Dichter bij Jezus – avond 2 Leren van leerling Johannes 1. Praatje Inleiding Vorige keer heeft Ria ons iets verteld over het begin van het evangelie van Johannes. Vooral over het soort van preekje waar Johannes mee begint en over Johannes de Doper. In de gesprekken zijn we met de volgende hoofdstukken bezig geweest; gesprekken die Jezus voerde in de hoofdstukken 3, 4 en 9. Vanavond gaat het meer over het middengedeelte van het evangelie. Hoe gaat het verder met Jezus? In de Bijbelstudie straks gaat het over een aantal beelden die Jezus voor zichzelf gebruikt: brood, herder, wijnstok. Daarover zeg ik aan het eind van het praatje ook nog iets. Toenemend verzet In het evangelie van Johannes zijn van meet af aan twee dingen heel duidelijk: - je moet in Jezus geloven om gered te worden; je kunt niet om Hem heen. Johannes zegt daar prachtige dingen over. Denk maar aan de alom uit het hoofd geleerde tekst Johannes 3,16: God heeft de wereld zo lief gehad dat Hij zijn Zoon heeft gegeven… - maar dat is niet vanzelfsprekend! Juist Johannes vertelt veel over de weerstand die Jezus oproept; met zijn wonderen en met zijn prediking. Dat is ook meteen in het eerste hoofdstuk al duidelijk. Al aan het begin komt Nicodemus maar ’s nachts met Jezus praten; en in hoofdstuk 9 lazen we over de enorm heftige confrontatie met de Farizeeën die dreigen volgelingen van Jezus uit de synagoge te gooien, wat echt een ernstige maatregel was. In de loop van het evangelie van Johannes zie je telkens weer die confrontatie. Ik herinner me wat ik op een Bijbelstudie in Kampen ook eens Johannes besprak. We keken toen ook de film ‘The Gospel of John’. Dat is een film die letterlijk het evangelie van Johannes volgt. Buitengewoon boeiend! Toen we ‘m met een groep keken, waren we eigenlijk geschokt over de hoeveelheid discussies die Jezus met de Farizeeën had en hoe heftig het er aan toe ging. Er waren telkens momenten dat iemand zei: “Nee, zo is het echt niet gegaan”. Gingen we het nalezen, bleek dat het er letterlijk staat! Jezus, de Messias van God, heeft dus geen vredig leven gehad. Het werd niet pas heftig toen hij met Goede Vrijdag opgepakt werd. Zijn hele werkzame leven, ongeveer 3 jaar, heeft hij veel tegenstand gehad. En dat lees je in Johannes. Laat ik kort even vertellen hoe Johannes dat beschrijft. Zoals ik zei, laat Johannes meteen in zijn eerste hoofdstuk al de tegenstellingen zien. De tegenstelling tussen het licht en de duistere wereld. En in hoofdstuk 3, in het gesprek met Nicodemus, gaat het al over de liefde van God, maar ook over het oordeel over de mensen die in Jezus niet geloven. Pas in hoofdstuk 5 wordt de eerste confrontatie tussen Jezus en de Farizeeën beschreven. Weet iemand misschien waar dat over ging? Het ging over een genezing op sabbat. De genezing van de man die al 38 jaar ziek was. Het was dus geen spoedgeval die meteen op sabbat genezing behoefde. Bovendien zegt Jezus: Mijn Vader werkt aan één stuk door, en daarom doe ik dat ook (5,18). Daar worden ze ook erg boos over: Jezus stelt zichzelf gelijk aan God! Je ziet hier meteen de 2 punten waarop Jezus later veroordeeld wordt: schending van de sabbat en godslastering. In het hele bijbelboek zie je die terug komen. In het gesprek dat bij deze confrontatie hoort, zegt Jezus zelf ook pittige dingen waarvan je wel kunt bedenken dat die schokkend waren voor de Joden: - in vers 23 zegt Hij: Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die hem gezonden heeft. - In vers 39 en 40: U bestudeert de Schriften en u denkt daardoor eeuwig leven te hebben. Welnu, de Schriften getuigen over mij, maar bij mij wilt u niet komen om leven te ontvangen. In hoofdstuk 6 staat het wonder van brood en vis. Jezus zegt dan dat Hij het ware brood van God is dat leven geeft. Dit roept verzet op bij de Joden. Maar Jezus gaat kalm verder en herhaalt het nog eens. En hij doet er zelfs nog een schepje bovenop: Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven. En het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld, is mijn lichaam. (vers 51). Waar het broodwonder voor enorm veel volgelingen zorgt, zorgt dit gesprek en de woorden van Jezus er juist voor dat veel leerlingen hem verlaten. En in hoofdstuk 7 willen de leiders Jezus arresteren, maar de ploeg die ze daarvoor op pad sturen wil dat niet doen. Er is dan ook al sprake van dat de religieuze leiders Jezus willen doden. In hoofdstuk 8 willen ze hem stenigen als hij zegt dat hij er al was toen Abraham er nog niet was. Hoofdstuk 9 is vorige keer besproken, over de blindgeborene. Daarin willen de Farizeeën de leerlingen van Jezus uit de synagoge gooien, een extreme maatregel. In hoofdstuk 10 zegt Jezus: Ik ben de Goede Herder. Ook dit roept weer veel reacties op; sommige mensen vinden Jezus gestoord; anderen vinden hem demonisch. Weer anderen geloven dat Hij van God komt. En weer willen de Joden hem stenigen ivm godslastering. Hoofdstuk 11 is het hoofdstuk dat de overgang vormt naar een ander stuk van Johannes. Het eerste stuk van het bijbelboek vertelt over wonderen van Jezus en gesprekken. Daar waren telkens allerlei mensen bij. Vanaf hoofdstuk 13 is dat niet meer zo; en in hoofdstuk 11 wordt dat duidelijk. Daarin staan 2 dingen die vooruitgrijpen op de dood en opstanding van Jezus. Allereerst de opstanding van Lazarus die natuurlijk vooruitwijst naar de opstanding van Jezus. Jezus zegt dan ook: Ik ben de opstanding en het leven. Ook zalft Maria de voeten van Jezus en dat wijst heen naar zijn lijden. Na deze twee gebeurtenissen komt het Sanhedrin bijeen, de Joodse religieuze rechtbank. We lezen daar ook nog een stukje: 47 Daarop riepen de hogepriesters en de farizeeën het Sanhedrin bijeen: ‘Wat moeten we doen? Deze man doet veel wondertekenen, 48 en als we hem zijn gang laten gaan, zal iedereen in hem gaan geloven. Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze onze tempel en ons volk vernietigen.’ 49 Een van hen, Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei tegen de anderen: ‘Jullie begrijpen het niet! 50 Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één man sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.’ 51 Dat zei hij niet uit zichzelf: als hogepriester in dat jaar sprak hij de profetie dat Jezus zou sterven voor het volk, 52 en niet alleen voor het volk, maar ook om de verstrooide kinderen van God bijeen te brengen. 53 Vanaf die dag overlegden ze hoe ze hem zouden doden. Bijzonder is dat, niet? Dat God die hogepriester gebruikt om iets te zeggen over Gods plan: Jezus moet als één man voor velen sterven. De rest van het Johannes evangelie vertelt daarover en daar gaat het tenslotte volgende week over. Over de dingen die Jezus nog met zijn leerlingen deelt voor en na zijn dood. Wie is Hij toch? Doel van evangelie: dat de lezers erkennen dat Jezus de Messias van God is en gered worden. Vorige keer ging het over een aantal mensen die tot die ontdekking komen. Nicodemus, de Samaritaanse vrouw en de blindgeborene. Allemaal komen ze tijdens een gesprek met Jezus tot de vraag: wie is Hij toch? Vanavond gaan we het op een wat andere manier over die vraag hebben. Niet vanuit mensen die de ontdekking doen, maar vanuit de vraag: wat zegt Jezus over zichzelf? Johannes heeft voor ons een aantal beelden opgeschreven die Jezus daarvoor gebruikte. Die vind je niet in de andere evangeliën. Die gaan dus speciaal over het punt van Johannes: Jezus is niet zomaar een profeet, hij is de Messias van God. Beelden van anderen Vorige keer ging het ook al over een aantal beelden die voor Jezus gebruikt worden. Beelden die Hij niet zelf gebruikt, maar anderen over hem zeggen. Woord Licht Lam Beelden waarvan Ria vorige keer zei: het zijn simpele, alledaagse woorden. Maar als ze voor Jezus gebruikt worden, moet je toch even goed nadenken wat ze betekenen. Beelden van Jezus zelf Dat geldt ook voor de beelden die Jezus zelf gebruikt. Brood Wijnstok Herder Allemaal alledaagse beelden. Voor ons misschien niet; maar voor de mensen die naar hem luisterden natuurlijk wel. Ik wil in het praatje er iets meer over vertellen, zodat we straks met elkaar er meer persoonlijk over door kunnen spreken. Brood Eén van de eerste beelden die Jezus voor zichzelf gebruikt is dat van brood. En om dat te begrijpen moet je weten waar Hij dat ongeveer zegt. In hoofdstuk 6 vertelt Johannes namelijk eerst over het broodwonder: Jezus die 5000 mensen te eten geeft van 5 broden en 2 vissen. De dag daarna gaan al die mensen weer naar Hem op zoek. Laten we lezen welk gesprek er dan ontstaat, in Johannes 6, 26-34. 26 Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. 27 U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.’ 28 Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’ 29 ‘Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft,’ antwoordde Jezus. 30 Toen vroegen ze: ‘Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u geloven. Wat kunt u doen? 31 Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: “Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven.”’ 32 Maar Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; hij geeft u het ware brood uit de hemel. 33 Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’ 34 ‘Geef ons altijd dat brood, Heer!’ zeiden ze toen. 35 ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Zijn er mensen die vorige keer het gesprek van Jezus met de Samaritaanse vrouw hebben gelezen? Valt jullie ook niet op dat dit gesprek daar erg op lijkt? Het gaat in eerste instantie over brood. Gewoon brood. En dan over het wonderbrood van het volk Israël, het manna in de woestijn. De mensen vragen om een teken en beginnen over het teken van het manna. Jezus zegt dan dat hij meer is dan het manna; dat hij het echte brood van God uit de hemel is. Herder In hoofdstuk 10 zegt Jezus dat hij de Goede Herder is. Natuurlijk een enorm bekend beeld voor ons. Ook bij dit beeld is belangrijk wat er daarvoor gebeurd is. Het hoofdstuk daarvoor is namelijk het verhaal van de blindgeborene. Er zijn mensen die dat vorige week hebben gelezen. Jullie herinneren je vast de tegenstelling: de blinde man wordt ziende; niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. En wie zijn eigenlijk hartstikke blind: de Farizeeën. Dat zijn natuurlijk de geestelijk leiders van het volk. In het Oude Testament worden de leiders van het volk vaak herders genoemd. En wat zegt Jezus dan vlak daarna: IK ben de Goede Herder. Het is dan natuurlijk meteen duidelijk dat dit ook in contrast is met de geestelijk leiders, de Farizeeën, dat zijn geen goede leiders / herders zijn. Bovendien kennen jullie natuurlijk allemaal psalm 23: de Heer is mijn Herder. Dit is dus weer een moment dat Jezus laat zien dat hij bij God hoort, van God komt. Dat hij de messias is. Laten we een stukje lezen uit Johannes 10. 11 Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. 12 Een huurling, iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; 13 de man is een huurling en de schapen kunnen hem niets schelen. 14 Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij, 15 zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. 16 Maar ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder. 17 De Vader heeft mij lief omdat ik mijn leven geef, om het ook weer terug te nemen. 18 Niemand neemt mijn leven, ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen – dat is de opdracht die ik van mijn Vader heb gekregen.’ Je ziet wat Jezus zegt: de Goede Herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Doelbewust. De dood van Jezus was geen ongeluk, maar maakte deel uit het van het plan van de Vader, de opdracht die Jezus van de Vader kreeg. Wijnstok Dit is ook een gewoon beeld. Net als brood en herder. Jezus gebruikt het aan tafel, als ze eten en wijn drinken. Maar het is ook een bijzonder beeld, voor de leerlingen die het Oude Testament kennen. In het Oude Testament wordt het vaak gebruikt om het volk Israël aan te duiden. Het volk Israël is als de wijnstok die God zelf verzorgt. En die voldoende vrucht moet dragen. Jezus zegt hier: dat ben ik! Ik ben het ware Israël. En het is belangrijk dichtbij mij te blijven. Heel dichtbij: in mij! Alleen dan is er toekomst, vrucht.