De noodmunten van Antwerpen 1814 Het conflict tussen Napoleon en Engeland Op 26 juni 1794 werden door de Fransen bij de slag van Fleurus bij Charleroi de Zuidelijke Nederlanden veroverd door een leger van 70.000 Fransen die onder bevel van maarschalk Jean-Baptiste Jourdan het Oostenrijks leger van 52.500 man onder bevel van Friedrich Josias von SachsenCoburg-Saalfeld versloegen. Deze overwinning zorgde ervoor dat de volledige geallieerde legermacht zich uit de Oostenrijkse Nederlanden terugtrok, waardoor de Fransen zelf gemakkelijk de Noordelijke Nederlanden konden veroveren In 1792 was Antwerpen veroverd door de Franse revolutionaire legers en even later werd de Schelde weer geopend en werd ze onder Napoleon een oorlogshaven, een "Pistool gericht op Engeland". In 1800 werd professor Gaspard Mongé naar Antwerpen gestuurd die er in 1802 in opdracht van Napoleon, een zeevaartschool oprichtte. Deze Franse machtsontplooiing was een doorn in het oog van de Engelsen die onder bevel van admiraal Nelson de vloot van Napoleon twee belangrijke nederlagen Gaspard Mongé toebracht. De Slag van de Nijl (1 augustus 1798, 14 Thermidor jaar VI), ook wel de Slag bij Aboekir genoemd, was een belangrijke overwinning van de Britse vloot Admiral Horatio Nelson onder leiding van Horatio Nelson die de Franse vloot onder admiraal François Paul de Brueys d'Aigalliers vernietigde en in 1805 versloeg hij Napoleon bij Trafalgar (Spanje) waarbij nagenoeg de volledige Franse vloot werd vernietigd of in beslag werd genomen. Napoleon op bezoek in Antwerpen Toen Napoleon op 19 juli 1803 een bezoek bracht aan Antwerpen zei hij kort en bondig aan het ontvangstcomité: “Ik heb uw stad doorlopen, ze vertoont enkel verval en puinen, ze gelijkt nauwelijks op een Europese stad, ik dacht vanmorgen dat ik in een stad van Afrika was. Alles moet hier gemaakt worden, haven, kade, dok, aanlegplaats. Hij nam helemaal geen vrede met de aanlegplaatsen Napoleon en de schemerige vlieten. Zijn oorlogsvloot moest in rustige wateren voor anker kunnen gaan. Tweeduizend grondwerkers groeven daarom van 1806 tot 1811 de eerste kunstmatige havens “de bassins”. De eerste van een lange rij die in de volgende 200 jaar zouden gebouwd worden. Het kreeg dan ook de naam “Napoleondok”. De Schelde in Antwerpen Het beleg van Antwerpen in 1814 Begin 1814 vielen de Engelsen, Pruisen, Russen en Zweden Frankrijk binnen. In januari werd reeds Brussel bevrijd door de Pruisen en de Russen. De Engelsen, onder leiding van generaal sir Thomas Graham, wilden natuurlijk Antwerpen innemen en de Franse oorlogsvloot uitschakelen. Maar Napoleon had op 2 februari de Franse generaal Lazare Carnot in het geheim naar Antwerpen gestuurd. Deze man was reeds een levende legende, want tijdens de Franse Revolutie had hij 14 legers met meer dan een miljoen man op de been gebracht, een verbluffend groot leger voor die tijd wat hem de eretitel opleverde van “l’Organisateur de la Victoire”. In Antwerpen monterde hij de troepen op, hij bezocht de hospitalen, Lazare Carnot organiseerde de bevoorrading en liet de oorlogsschepen in de dokken met planken afdekken en vochtig houden. De beschieting leverde bijgevolg weinig schade op. Mede doordat Antwerpen nog steeds zijn Spaanse omwalling had (ter hoogte van de huidige leien) bleek het een oninneembare vesting. De geallieerden realiseerden zich dan ook snel dat er geen beginnen aan was en besloten Antwerpen links te laten liggen en verder op te rukken naar Parijs. Op 31 maart capituleerde Parijs en op 6 april deed Napoleon te Fontainebleau troonsafstand. Lazare Carnot kreeg het bevel om Antwerpen over te leveren maar deze wilde een dergelijke vernederende behandeling zelf niet meemaken en verliet de stad op 3 mei en liet de overlevering over aan een andere officier die daarvoor speciaal naar Antwerpen was gestuurd. Op 5 mei kon de Engelse generaal Thomas Graham, samen met de Pruisen, dan eindelijk Antwerpen bezetten, en dat deden ze dan ook met triomfantelijke parades en klokkengelui. Generaal Thomas Graham De noodmunten Toen Lazare Carnot in Antwerpen aankwam bleek dat de stadskas volkomen leeg was. Men was de belastingen van 1814 nog aan het innen, maar deze bleken nauwelijks voldoende om de openstaande schulden af te lossen. De soldaten hadden al 3 maand geen soldij meer ontvangen en bedelden in de stad. Carnot besloot dan maar het geld te halen waar het was en beval een gedwongen lening van 1 miljoen frank voor de 100 meest gefortuneerde burgers van Antwerpen waaronder Gerard Joseph Antoine graaf Le Grelle, die op 14 februari 1831 ook de eerste burgemeester van Antwerpen zal worden. Deze lening, later uitgebreid tot 226 miljoen, bracht de Fransen de nodige fondsen in goud- en zilvergeld op. Maar ook het kleingeld, het kopergeld, was uiterst schaars geworden, tot groot ongenoegen van de kleinhandel en de Gerard Joseph Le Grelle soldaten. Het was opgepot door de boeren uit de omgeving Graaf Burgemeester van Antwerpen van Antwerpen die hun waren kwamen verkopen in de stad. Daarom besloot Carnot noodgeld te laten slaan: koperen munten van 5 en 10 centiem. De soldij van een gewoon soldaat was toen ongeveer 0,5 Fr. per dag. Er zou gemunt worden door Joseph Frans Wolschot die een metaalgieterij uitbaatte aan het Hopland in de stad en die later wordt bijgesprongen door het atelier van het Arsenaal omdat het productiepeil te laag lag. De proefslagen hadden een gewicht koper overeenkomende met 5 centiem in de handel. Wolschot moest evenwel voor zijn diensten vergoed worden en daarvoor werd een originele oplossing gevonden. Carnot vroeg Wolschot het gewicht met ¼ te verminderen, zodat meer munten konden geslagen worden en Wolschot mocht dan ¼ van de munten houden als vergoeding. Op deze manier was de zaak een nuloperatie voor de Fransen. Deze proefslagen van 5 centiem kwamen ook in de circulatie en zijn vandaag zeer zeldzaam omdat er natuurlijk niet veel gemaakt zijn. Carnot liet eerst kopermunten van 5 en 10 cent slaan, eerst op naam van Napoleon en later, na diens abdicatie, op naam van Lodewijk XVI. Hierboven zien we een 5 cent stuk op naam van Napoleon (de N op de voorzijde staat voor Napoleon) en een 10 cent stuk. Er werden uiteindelijk door Wolschot voor ongeveer 18.500 Fr. munten gemaakt en in het arsenaal voor 6.700 Fr. Daar alle stempels individueel met de hand moesten gegraveerd worden, bestaat er een groot aantal stempelvarianten die soms maar aan kleine details te onderscheiden zijn, zoals de blaadjes van de lauwerkroon. Bovendien bestaan vele varianten zowel in brons als in messing. Bij de munten van Wolschot zijn er met een letter W (Wolschot), R (Ricquier) of V (Van de Goor) maar ook zonder letter. Op de munten van het arsenaal staat Jean Louis Gagnepain voluit geschreven of zijn initialen JLGN. Veel van deze varianten zijn erg zeldzaam, maar twee veel voorkomende varianten zijn de 5 centiem Napoleon en de 10 centiem Napoleon die dan ook als stukjes van onze Antwerpse geschiedenis in geen enkele verzameling mogen ontbreken. Alleszins een mooi thema “Munten op postzegels”