1 Programmawet wijzigt fiscale regels met betrekking tot eigen woning Het voorontwerp van de programmawet voorziet in een grondige hervorming van de fiscaliteit van het woonkrediet en de hieraan gekoppelde levens- of schuldsaldoverzekeringen. De aangekondigde programmawet schrapt de termen “bijkomende intrestaftrek” en het “bouwsparen”. Ter vervanging hiervan komt de “aftrek enige woning”. Het nieuwe stelsel geldt enkel voor hypothecaire leningen afgesloten vanaf 1 januari 2005, voor het behouden of verwerven van een in België gelegen enige en eigen woning. Voor alle voordien afgesloten leningen blijft het huidig regime gelden. We staan even stil bij de concrete wijzigingen met betrekking tot de fiscale regels rond de eigen woning. De hervorming van de eigen woning is gesteund op twee pijlers. Enerzijds is er de vrijstelling in de personenbelasting van het kadastraal inkomen van de eigen woning. In de toekomst moet deze vrijstelling voor alle eigen woningen gelden. De tweede pijler betreft een vereenvoudiging van de huidige stelsels van aftrek van intresten en van belastingvermindering voor kapitaalsaflossingen en verzekeringspremies die in de regel zal gelden voor hypothecaire leningen die zijn afgesloten vanaf 1 januari 2005. Vrijstelling KI in plaats van woningaftrek In de gevallen dat een belastingplichtige een woning betrekt waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is, dan kan hij genieten van een vermindering van het kadastraal inkomen, de zogenaamde “woningaftrek”. Het KI van die woning wordt dan verminderd met een bedrag van 3.000 EUR (niet geïndexeerd), eventueel verhoogd met 250 EUR (niet geïndexeerd) voor de echtgenoot en voor iedere andere persoon ten laste. Vanaf aanslagjaar 2006 kan de woningaftrek vervangen worden door een vrijstelling in de personenbelasting van het KI van de eigen woning. Het kadastraal inkomen moet dus niet meer in de aangifte worden vermeld. Dit houdt dan ook in dat er geen verrekening van de onroerende voorheffing in de personenbelasting meer mogelijk is. Ten gevolge van de overgangsregeling (zie hieronder) kan het nog wel zijn dat de woningaftrek en de verrekening van de onroerende voorheffing van toepassing blijft en dat het KI nog vermeld zal moeten worden in de aangifte. De vrijstelling in de personenbelasting heeft echter geen invloed op de onroerende voorheffing zelf. Op deze manier wordt vermeden dat de federale regelgeving een invloed heeft op de inkomsten van de gewesten. De vrijstelling van het kadastraal inkomen van de eigen woning wordt ook toegekend wanneer de woning om beroepsredenen of redenen van sociale aard niet persoonlijk door de belastingplichtige kan worden betrokken. De vrijstelling wordt niet toegekend voor het gedeelte van de woning dat wordt gebruikt voor beroepsdoeleinden van de belastingplichtige of van één van de gezinsleden of dat wordt betrokken door personen die geen deel uitmaken van het gezin. Deze nieuwe regeling geldt vanaf aanslagjaar 2006. Maar er is nog een overgangsregeling voorzien voor de eigen woning waarvoor nog “oude leningen” lopen. Met een “oude lening” wordt een lening bedoeld die 2 vóór 1 januari 2005 is afgesloten; of vanaf 1 januari 2005 is gesloten en die ofwel dient ter herfinanciering van de bovenvermelde lening ofwel gesloten is terwijl er nog intresten in mindering van het kadastraal inkomen van de woning worden gebracht voor de bovenvermelde lening of herfinancieringslening. Voor de woningen gefinancieerd met “oude” leningen blijft de huidige regeling inzake woningaftrek en verrekenbare onroerende voorheffing van toepassing. Eenvoudige aftrek enige woning De tweede pijler betreft een drastische vereenvoudiging van de aftrek van intresten en de belastingvermindering voor kapitaalsaflossingen en verzekeringspremies die betrekking hebben tot de enige eigen woning. Zowel de gewone als de bijkomende intrestaftrek voor “nieuwe leningen” (afgesloten vanaf 1 januari 2005) vervallen. Er is ook geen belastingvermindering meer voor het bouwsparen of het lange termijnsparen met betrekking tot de betaalde aflossingen of premies van “nieuwe leningen”. In de plaats daarvan komt een “aftrek voor enige woning” tot beloop van 1.500 EUR (geïndexeerd 1.860 EUR). Dat bedrag kan gedurende de eerste 10 jaar telkens verhoogd worden met 500 EUR (niet-geïndexeerd). Voor grote gezinnen, d.w.z. als de belastingplichtige drie of meer kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat het leningcontract is afgesloten, wordt het bedrag van 500 EUR verhoogd met 50 EUR. De aftrek voor eigen woningen geldt als aan volgende voorwaarden voldaan is : De woning moet de enige woning zijn van de belastingplichtige op 31 december van het jaar waarin het leningscontract is afgesloten. De hypothecaire lening moet afgesloten zijn bij een instelling die in de Europese Economische Ruimte (EER) is gevestigd. De hypothecaire lening moet aangegaan zijn om een in België gelegen woning te verwerven of te behouden. De hypothecaire lening moet een looptijd hebben van ten minste 10 jaar. Het levensverzekeringscontract is aangegaan a) door de belastingplichtige die daarbij enkel zichzelf heeft verzekerd. b) vóór de leeftijd van 65 jaar; contracten die tot na de oorspronkelijk bepaalde termijn worden verlengd, opnieuw van kracht gemaakt, veranderd of verhoogd wanneer de verzekerde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, worden geacht niet vóór die leeftijd te zijn aangegaan. c) Voor een minimumlooptijd van 10 jaar wanneer het in voordelen bij leven voorziet. De voordelen zijn bedongen: a) bij leven, ten gunste van de belastingplichtige vanaf de leeftijd van 65 jaar. b) bij overlijden, ten gunste van de personen die volgens het erfrecht de volle eigendom of het vruchtgebruik van die woning verwerven. Het totaal aftrekbare bedrag mag per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 1.500 EUR (niet geïndexeerd). De woningen waarvan de belastingplichtige ingevolge een erfenis mede-eigenaar, naakte eigenaar of vruchtgebruiker is, worden buiten beschouwing gelaten voor de bepaling “enige woning”. 3 De termen “verwerven” en “behouden” moeten zeer ruim bekeken worden. Met verwerven wordt zowel de aankoop van een woning bedoeld als de nieuwbouw. Behouden betekent dat de lening moet dienen ofwel om de woning in bezit te houden ofwel om de waarde van het onroerend goed te verhogen of op peil te houden door het uitvoeren van verbouwings-, verbeterings-, aanpassings-, moderniserings- of onderhoudswerken. Bij overlijden van de verzekerde moet de begunstigde die persoon zijn die de volle eigendom of het vruchtgebruik van de woning kan bekomen. Op deze manier wordt vermeden dat iemand wordt belast op een onroerend goed dat hij zelf niet verkrijgt, zoals wel eens het geval was in het verleden. Het totale bedrag aan intresten, kapitaalsaflossingen en premies dat in aanmerking komt voor de aftrek enige woning zal per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk maximaal 1.500 EUR bedragen. Dus de aftrek is niet meer afhankelijk van het belastbaar inkomen. Dit bedrag van 1.500 EUR wordt verhoogd met 500 EUR (niet geïndexeerd) gedurende de eerste tien jaar vanaf het belastbaar tijdperk waarin het leningscontract is afgesloten. Voor de bepaling van de enige woning voor de verhoging met 500 EUR wordt gekeken naar de toestand op 31 december van het belastbaar tijdperk. Concreet wil dit zeggen indien de belastingplichtige twee woningen bezit op 31 december van het belastbaar tijdperk, het recht op de verhoging van 500 EUR vervallen. Bovendien is dit verlies op de verhoging van het basisbedrag definitief. Indien de belastingplichtige in een later belastbaar tijdperk terug opnieuw eigenaar is van één enkele woning, dan maakt hij toch geen aanspraak meer op de verhoging aangezien die definitief verloren is. De vermeerdering met 500 EUR kan bovendien ook nog eens verhoogd worden met 50 EUR wanneer de belastingplichtige drie of meer kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat waarin het leningscontract is gesloten. Het bedrag van de verhoging wegens kinderen ten laste is een vast bedrag ongeacht het werkelijk aantal kinderen de belastingplichtige boven het tweede kind ten laste heeft en het geldt voor dezelfde periode gedurende de verhoging van 500 EUR wordt toegepast. Voor de leningen en levensverzekeringen die niet aan de bovenvermelde voorwaarden voldoen, blijft de huidige regeling inzake intrestaftrek en lange termijnsparen gelden. Dit is bijvoorbeeld het geval als er een lening wordt aangegaan voor een ander gebouw dan de eigen woning. Inzake het lange termijnsparen worden er twee wijzigingen doorgevoerd : Lening of verzekering moet afgesloten worden bij een instelling in de Europese Economische Ruimte in plaats van de E.U. De bijdragen en kapitaalsaflossingen die voor de vermindering in aanmerking komen, mogen niet meer bedragen dan het positieve verschil tussen: - 15 % van de eerste schijf van 1.250 EUR van het totale beroepsinkomen en 6 % van het overige, met een maximum van 1.500 EUR - het bedrag van de “aftrek enige woning” Inwerkingtreding De “aftrek enige woning” treedt in werking vanaf aanslagjaar 2006. Verzekeringen en leningen die afgesloten zijn vanaf 1 januari 2005 en die aan de voorwaarden voldoen, de 4 zogenaamde “nieuwe leningen”, komen hiervoor in aanmerking. Voor de eigen woning waarvoor nog “oude leningen” en daarmee verbonden levensverzekeringscontracten lopen, blijft nog de huidige regeling gelden met de gewone en bijkomende intrestaftrek, bouwsparen en lange termijnsparen.