H2 de Multiculturele samenleving

advertisement
H2 de Multiculturele samenleving
Nederlandse samenleving  multiculturele/multi-etnische samenleving duidelijk merkbaar dat er
meerdere bevolkingsgroepen met verschillende culturen leven (etnos = ras/natie/volk)
Etnische groep; groep mensen die zichzelf ziet als aparte groep gebaseerd op etniciteit
Etniciteit; culturele kenmerken en gedragingen, worden generatie op generatie overgedragen
Multiculturele samenleving ontstaat door migratie van bevolkingsgroepen  verhuizen van ene naar
het andere land
Verschillende soorten bewoners van Nederland;
- autochtoon  inwoner van ons land dat zijn wortels hier heeft, generaties lang in Nederland
- vreemdeling of buitenlander  bezoeker die niet de Nederlandse nationaliteit heeft. (toeristen)
- allochtoon  iemand die zich op grond van ras of andere duidelijke uiterlijke kenmerken
onderscheidt van oorspronkelijke inwoners van een land.
- Gastarbeiders  mensen die vanuit Middellandse zeegebied door bedrijfsleven in
samenwerking met overheid hierheen getrokken zijn.
- Etnische groepen  groep die zich apart beschouwt gebaseerd op etniciteit (vaak allochtonen
- Minderheden  alle groepen in samenleving die zich door achtergesteldheid onderscheiden
van de meerderheid
Minderhedenbeleid  verbetering van sociaal-economisch beleid
Vreemdelingenbeleid  centrale vraag is dan of er een ruim of restrictief toelatingsbeleid gevoerd
moet worden
H3 Waarom zijn er vreemdelingen in Nederland?
Nederland is tolerant land, qua toelating;
1300
Toelating van de Joden, voor het geld
1585
vluchtelingenstroom uit Antwerpen, voor kennis handelsrelaties en energie voor de
ontwikkeling
±1930
Nederland niet erg gastvrij, beperkte toelating Joden
na1945
groei migratie, vooral vanuit de Molukken en de Antillen
1946-1960
emigratie naar Canada en Australië
na 1960
kwamen veel werkkrachten vanuit Middellandse zeegebied
na 1974
veel Surinamers
1995
5% van de totale bevolking vreemdeling
migratiesaldo  verschil tussen aantal mensen dat emigreert en immigreert (negatief wanneer er
meer emigreren dan immigreren)
assimilatie  opgaan in bevolking, dit gebeurd gedurende enkele generaties
migratiemotieven (waarom migreren)
- ecologische/economische situatie  migreren ten gunste van werk
- politieke situatie  migreren door vervolging om godsdienst/geaardheid/mening etc.
- persoonlijke situatie  gezinsvorming, gezinshereniging
pushfactoren  levensbedreiging, je moet wel weg
pullfactoren  aantrekkingskracht, beter werk, mooi land etc.
wereld  global village  je kan heel makkelijk en snel van het ene naar het andere land verplaatsen
belangrijkste groepen migranten na WO II
- indische NL’ers; door nieuwe regering angst (origine NL) voor onderdrukking dus terugkeer
- Molukkers; inwoners Indonesië, hielpen NL, eigen staat in Indonesië belooft toen ze in
Nederland waren - nooit gekregen  nooit teruggekeerd naar Indonesië
- Surinamers; ’50 en ’60 kwamen ze hier voor de studie, ’70 Suriname onafhankelijk maar
kwamen naar NL voor economische zekerheid, ’80 vluchtelingen (Bouterse)
- Antillianen; kwamen naar NL met hoop op beter bestaan
Factoren waar groei/daling allochtonen afhankelijk van is:
- Gezinsgrootte
- gezinsvorming
- leeftijdssamenstelling (komen er veel kinderen bij)
- oorlogen
- retourmigratie  terugkeer
H4 verblijfstitels voor vreemdelingen
Bij bezoek aan ander land  beperkende periode, niet langer dan …
1992 paspoort controle binnen EU grenzen opgeheven, paspoort bij je hebben blijft verplicht!
Inwoners EU & VS kunnen volstaan met paspoort, anderen moeten;
een visum hebben
moeten aan kunnen tonen dat ze de terugreis kunnen betalen
na drie maanden 
- weggaan
- melden bij vreemdelingenpolitie
Nederlanderschap krijg je wanneer je;
- Nederlandse ouders hebt
- 3e generatiekind  ouders zijn hier geboren, grootouders hierheen gekomen
- optieregeling  tussen 18-25 jaar verklaring tekenen
- naturalisatie  5 jaar lang in Nederland, volledig ingeburgerd, geen crimineel verleden,
geldige verblijfstitel  verzoek naturalisatie indienen, Koninklijk Besluit kan dat inwilligen
alle andere inwoners van ons land  vreemdelingen
Uitgangspunten voor het Vreemdelingen beleid
- Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)
Als je verklaring getekend hebt (1948)  plechtige belofte rechten van de mens niet te
schenden
Toelating vluchteling bij vervolging, niet bij ‘straf’vervolging
- Europese Verklaring van de Rechten van de Mens (EVRM of Verdrag van Rome)
Verdragstatus  dwingende rechtsregel (kan door rechter veroordeeld worden) inhoud is
hetzelfde als die van de UVRM
- Vluchtelingenverdrag van Genève daarin staat definitie van vluchteling;
Geen der verdragsluitende staten zal bij bedreiging op grond van ras, godsdienst, nationaliteit,
behoren tot bepaalde sociale of politieke partij een vluchteling op geen enkele wijze uitzetten
of teruggeleiden naar grenzen grondgebied
- Nederlandse grondwet;
Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op
welke grond dan ook is niet toegestaan.
- verdrag van Schengen
EU-inwoners kunnen voor onbepaalde tijd in ander EU land komen wonen, werken, studeren,
maar na 3 maanden vergunning aanvragen, deze wordt toegezegd bij beschikking tot
voldoende geld.
Verblijfstitels voor vreemdelingen
- verblijfsvergunning  langer dan 3 maanden in NL binnen 8 dagen na aankomst
verblijfsvergunning aanvragen  vergunning tot verblijf (VTV) die krijg je alleen als je al
machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) hebt
VTV afgegeven per jaar  VTV voor een doel  studie, werk ( bij schending openbare rust,
werkloosheid wordt vergunning ingetrokken )
- vergunning tot vestiging  bij 5 jaar legaal verblijf heb je aanspraak op definitieve vestiging
vergunning tot vestiging geweigerd  onzekerheid op middelen van bestaan, ernstige inbreuk
openbare rust, gevaar voor nationale veiligheid
- verblijf als vluchteling wordt pas toegelaten wanneer terugkeer naar eigen land niet mogelijk
is  aangekomen in NL – aanmelden als asielzoeker – onderzoek – positief eindoordeel –
asielzoekerscentrum – huis toegewezen
- A-status (vluchtelingen status ) wanneer vluchteling onbeperkte verblijfsmogelijkheden heeft
- C-status tijdelijke vergunning tot terugkeer naar land van herkomst mogelijk is
- ‘gedoogden’ geen verblijfsvergunning, maar om humanitaire redenen niet uit land gezet
- verblijf als gezinslid  het halen van familie/(schijn)huwelijken naar NL en na 3 jaar recht op
verblijf
illegaal  iemand zonder verblijfstitel  geen rechten, bij ontdekking wordt illegaal uitgezet
voor argumenten toelating vreemdelingen
tegen argumenten
- grote ongelijkheid in wereld/geweld
- hoge kosten
- internationale afspraken - werkgelegenheid
- geen werk/woonruimte
- recht op gezinshereniging - egoïsme
- bedreiging Nederlandse cultuur
H5 Cultuurverschillen in de samenleving
Cultuur  de totale leefwijze van een groep die komt tot uiting in
- normen; specifieke gedragsregels
- waarden; datgene wat mensen nastrevenswaard en waardevol vinden
 normen worden gevormd uit waarden
elke etnische bevolkingsgroep heeft een eigen cultuur  daarbinnen is cultuur wel gevariëerd
cultuur  relatief  past zich aan aan politieke of economische situatie
acculturatie  veranderingen in eigen cultuur door contact/kennismaking met andere cultuur
socialisatieproces aanleren van normen en waarden
internalisatie  het vanzelfsprekend gaan ‘uitoefenen’ van een cultuur
dominante cultuur  cultuur die binnen een samenleving heerst (vaak de meerderheid)
subcultuur  cultuur die in grote lijnen de dominante cultuur overneemt, maar er een nieuwe identiteit
aan geeft.
Vreemdelingen hebben geen subcultuur maar brengen een nieuwe cultuur
Positiegedrag  gedrag van persoon binnen een groep (doen zoals verwacht wordt)
Cultuur heeft 3 dimensies;
- 1e dimensie  ideële dimensie; ontastbare waarden/opvattingen
- 2e dimensie  normerende dimensie; maken van normen/wetten/strafbepaling
- 3e dimensie  materiële dimensie; weergeving (bijv. kunst) van cultuur
afwijkend of deviant gedrag  wanneer mensen zich niet gedragen zoals binnen de regels van de
cultuur gewenst is
sociale controle  het ‘controleren’ van mensen binnen dezelfde cultuur en deze daarop afkeuren of
waarderen
H6 problemen door cultuurverschillen
Sociale categorisatie  globaal indelen (gebaseerd op uiterlijk/gedrag)
Stereotypering/beeldvorming  mensen uit andere groep oppervlakkig en generaliseren en
vereenvoudigen (vooroordelen spelen grote rol)
Etnocentrisme  mensen van andere cultuur minderwaardig vinden
Het ontstaan van negatieve beeldvorming;
- Socialisatieproces  opvoeding, welke stereotypering van vroeger meegekregen +
massamedia  deze benadrukken de negatieve kanten
- Jezelf positieve rol geven  door andere cultuur negatief af te schilderen lijkt eigen cultuur
beter
- Xenofobie  angst voor vreemde/nieuwe culturen
- Angst dat eigen cultuur verdwijnt
Gevolgen van negatieve beeldvorming;
- vooroordelen  mening over anderen maar gebaseerd op stereotypering niet op feiten/kennis
- discriminatie  onterecht verschillend of gelijk behandelen
- institutionele discriminatie  bevolkingsgroepen systematisch minder kansen geven
- racisme  discriminatie op basis van uiterlijk(huidskleur)
- nieuw racisme  opvatting dat binnen 1 samenleving maar 1 cultuur past
self-fulfilling prophecy  gevolg en oorzaak lopen in elkaar over  Marokkanen lui  daardoor
krijgen Marokkanen geen baan  zie je wel dat ze lui zijn ze werken niet
gevolgen van self-fulfilling prophecy;
- minder kans op arbeid/woning  sociale onderklasse  verschil tussen allochtonen en
autochtonen
- mensen worden gekwetst  ontstaan van eigen organisaties  spanningen tussen
bevolkingsgroepen
positietoewijzing  samenleving zorgt dat elke groep een plaats in maatschappij heeft  wordt
toegewezen
positieverwerving  groep probeert een plaats te krijgen  wordt verwerft
rol van particuliere organisaties/overheid bij;
- positietoewijzing  woningtoewijzing (sprake van isolatie?) discriminatie
(benadrukken/overdrijven)
- positieverwerving  eigen houding, aanpassing  inburgeren of eigen cultuur aanhouden
fundamentalisme
- geloof
- fanatisme
door verschillende geloven  geloof vindt zichzelf waarheid  zorgt voor conflicten
verklaring ontstaan fundamentalisme;
- verzet tegen modernisering  moslims zijn bang dat moderne samenleving hun cultuur
verjaagd
- zoeken naar eigen identiteit  extreme reactie
- inspiratiebron  verzet/angst
H7 cultuurverschillen
Extreem rechts mening; culturen verschillen dus ongelijkwaardig
2 visies  cultuur;
- cultureel relativisme; normen en waarden zijn relatief, veranderen. Op grond van normen en
waarden kan je iemand niet beoordelen, andere ‘gebruiken’ moet je accepteren en tolereren
- universalisme; er zijn algemene normen en waarden ongeacht cultuur  geen tolerantie
4 ideale samenlevingsmodellen
- segregatiemodel  duidelijke scheiding minderheid en dominante groep
- multiculturele samenleving  gelijkwaardigheid
- assimilatiemodel  de nieuwkomer neemt cultuur dominante groep over
- melting pot  uit alle culturen ontstaat 1 nieuwe cultuur, de aanwezigen worden dus
samengesmolten
H8 maatschappelijke ongelijkheid
Sociale klasse  mensen ut samenleving met ongeveer dezelfde positie (in bijv. aanzien, loon)
Sociale stratificatie  de verdeling van de samenleving
De nu meest gebruikelijke stratificatie;
- onderklasse  mensen met minimum loon/uitkering
- werknemers/arbeidersklasse
- professionele middenklasse  ambtenaren enz.
- ondernemersklasse  eigenaren van kleine tot middelgrote bedrijven
- bovenlaag  kapitaalbezitters, topbestuurders
theorieën over maatschappelijke ongelijkheid;
- Karl Marx; verklaart ongelijkheid uit manier waarop mensen aan inkomen komen  uit
bezittingen/verhuur (controle) of uit inspanningen (loonarbeid)  de eerste heeft macht, de
tweede niet
Max Weber; sociale stratificatie ontstaat door economie/cultuur/politiek  bij macht en kennis
hoor je ook tot de bovenste laag, niet alleen bij veel geld.
Functionalisten  zonder ongelijkheid zou niemand werken, iedereen gelijk dus evenwaardige banen
Sociale mobiliteit  stijgen/dalen in klasse
Bij een open/vrije samenleving is meer mobiliteit mogelijk
2 soorten mobiliteit;
- intergenerationele  stijging of daling ten opzichte van ouders
- intragenerationele  stijging of daling tijdens eigen leven
H9 maatschappelijke positie van etnische minderheden
Factoren die rol spelen bij positie toewijzing/verwerving van allochtonen
-
positietoewijzing  discriminatie op arbeidsmarkt (vooroordelen)
positietoewijzing  onderwijs, het niet begrijpen van leraar
positietoewijzing  het openstaan van autochtone organisaties tegenover allochtonen
positieverwerving  houding van allochtonen
positieverwerving  participatie allochtoon; voor eigen rechten opkomen?
Positieverwerving  ontwikkeling eigen belangen organisaties (kan ook negatief wezen
spanning)
Etnische minderheden hebben achterstand op de arbeidsmarkt blijkt uit;
- 7% autochtone bevolking is werkloos, ligt bij allochtone bevolkingveel hoger rond 30 %
- 70% van die allochtone bevolking is langer dan 2 jaar werkloos
- allochtonen hebben lagere functies  lager netto-inkomen
oorzaken achterstandspositie op arbeidsmarkt bij allochtonen;
- positietoewijzing – werk van allochtonen overgenomen door robots
- positietoewijzing – worden geen banen gecreëerd voor mensen met lage opleiding
- positietoewijzing – verdringing  veel sollicitanten, meer keuze voor werkgever, persoon met
hoogste opleiding krijgt de baan
- positietoewijzing – discriminatie door werkgevers en uitzendbureaus
- positieverwerving – geringe taalbeheersing
- positieverwerving – laag opleidingsniveau
- positieverwerving – geen kennis van Nederlandse omgangsvormen, hoe het hoort..
- positieverwerving – te weinig ‘contact’  kennissen netwerk
oorzaken achterstand huisvesting
- positietoewijzing – discriminatie bij toewijzing woning door woningbouwcoöperaties
- positietoewijzing – spreidingsbeleid van de gemeente
- positietoewijzing – weerstand bij bevolking/buurt tegen allochtonen
- positieverwerving – behoefte aan contact met eigen groep  gettovorming
achterstand onderwijs blijkt uit;
- laag gemiddeld onderwijsniveau van etnische groepen
- kinderen etnische minderheden relatief slechte prestaties op basisschool
- weinig doorstroming naar hoger onderwijs
- veel drop-outs  school verlaten zonder diploma
oorzaken achterstand in onderwijs
- positietoewijzing – weinig rekening houden met taalachterstand
- positietoewijzing – leraren  stereotypen en vooroordelen
- positietoewijzing – toetsen niet ‘geschikt’ voor etnische minderheden
- positieverwerving – aansluitingsproblemen  taal
- positieverwerving – sociaal-economische status  geringe vooropleiding ouders
- positieverwerving – in opvoeding weinig aandacht voor taal
- positieverwerving – zoekt geen contact met Nederlands onderwijs
- positieverwerving – slechte woonomstandigheden  studieruimte
gevolg  maatschappelijke achterstand etnische minderheden wordt niet kleiner
H10 het minderhedenbeleid
Inburgeringscontract  bij toelating van vluchteling moet hij dit tekenen  verplicht je tot inburgeren
Maatregelen met betrekking tot onderwijs
- extra geld voor scholen met hoog percentage etnische kinderen
- projecten om achterstand kleiner te maken
- onderwijs in eigen taal geven en dan Nederlandse lessen
- intercultureel onderwijs  makkelijker contact
maatregelen met betrekking tot werkgelegenheid
- stimulatie bedrijven om etnische medewerkers aan te nemen (verplichte melding aant Etnisch)
- overheid zelf als voorbeeld
maatregelen met betrekking tot huisvesting
- verbod op discriminatie
- spreidingsbeleid
maatregelen met betrekking tot de politiek
- gelijke kansen voor iedereen in de politiek en daar buiten
H11 politiek en de multiculturele samenleving
Sociaal-democraten  PvdA
Gelijkheid, percentage vreemdelingen is niet hoog vergeleken met andere landen
Is voor gezamenlijk Europees beleid
Goede integratie is verplicht
Christen-Democraten  CDA
Extra aandacht voor mensen in ‘nood’
Maatschappij moet verantwoordelijk zijn
Vluchtelingen in eigen regio opvangen
Is voor Europees vluchtelingen beleid
Liberalen  VVD
Geen richtlijnen, maar;
Prioriteit ligtbij goede integratie
Inburgeringscontract!
Alleen politieke vluchtelingen krijgen toegang
Pragmatici  D66
Migranten geen probleem  verrijking
Extra aandacht voor 2 probleemgroepen;
- mensen zonder toerusting op de arbeidsmarkt
- illegalen
deze 2 veroorzaken spanning, racisme, discriminatie oplossing  Europees vluchtelingen beleid
streng optreden tegen werkgevers van illegalen
snelle en goede integratie is belangrijk
groen links, SP
solidariteit
vooroordelen onderdrukken
ons land is niet vol
politieke en economische vluchtelingen toelaten
alle integratie bevorderen
klein rechts  Christen Unie, SGP
goede integratie nodig
geen racisme
vluchtelingen in eigen regio opvangen
terugkeer naar eigenland steunen
(extreem) rechts  LPF, LN
tegenstander multiculturele samenleving
vreemdelingen moeten zich aan ons aanpassen
voorstanders remigratie
geen voorrang voor autochtonen bij huisvesting e.d.
bij binnenkomst controle op ziektes en dan naar werkkamp
Download