transcriptie - Jef Boeckmans

advertisement
Teisho uitgesproken 4 december 2007 te Ranst
Het is belangrijk in een sesshin te putten uit eigen bron, als het ware, het
wezenlijke van het onderricht weer terug te vinden in je eigen leven. Als was het
mijn bedoeling terug te gaan naar de kern, het wezenlijke wat de Boeddha ons
vertelde omdat dit een spiegel is voor ons eigen zelf. Wat is het wezenlijke wat de
Boeddha na 8 december 45 jaar heeft gepredikt? Dat zijn eigenlijk twee dingen;
dat is lijden en de beëindiging van het lijden. Er is lijden, er is vergankelijkheid, er
is pijn. Maar… dat bewust worden, het bewust worden van het lijden, als het ware
doorschouwen van de oorzaken van het lijden, gemeenschappelijk en individueel
en de mogelijkheid om dat lijden te transformeren in het hier, en nu de zaden van
geluk en vervulling toch aan te raken niettegenstaande ons gevangen zijn. Dat is
natuurlijk de kern van het onderricht. Alle prachtige mooie definities over
verlichting enzo kan je als het ware samenvatten als beëindiging van het lijden. En
dat zegt niet wat de verlichting wel is, het zegt wel wat het belangrijkste effect is
en waarom het eigenlijk gaat. Kunnen wij in het midden van een vergankelijke,
bedreigde wereld, en het is alleen onze onwetendheid die ons verhinderd te zien
hoe zeer bedreigd we zijn op alle niveaus, kunnen wij toch veiligheid vinden,
vrede, vreugde terwijl het huis als het ware in brand staat?
Belangrijk is terug te keren naar de bronnen van het lijden in jóuw leven en ze te
doorzien. Niet als iets wat jouw schuld is, wat jouw fout is maar als keten van
oorzaak en gevolg die persoonlijk zijn vanuit ons genetisch materiaal, die
maatschappelijk zijn, er is een ongelooflijke keten van oorzaak en gevolg die
maakt dat ik ben wie ik ben. Maar, en dat is het goede nieuws dat de Boeddha ons
bracht, ik kan dit doorbreken, als het ware die stille grond in het hier en nu
aanraken en thuiskomen. Dat is geen ontkenning of verdringing of afsplitsing van
het lijden wat we heel veel gedaan hebben, wat we hebben moeten doen. Dat is
het lijden in het gezicht zien. En heel de zen is zoals de koan het zo mooi zegt;
‘kun je dat leven aan?’ Dat is het laven in het gezicht zien. De bron, het
heelmiddel is je eigen geest, is je eigen bewustzijn, is je eigen stille gewaar zijn
van het hier en nu. De Boeddha heeft ons het achtvoudige pad nagelaten, het
juiste denken, het juiste spreken, het juiste handelen, de juiste kostwinning, juiste
aandacht, juiste Samadhi (juiste meditatie). Eigenlijk vond ik het zo mooi in de
lezing van deze morgen, dat dit zelfde achtvoudige pad verborgen was in de lezing
van Jesaja (jes.11,1-10). ‘De geest des Heren rust op mij en Hij heeft mij de gave van
Wijsheid gegeven.’ Dat onmiddellijke directe contact in het hier en nu en
verstandig. Ik vond de opvolging leuk van wijsheid, eerst gaat dat contact af met
dat pure onvergankelijke dan als het ware het verstand waardoor ik het
operationeel maak in mijn leven. Wat doe ik en wat doe ik niet? Hoe verstik ik
mezelf verder of hoe ga ik de weg naar vrijheid. Wat mijn omstandigheden ook
zijn; ziekte of gezondheid, rijkdom of armoede… Er is altijd een weg naar vrede en
vreugde in alle omstandigheden. Boeddha was geen God, hij was geen profeet, hij
is zelfs afgekeurd als asceet want hij stelde zijn 5 eerste gezellen teleur, hij was
ontrouw geworden aan hun ascetisch project van het lijden te overwinnen door
wereldvlucht. Hij heeft de weg van het midden gekozen. Niet de ontkenning, de
versterving, niet het vermeien in zintuiglijke lusten en achter geld, macht, seks, al
die dingen achteraan lopen, de juiste weg van het midden. Als een beeld van onze
menselijke mogelijkheden. Het geneesmiddel zit eigenlijk op een plaats waar we
nooit gezocht hebben. In ons eigen bewustzijn. Omdat we steeds met het denken,
met de emoties, met onze geschiedenis bezig geweest zijn, met onze pijn op een
manier die niet helend is. Maar… we kunnen stoppen. Stoppen, zien, omarmen als
het ware wat er is, en het transformeren in het aanvaarden, in het volledig
omhelzen van de werkelijkheid. Concreet in ons zitten wil dat zeggen, dat we ons
lichaam gewaar-zijn met al zijn gebreken, van ons denken, onze emotionele
verstrikking. En dat láten, daar niets mee dóen. Maar die stap achteruit doen naar
dat omarmen van de totale realiteit zoals ze nu is. Want dat is de uitdrukking van
onze wezensnatuur. Deze vorm is leegte, deze vorm is dat oneindige, stille. Vorm is
leegte, leegte is vorm. Zoek de bronnen van het onderricht in jezelf. Omhels je
lijden om eraan voorbij te gaan, niet door het af te wijzen, te verdringen maar
door het te aanvaarden. De poort ben jezelf, het geneesmiddel ben jezelf, de
Boeddha ben jezelf. De schat is in je eigen huis.
Op het feest van Sinterklaas is het goed deze goed heilige man wat te vieren door
het thema van ons onderricht.? Eigenlijk iets heel moois. Men geeft zonder dat de
ander bewust is dat het gegeven wordt door jou. Zomaar geven!
De kinderen weten niet dat de Sint, dat dit hun eigen ouders zijn en daarom is de
verrassing zomaar een geschenk. Eigenlijk een thema dat in de boeddhistische
literatuur veel voorkomt. De verborgen deugd, zomaar geven. Ik kreeg gisteren van
iemand van de deelnemers een prachtig boekje dat hij voor zijn verjaardag had
gekregen over een verjaardagsgeschenk. En dat is ook het geschenk wat ik jullie wil
geven bij het feest van Sinterklaas. Een grote doos met niets in.
Niets, omdat je alle dingen die nodig zijn al hebt. Alle goede ingrediënten die
nodig zijn om een goede schotel te maken zijn al in je keuken. Prachtig, een doos…
en in dat verhaaltje kreeg hij nog een lege doos en ik heb zelfs nog geen lege doos!
Er is een leer in het Mahayana Boeddhisme over de zes paramita’s, de zes deugden,
de zes volmaaktheden. In het Chinees is dat ‘volmaaktheid’ vertaald door ‘vlot’,
door ‘schip’. Het is een vlot waarmee je weggaat van de oever van de angst, de
woede, de depressie, de jaloezie naar de oever van het welbevinden. En die
paramita’s, die zes krachten zijn als het ware zes dikke takken van één boom. In
wezen zijn ze één, is dat één boom, de realisatie, het aankomen in het hier en nu,
in die oneindige ruimte, maar dat uit zich als het ware in zes takken, in zes
facetten.
De eerste daarvan is de paramita van de Dana, van het geven, het offeren, het
zomaar geven. In wezen is het natuurlijk jezelf, door helemaal aanwezig te zijn.
Het beste geschenk ben jezelf, door helemaal gewaar te zijn. Hoe moeilijk en
hoeveel falen we daarin? Het is zo belangrijk want het is de eerste gave, wat zou
het anders zijn? Je tijd geven, je energie geven maar dat is eigenlijk niet genoeg,
je moet jezelf geven door totaal aanwezig te zijn. Er zijn in de sprookjes heel veel
van deze thema’s die aanwezig zijn. En ik wil nu, en dat is ook goed op het feest
van Sinterklaas, een sprookje vertellen, een Japanse variant op het sprookje van
Vrouw Holle. Je kent dat wel, dat kind dat in een diepe put valt en daarin een
prachtig land vindt waar troost en voldoening is maar waar ze zich uiteindelijk de
droevige situatie thuis herinnert en dan terug moet gaan en dan van goud wordt.
Zij is een schat voor de anderen. Een prachtig beeld natuurlijk een soort
archetypisch beeld van wat de meditatie doet. Wij vallen in de put van de diepteinkeer en daar komen we in een land, daar proef je al iets van als de sesshin loopt,
van vrede, van verzoening, van zomaar ‘wezen’. Zegening! Leuk dat de dingen zijn
zoals ze zijn. Leuk dat al déze mensen hier zijn. Leuk dat déze groep hier is op
deze plaats, op deze tijd. De schatten die we dan in de inkeer verzamelen moeten
we dan natuurlijk weer meenemen naar de moeilijke situatie van het leven.
Diepte-inkeer en terugkeer naar de praktijk waar we allerlei pijnen, moeilijkheden
en verdeeldheden kennen. Zo is er in het Japans ook een sprookje over een zekere
Taro Urashima. Urashima was een jonge visser. Op een zeker moment was hij op
het strand bezig met zijn netten en hij zag ergens andere jongentjes een kleine
waterschildpad, een zeeschildpad kwellen. Vreselijk! Jongentjes doen dat soms hé,
kikkers kwellen, insecten doden, vreselijk, dieren kwellen. En Urashima wordt zo
bewogen tot medelijden dat hij naar de jongentjes gaat en die babyschildpad
afneemt en terug aan de oceaan geeft. En wat gebeurt er, de volgende nacht
verschijnen de ouders van de babyschildpad hem in zijn droom en die zeggen; “wij
gaan jou belonen voor jouw mededogen. Je mag ons vergezellen naar het paleis
van de draak. De draak, symbool van onze verlichte wezensnatuur, kracht en
wijsheid. En Urashima mag meegaan naar de woning van de draak en daar is hij
zeer gelukkig, leeft in een toestand van een soort zegening en overvloed. Ook hij is
gezonken in die oceaan van bewustzijn en uiteindelijk in het land van de draak
aangekomen. En hij vergeet daar alles en hij is daar gezegend. En dan herinnert hij
zich zijn oude moeder die alleen was. En door medelijden bewogen stijgt hij weer
op uit de oceaan en gaat terug aan land, hij zet voet aan land. Maar hij krijgt van
de draak een klein koffertje mee, een klein doosje. Als hij terug thuiskomt merkt
hij dat er jaren voorbij zijn gegaan zonder dat hij het wist. Prachtig beeld van de
Samadhi, van de inkeer, geen tijd. Als hij dan terug in zijn situatie is en zijn pijn
weer ziet, alle verwarring rondom, opent hij het koffertje en er komt witte rook
uit. En die witte rook neemt de gestalte aan van een oude wijze man. Sinterklaas
die zomaar geeft. Wij kennen dat in die commerciële uitvoering van de Kerstman
en Sinterklaas. Maar eigenlijk is het prachtige archetype helemaal wit, puur, geen
hebzucht meer, hij is helemaal stralend. En daar leert Urashima, want daar is het
waar het om gaat, echt te kijken, écht te zien met de ogen van de wijze en te
handelen, echt te geven.
Als wij nog eens kijken naar die paramita, dat vlot van de gave, wat is dat
eigenlijk? Zoals ik zei, we moeten onszelf geven, onze aanwezigheid, dat is het
belangrijkste, onze tijd en energie, en ook onze stabiliteit. Niet dán zus, dán zo. Er
moet een soort constante zijn. Onze stabiliteit en onze vrijheid. Je voelt direct, als
we die paramita van de Dana goed bekijken, hoe die in elkaar zit, dat die
uitermate iets te maken heeft met de mindfulness, met gewaar-zijn in deze
situatie, vrij van begeerte, van woede, van angst, van jaloezie, vrij vooral van
valse waarneming. Want, geloof me daar begint gewoonlijk de ellende. We
percipiëren iets, we nemen waar en we denken dat de zaken zo zijn en misschien
zijn ze helemaal anders. Zes takken, geven, mindfulness en dat bewustzijn van
mindfulness, de paramita van de Shila. Dat wil zeggen geen levende wezens
schaden, noch mens, noch dier, noch plant, noch mineraal. Niet doden, seksualiteit
niet verkeerd gebruiken, respectvol.
De derde tak is de Ksanti paramita. Dat is het vlot van, soms word dat vertaald met
geduld, het dragen, maar het is meer het vlot van te omhelzen als het ware. De
pijn die je vijanden je aandoen, de pijn die je geliefden je aandoen van die als het
ware te kunnen ontvangen, te dragen en ook te transformeren. Dat is een heel
belangrijke paramita.
De vierde tak is de Virya paramita die nauw verwant is met de derde, doorzetten,
volhouden Het heeft ook iets met geduld maar daar zit ook een component van
energie bij. Power, volharding.
De vijfde tak is de Dhyana paramita, het vlot van de meditatie.
En de zesde, dat symbool van inkeer waardoor we inderdaad bij de bron van de
zegening kunnen en dat is de Prajna paramita. Hert vlot van de wijsheid, hoe te
handelen, inzicht, verstaan en wijsheid.
Op het feest van Sinterklaas is het goed een geschenk aan onszelf te willen geven.
Want dat is de basis. Welk geschenk willen wij aan onszelf geven om inderdaad een
gave te kunnen zijn, een schat voor de anderen. In dit korte en bedreigde bestaan
is het goed om schatten voor elkaar te zijn, onze tijd is kort en kostbaar. Door onze
inzet, onze mindfulness, onze meditatie kunnen we inderdaad dat niveau bereiken
waar we kunnen omhelzen en vergeven en opnieuw beginnen. Echt een gave
worden voor elkaar.
Een zalig Sinterklaasfeest.
Download