Hoofdstuk 10 Handel en Marketing

advertisement
Hoofdstuk 10 Handel en
Marketing
1
HET SPEL VAN DE HANDELSPOLITIEK
Vrijhandel versus protectionisme
2
 Vrijhandel is handel die volledig plaatsvindt volgens
de wetten van vraag en aanbod, zonder enige vorm
van belemmering. (blz 115)
 Protectionisme: de handelspolitiek die als doel heeft
de bescherming van de eigen industrie door middel
van handelsbelemmerende maatregelen. Producten
uit het buitenland worden op de een of andere
manier geweerd. ( blz 116)
Voordelen van vrijhandel
3
 Efficiëntere inzet van de productiefactoren. (Je
produceert daar waar het produceren het goedkoopst
is.)
 Vergroting van de afzet (je kunt ook op de markten
in het buitenland verkopen.)
 Stimuleert de concurrentie waardoor de prijzen
dalen.
 Voorkomt handelsoorlogen.
( blz 115)
Economische argumenten voor protectionisme
4
1) Werkgelegenheid.
2) Tegengaan van dumping (de spullen worden
aangeboden voor een prijs die lager is dan de
kostprijs. Dit doe je om van productieoverschotten
af te komen, een marktaandeel te verwerven of om
van de concurrentie af te komen.)
3) Infant-industry- argument: om beginnende
industrie te beschermen, want al het begin is
moeilijk. (blz 117)
Vervolg economische argumenten
5
 4) Pauper-labour agument: ter bescherming tegen
producten uit lage-lonen landen.
 5) Het betalingsbalansargument: de betalingsbalans
moet in evenwicht zijn. Dit betekent dat de uitgaven
van een land aan import ongeveer gelijk moet zijn
aan de inkomsten vanuit de export.
 6) Inkomstenbron van de overheid: de heffingen
vullen de schatkist. (blz 118)
Niet-economische argumenten voor
protectionisme
6
 1) Onafhankelijkheidsargument: een land wil niet te
afhankelijk worden van het buitenland. Een eigen
productie maakt je minder kwetsbaar bij oorlogen,
misoogsten in het buitenland en dergelijke.
 2) Milieu, gezondheid en veiligheid. Door accijnzen
(een soort belasting) wordt het gebruik ontmoedigd.
Denk aan accijnzen op alcohol en sigaretten.
(blz 118)
Nadelig gevolg van protectionisme
7
 Het risico is groot als een land een protectionistische
maatregel neemt dat een ander land een
tegenmaatregel neemt. Op deze manier gaan beide
landen er uiteindelijk op achteruit.
Toename protectionisme in de wereldhandel
8
 Economische teruggang.
 Toenemende internationale samenwerking tussen
handelspartners.
 Vervaging van de grenzen.
(blz 119)
Handelsbelemmerende maatregelen
9
 Tarifair: belemmeringen gebaseerd op invoerheffingen .
 Non-tarifair: alle andere maatregelen van de overheid
om buitenlandse goederen van de nationale markt te
weren.
(blz 119)
Tarifaire handelsbelemmeingen
10
 Invoerrechten
 Contingenten
 Exportsubsidies
(blz 120)
Schema bladzijde 119 van handelsbelemmeringen
11
Op bladzijde 119 staan alle handelsbelemmeringen in
een schema. In de volgende dia’s worden alle
begrippen uitgelegd.
Houdt het schema er dus bij als je de volgende dia’s
bekijkt.
( blz 119)
Invoerrechten (andere naam is douanerechten)
12
 Vaste invoerrechten:
- waarderechten: vast percentage van de
douanewaarde.
- specifieke rechten: vast bedrag per eenheid.
 Variabele invoerrechten: de hoogte van het
percentage is afhankelijk van de hoogte van de prijs
van het product.
(blz 120)
Weetjes over invoerrechten
13
 1) Invoerrechten kunnen voor het ene product
anders zijn dan voor een ander product.
 2) Kunnen voor goederen uit het ene land anders zijn
dan voor goederen uit een ander land. Als dat zo is,
dan spreek je van discriminatie.
 3) Autonoom invoerrecht wordt door het land zelf
vastgesteld. Een conventioneel invoerrecht worden
door onderhandelingen in een handelsverdrag
vastgesteld.
Vervolg weetjes over invoerrechten.
14
 4) Grondstoffen worden niet of nauwelijks belast,
halffabricaten tegen een hoger tarief, eindproducten
worden het zwaarst belast.
 5) Invoerrechten worden geheven op het moment
van invoer in de EU tegen een gemeenschappelijk
EU-tarief. Er is binnen de EU geen afzonderlijk
douanegebied. Alle invoerrechten gaan naar Brussel.
 Zie als voorbeeld de tabel op bladzijde 121.
Contingenten
15
 Hoeveelheidscontingent: vastgestelde maximale
hoeveelheid van een bepaald product die binnen een
bepaalde periode in een land ingevoerd mag worden.
Is het maximum bereikt, dan kunnen de producten
gedurende dat jaar niet meer worden ingevoerd.
(blz 121)
Vervolg Contingenten
16
 Waardecontingenten: het maximum van wat er mag
worden ingevoerd, wordt nu in geld uitgedrukt.
 Tariefcontingent: er is een hoog en een laag tarief
aan invoerrechten. Er mag maar een beperkte
hoeveelheid het land in tegen het lage invoertarief.
Als die hoeveelheid op is, geldt het hogere tarief.
Bekijk het voorbeeld op blz 122.
Vrijwillige exportbeperking
17
 Om te voorkomen dat invoerlanden
handelsbelemmeringen instellen, kan een uitvoerland
zijn uitvoer vrijwillig beperken. Dit wordt ook wel autolimitatie genoemd.
 Deze ‘vrijwillige’ exportbeperking kan bilateraal of
multilateraal zijn. (Tussen twee of meerdere landen.)
Als een uitvoerend land de export niet ‘vrijwillig’
beperkt, kan het invoerende land een volledige
blokkade opwerpen. Er wordt dan helemaal niets meer
ingevoerd. (blz 122)
Joint-ventures
18
 Deze samenwerking tussen bedrijven is bedacht om
de contingenten te omzeilen. De productie van de
goederen vindt dan plaats binnen het invoerende
land. Er hoeft dan niet te worden ingevoerd.
(zie blz 122)
Exportsubsidies
19
 Tegemoetkoming van de overheid aan de
exportbedrijven om de concurrentie van deze
bedrijven te vergroten op de buitenlandse markten.
 Voorbeelden: voordelige leningen (exportkredieten).
(blz 123)
Richtlijnen voor exportsubsidies.
20
 De OESO (Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling) zorgt voor
internationale richtlijnen voor de exportkredieten.
Er geldt bijvoorbeeld een minimaal rentepercentage
en een maximale leningstermijn voor een
exportkrediet. (blz 123)
Non-tarifaire handelsbelemmeringen
21
Niet financiële maatregelen van de overheid om
buitenlandse goederen buiten het land te houden.
Naarmate tarifaire voorschriften worden afgeschaft,
verzinnen de landen vaak andere manieren om de invoer te
belemmeren:
 Technische voorschriften
 Hygiënische voorschriften
 Douanevoorschriften (blz 124)
Voorbeelden douanevoorschriften
22
 Bewust ingewikkeld en tijdrovend maken van
douaneformaliteiten.
 Deviezen (vreemd geldcontrole): je kunt niet aan het
vreemde geld komen om de goederen te betalen.
 Allerlei andere manieren. (blz 124)
Marktvormen
23
Als ondernemer kun je niet zelf de prijs bepalen. Dat
gebeurt door ‘de markt’. Afhankelijk van het aantal
aanbieders, aantal vragers en het soort goed, bestaan
er vijf marktvormen:
1) monopolie
2) Homogeen oligopolie
3) Heterogeen oligopolie
4) Monopolistische concurrentie
5) Volledige (blz 125-127)
Schema op bladzijde 125
24
 Homogeen goed: product is helemaal hetzelfde.
 Heterogeen goed: product is niet helemaal hetzelfde.
 Aantal aanbieders en vragers bepalen met welke
abstracte markt je te maken hebt.
Download