Kloosterkerk, Paasnacht 15 april 2017, preek over Genesis 1: 1-5 en Exodus 14: 15-29. Voorganger ds. Margreet Klokke. Het is al weer een hele tijd geleden dat iemand mij belde om een afspraak te maken. Toen we een week later tegenover elkaar zaten begon hij meteen te vertellen. Hij was zo’n twintig jaar getrouwd, had twee kinderen, een baan, een huis en een hypotheek; hij sportte, hij en zijn vrouw hadden een leuke vriendengroep. Hun leven zag er goed uit, maar hij voelde zich in toenemende mate gevangen. Het was alsof hij zich had vastgeleefd. Dat had te maken met iets in de verhouding tot zijn vrouw. Zij wilde aan hem schaven. Allerlei kleine dingen wilde ze veranderen bij hem. Hij was de strijd nooit met haar aangegaan, hij had zich aangepast. Tot hij pas geleden een nieuwe baan vond, waar hij minder mee zou verdienen, maar die precies bij hem aansloot. Toen wilde ze niet dat hij die aannam. Dat was voor hem de druppel. Ineens was hem duidelijk geworden, dat hij moest gaan. Het was vreselijk geweest. Maar hij had doorgezet. Hij woonde nu tijdelijk elders. ‘Maar vreemd’ zei hij, ‘ik had gedacht dat ik me opgelucht zou voelen, en vrij. Dat is alleen niet zo, ik moet ontzettend wennen. Ik zit nog met duizend draadjes aan haar vast. Er is zoveel ingewikkelds.’ Ik herinner me nog goed, hoe ik toen in een opwelling zei: ‘Ja, dat kan ik me voorstellen. Je hebt om zo te zeggen net een doortocht door de zee gemaakt. En nu merk je dat je nog een hele woestijnreis te wachten staat.’ Verbaasd keek hij me aan. ‘O’ zei hij, ‘Is dat het. Ik ben door de zee, maar nu komt de woestijn. Ja, dat klopt denk ik. Dank je. Ik weet nu, waar ik ben.’ We hebben nog een tijd doorgepraat, maar eigenlijk was het bijbelse beeld van de doortocht door de zee en de woestijnreis genoeg. Het hielp hem, zijn leven te duiden. Aan dit gesprek kun je zien wat de kracht is van het verhaal dat zonet gelezen is. Het is niet alleen maar een bepalend moment in de geschiedenis van Israël. Wat hier verteld wordt kan altijd weer gebeuren. Het is ook een beeld voor een ervaring die je zelf kunt hebben. Het verhaal van de doortocht door de Rietzee is een geboorteverhaal. Een scheppingsverhaal. Een oude huid wordt afgelegd, een nieuw leven begint. Dat het zo direct herkenning oproept, komt ook doordat het niet ontkent dat opnieuw geboren worden geen feest is, maar een pijnlijk proces. Het is een strijd, een machtsstrijd soms. Er trekken om zo te zeggen wagens en paarden bij uit. Er vindt een krachtmeting bij plaats. Er hoort een moment van scheiding bij, van je losscheuren, van nee zeggen tegen het een en ja zeggen tegen het ander. En dan is het nog niet klaar. Wie door de diepte op het droge is gekomen, moet daarna nog door de woestijn voor hij aankomt in het beloofde land. Net als van de man over wie ik vertelde, zou je van de Israëlieten kunnen zeggen, dat zij zich hadden vastgeleefd. Ze waren als vreemdeling naar Egypte gegaan, omdat er een hongersnood was in het eigen land. Ze hadden er werk gekregen, een huis en haard, kinderen en kleinkinderen. En ze waren er gebleven, ook toen de hongersnood in Israël over was. Ze wisten immers wel wat ze hadden, maar niet wat ze zouden krijgen. Ze namen liever het zekere voor het onzekere. Het ging hen nu toch goed? Wat wil je nog meer. Geleidelijk aan kreeg Egypte hen echter steeds meer in z’n greep. Want het is met de cultuur van een land als met de levensstijl van je partner, deze heeft invloed, hij vormt je. Egypte, dat is in het Hebreeuws Mitsraim. En dat betekent Angstland. Een vreemde naam misschien, voor dat mooie en rijke land. Maar hij klopt wel. Hij klopt juist precies. Want rijkdom en angst, die horen bij elkaar. Dat is iets van alle tijden en plaatsen. Kijk maar naar ons eigen land. Het is heel welvarend. Dat maakt veel mensen bezorgd, las ik eind vorig jaar in de krant. Ze zijn bang voor de toekomst. Het kan alleen maar slechter worden, denken ze. Ze willen houden, wat ze hebben. Ze willen niet delen. De grenzen mogen wel wat dichter, zegt de een dan ook. De defensiebegroting mag wel wat omhoog zegt de ander. Ziet u, dat is waarom Egypte Angstland heet. Bij welvaart hoort angst, en bij angst wagens en paarden, een leger dat alle rijkdom beschermen kan. Egypte – dat is geen plaats op de kaart. Het is een manier van leven. Het is hebben, willen houden, en de klauwen ontwikkelen die daarbij horen. Door dit Egypte zijn de Israëlieten besmet geraakt. Ze zijn zelf ook in de ban van de angst gekomen. Als de farao hen vrijheden ontneemt, laten ze het gebeuren. Ze willen hun huis en hun haard, hun baan en hun inkomen niet kwijt. Tot Mozes opstaat, en hen herinnert aan de God van hun vaderen. De Eeuwige, wiens naam betekent: Ik ben die er voor je is! Hij roept ons weg uit Egypte, zegt Mozes. Laten we toch vertrouwen hebben in hem, en gaan. En de Israëlieten – eerst sputteren ze nog tegen. Maar hoe vaker ze Mozes horen praten, hoe gevoeliger ze worden voor Gods roepstem. En in de nacht, die later herinnerd zal worden als de avond van Pesach, maken ze hun exodus, hun uittocht. En dit nieuwe begin, dat is een hele bevalling. Ze moeten zich losscheuren van Egypte. We hoorden het zonet, in de schriftlezing. Nog maar nauwelijks zijn ze op weg, of ze merken dat Angstland hen achtervolgt, met paarden, ruiters en paarden. Ze versnellen hun pas, maar dan komen ze bij de Rietzee. Nu kunnen ze niet meer voor- of achteruit. En dan is het kiezen – geven ze zich over, aan de macht van de gewoonte? Of zetten ze door? Waar zullen ze ja tegen zeggen, en waar nee? Geboorte, herschepping - in de bijbel gaat dat altijd door het diepe heen. Noach vond pas nieuwe grond onder de voeten na veertig dagen en nachten ronddobberen op het water. Jona kwam pas op het droge na drie dagen en nachten in de buik van de vis. Ook de Israëlieten moeten door de zee om de reis naar het beloofde land te kunnen beginnen. De Eeuwige zegt tegen Mozes: Jij moet je staf geheven houden boven de zee en zo het water splijten. En Mozes doet het. En de zee gaat uiteen. Ze wagen zich in het diepe, ze trekken door de twee muren van water heen. Maar Egypte laat niet los, het oude leven kleeft nog aan hen, ze zijn er met duizend draadjes aan verbonden. Met wagens, paarden en ruiters komt het achter hen aan. Het is een krachtmeting, opnieuw beginnen. Een strijd. Egypte gaat verliezen, alle ruiters zullen omkomen. Nu kan ik me voorstellen dat er onder u zijn die denken: wat een gewelddadig verhaal. Wat een God, die zoveel doden laat vallen om zijn volk te redden. Maar dan lees je het verhaal nog te letterlijk. Egypte – dat is immers geen land op de kaart met inwoners. Het is een manier van leven. Die van: hebben, willen houden, en de klauwen bezitten die daarbij horen. Wat de verteller wil zeggen door de strijdmacht van Egypte te laten vastlopen op de zeebodem, is dit: je loopt vast in je leven als je je te veel laat leiden door angst om te verliezen wat je hebt opgebouwd. Dat zag je ook aan het verhaal van de man waar ik mee begon. Hij had zich al veel eerder kunnen losmaken en opnieuw beginnen… Toch is het nogal wat. Je hebben en je houden achter laten. Want wat houd je dan over? Wie ben je nog, als je de duizend draadjes die je verbinden met je verleden doorknipt? Waar blijven we straks, vroegen de Israëlieten zich ook af, als we ons Egyptische bestaan verlaten? Ik heb pas een boek gelezen, waarin ik een antwoord heb gevonden op deze vraag. ‘Leven en lot’ heet het. Het is van Vasili Grossman. Dit boek gaat over de tweede wereldoorlog in Rusland, en wat deze betekend heeft voor gewone mensen. Je ontmoet er Duitse soldaten in, en Russische. Maar ook hun moeders, vrouwen en kinderen. Je ziet hoe beide partijen bezig zijn hun hebben en houden met alle geweld te verdedigen. En hoe de soldaten er in beide legers even beroerd aan toe zijn. Overal lopen de wielen van de wagens om zo te zeggen vast in de modder. ‘Mensen lijken er niet meer op mensen’, zegt de schrijver ergens, ‘ze worden als boomtakken rondgeslingerd en ze vullen de greppels als stenen die andere stenen met zich meesleuren.’ Ook in dit boek gaat Egypte dus weer ten onder in de golven. De dag komt dat Duitsland verliest en het geweld ineens ophoudt. Op dat moment zoemt de schrijver in op een paar mannen die om een vuurtje zitten. Om hen heen: een en al verwoesting. Maar in hun kring: de warme gloed van het vuur. Hun verweerde gezichten worden erdoor verlicht. Ze hebben iets gekookt op het vuur. Ze delen het met elkaar. Hier begint het leven opnieuw, zegt de schrijver dan. Het is zo’n klein, kwetsbaar moment. Zinloze goedheid, zou je het kunnen noemen, tegen de achtergrond van alles wat er heeft plaatsgehad. En toch noemt hij dit een eeuwig moment. Als Egypte, de kant van de mens die op hebben en willen houden gericht is, met de klauwen die daarbij horen is ondergegaan in de zee, dan komt er een andere kant van mens-zijn naar voren. Dan zie je mensen er eenvoudig voor elkaar zijn. Dit is hoe God de mens oorspronkelijk bedoeld heeft. Hij heeft hen geschapen naar zijn beeld. Hij is de God die er voor je is. En hij heeft ons bedoeld als mensen, die er voor elkaar zijn. Wat houd je over, als je de werkvoorden ‘hebben en houden’ even minder gewicht geeft? Als je Egypte achterlaat in de zee? Het werkwoord ‘zijn’, mens-zijn. Israël gáát de zee door. Het láát Egypte achter. Het kómt heelhuids op het droge. En begint dan aan de reis naar het beloofde land. Een geboorteverhaal is dit, een scheppingsverhaal. De nieuwe Adam staat in deze Paasnacht weliswaar nog te rillen op de oever. Maar hij is wel vastbesloten te beginnen aan zijn zoektocht naar het goede leven. Een leven dat niet langer getekend wordt door hebben, maar door het goddelijke werkwoord zijn. Een eeuwige zoektocht is dit. Ook u en ik zijn er, elk op onze eigen manier, mee bezig. In onze doopgedachtenis zullen we dat straks bevestigen. Er is maar een mens, die de reis voleindigd heeft. Een mens, die zich heeft kunnen losmaken van zijn hebben en houden. En die eigenlijk nooit klauwen gehad heeft, om ze te verdedigen. Jezus. Hij ging eenvoudig door het leven met zijn God. Hij kon er voor anderen zijn, zoals hij wist dat zijn God er was voor hem. Weliswaar hebben ze hem gedood. Want zijn goedheid maakte hen bang. Ze konden er niet aan tippen. Zoals hij, zo konden zij toch niet zijn? Maar het is geen zinloze goedheid geweest. Hij is opgewekt. Goedheid van mens tot mens, dat is eeuwig. Je warmen, bij een vuurtje. Elkaar wat licht doorgeven. Er zijn voor elkaar. Dat is altijd weer het begin van nieuw leven, van het door God bedoelde leven. En dat vieren we met Pasen. Amen. Bronnen: Th.J.M. Naastepad, Naar Mokum, uitleg van Exodus 1-34, p. 181 ev H. Jagersma, Exodus I, p. 217 ev. God van licht en leven Wij danken u voor Jezus uw Zoon hij die voor ons uit is gegaan door het water van de dood en is opgestaan tot een nieuw leven in eenvoudige gemeenschap met u en de mensen. Geef ons op dit Paasfeest de moed om hem te volgen, en de werkwoorden hebben en houden wat minder gewicht te geven en het werkwoord zijn juist wat meer. Moge wij meer en meer mensen zijn naar uw beeld… Wij bidden voor mensen en volken die veel hebben dit graag willen houden en daardoor klauwen aan het ontwikkelen zijn. Dat zij tijdig inzien dat wagens paarden en ruiters alleen maar kunnen vastlopen in de modder, dat agressie een weg is die doodloopt. En dat wij in onze eigen kleine omgeving oefenen om nee te zeggen tegen deze weg. Wij bidden voor mensen en volken die weinig hebben te weinig om van te leven en daarom op reis gaan een ongewisse toekomst tegemoet. Dat zij mensen ontmoeten die willen delen en tegelijk zelf niet teveel gaan hechten aan die werkwoorden hebben en houden, dat zij ons leren hoe je dat doet: zijn, mens-zijn, zoals door u bedoeld. In stilte…