19 februari 2017, 7de zondag dhjaar, Kapel Waterstraat (Mt 5,38-48) A Uw Vader in de hemel laat de zon opgaan over slechten en goeden. Dierbare broeders en zusters, om deze uitspraak van Jesus te kunnen begrijpen, dienen we haar te plaatsen in de context van zijn hele betoog. Deze zin is een gedeelte uit de Bergrede. In de Bergrede kondigt Jesus zijn programma aan: het gaat om de vestiging van het Rijk van God hier op aarde. Of misschien beter uitgedrukt: het gaat om het dóórbreken van Gods rijk in onze wereld. Met welke woorden begint Jesus dit betoog? Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Oog om oog, tand om tand. Maar Ik zeg u geen weerstand te bieden aan het onrecht. In een wereld vol bloedwraak betekent de rechtsorde van ‘Oog om oog, tand om tand’ al een belangrijke stap voorwaarts. Zo’n evenredige vergelding voorkomt namelijk, dat het geweld, in een steeds heviger kettingreactie, escaleert. Met het geven van een gepaste genoegdoening is de zaak juridisch afgedaan, en dient verdere wraak achterwege te blijven. Zo krijgt de geweldspiraal geen kans. Op basis van oog om oog kunnen de verstoorde verhoudingen weer genormaliseerd worden. Het is niet zo dat Jesus die rechtsregel ‘Oog om oog, tand om tand’ nu ineens afschaft. In feite gaat Hij op deze weg van groeiende gerechtigheid een stap verder. En nog wel een forse stap. Hij geeft ons de opdracht anders tegen het kwaad aan te kijken, wanneer de ander je iets aandoet. Met deze uitdagende opdracht schept Hij ruimte voor een andere benadering van het kwaad; een andere benadering, dan de eenzijdige -en vooral juridische- benadering van de evenredige vergelding. In dit gedeelte van de Bergrede gaat Jesus een stap verder op vier gebieden, en overschrijdt Hij mijlenver de grens van het zogenaamd redelijke. De vier gevallen die Hij noemt, zijn heel concreet. En Hij formuleert ze bovendien bijzonder provocerend. Jesus spreekt zijn toehoorders direct aan, met ‘jij’. Hij laat het niet over aan de beleefdheid van de ander om zijn raad wel of niet in praktijk te brengen. Integendeel, Zijn visie op de manier waarop je met het kwaad, jou aangedaan, om moet gaan, presenteert Hij als een gebod, en Hij formuleert het dan ook in de gebiedende wijs. 1. Het gaat op de eerste plaats om het publieke, maatschappelijke leven: een klap op je wang is de meest beschamende publieke belediging. 2. Op de tweede plaats gaat het om het gebied van de rechtspraak: volgens het recht in Israel was de bovenkleding iemands onvervreemdbaar eigendom. Als je in het proces je onderkleding al verloren hebt, en je geeft dan ook nog dat weg, wat niemand ooit van je mag afpakken, je bovenkleding, dan sta je niet eens meer in je hemd, dan sta je in je blootje. Dat gaat alle juridische perken te buiten. ‘Heer, waar heeft U het over’, zullen zijn toehoorders wel gedacht hebben. 3. Het derde geval speelt zich af op het terrein van de politiek. Het betreft hand- en spandiensten die de Romeinse bezetter, van de Joden kon vorderen. Zo kon men gedwongen worden om voor de overheerser zware lasten te vervoeren, bijvoorbeeld een mijl lang. Maar in plaats van tot boycot op te roepen, lijkt Jesus’ gebod op te roepen tot medewerking. 4. Het vierde geval betreft de wereld van het geld. Wie op alle verzoeken om geld en leningen ingaat, zoals Jesus wil, organiseert binnen de kortste keren zijn eigen faillissement. Daarom lijkt het vertrouwde ‘Oog om oog, tand om tand’ veel aannemelijker. Het is een redelijke gerechtigheid die, in al haar redelijkheid, tamelijk duidelijk en zonder misverstand is uit te voeren. Maar de moeilijkheid is: het gaat hier slechts om een beperkte gerechtigheid. Jesus probeert in de Bergrede die beperkte gerechtigheid uit te breiden. Dat doet Hij door vier extreme voorbeelden te geven. Zijn voorbeelden klinken de toehoorders volkomen onredelijk in de oren, net als dat bij ons gebeurt. Maar juist door die overtrokken voorbeelden blijkt, hoe beperkt de gangbare praktijk van ‘Oog om oog, tand om tand’ in feite is. Jesus’ alternatieven geven toegang tot een nieuwe wereld, brengen een nieuw perspectief. Ze geven uitzicht op een alternatieve wereld. Zo kan het ook, wil Jesus zeggen. De vier uitdagende voorbeelden van Jesus zijn bedoeld om de verbeeldingskracht van de toehoorders op gang te brengen. Wij blijven, als het om gerechtigheid gaat, nogal gemakkelijk steken in sleurdenken, in het fantasieloze van de gebaande wegen. Maar als je je fantasie laat werken, ontstaat er een heel andere wereld. Jesus roept in de Bergrede het perspectief op van een overvloedige gerechtigheid die haaks staat op de beperkte gerechtigheid van het ‘Oog om oog, tand om tand’. Hij beroept zich daarbij op zijn hemelse Vader. Laat ook Die de zon niet opgaan over goeden en slechten? Is dat soms ook geen overvloedige gerechtigheid? Natuurlijk, op het einde der tijden zal er geoordeeld worden, maar zover is het nog niet. In deze, onze tijd, geeft de hemelse Vader ons alle kans om er hier iets van te maken; om hier zijn rijk te laten groeien. Hij laat de zon immers niet alleen opgaan over goeden, maar over goeden én slechten. Zo krijgen we allen de kans om volmaakt te worden. Jesus geeft ons de opdracht om die kans te grijpen, want Hij draagt ons op: Wees volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is. Amen.