RE_art110

advertisement
EUROPEES PARLEMENT
2009 - 2014
Zittingsdocument
22.11.2010
B7-0628/2010
ONTWERPRESOLUTIE
naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie /
hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en
veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
over het 10-jarig bestaan van resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad
over vrouwen, vrede en veiligheid
Ilda Figueiredo, Eva-Britt Svensson, Sabine Lösing, Cornelia Ernst,
Bairbre de Brún, Helmut Scholz
namens de GUE/NGL-Fractie
RE\840485NL.doc
NL
PE450.464v01-00
In verscheidenheid verenigd
NL
B7-0628/2010
Resolutie van het Europees Parlement over het 10-jarig bestaan van resolutie 1325
(2000) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid
Het Europees Parlement,
– gezien resoluties 1325(2000) en 1820(2000) van de Veiligheidsraad van de Verenigde
Naties over vrouwen, vrede en veiligheid, en resolutie 1888(2009) van de Veiligheidsraad
van de Verenigde Naties over seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen in situaties van
gewapend conflict, waarin de verantwoordelijkheid van alle staten wordt beklemtoond om
een einde te maken aan straffeloosheid en degenen die verantwoordelijk zijn voor
misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, met inbegrip van misdaden met
betrekking tot seksueel en ander geweld tegen vrouwen en meisjes, te vervolgen,
– gezien het actieplan van de Raad van de Europese Unie voor de gelijkheid van vrouwen
en mannen in de ontwikkelingssamenwerking, dat ervoor moet zorgen dat deze gelijkheid
op alle niveaus van de werkzaamheden van de EU met partnerlanden een plaats krijgt,
– gezien de UNIFEM-studie (2009),
– gezien de aanstelling in maart 2010 van een speciaal vertegenwoordiger bij de secretarisgeneraal van de VN voor seksueel geweld in gewapende conflicten,
– gezien de richtsnoeren van de EU over geweld tegen en discriminatie van vrouwen en
meisjes en de richtsnoeren van de EU over kinderen en gewapende conflicten,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 oktober 2010 over falende bescherming van de
mensenrechten en justitie in de Democratische Republiek Congo,
– gezien de nieuwe VN-genderentiteit (VN-Vrouwen),
–
gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat dit jaar wordt stilgestaan bij het 10-jarig bestaan van de unaniem
aangenomen resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad, die een groot succes was voor
vredesactivisten overal ter wereld en een belangrijke maatregel met internationaal
bindende rechtskracht, waardoor vrouwen op gelijke voet in een vredesproces worden
betrokken en waarin met het genderperspectief rekening wordt gehouden,
B. overwegende dat 1325 de eerste resolutie is die zich bezighoudt met de
buitenproportionele en eenmalige weerslag van gewapende conflicten op vrouwen;
overwegende dat door middel van deelname, preventie en bescherming, de rol van
vrouwen bij vredesopbouw en conflictpreventie groter moet worden, oorlogen en
conflicten vermeden moeten worden en de bescherming van vrouwen en kinderen in
oorlogs- en conflictgebieden beter moet worden,
C. overwegende dat de drie resoluties 1820, 1888 en 1889 van de Veiligheidsraad resolutie
PE450.464v01-00
NL
2/6
RE\840485NL.doc
1325 aanscherpen en aanvullen en dat de vier resoluties moeten worden beschouwd als
een geheel van verplichtingen ten aanzien van vrouwen, vrede en veiligheid,
D. overwegende dat de tenuitvoerlegging van de verplichtingen uit hoofde van de VN-VRresoluties 1820, 1888, 1889 en 1325 een gemeenschappelijke taak en
verantwoordelijkheid is van iedere lidstaat van de VN, ongeacht of het gaat om een door
conflict verscheurd land, een donorland of anderszins; in dit verband wijzend op de in
december 2008 aangenomen richtsnoeren van de EU over geweld tegen vrouwen en
meisjes, en de richtsnoeren van de EU over kinderen en gewapende conflicten en
bestrijding van alle vormen van tegen hen gerichte discriminatie, waarmee een krachtig
politiek signaal werd afgegeven dat dit voor de Unie prioriteiten zijn,
E. overwegende dat vrouwenrechten en daarmee resolutie van de VN-Veiligheidsraad 1325
steeds vaker worden aangegrepen om militaire operaties te legitimeren,
F. overwegende dat militaire interventies de vrouwenrechten niet helpen waarborgen, maar
integendeel de schending van vrouwenrechten in de hand werken,
G. overwegende dat vrouwen in crisis- en conflictgebieden steeds meer te lijden hebben
onder geweldseffecten, maar dat de kansen voor vrouwen om aan vredesonderhandelinen
deel te nemen gestaag afnemen, dat bij de 21 vredesonderhandelingen die sinds 1992 zijn
onderzocht, slechts 2,4 procent van de medeondertekenaars vrouwen waren (UNIFEM
2009),
H. overwegende dat de belofte van resolutie 1325 alleen met conflictpreventie en uitvoering
van civiele maatregelen in conflictsituaties kan worden vervuld,
I. overwegende dat de uitvoering van UNSCR 1820 en 1325 voorrang zou moeten krijgen in
het externe optreden van de EU met het oog op adequate ondersteuning van
maatschappelijke organisaties die actief zijn bij gewapende conflicten en in door
conflicten getroffen landen en regio's,
J. overwegende dat het Europees Parlement dient toe te zien op de uitvoering van de brede
aanpak en het beoogde actieplan inzake gendergelijkheid en versterking van de positie van
vrouwen in het externe optreden van de EU, alsmede de tenuitvoerlegging van de
richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en kinderen,
K. overwegende dat de EU vrouwen in staat dient te stellen om deel te nemen aan
conflictpreventie, vredesoverleg en activiteiten na een conflict, zoals de
wederopbouwplanning na een oorlog,
L. overwegende dat verkrachting en seksuele slavernij, wanneer deel uitmakend van een
brede en stelselmatige praktijk, in de Conventie van Genève worden erkend als misdaden
tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden; overwegende dat verkrachting inmiddels
wordt erkend als een onderdeel van genocide, wanneer deze wordt gepleegd met het
oogmerk een bepaalde groep geheel of gedeeltelijk te vernietigen; overwegende dat de EU
initiatieven tot beëindiging van de straffeloosheid van seksueel geweld tegen vrouwen en
kinderen moet steunen,
RE\840485NL.doc
3/6
PE450.464v01-00
NL
M. overwegende dat de EU en haar lidstaten een reeks belangrijke documenten hebben
aangenomen over de wijze van uitvoering van de resoluties 1820 en 1325 van de VNVeiligheidsraad, maar slechts geringe belangstelling hebben getoond voor stelselmatige en
samenhangende omzetting van die richtsnoeren in de praktijk,
N. overwegende dat slechts een minderheid van de lidstaten van de EU een nationaal
actieprogramma hebben opgesteld om resolutie 1325 van de Veiligheidsraad van de VN
ten uitvoer te leggen; overwegende dat België, Denemarken, Finland, Nederland,
Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden nationale
actieprogramma’s hebben aangenomen,
O. overwegende dat 25 november de Internationale Dag is voor uitbanning van geweld tegen
vrouwen,
1. onderstreept dat het 10-jarig bestaan van resolutie 1325 van de Veiligheidsraad aanleiding
moet zijn om met hernieuwde kracht werk te maken van de uitvoering van deze resolutie,
die niet verder komt zonder politiek leiderschap op het hoogste niveau en meer middelen;
beveelt ten zeerste aan dit thema naar behoren aan de orde te stellen bij de evaluatie van
de EU-richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en meisjes, met betrekking tot kinderen
en gewapende conflicten en ter bestrijding van alle vormen van tegen hen gerichte
discriminatie;
2. verzoekt om de toewijzing van specifieke en behoorlijke financiële, menselijke en
organisatorische middelen voor de participatie van vrouwen en gendermainstreaming op
terrein van civiele maatregelen in het kader van het buitenlands en veiligheidsbeleid;
verzoekt de EU-lidstaten om de participatie van vrouwen in hun bilaterale en
multilaterale betrekkingen met staten en organisaties buiten de EU actief te bevorderen;
3. spoort krachtig aan tot versterking van de EU Task force voor vrouwen, vrede en
veiligheid, die moet worden voorgezeten door de nieuwe BVEU en die moet zorgen voor
collegiale toetsing van de vast te stellen en uit te voeren nationale actieplannen met
betrekking tot resoluties 1325 en 1820 van de VN-Veiligheidsraad, voor stelselmatige
genderanalyse van missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en
defensiebeleid (GVDB) en voor toezicht op en advies aan EU-delegaties in door
conflicten getroffen landen en regio’s;
4. bepleit dat bij alle initiatieven die gericht zijn op vreedzame en beschaafde oplossingen
voor conflicten, direct meer vrouwen worden betrokken, bijvoorbeeld als bemiddelaars en
onderhandelaars en bij de uitvoering van conflictoplossende maatregelen;
5. vraagt de EU met klem om van gebruik van militaire macht in internationale conflicten af
te zien en dringt aan op onmiddellijke stopzetting van civiel-militaire samenwerking;
6. verzoekt de EU en de lidstaten om in alle besluiten van de Raad en missiemandaten te
verwijzen naar UNSCR 1820 en 1325 en er steeds voor te zorgen dat er bij alle civiele
missies ten minste één genderadviseur is en een actieplan voor de tenuitvoerlegging van
de aspecten in verband met vrouwen, vrede en veiligheid; verzoekt de EU-lidstaten en de
missieleiders om van samenwerking en overleg met plaatselijke vrouwenorganisaties een
standaardelement van elke civiele missie te maken;
PE450.464v01-00
NL
4/6
RE\840485NL.doc
7. vraagt alle EU-regeringen die nog geen nationaal actieplan hebben uitgewerkt voor
uitvoering van UNSCR 1325, dit alsnog binnen een jaar, en in samenwerking met vredesen vrouwenorganisaties te doen; dit nationale optreden moet adequaat worden bekostigd
en uitgevoerd op alle terreinen van buitenlands, ontwikkelings- en defensiebeleid in
nationaal en Europees verband; het Actieplan moet berusten op de volgende essentiële
punten:f4
(a) vrouwen moeten op gelijke voet deelnemen aan alle fasen van officiële
vredesprocessen en aan alle plaatselijke en informele besluitvormingsprocessen,
(b) de politieke, economische participatie en invloed van vrouwen bij alle activiteiten na
een conflict rond vredesonderhandelingen en mediatie, wederopbouw en rechtsherstel
moeten verzekerd zijn, alle programma’s en projecten moeten vanuit een gender-neutraal
concept worden geleid naar een genderneutrale uitvoering,
(c) alle civiele maatregelen moeten worden genomen om schendingen van mensenrechten
bij gewapende conflicten te voorkomen, in het bijzonder schendingen in de vorm van
seksueel geweld en gendergerelateerde aggressie tegen vrouwen en kinderen, en een einde
te maken aan conflicten,
(d) evaluatie van de effecten en de uitvoering van nationale Actieplannen, die aan het
Europees Parlement en de Verenigde Naties zal worden voorgelegd;
8. vraagt de EU-lidstaten om de invoering van controle-instellingen en –mechanismen in de
zin van VN-resolutie 1325 op Europees en VN-niveau actief en duurzaam – zowel moreel
als financieel – te bevorderen, zodat de uitvoering van de resolutie op alle internationale
niveaus kan worden verzekerd;
9. verzoekt om instelling van een passende openbare klachtenprocedure die vooral moet
helpen bij het melden van seksueel en gendergerelateerd geweld; vraagt de Raad en de
Commissie om een gedetailleerd verslag over vrouwen, vrede en veiligheid bij de
halfjaarlijkse evaluatie van GVDB-missies;
10. herinnert aan de massale groepsverkrachtingen die tussen 30 juli en 4 augustus in het
mijnengebied van Oost-Congo hebben plaatsgevonden, alsook aan het feit dat vorig jaar in
Oost-Congo 8300 verkrachtingen werden gemeld en dat daar in het eerste kwartaal van
2010 ten minste 1244 vrouwen aangifte van verkrachting hebben gedaan, een gemiddelde
van 14 per dag; pleit voor beëindiging van de EUPOL-missie in de Democratische
Republiek Congo die, zo wordt toegegeven, evenals de EUSEC-missie DR Congo een
negatieve bijdrage heeft geleverd aan het escalerende geweld en de situatie in het land,
door soldaten en politiemensen op te leiden die zich vervolgens aan misdaden tegen de
eigen burgerbevolking, en vooral tegen vrouwen en kinderen, hebben schuldig gemaakt;
11. vraagt de EU en haar lidstaten om zich te onthouden van steun – ook voor uitrusting en
training – aan met name regimes en strijdmachten die minderjarigen als soldaten naar
gewapende coflicten sturen, en die zich aan stelselmatige mensenrechtenschendingen of
stelselmatig seksueel geweld schuldig maken;
12. vraagt de commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking de voor de werkzaamheden van
RE\840485NL.doc
5/6
PE450.464v01-00
NL
vrouwenorganisaties in door conflicten getroffen gebieden te prioriteren, kredieten toe te
wijzen ter ondersteuning van deelname van vrouwen aan processen die verband houden
met vrede, veiligheid en verzoening, en in alle kortetermijnmaatregelen steeds middelen
uit te trekken voor vrouwen, vrede en veiligheid;
13. is van mening dat EU-delegaties maatschappelijke organisaties zoals plaatselijke
vrouwenorganisaties moeten informeren over hun inzet in conflictgebieden en dat zij
maatschappelijke organisaties bij de beleidsplanning moeten betrekken;
14. verzoekt de Raad en de Commissie het initiatief te nemen tot een jaarlijkse week waarin
vrouwelijke leiders worden geraadpleegd en die een aanvulling zou kunnen vormen op de
Mondiale Open Dag van de VN voor Vrouwen en Vrede, gevolgd door verslagen en
vervolgmaatregelen van EU-delegaties;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de
vice-voorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse
zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Speciaal
Vertegenwoordiger van de VN voor seksueel geweld tijdens gewapende conflicten en het
onlangs benoemde hoofd van de VN-genderentiteit (VN-Vrouwen).
PE450.464v01-00
NL
6/6
RE\840485NL.doc
Download