden’, mijmert Borrie. Als ik zeg dat hij daar aardig in geslaagd is, glimlacht hij tevreden. Dr. Gilles Willem Benjamin Borrie Geboren op 26 september 1925 te Bergen op Zoom Opleiding en studie: Rijks HBS Bergen op Zoom (1938-1944), economie aan de Nederlandse Economische Hogeschool in Rotterdam (1945-1952) Functies: oorlogsvrijwilliger bij de Prinses Irenebrigade (1944-1945), secretarieambtenaar in Ridderkerk (1952-1953), commies-redacteur Instituut voor Bestuurswetenschappen VNG (1953-1955), wetenschappelijk medewerker Wiardi Beckman Stichting en redactiesecretaris De Gemeente (1955-1960), burgemeester van Sleen (1960-1968), Tiel (1968-1973), Rheden (1973-1979) en Eindhoven (1979-1987). Politiek: o.a. lid partijbestuur PvdA (1962-1968), Statenlid Gelderland (1972-1978) Overig: o.a. bestuurslid Orde van Vrijmetselaren (1975-1979) en voorzitter curatorium Anne Frank Stichting (1980-1986). Publicaties: o.a. biografieën van F.M. Wibaut (1968), P.L. Tak (1973/2006), S.R. de Miranda (1993) en M.A. Reinalda (2005), Het leven als een te voltooien bouwwerk (vijf biografieën van vrijmetselaren, 2000), Herinneringen en ontmoetingen (2008)