Brassersplein 2 2612 CT Delft Postbus 5050 2600 GB Delft www.tno.nl TNO-rapport TNO 2013 R10460 Oog voor Innovatie Uitkomsten van een omgevingsanalyse voor de verzekeringssector Datum 12 april 2013 Auteur(s) Maurits Butter Annelieke van der Giessen Hugo Gelevert Joost van Genabeek Aantal pagina's Aantal bijlagen Opdrachtgever Projectnaam Projectnummer 116 0 Verbond van Verzekeraars Anticiperen op innovatie 055.01725/01.01 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan. © 2013 TNO T +31 88 866 70 00 F +31 88 866 70 57 [email protected] TNO-rapport | TNO 2013 R10460 3 / 116 Oog voor Innovatie Inhoudsopgave 0 Managementsamenvatting ..................................................................................... 7 1 Inleiding .................................................................................................................. 15 1.1 Maatschappelijke dynamiek en innovaties leiden tot veranderingen .............. 15 1.2 De verzekeringssector wil anticiperen op die ontwikkelingen.......................... 15 1.3 In dit project zijn daartoe vijf stappen gevolgd ................................................. 15 1.4 Leeswijzer ........................................................................................................ 16 2 Maatschappelijke trends ....................................................................................... 19 2.1 Introductie ........................................................................................................ 19 2.2 Demografische trends ...................................................................................... 20 2.2.1 Vergrijzing van de bevolking ............................................................... 20 2.2.2 Veranderende migratiestromen .......................................................... 22 2.2.3 Toenemende urbanisatie .................................................................... 23 2.2.4 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de demografische trends ....... 25 2.3 Economische trends ........................................................................................ 26 2.3.1 Structurele economische problemen .................................................. 26 2.3.2 Verschuiving naar virtuele criminaliteit ................................................ 28 2.3.3 Afname van het vertrouwen in traditionele instituties ......................... 28 2.3.4 Globalisering ....................................................................................... 30 2.3.5 Toename van de complexiteit van infrastructuren .............................. 31 2.3.6 Veranderingen in de economische structuur ...................................... 31 2.3.7 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de economische trends .......... 33 2.4 Sociaal-culturele trends ................................................................................... 34 2.4.1 Toenemende maatschappelijke polarisatie......................................... 35 2.4.2 Zelfvoorziening, zelfredzaamheid en afname van de solidariteit ........ 36 2.4.3 Versterking van maatschappelijk betrokken en verantwoord ondernemen ........................................................................................ 36 2.4.4 De bange maatschappij ...................................................................... 37 2.4.5 Individualisering .................................................................................. 37 2.4.6 Bevrediging van behoeften ................................................................. 38 2.4.7 Ongezonde leefstijl .............................................................................. 38 2.4.8 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de sociaal-culturele trends ..... 40 2.5 Ecologische trends ........................................................................................... 41 2.5.1 Klimaatproblematiek ............................................................................ 41 2.5.2 Lange termijn gezondheidsrisico’s als gevolg van (nieuwe) technologieën ...................................................................................... 42 2.5.3 Uitputting van grondstoffen ................................................................. 43 2.5.4 Vervuiling............................................................................................. 44 2.5.5 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de ecologische trends ............ 44 2.6 Politiek-juridische trends .................................................................................. 45 2.6.1 Publieke afkeer van de politiek ........................................................... 45 2.6.2 (Europees) openbaar bestuur, wet- en regelgeving ........................... 46 2.6.3 Toenemende aandacht voor financiële dienstverlening ..................... 47 2.6.4 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de politiek-juridische trends ... 48 3 Trends in technologie en innovatie ..................................................................... 49 3.1 Introductie ........................................................................................................ 49 3.2 Technologische trends die kunnen leiden tot vernieuwing .............................. 49 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 4 / 116 Oog voor Innovatie 3.2.1 Opkomst van alternatieve financiële producten .................................. 50 3.2.2 Ontstaan van nieuwe organisatievormen............................................ 51 3.2.3 Transitie naar een informatiemaatschappij ......................................... 52 3.2.4 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon m.b.t. werkwijze en organisatie .... 56 3.3 Technologische trends met mogelijke invloed op verzekerde risico’s ............. 57 3.3.1 Nieuwe voedingsmiddelen .................................................................. 58 3.3.2 Duurzame ruimtelijke planning ............................................................ 58 3.3.3 Innovaties in de retailsector ................................................................ 59 3.3.4 Duurzaam bouwen .............................................................................. 60 3.3.5 Innovaties in de maakindustrie ........................................................... 61 3.3.6 Innovaties in mobiliteit ......................................................................... 63 3.3.7 Consumentenelektronica .................................................................... 64 3.3.8 Innovaties in de gezondheidszorg ...................................................... 65 3.3.9 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon m.b.t. verzekerde risico’s .............. 67 4 Impact van trends op verzekeringsmarkten ....................................................... 69 4.1 Introductie ........................................................................................................ 69 4.2 Mate van impact van de geïdentificeerde trends ............................................. 69 4.2.1 Maatschappelijke trends ..................................................................... 71 4.2.2 Trends in technologie en innovatie ..................................................... 71 4.3 De oudedagsvoorziening ................................................................................. 72 4.3.1 De toenemende levensverwachting .................................................... 72 4.3.2 Financiële buffers staan onder druk .................................................... 74 4.3.3 Veranderende maatschappelijke vraag naar oudedagsvoorziening ... 75 4.4 Wonen .............................................................................................................. 77 4.4.1 Stagnatie van de verkoop en financieringsproblemen ........................ 77 4.4.2 Herstructurering van de woningmarkt ................................................. 78 4.4.3 Een groeiende behoefte aan flexibiliteit .............................................. 79 4.5 Mens en gezondheid........................................................................................ 80 4.5.1 Toename van de vraag naar zorg ....................................................... 80 4.5.2 De veranderende behoefte aan zorg .................................................. 83 4.5.3 Een efficiëntere organisatie van zorg .................................................. 84 4.5.4 Veranderende arbeidsrisico’s.............................................................. 84 4.5.5 Integratie van zorg, wonen en oudedagsvoorziening ......................... 86 4.6 Schade en aansprakelijkheid ........................................................................... 86 4.6.1 Opstal en inboedel .............................................................................. 87 4.6.2 De auto ................................................................................................ 88 4.6.3 Milieu, biodiversiteit en klimaat ........................................................... 88 4.6.4 Bedrijfsschade en aansprakelijkheid ................................................... 89 4.6.5 Rechtsbijstand ..................................................................................... 91 4.6.6 Maatschappelijke veiligheidsrisico’s ................................................... 92 5 Impact van trends op de interne organisatie en werkwijze van verzekeraars 95 5.1 Introductie ........................................................................................................ 95 5.2 Ontwikkeling nieuwe producten ....................................................................... 95 5.3 Actuarieel onderzoek/ risico beoordeling ......................................................... 96 5.4 Organisatie van de distributie .......................................................................... 97 5.5 Verkoop en acceptatie ..................................................................................... 97 5.6 Klantenservice en afhandeling van claims....................................................... 99 5.7 Investeringsmanagement................................................................................. 99 5.8 Administratie en ICT infrastructuur ................................................................ 100 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 5 / 116 Oog voor Innovatie 5.9 Human resources ........................................................................................... 101 6 Conclusies en strategieën voor de verzekeringssector .................................. 103 6.1 Introductie ...................................................................................................... 103 6.2 Overkoepelende trends en hun impact op de sector ..................................... 103 6.2.1 Een onzekere toekomst .................................................................... 103 6.2.2 Het nieuwe normaal .......................................................................... 105 6.2.3 De veranderende consument ............................................................ 106 6.2.4 De veranderende rol van de overheid ............................................... 108 6.2.5 Het nieuwe ondernemen ................................................................... 108 6.2.6 De kracht van technologie en innovatie ............................................ 109 6.3 Conclusies en aanbevolen strategieën .......................................................... 110 6.3.1 Zekerheid wordt onzeker................................................................... 110 6.3.2 De klant verandert fundamenteel ...................................................... 112 6.3.3 Innovatie is nodig om te overleven ................................................... 113 6.3.4 Verzekeraars hebben een maatschappelijke rol te vervullen ........... 114 6.3.5 De organisatie van werk moet toekomstbestendiger ........................ 115 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 Oog voor Innovatie 6 / 116 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 7 / 116 Oog voor Innovatie 0 Managementsamenvatting Verzekeraars willen kunnen anticiperen op de toekomst De verzekeringssector opereert in een brede maatschappelijke context. De maatschappij is volop in beweging en deze dynamiek heeft zijn weerslag op de verzekeringssector. Door tijdig in te spelen op de ontwikkelingen kunnen kansen beter benut en bedreigingen sneller geadresseerd worden. Dit vereist echter een goed inzicht in de relevante trends en hun potentiële impact op de sector. Innovatie is in dit verband een belangrijk element. Innovatie is niet alleen een bron van vernieuwing en van economische groei, maar speelt in toenemende mate ook een sleutelrol bij het oplossen van de grote maatschappelijke vraagstukken. Ook voor de verzekeringssector is innovatie daarom belangrijk. Er zal een vraag naar nieuwe producten ontstaan, verzekerde risico’s zullen veranderen en ook de manier waarop het werk binnen de verzekeringssector wordt ingericht zal veranderen. Tegen deze achtergrond heeft het Verbond voor Verzekeraars TNO gevraagd om relevante trends en hun potentiële impact op de verzekeringssector op een overzichtelijke wijze in kaart te brengen. Dit rapport bevat de resultaten. De sector heeft veel ontwikkelingen in het vizier, maar nog niet alle In dit rapport worden meer dan 150 trends en ontwikkelingen beschreven die gevolgen kunnen of zullen hebben voor de verzekeringssector. De volgens de verzekeringssector belangrijkste trends zijn weergegeven in de radarplot van figuur 1. Een aantal ontwikkelingen springt eruit, en deze ontwikkelingen kunnen grofweg in twee categorieën worden ingedeeld. Allereerst zijn er ontwikkelingen waarvan de sector zelf veel impact verwacht en waar men, in meer of mindere mate, al aan werkt. Daarnaast, en die categorie is spannender, zijn er ontwikkelingen die de verzekeraars zelf nog niet vol in het vizier lijken te hebben – terwijl ze wel degelijk veel impact kunnen hebben! Om te beginnen met de eerste groep. De sector verwacht significante effecten van met name de vergrijzing, de toenemende tekorten op de arbeidsmarkt, de flexibilisering van de arbeidsmarkt, de eurocrisis, de bereidheid om taboes te doorbreken (hypotheken, langer werken, arbeidsmarkthervormingen), de (gezondheids)risico’s van nanotechnologie, de klimaatverandering, de ontwikkeling van automatische voertuiggeleiding, allerhande ontwikkelingen op het gebied van zorg, toenemende ICT-mogelijkheden, het veranderend imago van de sector en de herstructurering van financiële instituties. Veel hiervan is niet nieuw; verzekeraars zijn zich ervan bewust dat het belangrijke onderwerpen zijn. Veel van deze ontwikkelingen zouden we daarom misschien als ‘usual suspects’ mogen bestempelen – zonder daarmee overigens hun mogelijke impact te willen afzwakken. Dan de tweede groep. Allereerst viel tijdens het onderzoek op, dat de sector over het algemeen minder impact verwacht van trends in technologie en innovatie. Dat is op het eerste oog vreemd, gezien het enorme tempo waarin de technologische vooruitgang onze maatschappij verandert. De verzekeringssector wordt duidelijk en de sector ze nog niet in het vizier heeft, zou de impact ervan op termijn groot kunnen zijn. verwacht (weergegeven met een oranje driehoekje). Hoewel de impact hiervan als lager werd beoordeeld door de sector impact worden gerepresenteerd door een groter bolletje. Daarnaast zijn enkele trends geplot die later in de tijd worden of meer ‘scoorden’, zijn met een bolletje weergegeven in de radarplot, waarbij trends die een 3 of hoger scoorden op De trends die in een survey uitgevoerd onder betrokkenen binnen de verzekeringssector een gemiddelde impact van 2,5 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 Oog voor Innovatie Figuur 1 8 / 116 Radarplot van de trends waarvan de meeste impact wordt verwacht (bolletjes) en enkele trends met mogelijk impact op de lange termijn (driehoekjes) TNO-rapport | TNO 2013 R10460 9 / 116 Oog voor Innovatie sterk beïnvloed door ontwikkelingen in de maatschappelijke en politieke omgeving, en is zich daarvan bewust. Dat vormt mogelijk een deel van de verklaring waarom technologische ontwikkelingen minder op het netvlies staan. Toch kunnen juist ook de technologische ontwikkelingen veel gevolgen hebben voor de verzekeringssector. Denk bijvoorbeeld aan vergaande medische innovaties, waardoor de levensverwachting weleens disruptief zou kunnen toenemen, aan de mogelijke gevolgen van de ontwikkelingen op het gebied van Big Data, Open Data en sociale media voor bijvoorbeeld risk management, en aan de toename van cyberrisico’s, waaruit kansen kunnen ontstaan voor de ontwikkeling van nieuwe, gespecialiseerde verzekeringen en schadehersteldienstverlening. Er zijn echter ook niet-technologische ontwikkelingen die verzekeraars nog niet op grote schaal lijken te ‘omarmen’, terwijl ze wel degelijk grote gevolgen kunnen hebben voor de sector. Hiertoe behoren de ontwikkeling van het besteedbaar inkomen, de toenemende urbanisatie en veranderende immigratie, de verandering van productieketens in combinatie met de opkomst van open innovatie, de verandering van arbeidsrisico’s, de ontwikkeling van ‘product’ naar ‘dienst’, het veranderende solidariteitsbegrip dat een visie behoeft, de biodiversiteit die onder druk staat en de lange termijn-trend naar duurzaamheid, in relatie tot onder andere grondstoffenschaarste. De trends vereisen actie, die verschillen per marktsegment Het belang van de trends verschilt voor elk van de vier marktsegmenten van verzekeraars (oudedagsvoorziening, wonen, zorg en schade en aansprakelijkheid). Dat vraagt andere acties van de segmenten. Voor de oudedagsvoorziening is de stijgende levensverwachting van groot belang. Vanwege het mogelijk disruptieve karakter van die stijging, levert extrapolatie wellicht niet (meer) de juiste voorspellingen op, met alle risico’s van dien voor bestaande producten van verzekeraars. Tevens stijgt de behoefte aan vernieuwende producten, die beter passen bij langer doorwerken en flexibele arbeidsrelaties, en die bovendien andere vormen van vermogensopbouw mogelijk maken. Deze punten vereisen actie. Bovendien kunnen verzekeraars een bijdrage leveren aan het maatschappelijke debat over de oudedagsvoorziening, en zo helpen een breed gedragen, lange termijnvisie op dit onderwerp te ontwikkelen. Op het gebied van wonen leiden de stagnatie van de huizenverkoop en financieringsproblemen ertoe dat de vraag naar hypotheken daalt en dat het risico op restschuld en betalingsachterstanden toeneemt. Grote verschillen tussen de woningmarkt in stedelijke en landelijke gebieden kunnen in combinatie met verstedelijking en krimp leiden een verergering van deze problemen. Ook de toenemende vraag naar huurwoningen heeft gevolgen voor de vraag naar hypotheken en kapitaalverzekeringen. Nieuwe woonconcepten (o.a. levensbesteding wonen en het combineren van wonen en werk) leiden tot een vraag naar innovatieve financieringsproducten. Verzekeraars kunnen hierop inspelen; bovendien kan het voor de sector interessant zijn te investeren in de huursector. Met betrekking tot het segment zorg dragen verschillende ontwikkelingen bij aan een verdere stijging van de zorgkosten en een toename van gezondheidsrisico’s, terwijl er ook ontwikkelingen gaande zijn die juist kunnen bijdragen aan het TNO-rapport | TNO 2013 R10460 10 / 116 Oog voor Innovatie verlagen van de kosten en het beperken van risico’s. De behoefte aan zorg verandert door de vergrijzing en door het grotere beroep dat wordt gedaan op de zelfredzaamheid van mensen. Ook kunnen de arbeidsrisico’s veranderen, als gevolg van veranderingen in de organisatie van arbeid, de toename van ouderen op de werkvloer en het grotere beroep dat zal worden gedaan op mantelzorg. Verzekeraars kunnen hier bijvoorbeeld op inspelen door nieuwe producten voor zorgsparen, thuiszorg en mantelzorg te ontwikkelen. Ook kan de sector een belangrijke rol spelen in het maatschappelijke debat over de stijgende zorgkosten en over de zin en onzin van bepaalde behandelingen. Oudedagsvoorziening, zorg en wonen worden overigens vaak apart bekeken, maar ze delen grote gemeenschappelijke uitdagingen en zijn nauw met elkaar verbonden. Het is daarom van belang deze zaken ook vanuit een integraal perspectief te benaderen en verbindingen tussen deze domeinen te leggen. Dit vereist een ‘ontschotting’ tussen de domeinen wonen, zorg en pensioenen. Ten aanzien van schade en aansprakelijkheid ten slotte, is het beeld divers en afhankelijk van het type verzekering. Algemeen kan worden gesteld dat risico’s veranderen, door bijvoorbeeld de toepassing van duurzame materialen in woningen en gebouwen, de opkomst van intelligente transportsystemen en onze toenemende afhankelijkheid van (vitale) infrastructuren. Er zal behoefte ontstaan aan nieuwe verzekeringen, die de aansprakelijkheid dekken bij bijvoorbeeld dienstverlening, bij schade aan het milieu en aan de biodiversiteit, bij schade door extreem weer en overstromingen of die de aansprakelijkheid regelen wanneer er problemen ontstaan met producten die in een open innovatie-omgeving zijn ontwikkeld en geproduceerd. Verzekeraars zullen hierop (moeten) inspelen. De ontwikkelingen hebben ook impact op de interne bedrijfsvoering Met betrekking tot de interne werkwijze van de verzekeraars vinden nagenoeg alle mogelijke vernieuwingen hun basis in de vernieuwende kracht van ICT. Nieuwe ICT-toepassingen stuwen ontwikkelingen op het gebied van de sociale media, Het Nieuwe Werken, ketenintegratie en co-creatie, en deze ontwikkelingen zullen naar verwachting van verzekeraars zelf veel impact hebben op hun interne werkwijze. Niet alleen ICT-trends zijn van invloed op de interne bedrijfsvoering. Zo maakt de toenemende macht en snelheid van de formele en informele media verzekeringsorganisaties kwetsbaarder voor reputatieschade, worden aanpassingen in de verkooporganisatie noodzakelijk door de veranderende samenstelling van markten en de veranderende positie van tussenpersonen en vereist de inzetbaarheid van oudere werknemers mogelijk een andere organisatie van werk – om enkele voorbeelden te noemen. Belangrijk is bovendien dat er sprake is van een toename in transsectorale samenwerkingsverbanden om nieuwe producten en diensten te ontwikkelen. Verzekeraars zullen daarvoor samenwerking moeten zoeken met organisaties buiten de sector. Juist de combinatie van verschillende trends leidt tot impact De geïdentificeerde trends kunnen elk op zich invloed hebben op de activiteiten van de verzekeringssector. Impact ontstaat echter vaak door de combinatie van TNO-rapport | TNO 2013 R10460 11 / 116 Oog voor Innovatie verschillende ontwikkelingen samen. Op grond van de analyse in dit rapport kunnen de volgende zes clusters worden onderscheiden: Een onzekere toekomst - Door de globalisering, de economische crisis en technologische vooruitgang zijn er weinig uitgangspunten zeker. Onze maatschappij is een chaotischer systeem geworden, waar complexe verbanden onvoorspelbare terugkoppelingen hebben. Het nieuwe normaal - Langzamerhand groeit het besef dat de tijd van ongelimiteerde groei voorbij lijkt te zijn, dat grote structurele hervormingen nodig zijn, dat vertrouwde uitgangspunten moeten worden losgelaten en dat we aan het begin staan van een nieuwe periode. Een periode van langzame groei, gebaseerd op nieuwe uitgangspunten, een nieuwe realiteit, het Nieuwe Normaal. De verandering van de consument - Verschillende maatschappelijke ontwikkelingen zijn van invloed op het gedrag en de wensen en behoeften van consumenten. Door de vergrijzing wordt de groep oudere consumenten groter. Ouderen hebben vaak andere behoeften en mogelijkheden dan jongeren. Economische problemen leiden bovendien tot scherpere verschillen tussen inkomensgroepen, vooral door werkloosheid en versobering van de welvaartsstaat. De veranderende rol van de overheid - Terwijl de overheid zich stapsgewijs terugtrekt op veel terreinen, neemt de complexiteit en dynamiek in het openbaar bestuur toe. De zeggenschap van Europa wordt groter, terwijl de uitvoering van veel beleid in toenemende mate op lokaal niveau komt te liggen. De overheid grijpt sterker in door stringenter toezicht en handhaving. Tegelijkertijd wordt politieke besluitvorming in toenemende mate gedreven door kiezersvoorkeuren en peilingen. Het nieuwe ondernemen - de magere economische realiteit vraagt van het bedrijfsleven het uiterste om het hoofd boven water te houden, om gezond te blijven. Een groot aantal trends heeft invloed op de manier waarop bedrijven hun klanten bedienen hun organisatie inrichten, samenwerken met partners in de keten en omgaan met de veranderende omgeving. De vraag naar maatschappelijk verantwoord ondernemen houdt aan en breidt zich verder uit van ondernemen met oog voor het milieu naar ondernemen met oog voor de menselijke maat. De veranderende kracht van technologie en innovatie - Technologie en innovatie vormen een belangrijke vernieuwende kracht in de maatschappij en economie. Vooral door ICT-ontwikkelingen zijn er de afgelopen jaren enorme stappen gezet in informatieverzameling en verwerking. En de verwachting is dat dit de komende jaren zal blijven toenemen. Inspelen op de trends is anticiperen op de toekomst De bovenstaande trends hebben gevolgen voor de verzekeringssector als geheel. In dit rapport worden zes strategieën voorgesteld die de sector kunnen helpen om te anticiperen op de toekomst. Zekerheid wordt onzeker De grilligheid van maatschappelijke en technologische trends, in combinatie met de (onbekende) kans op zeer ongebruikelijke gebeurtenissen met mogelijk grote gevolgen, vraagt om een nieuwe, meer anticiperende houding van verzekeraars. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 12 / 116 Oog voor Innovatie Het roept ook de vraag op welke zekerheden verzekeraars nog kunnen bieden. Welke risico’s kunnen nog verzekerd worden en welke risico’s kunnen en moeten mensen zelf dragen? En wat is zekerheid? Bij het omgaan met de onzekere toekomst passen de volgende twee strategieën: S1: Versterking van het anticiperend vermogen van de sector - Centraal in het versterken van het anticiperend vermogen van verzekeraars staat het opzetten van een signaleringsysteem waarmee vroegtijdig veranderingen kunnen worden geïdentificeerd. Deze strategie draait niet om het voorspellen, maar om het voorbereid zijn op mogelijke veranderingen. Hierdoor kunnen ontwikkelingen (bijvoorbeeld nieuwe risico’s en nieuwe klantvragen) sneller en effectiever geadresseerd worden. Daarbij kan samenwerking nog nadrukkelijker worden gezocht, bijvoorbeeld door het gezamenlijk verkennen van kansen en bedreigingen en het vertalen hiervan in nieuwe producten en diensten – uiteraard rekening houdend met de delicate balans tussen concurrentie en samenwerking. S2: Vernieuwing van de aanpak van risico-inschattingen - De sector zal zich moeten bezinnen op de manier waarop zij omgaat met risico’s. De modellen die gebruikt worden om ontwikkelingen in de economie, maar ook in de demografie te voorzien hebben moeite met het signaleren en interpreteren van radicale ontwikkelingen en ‘surprises’. Geavanceerde, toekomstgerichte ex-ante verkennende methodes zijn nodig en nieuwe manieren van risico-inschatting moeten worden ontwikkeld. Big Data-toepassingen, sociale netwerken en foresight-benaderingen kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Ook in de producten zelf zal meer ruimte geschapen moeten worden om mee te bewegen met veranderingen in de omgeving en veranderingen van de risico’s. De klant verandert fundamenteel De klant van de toekomst verschilt fundamenteel van die van vandaag. Demografische, sociaal-economische en technologische ontwikkelingen veranderen de klantvraag. Hoe verhoudt zich de gespannen paradox tussen maatwerk en kostenreductie? Hoe kunnen zorg, wonen, werken, oudedagsvoorziening, schade, aansprakelijkheid geïntegreerd worden tot een gebalanceerd product dat zich flexibel aanpast aan de levensloop van mensen? Om ‘grip’ te houden op de veranderende klant wordt de volgende strategie voorgesteld: S3: Analyse van de karakteristieken van de klant van de toekomst - Een belangrijke strategie voor de vernieuwing van het productportfolio is om beter zicht te krijgen op de klant van de toekomst. Hiervoor wordt op veel plaatsen al regulier consumentenonderzoek gedaan. De sector kan hierop aanhaken met een sectorbreed programma. Door de inzet van sociale media en prosumer concepten kunnen verzekeraars nauwer samenwerken met klanten en de klantvraag van de toekomst verkennen. Innovatie is nodig om te overleven Innovatie is nodig om in te spelen op veranderende marktomstandigheden. Innovatie vraagt om een andere aanpak. Open innovatie en sociale media maken het mogelijk om meer stakeholders eerder bij de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten te betrekken. Nieuwe innovatieconcepten kunnen ingezet worden om tegen lage kosten creatieve verzekeringsproducten te ontwikkelen. De traditionele schotten tussen verschillende producten en verzekeringsmarkten moeten verdwijnen. Er is behoefte aan slimme, geïntegreerde oplossingen voor wonen, TNO-rapport | TNO 2013 R10460 13 / 116 Oog voor Innovatie zorg en de oudedagsvoorziening, en aan nieuwe business modellen waarbij selfdirected advice voor eenvoudiger producten gecombineerd wordt met full-service concepten voor complexere producten. Dit vraagt om meer transparantie en vergelijkbaarheid. Transsectorale innovatie, waarbij verzekeraars intensiever samenwerken met partijen uit andere sectoren, draagt bij aan het ontwikkelen van full-service verzekeringsdiensten. Verzekeraars kunnen financieringsbehoeften beantwoorden die moeizaam door banken kunnen worden vervuld. De volgende strategie wordt voorgesteld: S4: Versterking innovatievermogen van de verzekeraars - Innovatie is de sleutel voor de toekomst. Een aanpak is nodig om de sector en haar leden hier vernieuwend mee om te laten gaan. Hierbij dienen vernieuwende manieren om te innoveren te worden verkend en geïmplementeerd. Zou verdient het aanbeveling de mogelijkheden voor transsectorale samenwerking te verkennen, om met partijen uit andere sectoren gezamenlijk nieuwe producten te ontwikkelen. Ook het prosumer-concept, waarin in directe samenwerking met individuele klanten nieuwe producten worden ontwikkeld, is hier relevant. Het programma ‘Verzekeraars versterken’ kan dienen als belangrijke koepel bij het uitvoeren van deze strategie. Verzekeraars hebben een maatschappelijke rol te vervullen De verzekeraar zal steeds meer als een maatschappelijke partner betrokken worden bij het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen, zoals de betaalbaarheid van de zorg en de houdbaarheid van ons pensioenstelsel, maar ook ten aanzien van het woningbeleid van de toekomst, nationale veiligheid, arbeidsparticipatie en verduurzaming van de economie. Verzekeraars kunnen maatschappelijke problemen oplossen met nieuwe producten. Maar verzekeraars opereren ook in een sociaal-maatschappelijke context en hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid. De volgende strategie sluit hierop aan: S5: Invullen van de maatschappelijke rol van de verzekeraars - Verzekeraars hebben een maatschappelijke rol te vervullen. Er wordt een sterkere proactieve rol van de verzekeraars gevraagd om slimme oplossingen voor de financiering van wonen, zorg en de oudedagsvoorziening te ontwikkelen. Zo zou het Verbond het initiatief kunnen nemen om een visie te ontwikkelen met betrekking tot de problematiek rondom solidariteit en de paradigmashift naar een andere invulling van het bieden van zekerheid. De organisatie van werk moet toekomstbestendiger De brede inzet van nieuwe ICT-toepassingen, het integreren van foresightmethodes in de beoordeling van risico’s en de ontwikkeling van nieuwe adviesmodellen en product-dienstencombinaties vereisen nieuwe en andere vaardigheden bij werknemers. De inzetbaarheid van oudere werknemers vraagt mogelijk om andere taken en een andere wijze van het organiseren van werk. Flexibilisering van de arbeidsrelaties maakt het mogelijk het personeelsbestand aan te passen aan veranderende marktomstandigheden en veranderingen in de interne organisatie. Het Nieuwe Werken biedt tegelijkertijd volop mogelijkheden om de inzetbaarheid en productiviteit van werknemers te vergroten en de verzekeringssector aantrekkelijk te houden voor werknemers. De volgende strategie is opportuun: S6: Transitie naar organisatie 3.0 - Een andere manier van ondernemen en nieuwe vormen van waardecreatie in de keten vragen om een andere, meer TNO-rapport | TNO 2013 R10460 14 / 116 Oog voor Innovatie toekomstgerichte manier van organisatie van werk. Hierbij staan infrastructuur (veiligheid, klantvriendelijkheid) en de human resources Een sector-breed initiatief om de ICT-infrastructuur van de sector toekomst te ontwikkelen kan helpen de kwaliteit en efficiëntie van systemen te verbeteren. de ICTcentraal. voor de de ICT- De genoemde strategieën dienen ter inspiratie en dienen verder te worden uitgewerkt. In hoofdstuk 6 worden daartoe per strategie alvast enkele concrete acties voorgesteld. Het op deze manier met de toekomst aan de slag gaan is inspirerend en kan bijdragen aan het verzilveren van kansen! TNO-rapport | TNO 2013 R10460 15 / 116 Oog voor Innovatie 1 Inleiding 1.1 Maatschappelijke dynamiek en innovaties leiden tot veranderingen De verzekeringssector opereert in een brede maatschappelijke context. Trendstudies tonen aan dat de maatschappij volop in beweging is. Deze dynamiek zal ook zijn weerslag hebben op de verzekeringssector – denk bijvoorbeeld aan de vergrijzing, de afname van het vertrouwen in traditionele instituties en de toenemende individualisering. Deze en andere trends kunnen leiden tot een structurele verandering van de sector. Door tijdig op de trends in te spelen kunnen kansen beter worden benut en bedreigingen sneller worden geadresseerd. Dit vereist echter een goed inzicht in de relevante trends en hun potentiële impact op de sector. Innovatie is hierbij een belangrijke component. Innovatie is niet alleen een bron van vernieuwing en van economische groei, maar speelt in toenemende mate ook een sleutelrol bij het oplossen van de grote maatschappelijke vraagstukken. De verduurzaming van onze energiehuishouding, het betaalbaar houden van de gezondheidszorg en de zoektocht naar alternatieve grondstoffen zijn slechts enkele voorbeelden. Ook voor de verzekeringssector is innovatie belangrijk. Er zal een vraag naar nieuwe producten ontstaan, verzekerde risico’s zullen veranderen door de andere manier waarop wij leven, recreëren, reizen en werken, en ook binnen het verzekeringsbedrijf zelf zullen de aard van het werk en de manier waarop het wordt ingericht veranderen. Innovatie staat daarom niet voor niets hoog op de agenda van het Verbond van Verzekeraars (verder te noemen het Verbond). Tegen deze achtergrond heeft het Verbond TNO gevraagd om relevante trends en hun potentiële impact op de verzekeringssector op een overzichtelijke wijze in kaart te brengen. Dit rapport bevat de resultaten van dit onderzoek. 1.2 De verzekeringssector wil anticiperen op die ontwikkelingen Dit project beoogt het anticiperend vermogen van het Verbond en zijn leden te versterken, door op systematische wijze inzicht te verschaffen in relevante externe ontwikkelingen en hun potentiële impact op de sector. Het onderzoek richtte zich daarom op het verzamelen en analyseren van de maatschappelijke trends en de trends in technologie en innovatie die gevolgen kunnen hebben voor de verzekeringssector. Daarbij is een externe oriëntatie gehanteerd; ontwikkelingen binnen de sector zelf zijn buiten beschouwing gelaten. Dit rapport schetst bovendien een aantal mogelijke strategieën en acties waarmee de sector kan inspelen op de beschreven trends en ontwikkelingen. 1.3 In dit project zijn daartoe vijf stappen gevolgd De in dit project gevolgde aanpak bestond uit vijf stappen, zoals weergegeven in de onderstaande figuur. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 16 / 116 Oog voor Innovatie Figuur 2 De in dit project gevolgde aanpak In de eerste stap zijn door middel van bureau-onderzoek maatschappelijke trends en trends in technologie en innovatie geïdentificeerd. Hiertoe is onder andere gebruik gemaakt van trend-overzichten die TNO in eerdere studies heeft ontwikkeld. De maatschappelijke trends zijn in kaart gebracht conform de DESTEPmethodiek, waarin achtereenvolgens demografische, economische, sociaalculturele, technologische, etische en politiek-juridische aspecten aan bod komen. In de tweede stap zijn de geïdentificeerde trends in samenwerking met experts uit de sector globaal gerangschikt naar impact, door middel van workshops en een survey. Vervolgens zijn ze nader uitgewerkt voor de vier te onderscheiden markten van verzekeraars: oudedagsvoorziening, wonen, mens en gezondheid en schade en aansprakelijkheid. Dit is gedaan in een workshop met deelnemers uit de sector. De derde stap is vergelijkbaar met de tweede stap, met als verschil dat in deze stap is gekeken naar de impact van trends op de werkwijze en organisatie van verzekeraars. Met andere woorden: in de tweede stap werd ‘naar buiten’ gekeken, in de derde ‘naar binnen’. In de vierde stap heeft TNO de geïdentificeerde ontwikkelingen en hun potentiële impact geclusterd en geanalyseerd, waarna de conclusies van het onderzoek voor de verzekeringssector zijn opgesteld. In de vijfde en laatste stap zijn de conclusies (beknopt) vertaald naar mogelijke strategieën en acties ten aanzien van hoe de sector op de beschreven ontwikkelingen zou kunnen inspelen. 1.4 Leeswijzer Dit rapport is zo geschreven dat het in zijn geheel of in zijn afzonderlijke hoofdstukken kan worden gelezen. Om de navigatie door het rapport te vergemakkelijken, is onderaan de pagina’s een kruimelspoor opgenomen. In de hoofdstukken 2 en 3 wordt een groot aantal trends gedetailleerd beschreven, waarbij is gekozen voor een brede omgevingsscan. De beschrijvingen gaan per paragraaf gepaard met schematische overzichten van de geïdentificeerde trends en met plots waarin voor alle geïdentificeerde trends de verwachte waarschijnlijkheid van optreden is uitgezet tegen de tijd. Belangrijke steekwoorden in deze hoofdstukken zijn vetgedrukt, om een snelle scan mogelijk te maken. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 17 / 116 Oog voor Innovatie In hoofdstuk 4 wordt de potentiële impact van de trends behandeld. Dit hoofdstuk begint met een radarplot, waarin de trends die volgens de betrokken experts het hoogst scoren op impact voor de sector zijn geplot in de tijd. Vervolgens wordt per verzekeringsmarkt een analyse gemaakt. De conclusies zijn aan het eind van elke paragraaf opgenomen in een tekstbox. Aangezien de relevante trends in dit hoofdstuk per verzekeringsmarkt kort en in onderlinge samenhang worden herhaald, kan hoofdstuk 4 op zichzelf gelezen worden. Wanneer de lezer meer detail verlangt, kan hij of zij zich wenden tot hoofdstuk 2 en 3. Hoofdstuk 5 beschrijft de impact van de trends op de interne organisatie en werkwijze van verzekeraars. Net als in hoofdstuk 4 zijn de conclusies per onderwerp opgenomen in aparte tekstboxen. Hoofdstuk 6 bevat een analyse over alle trends heen, waarbij een aantal conclusies voor de verzekeringssector als geheel wordt afgeleid. Bij die conclusies worden een aantal mogelijke strategieën en acties voor de sector als geheel gegeven. De snelle lezer wordt aangeraden om in ieder geval hoofdstuk 6 te lezen. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 Oog voor Innovatie 18 / 116 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 19 / 116 Oog voor Innovatie 2 Maatschappelijke trends 2.1 Introductie Dit hoofdstuk bevat de externe maatschappelijke trends die in dit onderzoek zijn geïdentificeerd, gerangschikt naar demografische, economische, sociaal-culturele, etische en politiek-juridische trends. Elke paragraaf in dit hoofdstuk begint met een overzicht van de voor die paragraaf onderkende trends, geclusterd naar een aantal hoofdtrends. In de daarop volgende subparagrafen worden deze hoofdtrends nader toegelicht. De paragrafen eindigen met een figuur waarin de waarschijnlijkheid en de verwachte tijdshorizon van de genoemde trends grafisch tegen elkaar zijn uitgezet. De paragrafen in dit hoofdstuk zijn gerangschikt naar demografische, economische, sociaal-culturele, etische en politiek-juridische trends, conform de DESTEPmethodiek. Samenvattend komen de volgende (hoofd)trends aan bod, waarbij zij opgemerkt dat de technologische trends in hoofdstuk 3 worden behandeld: Figuur 3 Geïdentificeerde maatschappelijke (hoofd)trends TNO-rapport | TNO 2013 R10460 20 / 116 Oog voor Innovatie 2.2 Demografische trends De demografische trends hebben betrekking op de kwantitatieve karakteristieken van de samenstelling van de bevolking. In dit onderzoek zijn de volgende trends geïdentificeerd als de meest belangrijke demografische trends voor de verzekeringssector: Figuur 4 Demografische trends 2.2.1 Vergrijzing van de bevolking Vergrijzing duidt op een dubbele beweging van enerzijds een stijgende gemiddelde sterfteleeftijd en anderzijds een dalend geboortecijfer. Daarmee verandert de verhouding tussen de verschillende generaties en dus de bevolkingssamenstelling. Dit leidt tot een afname van het aantal jongeren op de arbeidsmarkt (ontgroening) 1 en tot een stijging van het aantal niet-productieve ouderen (ouder dan 65 jaar) . Naar verwachting stijgt het aandeel 65-plussers van 15% van de bevolking nu naar 25% in 2040, terwijl het aantal mensen in de leeftijdscategorie 20-65 jaar daalt van 2 61% nu naar 53% in 2040 . Figuur 5 op de volgende pagina geeft een indruk van de bevolkingspiramide in 2013 en 2040. Het is duidelijk dat vergrijzing een lange termijn-fenomeen is, waarbij levensverwachting, migratie, geboortecijfers en niet-demografische factoren zoals de economische groei van invloed zijn op het verloop ervan. Er bestaan grote verschillen tussen de levensverwachting van mannen en vrouwen, tussen sociaal- 1 Die grens zal steeds hoger komen te liggen. De AOW-leeftijd stijgt de komende jaren stapsgewijs naar 67 jaar in 2021. Daarna wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. CBS heeft berekend dat de AOW-leeftijd daardoor in 2030 op 68 jaar uitkomt en acht jaar later op 69 jaar. 2 Chorus et al (2011) Het succes van de vergrijzing, Strategy & Change, Rapport No 2011•09 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 21 / 116 Oog voor Innovatie economische klassen, tussen landen in Europa en tussen verschillende regio’s in 3 Nederland . Aangenomen wordt dat er vooral sprake is van bevolkingsgroei in de stedelijke gebieden, maar dat in krimpregio’s de vergrijzing sterker en sneller 4 toeneemt . Figuur 5 Prognose bevolkingsopbouw 2013 en 20405 2013 2040 Vergrijzing leidt tot een reeks uitdagingen voor de toekomst. De verhouding tussen economisch actieven en niet-actieven verandert sterk en dit heeft zijn weerslag op de overheidsfinanciën, de oudedagsvoorziening, de arbeidsmarkt, de zorg, sociale voorzieningen en de woningmarkt. Tegelijkertijd biedt vergrijzing ook nieuwe kansen en mogelijkheden: vergrijzing als groeimarkt en de ontwikkeling van producten en diensten voor ouderen. Zowel de uitdagingen als de mogelijkheden zijn belangrijk voor de verzekeringssector. De gevolgen van de vergrijzing zijn verstrekkend: Afnemende omvang van de algehele beroepsbevolking en minder aanbod van gekwalificeerde arbeidskrachten. Meer werknemers zullen langer doorwerken, behoefte hebben aan andere vormen van werk, op andere manier ingezet moeten worden. De verhouding tussen jongere en oudere consumenten verandert. Dit verandert risico’s doordat meer ouderen tot op hogere leeftijd actief en zelfstandig zijn, bijvoorbeeld in het verkeer, maar ook door dat ze steeds langer zelfstandig blijven wonen (huishoudelijke ongelukjes). Ook hebben ouderen behoefte aan (deels) andere producten en dienstverlening dan jongeren. 3 Chorus et al (2011) Het succes van de vergrijzing, Strategy & Change, Rapport No 2011•09 Jong, A. de en C. van Duin. 2011. Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2011-2040: sterke regionale contrasten. Planbureau voor de Leefomgeving en Centraal Bureau voor de Statistiek. 4 5 CBS, http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/cijfers/extra/piramide-fx.htm TNO-rapport | TNO 2013 R10460 22 / 116 Oog voor Innovatie Verhoging van de zorgconsumptie en -kosten door de absolute toename van ouderen in onze maatschappij. De verzekerde zorgkosten nemen toe doordat mensen langer leven, meer complexe en samenvallende aandoeningen hebben die op vooral hogere leeftijd voorkomen (én suikerziekte én artrose én hart- en vaatziekte én alzheimer), maar ook door het toenemende aantal medische mogelijkheden om mensen tot op hoge leeftijd te behandelen. Sterke verschillen in besteedbaar inkomen tussen relatief vermogende ouderen en relatief minder vermogende jongeren, en tussen ouderen onderling (met ruime pensioenaanspraken en individuele oudedagsvoorziening of alleen 6 AOW). Door versobering van de oudedagsvoorziening ontstaat er mogelijk ook een verschil tussen het besteedbaar inkomen van de huidige ouderen en dat van de toekomstige ouderen. De jongere generaties komen, financieel gezien, steeds meer in de knel door hoge hypotheekschulden, dalende huizenprijzen, onzekere pensioenopbouw, etc. en dit zal zijn weerslag hebben op hun toekomstig besteedbaar inkomen. Toename van het aantal ouderen op de arbeidsmarkt leidt tot veranderingen in de pensioenopbouw: langer doorwerken en langer pensioen opbouwen, later uitkeren. Er ontstaat een toenemende behoefte aan andere vormen van oudedagsvoorziening en vermogensopbouw, bijvoorbeeld om overwaarde in de eigen woning te gebruiken voor een aanvulling op het pensioen en zorgkosten. Door flexibilisering van arbeidsrelaties wordt er minder pensioen opgebouwd in een verplichte pensioenvoorziening en is er meer behoefte aan een individuele oudedagsvoorziening. 7 2.2.2 Veranderende migratiestromen Mensen kunnen verschillende redenen hebben om te migreren. Bijvoorbeeld om te gaan werken of studeren in het buitenland (arbeids- respectievelijk studiemigratie), om zich bij eerder gemigreerde gezinsleden te voegen (gezinsmigratie), of om een veilig heenkomen te vinden (asielmigratie). Sinds 2007 migreren niet-Nederlanders vooral vanwege een arbeidsbetrekking naar Nederland. Ook de studiemigratie is sterk toegenomen in de afgelopen vijf jaar. Bijna 80% van alle arbeidsmigranten in Nederland komt uit een van de EU-lidstaten, en dan vooral uit Polen, Duitsland, Bulgarije en Roemenië. Naar verwachting zal de omvang van de arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa voorlopig gelijk blijven, met een kleiner aandeel Polen en een groeiend aandeel Bulgaren, Roemenen en Hongaren. Op de lange termijn zal deze arbeidsmigratie waarschijnlijk afnemen, vooral als gevolg van het stijgende welvaartsniveau en de toenemende vergrijzing in deze delen van Europa. Sinds de zogenoemde kennismigrantenregeling werd ingevoerd in 2004 neemt het aantal kennismigranten in de groep arbeidsmigranten toe. In 2010 was een op de zeven arbeidsmigranten een kennismigrant. Een groeiend aantal kennismigranten komt uit niet-Westerse landen zoals India en China. Naar verwachting zal de kennismigratie nog wel toenemen, maar niet zeer sterk. Enerzijds moet Nederland namelijk concurreren met andere landen om hoogopgeleide arbeidsmigranten aan te trekken, anderzijds zorgen technologische ontwikkelingen op het gebied van 6 Huidige ouderen met een eigen, volledig of bijna afbetaald huis hebben vaak een behoorlijke overwaarde op hun woning. Het is de vraag of een dergelijke waardevermeerdering ook in de toekomst gerealiseerd kan worden. 7 Gebaseerd op CBS/WODC, 2012, De Nederlandse Migratiekaart: Achtergronden en ontwikkelingen van verschillende internationale migratietypen. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 23 / 116 Oog voor Innovatie transport en telecommunicatie ervoor dat kennis en vaardigheden grenzen kunnen overschrijden zonder dat er sprake hoeft te zijn van fysieke migratie. Het is duidelijk dat arbeidsmigratie sterk beïnvloed wordt door de economische situatie: hoe meer economische groei een bepaald gebied kent, hoe groter de immigratiestroom richting dat gebied zal zijn. Mede door wijzigingen in het toelatingsbeleid zijn de asielmigratie en gezinsmigratie sterk beperkt de afgelopen jaren. Toekomstige ontwikkelingen in gezins- en asielmigratie zijn moeilijk te voorzien. Enerzijds speelt het toelatingsbeleid een belangrijke rol, anderzijds hebben geopolitieke ontwikkelingen veel invloed. In de slipstream van de arbeids- en kennismigratie wordt echter verwacht dat de gezinsmigratie toeneemt – uit Midden- en Oost-Europa, maar ook uit niet-Europese landen zoals India. Het CBS verwacht voor de komende decennia dan ook een structureel positief immigratiesaldo. Volgens de CBS-prognose zijn er tegen 2060 ongeveer 5,4 miljoen personen van allochtone afkomst in Nederland woonachtig, waarvan ongeveer 3,2 miljoen van niet-westerse afkomst. De meeste immigranten zijn jong, twintigers en dertigers, en naar verwachting zullen zij op 8 termijn weer vertrekken . Migratie heeft een sterke invloed op de bevolkingssamenstelling. Migranten zijn over het algemeen relatief jong. Door kennismigratie wordt het opleidings- en kennisprofiel van de bevolking beïnvloed. Daarnaast brengt migratie een diversiteit in culturen met zich mee. Enerzijds leidt migratie daarmee tot uitdagingen, zoals groeiende maatschappelijk spanning tussen de verschillende bevolkingsgroepen, een toenemende druk op de sociale voorzieningen en een mogelijke mismatch tussen vraag en aanbod van arbeid en kennis. Anderzijds biedt migratie kansen en mogelijkheden, waarbij gedacht kan worden aan nieuw arbeids- en kennispotentieel en aan het ontstaan van nieuwe doelgroepen voor specifieke producten en diensten. 2.2.3 8 Toenemende urbanisatie Urbanisatie, ook wel verstedelijking genoemd, is de geleidelijke uitbreiding van intensief bewoonde gebieden, als gevolg van onder andere bevolkingsgroei, economische omstandigheden en veranderingen in het leefpatroon van de bevolking. Urbanisatie duidt tevens op het fenomeen dat steden een steeds belangrijkere economische macht hebben en steeds sterker bijdragen aan de economische kracht van de grotere regio’s en landen. Steden vormen een wereld op zichzelf en zijn een motor voor 9 economische ontwikkeling . Ze concentreren menselijke kapitaal, vaardigheden en capaciteiten, bieden grootse uitdagingen die om duurzame oplossingen vragen en vormen daarmee een unieke voedingsbodem voor innovatie en economische ontwikkeling. Chorus et al (2011) Het succes van de vergrijzing, Strategy & Change, Rapport No 2011•09. De bijdrage van steden en verstedelijkte regio’s aan economische groei worden onder andere toegelicht in CPB (2010) The Netherlands in 2040; OECD (2006) Competitive Cities in the Global Economy, OECD Territorial Reviews OECD, Directorate for Public Governance and Territorial Development, November 2006; Willem van Vliet (2002) ‘Cities in a globalizing world: from engines of growth to agents of change’, Environment and Urbanization 14, no. 1 (April 2002); Richard Dobbs et al. (2011) Urban World: Mapping the Economic Power of Cities, Executive Summary (The McKinsey Global Institute (MGI), March 2011); Florida, Richard, Tim Gulden, and Charlotta Mellander (2007) The Rise of the Mega Region. Toronto: The Martin Property Insitute, Joseph L. Rotman School of Management, University of Toronto, October 2007. 9 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 24 / 116 Oog voor Innovatie Sinds 2007 woont de meerderheid van de wereldbevolking in een stad. De Verenigde Naties verwachten dat in 2050 70% van de wereldbevolking in stedelijke gebieden zal wonen. Niet alleen in de ontwikkelde landen, maar vooral ook in ontwikkelingslanden zal de verstedelijking snel toenemen. De Verenigde Naties verwachten vooral in India, China, Nigeria en Indonesië een sterk toenemende 10 urbanisatie . Enerzijds leidt dit tot het ontstaan van zeer grote steden met meer dan 10 miljoen inwoners (megacities). Anderzijds komen er steeds meer kleinere steden met minder dan 500 duizend inwoners (minicities). Niet alleen wereldwijd, maar ook in Nederland zal het belang van steden naar verwachting verder 11 toenemen . Figuur 6 toont de mate van verstedelijking van Nederland in 2012. Figuur 6 Omgevingsadressen-dichtheid per gemeente 201212 De grote aantrekkingskracht van steden leidt tot een tegenstelde ontwikkeling voor landelijke gebieden en stedelijke gebieden die minder aantrekkelijk zijn: de bevolking daar krimpt. Daarnaast gaat toenemende verstedelijking gepaard met 13 sociaal-maatschappelijke, infrastructurele en milieueffecten : Intensiever gebruik van infrastructuur met als gevolg congestie en vervuiling; Grotere veiligheidsrisico’s (criminaliteit, geweld, stedelijk terrorisme); Hoge grondprijzen en onbetaalbare woningen in het centrum van steden; 10 Verenigde Naties ’2011 Revision of the World Urbanisation Prospects’. CPB (2010) The Netherlands of 2040. 12 Omgevingsadressendichtheid is een maatstaf voor verstedelijking. http://www.zorgatlas.nl/beinvloedende-factoren/fysieke-omgeving/omgevingsadressendichtheidper-gemeente/. 13 The Hague Centre for Strategic Studies (2009) Urbanisation, Future Issue No. 5; Chivot, e. (2011) Livability and Sustainability in Large Urban Regions, Strategy & Change, Vision Paper No 2011-07. 11 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 25 / 116 Oog voor Innovatie Concentratie van groepen inwoners met lage inkomens ten opzichte van groepen inwoners met hogere inkomens, met als gevolg sociale uitsluiting en spanningen tussen bevolkingsgroepen; Een grotere kans op gezondheidsrisico’s, zoals epidemieën; Een grotere kans op schaarste van voedsel, water en energie; Uitdijende bebouwing, ten koste van landschap, landbouw- en recreatiegebied; Ontstaan en groei van een informele economie. 2.2.4 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de demografische trends In de onderstaande figuur zijn de door TNO verwachte waarschijnlijkheid en tijdshorizon voor elk van de in deze paragraaf genoemde trends grafisch tegen elkaar uitgezet. Hieruit ontstaat in zekere zin een eerste beeld van de urgentie van de verschillende trends voor de verzekeringssector, hoewel deze plot nog niet iets zegt over de verwachte impact van de trends. De waarschijnlijkheid en de tijdshorizon van de trends zijn door TNO bepaald op basis van expert opinion en niet hard onderbouwd. Figuur 7 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde demografische trends TNO-rapport | TNO 2013 R10460 26 / 116 Oog voor Innovatie 2.3 Economische trends Economische trends hebben betrekking op de bedrijvigheid en de economische besluitvorming. In deze categorie zijn de trends uit de figuur op de volgende geïdentificeerd. Figuur 8 Economische trends 2.3.1 Structurele economische problemen De wereldeconomie vertraagt en dit is het sterkst zichtbaar in Europa. In het laatste kwartaal van 2012 kwam Nederland voor de derde keer in drie jaar tijd in een recessie terecht (twee of meer opeenvolgende kwartalen van krimp); dit wordt wel 14 een triple dip genoemd . En de vooruitzichten voor de komende jaren zijn ook niet 14 CBS persbericht (2013) Economie verder gekrompen, CBS Persbericht PB13-011, 14 februari 2013. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 27 / 116 Oog voor Innovatie 15 echt gunstig . De consumptie van huishoudens daalt, als gevolg van dalende huizenprijzen, hogere pensioenpremies, lagere uitkeringen, lagere werkgelegenheid en lagere reële lonen. Figuur 9 illustreert de problematiek. Figuur 9 Bijdragen aan groei BBP (links) en decompositie consumptiegroei en -krimp (rechts)16 De consumptie van huishoudens stagneert overigens al sinds de eeuwwisseling. Dit komt vooral door stevige vermogensverliezen die nauwelijks gecompenseerd worden door de beperkte toename in besteedbaar inkomen. Daar komt bij dat er sprake is van omvangrijke ombuigingen van de kant van de overheid om de staatsschuld om laag te brengen. Deze ombuigingen hebben niet alleen gevolgen voor de koopkracht, maar leiden ook tot verminderde toegankelijkheid van voorzieningen voor diverse groepen in de samenleving. Van burgers wordt ondertussen een steeds grotere zelfredzaamheid verwacht, in de zorg, met betrekking tot de oudedagsvoorziening, in de opvang van kinderen, bij werkeloosheid etc. De dalende huizenprijzen zorgen bovendien voor een grotere schuldenlast en meer risico voor zowel consumenten als kredietverstrekkers. De regelgeving voor financiële instellingen wordt verder aangescherpt en dit werkt ook door in de kredietverlening aan consumenten en bedrijven. Er is geen duidelijk antwoord op de vraag of een economische crisis ook leidt tot meer criminaliteit. Studies naar het verband tussen economische crisis en criminaliteit geven geen eenduidig antwoord. Het lijkt erop dat vooral werkeloosheid en economische ongelijkheid van belang zijn in relatie tot 17 criminaliteit . Vermogensdelicten, autodiefstal en woninginbraken, maar ook meer elektronische en digitale criminaliteit zouden dan toenemen ten tijde van een economische crisis. 15 Volgens de Decemberraming 2012 van het CPB zal de koopkracht in 2013 voor het vierde jaar op rij afnemen. CPB (2012) Decemberraming 2012, Economische vooruitzichten 2013, CPB Policy Brief 2012/07. 16 CPB (2013) Centraal Economisch Plan 2013 17 http://www.websitevoordepolitie.nl/archief/hoe-%E2%80%98houdbaar%E2%80%99-is-denederlandse-politie-1248.html; http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/3104456/2012/01/04/Spanning-opstraat-loopt-op-door-crisis.dhtml TNO-rapport | TNO 2013 R10460 28 / 116 Oog voor Innovatie De economische crisis leidt tot discussie ten aanzien van de houdbaarheid van het huidige economisch model, de houdbaarheid van de pensioenen, de wetgeving met betrekking tot de arbeidsmarkt en de hypotheekrenteaftrek. Voorheen heilige huisjes lijken te worden afgebroken. Onder burgers groeit het draagvlak voor hervormingen op de arbeidsmarkt en langer doorwerken en aanpassen van de hypotheekaftrek vormen niet langer een taboe. Dit draagvlak gaat echter barsten vertonen nu burgers de gevolgen van de hervormingen aan den lijve beginnen te ondervinden. 2.3.2 Verschuiving naar virtuele criminaliteit Vanwege het toenemend gebruik van het internet en van digitale diensten zoals elektronisch betalen, neemt ook cybercrime in omvang toe. Cybercrime is een verzamelnaam voor criminele activiteiten waarbij gebruik wordt gemaakt van ICT, waarbij deze activiteiten gericht kunnen zijn tegen personen, eigendommen en organisaties, maar ook tegen elektronische communicatienetwerken en informatiesystemen. Cybercrime wordt een steeds internationaler van karakter en er zijn steeds vaker criminele organisaties bij 18 betrokken . De reikwijdte van cybercrime is groot doordat ICT overal aanwezig is in onze maatschappij en doordat ICT-netwerken in toenemende mate met elkaar verbonden zijn. Cybercrime hangt nauw samen met het vertrouwen dat de maatschappij heeft in ICT. Personen, bedrijven en instellingen vertrouwen op de feilloze werking van ICT-systemen en vertrouwen hun persoonlijke en gevoelige gegevens op grote schaal toe aan deze systemen, waardoor cybercrime kan floreren. Tegelijkertijd wordt het vertrouwen dat mensen hebben in ICT telkens ernstig geschaad als er incidenten optreden en dat kan gevolgen hebben voor de adoptie van nieuwe op ICT-gebaseerde diensten; denk bijvoorbeeld aan de moeizame implementatie van het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD). 2.3.3 Afname van het vertrouwen in traditionele instituties Nederlanders hebben van oudsher een relatief groot vertrouwen in traditionele instituties zoals de overheid, politiek, vakbonden, nieuwsvoorziening en financiële instellingen. De mate van vertrouwen fluctueert in de tijd en wordt sterk beïnvloed door incidenten, kabinetscrises, verkiezingen etc. Het Continu Onderzoek 19 Burgerperspectieven door het Sociaal en Cultureel Planbureau laat echter zien dat vooral het vertrouwen in de politiek (Regering en Tweede Kamer) over een langere periode (2001-2010) afneemt, zoals de volgende figuur laat zien. 18 19 http://www.om.nl/onderwerpen/cybercrime/ Sociaal en Cultureel Planbureau (2012) Burgerperspectieven 2012/1 en 2012/2 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 29 / 116 Oog voor Innovatie Figuur 10 Ontwikkeling vertrouwen instituties 2001-201020 Figuur 11 laat zien dat het vertrouwen in financiële instellingen in de periode 2008-2012 minder geworden is (volgens het onderzoek van het SCP heeft de Nederlandse bevolking overigens aanzienlijk meer vertrouwen in loodgieters dan in financiële instellingen en ambtenaren). Het afnemen van het vertrouwen in de politiek en het bestuur wordt versterkt door de mogelijkheden die burgers hebben om zichzelf te informeren en te organiseren. Mede daardoor wordt de politiek steeds vaker beheerst door incidenten en hypes. Het afnemende vertrouwen in financiële instellingen werkt door op individueel niveau en op sectorniveau. Enerzijds zijn burgers en consumenten voorzichtiger met het aangaan van financiële verplichtingen en het afnemen van financiële producten, anderzijds wordt vanuit de politiek en het bestuur de druk op financiële instellingen opgevoerd. Er is sprake van een sterke toename van de controle op financiële instellingen en van een sterke toename van de eisen die worden gesteld met betrekking tot een financiële herstructurering. Het afnemende vertrouwen in traditionele instituties beperkt ook de macht van representatieve instituties zoals de sociale partners (‘ontpoldering’). De organisatiegraad van werknemers neemt af en vooral jongere werknemers voelen zich steeds minder vertegenwoordigd door de traditionele vakbonden. Collectieve afspraken, gemaakt door de traditionele sociale partners, worden minder belangrijk terwijl burgers in toenemende mate zelf voorzieningen treffen en nieuwe collectieve verbanden opzoeken. 20 SCP (2011) De sociale staat van Nederland TNO-rapport | TNO 2013 R10460 30 / 116 Oog voor Innovatie Figuur 11 Vertrouwen in een eerlijke behandelinga van de bevolking van 18+, 2008-2012/2 (in procenten)21 2.3.4 Globalisering Gedreven door relatief lage transportkosten en een sterke toename van de snelheid en omvang van informatie-uitwisseling, raken economische, politieke en culturele processen en structuren wereldwijd verbonden met elkaar. Globalisering (of mondialisering) kenmerkt zich door een vergaande schaalvergroting, wereldwijde handel en arbeidsdeling, hechtere wereldwijde (transsectorale) samenwerkingsverbanden en de ontwikkeling van mondiale waardeketens. Een belangrijke ontwikkeling in dit opzicht is de afnemende macht van ‘het Westen’. Op de middellange termijn wordt China’s dominantie waarschijnlijk groter. Deze speler van formaat in economisch en politiek opzicht is niet langer een goedkoop productieland, maar ontwikkelt zich steeds meer tot een innovatieland. China’s invloed reikt daarbij steeds verder, bijvoorbeeld ten aanzien de controle over grondstoffenvoorraden. Ook de andere BRICS-landen (Brazilië, Rusland, India, en Zuid-Afrika) en landen als Turkije, Indonesië, Nigeria, Mexico en de Democratische 22 Republiek Congo zijn economisch bezien in opkomst . Terwijl bedrijven, overheden en veel economen vooral de voordelen van globalisering benadrukken (meer economische groei, meer politieke stabiliteit, meer concurrentie etc.), ontstaan onder druk van de huidige economische crisis ook kritischer geluiden. Zo zullen Transportkosten mogelijk stijgen als gevolg van de schaarser wordende grondstoffen en de hoge verzekerings- en beveiligingskosten die moeten worden gemaakt om criminaliteit en piraterij tegen te gaan. Ook 21 SCP (2012) Burgerperspectieven 2012/2 http://www.theatlantic.com/international/archive/2012/02/the-next-5-emerging-economies-thatwill-change-the-world/253463/#slide3 22 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 31 / 116 Oog voor Innovatie bedreigen de dankzij de globalisering sterk toegenomen transportbewegingen het milieu en off-shoring van activiteiten levert vanwege cultuurverschillen lang niet altijd de gewenste kostenvoordelen op. Een sterke onderlinge afhankelijkheid maakt landen bovendien kwetsbaar voor ongewenste politieke druk en zorgt ervoor dat uitbraken van gevaarlijke ziektes zich razendsnel kunnen verspreiden en zich 23 kunnen ontwikkelen tot moeilijk te beheersen pandemieën . Als gevolg van het voorgaande worden innovaties voor een duurzame samenleving in toenemende mate gezocht in kleinschalige, lokale oplossingen. 2.3.5 Toename van de complexiteit van infrastructuren Infrastructuren op het gebied van ICT, energie, transport en financiële transacties raken op steeds grotere schaal met elkaar vervlochten en worden steeds complexer. Ze worden wel vitale infrastructuren genoemd: uitval of verstoring ervan heeft een grote impact. Niet alleen voor de eigenaar van het netwerk, maar ook voor zijn ketenpartners en voor de samenleving als geheel. Het overgrote deel van deze vitale infrastructuren wordt door private partijen beheerd. 24 Van complexe, vitale infrastructuren is sprake op allerlei gebieden, bijvoorbeeld : Energie (elektriciteit, gas, olie etc.); ICT en telecommunicatie; Drinkwater en voedselvoorziening; Gezondheid (o.a. spoedeisende zorg, geneesmiddelen en vaccins); Openbare orde en veiligheid; Financiële diensten, waaronder betalingsverkeer; Bescherming tegen water; Transport en logistiek; Chemische industrie. Uitval of verstoring van deze vitale infrastructuren kan op verschillende manieren veroorzaakt worden. De ‘usual suspects’ zijn terreurdaden, natuurrampen, nalatigheid, ongevallen, computerinbraak of andere criminele activiteiten en kwaadwillend gedrag, maar ook andere, op het eerste oog minder voor de hand liggende oorzaken kunnen leiden tot problemen. Denk bijvoorbeeld aan ruimteafval, dat een groeiende bedreiging vormt voor het grote aantal communicatie- en navigatiesatellieten. 2.3.6 Veranderingen in de economische structuur De traditionele economische structuur verandert onder invloed van de hiervoor beschreven ontwikkelingen op het gebied van ICT, globalisering en demografie. Het zwaartepunt van de mondiale economie verschuift naar opkomende markten, en steeds meer goederen en diensten worden in grensoverschrijdende ketens geproduceerd. Westerse economieën moeten het hebben van hoogwaardige producten en diensten, niet van bulkproducten en commodities. Lage lonenlanden nemen de productie van zogenoemde commodities over. Westerse landen moeten concurreren op basis van innovatie, kennisintensieve diensten en slimme product-diensten combinaties. Westerse economieën verworden in toenemende mate tot kenniseconomieën, waarin de belangrijkste productiefactor wordt gevormd door menselijk kapitaal. 23 24 Bekkers, F. et al (2010) De uitdaging waar Nederland voor staat, Strategy & Change, no. 1 http://www.infopuntveiligheid.nl/Publicatie/Dossier/10/vitale-infrastructuur.html TNO-rapport | TNO 2013 R10460 32 / 116 Oog voor Innovatie Onderzoek, ontwikkeling en kennisintensieve diensten vormen daarmee de basis voor het concurrentievermogen van deze landen. De ontwikkeling tot kenniseconomie leidt tot een verschuiving naar kenniswerk, uitgevoerd door hooggeschoolde werknemers. Het zijn vaak de eenvoudige werkzaamheden die westerse bedrijven uitbesteden aan lage lonenlanden. Hierdoor neemt de werkgelegenheid voor lager geschoolde werknemers af. Een kenniseconomie vereist bovendien een leven lang leren. Werknemers moeten hun vaardigheden continu blijven ontwikkelen en aanpassen aan de nieuwe eisen van de markt om bij te blijven. Door een verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt kunnen ondernemingen een flexibel personeelsbestand opzetten dat makkelijk meebeweegt met de marktomstandigheden. Flexibilisering van arbeid zorgt ervoor dat werknemers niet langer een baan voor het leven hebben, maar zich vaker voor eigen winst en risico laten inhuren door ondernemingen. Dit levert meer vrijheid op, maar leidt ook tot onzekerheid over werk en inkomen. Figuur 12 illustreert de toegenomen flexibilisering van de arbeidsrelaties. Figuur 12 25 Werkzame beroepsbevolking naar positie in de werkkring, 2006-201225 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-sociale-zekerheid/publicaties/arbeidsmarktvogelvlucht/korte-termijn-ontw/vv-positie-werkkring-arbeidsduur-art.htm TNO-rapport | TNO 2013 R10460 33 / 116 Oog voor Innovatie 2.3.7 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de economische trends In Figuur 13 zijn de waarschijnlijkheid en de tijdshorizon van de economische trends tegen elkaar uitgezet. Figuur 13 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde economische trends TNO-rapport | TNO 2013 R10460 34 / 116 Oog voor Innovatie 2.4 Sociaal-culturele trends Deze categorie trends heeft betrekking op de sociaal-culturele aspecten van de maatschappij. Figuur 14 bevat een overzicht van de geïdentificeerde trends. Figuur 14 Sociaal-culturele trends TNO-rapport | TNO 2013 R10460 35 / 116 Oog voor Innovatie 2.4.1 Toenemende maatschappelijke polarisatie Polarisatie, ofwel de verscherping van tegenstellingen tussen groepen in de samenleving, kan resulteren in spanningen tussen deze groepen. Verscherpte tegenstellingen komen overal voor: tussen religieuze groeperingen, in de politiek, tussen autochtonen en allochtonen, tussen de politieke elite en ‘het volk’, tussen arm en rijk, tussen hoger opgeleiden en laag opgeleiden, tussen burgers en maatschappelijke dienstverleners, en in individuele onderhandelingssituaties. Polarisatie uit zich niet alleen in negatieve gevoelens en een negatieve houding, maar ook in gedrag. Beledigen, pesten en bedreigen, maar ook agressie en geweld zijn mogelijke uitingen. Uit het Continu Onderzoek Burgerperspectieven van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt voor de periode 2008-2012 dat een aanzienlijk deel van de bevolking ontevreden is over de multiculturele samenleving en dat het merendeel van de ondervraagden de verschillen tussen arm en rijk te groot vindt worden. Het SCP toont tevens aan dat er een duidelijk onderscheid in opvattingen en houdingen ontstaat tussen laagopgeleiden zonder werk en hoogopgeleiden met werk. Zo staan deze groepen bijvoorbeeld tegenover elkaar als het gaat om de multiculturele samenleving, om Europa, om inkomensverdeling en om hun houding tegenover de politiek. Polarisatie is niet per se negatief. In het maatschappelijk debat moet ruimte zijn voor tegengestelde en onverenigbare standpunten. Dit kan immers bijdragen aan meningsvorming, groepsvorming, identiteit, emancipatie en het bespreekbaar maken van problemen. Polarisatie is wel schadelijk zodra het waarden ondermijnt en leidt tot stigmatisering en verwijdering, en daarmee het welzijn van mensen aantast, tot minder participatie leidt, sociale stabiliteit ondermijnt, het debat smoort, 26 en besluitvorming bemoeilijkt . Sociale uitsluiting is een vergaand negatief gevolg van maatschappelijke polarisatie of tweedeling. Sociale uitsluiting betekent dat bepaalde groepen in de samenleving geen toegang hebben tot de mogelijkheden waartoe ‘ingeslotenen’ wel toegang hebben. Armoede wordt vaak als de belangrijkste bron van sociale uitsluiting gezien, maar opleidingsniveau, positie op de arbeidsmarkt, levensomstandigheden, gezondheid, etniciteit, sociale afkomst, familie- en gezinssamenstelling en redzaamheid (bijvoorbeeld geletterdheid, ICTvaardigheden, zelfstandigheid) zijn ook belangrijke risicofactoren. De rol van de media is niet onbelangrijk. Vanwege toenemende concurrentie en commercialisering heeft het verkrijgen van een grote attentiewaarde steeds meer aandacht. Dit leidt tot versimpeling en verschraling in de verslaglegging, en tot een sterke focus op heldere tegenstellingen en scherpe stellingname. Daarmee draagt de media bij aan verdere maatschappelijke polarisering. Met betrekking tot polarisatie is ook het begrip sociale cohesie van belang. Dit duidt op de samenhang in de maatschappij. Ook de sociale cohesie is aan verandering onderhevig. Traditionele indelingen in de maatschappij, bijvoorbeeld op basis van levensbeschouwelijke voorkeuren, politieke voorkeuren, lokale 26 Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2009) Polariseren binnen onze grenzen, Advies No. 46. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 36 / 116 Oog voor Innovatie gemeenschap en verenigingsleven verdwijnen. Enerzijds individualiseert de samenleving, anderzijds zoeken burgers naar identificatie met andere, nieuwe groepen. Sociale media vervullen hierin een grote rol. Steeds vaker ontstaan nieuwe, informele groepen, die ook net zo snel weer kunnen verdwijnen. 27 2.4.2 Zelfvoorziening, zelfredzaamheid en afname van de solidariteit Maatschappelijke ontwikkelingen duiden op een verdergaande individualisering. Tegelijkertijd neemt de zekerheid ten aanzien van onder andere de arbeidsmarkt, de sociale voorzieningen en de oudedagsvoorziening af als gevolg van een toenemende maatschappelijke dynamiek. Van burgers wordt meer flexibiliteit en zelfredzaamheid verwacht. Zij zoeken daarom een nieuwe invulling van solidariteit, in nieuwe collectiviteiten, terwijl de traditionele solidariteit afbrokkelt. Ondertussen wordt voor iedereen de druk groter om mee te doen, om een steentje bij te dragen. Wie afhankelijk is van de bijstand, de sociale werkvoorziening of de ondersteuning voor jong gehandicapten, wordt opgeroepen om op de arbeidsmarkt te participeren, ook in moeilijke economische tijden. De druk op de sociale omgeving om zelf voor zieken en ouderen te zorgen wordt groter en er wordt meer zelfredzaamheid en zelfvoorzienendheid geëist. Dat betekent bijvoorbeeld dat van burgers wordt verwacht dat ze zelf keuzes maken. De complexiteit en onderlinge afhankelijkheid bij veel van de genoemde onderwerpen maakt dat burgers veel moeite hebben om de overload aan beschikbare informatie te doorgronden en afgewogen keuzes te maken. 2.4.3 Versterking van maatschappelijk betrokken en verantwoord ondernemen Mede vanwege de voortdurende economische crisis wordt de roep om een duurzame economie en samenleving steeds luider. Om een transitie naar een duurzame samenleving te verwezenlijken is het belangrijk dat duurzame productie en consumptie worden gestimuleerd. Dit betekent bijvoorbeeld dat milieuvriendelijke producten aantrekkelijker moeten worden in vergelijking met niet-duurzame alternatieven. De kern van wat duurzaam produceren en consumeren betekent wordt gevormd door de bekende people-planet-profit driehoek. Duurzaamheid heeft te maken met de balans op deze drie thema’s. De roep om duurzaamheid uit zich in een toenemende vraag naar maatschappelijk verantwoorde producten en diensten, meer aandacht voor dierenwelzijn in producten en een maatschappelijk betrokken en verantwoorde bedrijfsvoering. 27 Zie ook WRR-Rapport 88 (2012) Vertrouwen in Burgers, mei 2012; Raad voor het openbaar bestuurd (2012) Loslaten in Vertrouwen; Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2012) Mind the trap, Reflectie op het advies Loslaten in Vertrouwen. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 37 / 116 Oog voor Innovatie 28 2.4.4 De bange maatschappij Nederlanders lijken banger te zijn geworden, al blijkt uit cijfers dat Nederland tot 29 een van de veiligste en stabielste landen ter wereld behoort . Niet alleen is de angst voor terrorisme en criminaliteit (vooral) sinds de aanslagen op 11 september 2001 toegenomen, maar ook het wantrouwen tegenover anderen lijkt toe te nemen. De meest recente veiligheidsmonitor van het CBS en het Ministerie van Veiligheid en Justitie toont aan dat sinds 2005 de veiligheidsbeleving wel is verbeterd, waarbij er overigens sprake is van duidelijke verschillen in de veiligheidsbeleving tussen 30 de verschillende regio’s en steden . De angst voor aanslagen en criminaliteit leidt tot strengere eisen op het gebied van veiligheid. Het aantal controles, checks, inspecties en andere veiligheidsvoorzieningen is sterk toegenomen, ook daar waar het gaat om veiligheidsrisico’s in de chemische industrie, in het verkeer, in logistieke processen, in de voedselproductie etc. Er worden steeds meer maatregelen genomen om risico’s te verkleinen en voorkomen. Burgers eisen immers dat alles gedaan wordt om risico’s te voorkomen en hebben een sterke aversie tegen risico’s in het algemeen. Daar komt bij dat de roep om transparantie luider wordt, zodat van processen, producten en diensten bekend is hoe ze tot stand komen, wie waarvoor verantwoordelijk is en waar welke grondstoffen of bouwstenen vandaan komen. 2.4.5 Individualisering Gedreven door ontwikkelingen als ontzuiling en secularisering en geholpen door de opkomst van massamedia en internet, is de afgelopen decennia een proces van individualisering op gang gekomen. Burgers ontlenen hun identiteit en daarmee hun bestaan niet langer aan traditionele sociale groepen (op basis van geloof, politieke overtuiging, sociale klasse etc.), maar komen meer als individu in de maatschappij te staan. Dit betekent niet dat mensen alleen komen te staan; individuen zoeken juist ook naar nieuwe sociale verbanden en nieuwe collectiviteiten. Individualisering brengt zich mee dat individuele keuzes en belangen belangrijker worden voor mensen. Solidariteit en sociale cohesie lijken daarmee af te brokkelen. Ook leidt individualisering tot een toenemende behoefte aan maatwerk in producten en diensten (‘customisation’ en gepersonaliseerde oplossingen). Daar waar dit voorheen gepaard ging met consumeren (iedereen een auto, een computer, een huis, een vakantie, een mobiele telefoon etc.) lijkt er nu sprake te zijn van een kerende trend, waarin goederen vaker als dienst worden aangeboden en geen persoonlijk eigendom worden. Consumenten hebben een vraag, een behoefte en zoeken daarvoor een persoonlijke oplossing. Die oplossing wordt steeds vaker als een dienst aangeboden. Een abonnement op een mobiliteitsdienst is hier een voorbeeld van: je hebt niet langer zelf een auto voor de 28 CCV Trendsignalement 2012 Zie bijvoorbeeld uitleg door Prof. dr. B. de Graaf: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3600/VkAkademie/article/detail/3235457/2012/04/06/Waarom-lijkenwe-nu-banger-voor-een-verdachte-koffer-dan-30-jaar-geleden.dhtml; WRR (2008) Onzekere veiligheid – Verantwoordelijkheden rond fysieke veiligheid 30 CBS en Ministerie van Veiligheid en Justitie (2013) Veiligheidsmonitor 2012, 1 maart 2013. 29 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 38 / 116 Oog voor Innovatie deur staan, maar maakt gebruik van de vervoersmiddelen die het beste passen bij je mobiliteitsbehoefte op een bepaald moment. 2.4.6 Bevrediging van behoeften Veel van de hiervoor beschreven sociaal-culturele ontwikkelingen houden ook verband met de tendens dat burgers eisen dat hun behoeften instantaan vervuld worden en dat risico’s bij anderen worden gelegd. Het invullen van een behoefte lijkt te zijn verworden tot een recht. Op diverse terreinen eisen burgers dit recht op, bijvoorbeeld in de zorg en in het onderwijs. Een gang naar de rechter om het eigen gelijk te eisen is snel gemaakt, en we lijken eerder geneigd om anderen aansprakelijk te stellen als er iets misgaat. 2.4.7 Ongezonde leefstijl Burgers in Europa behoren tot de welvarendste en gezondste mensen ter wereld, maar het hoge welvaartsniveau brengt ook nieuwe gezondheidsrisico’s met zich mee. Niet alleen gaat de vergrijzing gepaard met meer aandoeningen, ook de ongezonde leefstijl leidt tot meer aandoeningen. Roken, een te hoge calorie-inname, alcoholconsumptie en te weinig beweging leiden tot ernstige gezondheidsrisico’s en resulteren in zogenoemde welvaartsziekten zoals hart- en vaatziekten, COPD, diabetes, 31 bepaalde kankersoorten, obesitas en depressie . Het optreden van welvaartsziekten wordt in belangrijke mate bepaald door voedseltechnologische ontwikkelingen (omvang van de porties, suikers, vetten en zouten in voedingsmiddelen), door de sociale, economische en fysieke omgeving van het individu en door persoonlijke eigenschappen. Kenmerkend aan welvaartsziekten is dat ze vaak chronisch van aard zijn en vaak tenminste gedeeltelijk vermijdbaar zijn. Kwetsbare groepen (kinderen, lagere sociale klassen en laaggeletterden) zijn 32 extra vatbaar voor welvaartsziekten . In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 schetst het RIVM de trends in leefstijl. Er is sprake van een neergaande trend in roken (van 60% in 1958 naar 27% in 2008), maar in verhouding tot de omringende landen kent Nederland relatief veel rokers, vooral onder vrouwen. Sinds de jaren zeventig en tachtig is er sprake van een lichte daling in de consumptie van alcohol, ook onder jongeren, al wordt door jongen die drinken wel veel alcohol ingenomen. Sinds de jaren tachtig is het aantal Nederlanders met overgewicht verdubbeld tot 50% van de bevolking, waarbij het percentage Nederlanders met ernstig overgewicht sinds 2000 is gestabiliseerd op 11% (zie Figuur 15). Weinig Nederlanders voldoen aan de richtlijn Gezond Voeding en de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. De dagelijks hoeveelheid 33 beweging is minder geworden, al wordt er wel meer aan sport deelgenomen . 31 Chivot, E. et al (2012) Taking care of our health, Strategy & Change, Report No 2012•14 Rijkschroeff-van der Meer, A.J.C. (2011) Welvaartsziekten: andere ziekten, andere aanpak, Achtergrondstudie uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg bij het advies Preventie van welvaartsziekten; Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2011) Preventie van welvaartsziekten Effectief en efficiënt georganiseerd, december 2011. 33 RIVM (2010) Van Gezond naar Beter, Kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 Van gezond naar beter 32 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 39 / 116 Oog voor Innovatie Figuur 15 Percentage mensen (20 jaar en ouder) met overgewicht en obesitas in de periode 1981-2007, gestandaardiseerd naar leeftijd- en geslachtsverdeling in 1981 (Bron: POLS, 2008)34 De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg stelt dat een kwart van de welvaartsziekten wordt veroorzaakt door leefstijl en dat betere leefgewoonten niet alleen de levensverwachting, maar ook het aantal gezonde jaren en het aantal 35 jaren zonder beperking of chronische aandoeningen kunnen vergroten . Meer aandacht (en dus geld en inzet) voor preventie moet helpen de leefstijl gezonder te maken en de welvaartsziekten terug te dringen. 34 RIVM (2010) Van Gezond naar Beter, Kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 Van gezond naar beter 35 Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2011) Preventie van welvaartsziekten Effectief en efficiënt georganiseerd, december 2011. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 40 / 116 Oog voor Innovatie 2.4.8 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de sociaal-culturele trends Onderstaande figuur bevat een overzicht van de geïdentificeerde sociaal-culturele trends, afgezet tegen de door TNO verwachte waarschijnlijkheid en tijdshorizon. Figuur 16 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde sociaal-culturele trends TNO-rapport | TNO 2013 R10460 41 / 116 Oog voor Innovatie 2.5 Ecologische trends Het handelen van de mens heeft ingrijpende effecten op de aarde, en deze effecten zijn zichtbaar en voelbaar op vrijwel alle plaatsen in de wereld. Het gaat hierbij om de volgende trends (Figuur 17): Figuur 17 Ecologische trends 2.5.1 Klimaatproblematiek Het klimaat verandert onder invloed van natuurlijke factoren en, sinds het midden van de 20e eeuw in versneld tempo ook door toedoen van de mens. De sterke toename in energieverbruik op basis van fossiele brandstoffen leidt tot een broeikaseffect, waardoor de aarde opwarmt, poolkappen smelten en de zeespiegel stijgt. Volgens het IPCC (het klimaatpanel van de Verenigde Naties) zal e de zeespiegel in de 21 eeuw wereldwijd met 18 tot 59 centimeter stijgen ten opzichte van het niveau in 1990. Het KNMI houdt voor de Nederlandse kust rekening met een zeespiegelstijging van 35 tot 85 36 centimeter in de periode in diezelfde periode . De opwarming van de aarde heeft ook gevolgen voor de kans op klimaatextremen. Het IPCC-rapport uit maart 2012 toont aan dat de gemiddelde temperatuur is gestegen, hittegolven frequenter en extremer zijn geworden, er meer zware neerslag is gevallen, er meer droogte is en dat hoge waterstanden vaker voor zijn gekomen. Ook stelt het rapport dat e deze ontwikkelingen zullen doorzetten in de 21 eeuw. 37 Klimaatverandering heeft ook gevolgen voor de biodiversiteit . Algemeen wordt onderkend dat de mate van biodiversiteit een indicatie vormt voor de gezondheid van een ecosysteem. Aangenomen wordt dat klimaatverandering tot een verlies aan biodiversiteit leidt, doordat soorten zich niet kunnen aanpassen aan het 36 37 http://www.knmi.nl/cms/content/21306/zeespiegelstijging http://www.pbl.nl/dossiers/biodiversiteit/veelgestelde_vragen#vraag2 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 42 / 116 Oog voor Innovatie veranderende klimaat. Bijna alle soorten op aarde hebben in hun evolutionaire geschiedenis echter al eerder te maken gehad met klimaatveranderingen; de invloed ervan op de biodiversiteit is daarom nog niet eenduidig vastgesteld. De snelheid waarmee het klimaat nu verandert vormt echter wel reden tot zorg. 2.5.2 Lange termijn gezondheidsrisico’s als gevolg van (nieuwe) technologieën Nieuwe technologieën leveren een bijdrage aan de oplossing van maatschappelijke problemen, en kunnen risico’s en schade helpen beperken. Ze kunnen echter ook gepaard gaan met nieuwe risico’s voor mens en milieu. Drie nieuwe technologieën krijgen momenteel veel aandacht, onder andere omdat er veel onduidelijkheid bestaat over de mogelijke gezondheidsrisico’s op de lange termijn. Het betreft nanotechnologie, straling en genetische modificatie. Ontwikkelingen in de nanotechnologie maken het mogelijk om doelgericht en gecontroleerd nieuwe, kleine structuren (met afmetingen kleiner dan 100 38 nanometer) op te bouwen uit atomaire of moleculaire bouwstenen . Door op nanoformaat objecten te bestuderen en te manipuleren kunnen nieuwe materialen en systemen ontwikkeld worden, die unieke eigenschappen en functies hebben. Denk aan vuilafstotende of antimicrobiële oppervlakken, aan extreem resistente materialen of aan coatings die reageren op veranderende omgevingssituaties. Er zijn ondertussen al honderden toepassingen van de nanotechnologie bekend. Sommige daarvan zijn al commercieel verkrijgbaar, terwijl andere pas in de toekomst beschikbaar zullen komen. Ondanks de mogelijkheden en kansen die nanotechnologie biedt, bestaan er zorgen over de mogelijke risico’s voor de gezondheid van mens, plant en dier. De langetermijneffecten zijn niet bekend en de risico’s voor gezondheid en milieu zijn moeilijk te meten. Ze kunnen bovendien sterk verschillen per toepassing. Nanodeeltjes zouden zich kunnen ophopen in de cellen van levende wezens, waar ze mogelijk schade kunnen toebrengen aan het DNA. Onbekend is ook of, en zo ja, welke nanodeeltjes in de cellen afgebroken kunnen worden. Diverse onderzoeken richten zich daarom op het in kaart brengen van de mogelijke risico’s. Ook de invloed van straling op de gezondheid krijgt veel aandacht. Straling kent vele ‘verschijningsvormen’, denk bijvoorbeeld aan straling afkomstig van radioactieve stoffen, aan ultraviolet licht van de zon, aan licht van lasers en andere lichtbronnen en aan de elektromagnetische velden die radiozenders, mobiele telefoons en hoogspanningslijnen opwekken. Vooral vanwege de opmars van mobiele telefonie en andere vormen van draadloze telecommunicatie staat de invloed van elektromagnetische velden op onze gezondheid in de belangstelling. Een andere technologie die al langer op de maatschappelijke agenda staat en veel vragen oproept als het gaat om risico’s voor mens, plant, dier en milieu, is genetische modificatie. Genetische modificatie is het kunstmatig veranderen van het genoom van een organisme, op een manier die door voortplanting of natuurlijke recombinatie niet mogelijk is. Bij genetische modificatie worden meestal één gen of enkele genen in het genoom van het ontvangende organisme ingebracht. Deze genen kunnen afkomstig zijn van eenzelfde soort organisme, maar er kunnen ook 38 TNO, Dossier Nanotechnologie TNO-rapport | TNO 2013 R10460 43 / 116 Oog voor Innovatie genen van andere soorten gebruikt worden. Wanneer het genoom van een organisme met behulp van genetische modificatie is veranderd wordt dit organisme 39 een genetisch gemodificeerd organisme (ggo) genoemd . Genetische modificatie kent vele toepassingsgebieden, zoals de gezondheidszorg, de landbouw, de levensmiddelentechnologie en de industrie. De mogelijke risico’s van genetische modificatie worden al geruime tijd uitgebreid onderzocht. Lang niet alle risico’s zijn duidelijk en er is veel discussie over de mogelijke lange termijneffecten. In dit kader is de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) noemenswaard. COGEM is een wetenschappelijk adviesorgaan dat de regering adviseert over mogelijke risico’s van productie en handelingen met genetische gemodificeerde organismen voor mens en milieu. Ook informeert de COGEM de regering over ethische en maatschappelijke kwesties rondom genetische modificatie. 2.5.3 Uitputting van grondstoffen Wereldwijd neemt de druk op de mondiale grondstoffenvoorziening toe. Dit heeft twee belangrijke redenen. Enerzijds neemt de druk op de voorraden van natuurlijke hulpbronnen toe door een sterke groei van en verandering in mondiale consumptiepatronen. De welvaart neemt toe in delen van de wereld waar de bevolking voorheen in grote armoede leefde, en dat betekent dat het gebruik van bijvoorbeeld fossiele brandstoffen, water, metalen, mineralen en land toeneemt. Anderzijds treden er wereldwijd grote veranderingen op in het internationaalpolitieke krachtenveld. Er ontstaan meerdere politieke en economische machtscentra, waarbij de relatieve macht van het Westen afneemt. In een dergelijk multipolair systeem stellen staten in toenemende mate hun eigen, nationale belangen centraal bij hun handelen en laten ze zich minder leiden door internationale instituties of humanitaire overwegingen. Dit kan gevolgen hebben voor het grondstoffenbeleid van producerende en consumerende landen. De internationale dynamiek met betrekking tot grondstoffen verandert hierdoor. Nieuwe kwetsbaarheden en afhankelijkheden ontstaan, en schaarste is een 40 toenemende zorg . Bedrijven en sommige nationale overheden proberen de voorziening van grondstoffen veilig te stellen door langlopende contracten en concessies af te sluiten, door aanbieders van grondstoffen op te kopen en door andere maatregelen te treffen. Tegelijkertijd gebruiken verschillende grondstoffenproducerende landen hun positie in het internationale krachtenveld om hun politieke en economische positie te versterken. Dit kan leiden tot geopolitieke spanningen, stijgende kosten en sterke onderlinge afhankelijkheden. Het transport van schaarse grondstoffen zal een aantrekkelijker doelwit voor piraterij kunnen worden. Voor bedrijven en overheden wordt het hebben van een doordacht grondstoffenbeleid daarom steeds belangrijker. Een dergelijk beleid bevat maatregelen om met grondstoffenschaarste om te gaan. Hierbij kan gedacht worden aan het aangaan van strategische relaties met leveranciers van grondstoffen en halffabricaten of aan het stimuleren van onderzoek naar 39 http://www.cogem.net/index.cfm/nl/genetische-modificatie/ HCSS (2012) Op weg naar een Grondstoffenstrategie, in opdracht van Ministerie van Buitenlandse Zaken, in samenwerking met TNO en CE Delft 40 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 44 / 116 Oog voor Innovatie substituten, maar ook aan efficiëntievergroting, recycling, consumptieverandering en het strategisch inzetten van ontwikkelingsbeleid. 2.5.4 Vervuiling De hoge welvaartsgroei, de bevolkingsgroei en de individualisering van de samenleving hebben grote impact op onze leefomgeving. We ondervinden de gevolgen van bodemvervuiling, watervervuiling, luchtvervuiling, lichtvervuiling en geluidshinder. Natuur heeft plaats moeten maken voor woongebied en wegen, en de intensieve landbouw en veehouderij leggen een grote druk op het milieu vanwege hun uitstoot van CO2 en afvalstoffen. Vervuiling is duidelijk een wereldwijd probleem. Wetgeving moet het milieu beschermen tegen vervuiling, maar de uitvoering, naleving en handhaving ervan verschillen van land tot land. Dit leidt in combinatie met verschillen in afvalverwerkingscapaciteit en -prijs tot een internationalisering van de afvalverwerking. Met andere woorden: afval wordt verwerkt in die landen waar de kosten laag zijn en de regels soepel, en dat kan gepaard gaan met illegale praktijken en leiden tot extra milieuvervuiling. 2.5.5 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de ecologische trends Hieronder zijn de verwachte waarschijnlijkheid en tijdslijn van de genoemde ecologische trends tegen elkaar uitgezet. Figuur 18 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde ecologische trends TNO-rapport | TNO 2013 R10460 45 / 116 Oog voor Innovatie 2.6 Politiek-juridische trends De laatste categorie trends die in dit hoofdstuk wordt behandeld zijn de politiekjuridische trends. De volgende trends zijn geïdentificeerd: Figuur 19 Politiek-juridische trends 2.6.1 Publieke afkeer van de politiek 41 Het rapport Burgerperspectieven van het Sociaal Cultureel Planbureau laat zien dat de tevredenheid over ‘Den Haag’ en het vertrouwen in de regering en de Tweede Kamer slinken. Burgers hebben de indruk dat politici zich onvoldoende kunnen verplaatsen in de situatie en de problemen van gewone burgers en zijn kritisch over het gedrag van politici. Een andere politieke ontwikkeling die zich voltrekt is de versnippering en herpopularisering van het politieke landschap. In het verleden concentreerden de meeste kiezers zich bij enkele partijen, ook al kende het parlement meerdere fracties. Vanaf midden jaren zeventig tot halverwege de jaren negentig waren er eigenlijk twee grote fracties in de Tweede Kamer, namelijk die van het CDA en de PvdA, die op afstand werden gevolgd door de VVD-fractie. Sinds midden jaren negentig zijn de stemmen gelijkmatiger verspreid over meerdere partijen. Vanaf het begin van deze eeuw verschillende nieuwe politieke partijen ontstaan. Sommige nieuwe spelers zijn daadwerkelijk een machtsfactor geworden in het politieke systeem. Ze zetten zich af tegen het politieke establishment en hun vermeende achterkamertjespolitiek, en willen de politiek weer dichter bij het volk brengen. Sommige partijen zetten daarbij in op een verdergaande democratisering, terwijl andere juist voor een specifiek thema kiezen, zoals immigratie of veiligheid. Ook is er een duidelijke splitsing ontstaan tussen partijen die pro-Europa of juist Europa-kritisch zijn. 41 Sociaal Cultureel Planbureau (2012) Burgerperspectieven 2012/3 Kwartaalbericht Continue Onderzoek Burgerperspectieven TNO-rapport | TNO 2013 R10460 46 / 116 Oog voor Innovatie Ook de relatie tussen de media en de politiek is aan verandering onderhevig. Mede vanwege de komst van commerciële media wordt politiek steeds meer als entertainment gebracht. Onderwerpen die veel aandacht krijgen zijn persoonlijke conflicten tussen politici, de jacht naar de macht, het bepalen van winnaars en verliezers en de bijbehorende emoties. Daarnaast wordt de rol van het publiek steeds belangrijker. De ‘gewone’ Nederlander wordt aan het woord gelaten en nieuws wordt nadrukkelijker op persoonlijk niveau gebracht, waarbij meningen minstens even belangwekkend worden gevonden als de feiten. Enerzijds professionaliseert de politiek de contacten met de media met behulp van mediastrategieën. Anderzijds worden de traditionele media omzeild door direct contact te leggen met kiezers, vooral door middel van de inzet van sociale media die politici en burgers massaal zijn gaan gebruiken. De inzet van sociale media maakt de burger mondiger en kan de transparantie van de politiek vergroten. Tijdens de verkiezingen van 2012 werden sociale media bijvoorbeeld volop ingezet voor fact-checking, waarbij uitspraken van politici real-time werden gecontroleerd. 2.6.2 (Europees) openbaar bestuur, wet- en regelgeving Er is sprake van een behoorlijke dynamiek in het openbaar bestuur. Een sterk opkomende trend is die van de ‘vermaatschappelijking’, ofwel het overdragen van 42 taken van de overheid aan de samenleving . Minder overheid en meer uitbesteden moet helpen de overheid kleiner, sneller, en beter te maken. Zowel de overheid als de markt blijkt niet goed in staat te zijn om oplossingen voor complexe maatschappelijke vraagstukken te vinden. De rol van maatschappelijke organisaties en van burgers wordt daarbij steeds belangrijker; kennis en vaardigheden van mensen en hun verbanden moeten worden ingezet om maatschappelijke uitdagingen te adresseren. Hoe vermaatschappelijking kan worden gebruikt, georganiseerd of gestimuleerd is echter nog een grote vraag. Een andere vraag is in hoeverre de inzet op zelforganisatie de ongelijkheid tussen gemeenschappen met en zonder zelforganiserend vermogen vergroot. De opkomst van ICT en nieuwe media biedt de overheid mogelijkheden om haar dienstverlening te digitaliseren en om de interactie met burgers anders vorm te geven. Ook in het licht van de te verwachten krapte op de arbeidsmarkt en vanwege de roep om een kleinere overheid is elektronische dienstverlening door de overheid een belangrijke ontwikkeling. De inzet van ICT bij de overheid gaat echter verder dan alleen dienstverlening. ICT wordt breed ingezet in allerlei informatiestromen en diverse overheidstaken worden in hoog tempo gedigitaliseerd. Organisaties moeten aan steeds meer wet- en regelgeving voldoen, die bovendien continu verandert en steeds complexer blijkt. Daarnaast worden toezichthouders strenger en vragen zij om meer inzicht in organisaties. Wet- en regelgeving wordt in toenemende mate bepaald door Brussel, terwijl verantwoordelijkheden voor de uitvoering van bepaalde wetten (bijvoorbeeld WMO en onderdelen AWBZ) juist op lokaal niveau wordt belegd. Een andere relevante ontwikkeling houdt verband met de toegang tot de rechtspraak. De financiering van de rechtspraak is al geruime tijd punt van 42 http://www.socialevraagstukken.nl/site/dossiers/minder-overheid-meer-zelf-doen/ TNO-rapport | TNO 2013 R10460 47 / 116 Oog voor Innovatie discussie en de tendens is dat degene die in civiele en bestuursrechtelijke zaken gebruik wil maken van de rechtspraak zelf de kosten daarvan moet dragen. Dit betekent dat financiële barrières worden opgeworpen waardoor de toegang tot het recht niet gelijk (meer) is voor iedereen. Tegelijkertijd wordt meer aangestuurd op 43 ‘mediation’ en op onderhandeling, als alternatieven voor een rechtsgang . Mede vanwege de economische crisis in de Eurozone staat ‘Europa’ hoog op de agenda van politici en burgers. Het wordt voor burgers duidelijker dat veel nationale beleidsbevoegdheden geleidelijk aan zijn overgeheveld naar de EU. De bevolking wordt steeds meer geregeerd door Europese instituties, die de burger politiek niet vertegenwoordigen en bovendien geen democratische verantwoording afleggen. Ook wordt duidelijk dat ‘Europa’ onvoldoende instrumenten bezit om de Eurocrisis daadkrachtig aan te pakken. Vanwege het bovenstaande ontstaat er een debat over de heroriëntatie op Europa en ‘van’ Europa. ‘Voorstanders van Europa’ pleiten voor een rechtvaardiger, politiek en sociaal legitiem Europa dat kan fungeren als buffer tegen de ongewenste effecten van globalisering. Tegenstanders menen dat de Europese integratie moet worden beperkt tot het vrije verkeer van goederen, diensten, kapitaal en arbeid, en dat alle andere overheidstaken de nationale staat toebehoren. Ook onder burgers lopen de meningen sterk uiteen. Opleidingsniveau en de mate van professionele en 44 geografische mobiliteit spelen daarbij een belangrijke rol . 2.6.3 Toenemende aandacht voor financiële dienstverlening De bankencrisis begon in 2007 in de Verenigde Staten en escaleerde in 2008. Deze crisis leidde vervolgens tot het ontstaan van de schuldencrisis en de economische crisis. Overheden en centrale banken hebben ondertussen een scala aan maatregelen ingezet om de bankencrisis te beteugelen. Ze namen direct deel in het risicodragend kapitaal van financiële instellingen en diverse banken zijn genationaliseerd. Sommige financiële instellingen hebben hun kapitaalinjecties al terug betaald en zo directe overheidsbetrokkenheid terug gedrongen, maar verschillende banken zijn nog steeds in handen van overheden. Financiële instellingen hebben ondertussen te maken gekregen met strenger toezicht, striktere regels en strengere kapitaaleisen. Tegelijkertijd worden banken opgeroepen soepeler krediet te verstrekken aan bedrijven en consumenten, om de economie op gang te helpen. Ook wordt gewerkt aan maatregelen om de transparantie bij financiële instellingen te vergroten. De activiteiten van financiële instellingen liggen onder een vergrootglas en hun imago ligt onder vuur. Zo leidt het beloningsbeleid in de financiële sector geregeld tot publieke verontwaardiging. 43 44 http://www.socialevraagstukken.nl/site/dossiers/duurdere-griffierechten/ http://www.wrr.nl/projecten/project/article/europa-naar-menselijke-maat-1/ TNO-rapport | TNO 2013 R10460 48 / 116 Oog voor Innovatie 2.6.4 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de politiek-juridische trends In de onderstaande figuur is de waarschijnlijkheid van de beschreven politiekjuridische trends uitgezet tegen de tijdshorizon. Figuur 20 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde ecologische trends TNO-rapport | TNO 2013 R10460 49 / 116 Oog voor Innovatie 3 Trends in technologie en innovatie 3.1 Introductie Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de trends in technologie en innovatie die voor de verzekeringssector van belang kunnen zijn, en geeft daarmee invulling aan de letter ‘T’ van de DESTEP-methodiek. Hierbij is onderscheid gemaakt naar trends die impact hebben op de interne werkwijze van de verzekeringssector en naar trends die kunnen leiden tot een verandering van het verzekerd risico. Onderstaande (hoofd)trends worden in dit hoofdstuk behandeld. De manier van beschrijven is vergelijkbaar aan die van hoofdstuk 2. Figuur 21 3.2 Trends in technologie en innovatie Technologische trends die kunnen leiden tot vernieuwing Deze paragraaf beschrijft innovaties in werkwijze en organisatie, die van belang kunnen zijn voor de verzekeringssector. De figuur op de volgende pagina bevat de trends die worden onderscheiden. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 50 / 116 Oog voor Innovatie Figuur 22 Technologische trends m.b.t. werkwijze en organisatie 3.2.1 Opkomst van alternatieve financiële producten Innovatie in financiële producten kent vele gedaantes. Alternatieve lokale ruilhandelsystemen en alternatieve valuta bestaan al een tijdje, maar door de economische crisis nemen ze in aantal en in zeggingskracht toe. Daarnaast ontstaan er steeds meer systemen om via alternatieve kanalen financiering te verkrijgen, zonder tussenkomst van financiële intermediairs. Zo 45 neemt crowdfunding een grote vlucht. Begonnen als middel om individuele artistieke projecten te financieren, wordt het steeds meer ingezet door professionele organisaties – niet alleen in de kunst, maar ook voor de financiering van innovatietrajecten, onderwijs, onderzoek, start-ups etc. Een andere belangrijke ontwikkeling is die van de elektronische dienstverlening. Steeds meer transacties, contracten en contacten vinden online en mobiel plaats. Innovatie in de financiële dienstverlening betreft ook oudedagsvoorziening, vermogensopbouw en verzekeringen. Traditionele (verplichte) collectiviteiten worden door bepaalde groepen losgelaten en vervangen door nieuwe 45 Bij crowdfunding investeren relatief kleine (particuliere) investeerders, zonder tussenkomst van financiële intermediairs, in een nieuw project of onderneming. Er is direct contact tussen investeerder en de ondernemer, kunstenaar, uitvinder, ontwikkelaar etc. De gedachte is dat veel kleine investeringen samen een project geheel kunnen financieren. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 51 / 116 Oog voor Innovatie collectiviteiten, zoals collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekeringen ZZP’ers (bijvoorbeeld via het Broodfonds). voor 3.2.2 Ontstaan van nieuwe organisatievormen Zowel in de industrie als in de dienstensector ontwikkelen zich nieuwe organisatievormen, businessmodellen en innovatieconcepten. Drijvende krachten zijn de vergaande toepassing van ICT en de globalisering. Er zijn verschillende nieuwe organisatievormen en businessmodellen in ontwikkeling, zoals volledig virtuele organisaties, mobiele services, nieuwe experience concepten, shared services en global sourcing van menskracht. Deze nieuwe organisatievormen en businessmodellen kunnen leiden tot geheel nieuwe producten en diensten. Al geruime tijd zijn de traditionele verhoudingen in de productie- en waardeketen aan verandering onderhevig. Enerzijds is er een ontwikkeling gaande waarin bedrijven zich richten op hun kernactiviteiten en andere activiteiten afstoten. Anderzijds schuiven bedrijven op in de waardeketen, bijvoorbeeld doordat ze direct gaan verkopen aan eindgebruikers, in plaats van via intermediairs en handelsbedrijven, of doordat ze producten als dienst aanbieden, inclusief service en onderhoud. Bovendien zijn traditionele rolverdelingen aan verandering onderhevig. Onderzoek en ontwikkeling bijvoorbeeld vinden in toenemende mate plaats bij leveranciers, en ook gebruikers spelen een steeds belangrijker rol in het innovatieproces. Samen leiden deze ontwikkelingen tot een sterk gefragmenteerde waardeketen, die mondiaal van aard kan zijn. Een sterke tegenbeweging vormt het streven naar de beheersing van een gehele waardeketen. Zo sluiten verzekeraars vaak contracten met ‘toeleveranciers’ zoals schadeherstelbedrijven of zorgaanbieders. ICT maakt het gemakkelijker om informatie over de hele waardeketen te verzamelen en ontsluiten. Door middel van track-en-trace systemen kunnen risico’s daardoor beter worden ingeschat en kunnen eventuele problemen met betrekking tot bijvoorbeeld voedselveiligheid of defecten snel worden getraceerd naar de bron. Het bedrijfsleven maakt in toenemende mate een ontwikkeling door van gesloten innovatieprocessen naar meer open manieren van innoveren. Open innovatie is een manier van innoveren waarin bedrijven zowel interne als externe bronnen van innovatie combineren, om nieuwe producten te ontwikkelen en op de markt te zetten. Bij open innovatie worden nadrukkelijk externe ideeën gezocht, bijvoorbeeld in samenwerking met onderzoeksinstellingen, concurrenten, leveranciers en afnemers. Open innovatie betekent ook dat innovaties buiten het bedrijf verder ontwikkeld en op de markt gebracht kunnen worden, als dat het beste past bij het beoogde business model. Open innovatie duidt vooral op een open houding van bedrijven als het om innoveren gaat. Je hoeft niet alles zelf in huis te hebben om toch te kunnen innoveren en te kunnen profiteren van die innovaties. Innovaties kunnen ook ontstaan op de raakvlakken tussen verschillende sectoren. Deze zogenaamde transsectorale innovatie ontstaat door samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven uit verschillende sectoren. Het kan daarbij gaan om sectoren waartussen al wordt samengewerkt, maar de vernieuwing kan ook uit onverwachte combinaties komen. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 52 / 116 Oog voor Innovatie Een radicaal andere benadering in innovatiemanagement is de van oorsprong Indiase ‘Jugaad Innovation’. Terwijl in veel westerse bedrijven innovatie heel gestructureerd plaats vindt en geïnvesteerd wordt in hightech R&D, wordt in een opkomende economie zoals die van India innovatie juist op een improviserende wijze aangepakt. Slimme oplossingen bedenken met behulp van wat al beschikbaar is, in plaats van inzetten op dure en tijdrovende R&D-trajecten. Juist omdat er steeds meer behoefte ontstaat aan slimme en betaalbare oplossingen zou deze aanpak ook in het westen zijn meerwaarde kunnen bewijzen. Andere vernieuwende benaderingen van innovatiemanagement zijn reverse innovation (innovaties in opkomende economieën vertalen naar westerse markten), prijsvragen (zoals 46 Google regelmatig organiseert) en innovation camps (als variant op bootcamps) . Door de inzet van ICT, innovatieve productiesystemen en nieuwe technieken en tools kunnen producten en diensten tegen lage kosten snel en heel precies afgestemd worden op de wensen van individuele gebruikers. Deze aanpak van mass customisation combineert de lage kosten en de snelheid van massaproductie met de flexibiliteit van maatwerk. Mede onder invloed van het internet en sociale netwerken worden producten en diensten bovendien in toenemende mate door consumenten en aanbieders gezamenlijk ontwikkeld. Consumenten en gebruikers worden nadrukkelijker betrokken bij het ontwikkelingsen productieproces. Deze prosumers ontwikkelen nieuwe concepten voor bijvoorbeeld meubilair, waarna de producent de fabricage ervan voor rekening neemt. Ook bestaan er nieuwe business concepten waarbij consumenten een werkplek in een fabriekshal kunnen gebruiken waar ze ondersteund door gekwalificeerd personeel en apparatuur eigen producten kunnen maken. Ook de toenemende mate waarin softwarebedrijven bèta-versies van hun producten ter evaluatie aanbieden aan beperkte gebruikersgroepen vormt een voorbeeld van gezamenlijke productontwikkeling. Sociale media ten slotte worden al volop ingezet als marketinginstrument, maar krijgen ook steeds meer invloed op andere activiteiten binnen bedrijven. Via sociale media staat een bedrijf in direct contact met klanten en andere stakeholders en die contacten dragen bij aan de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten, maar ook aan logistieke processen, service, HR etc. Sociale media zullen daarom naar verwachting op steeds grotere schaal geïntegreerd worden in de dagelijkse bedrijfsvoering van organisaties. 3.2.3 Transitie naar een informatiemaatschappij De revolutie in de informatie- en communicatietechnologie, die is begonnen in de jaren tachtig van de twintigste eeuw, heeft grote impact op het dagelijks leven. Het begon met de opkomst van de personal computer als massaproduct, gevolgd door de toenemende grafische mogelijkheden van computers en schermen, en de opkomst van internet, e-mail en andere communicatieplatformen die het dagelijks leven ingrijpend hebben veranderd. Het web is geëvolueerd tot een niet meer weg te denken ontmoetingsplaats waarop allerhande informatie wordt gedeeld. Er is ondertussen een nieuwe informatiestructuur aan het ontstaan, waarin burgers, bedrijven en overheid structureel anders met elkaar communiceren en beschikbare 46 Het EU 7e Kaderprogramma project Innovation Futures (INFU) heeft verschillende vernieuwende en radicaal andere benaderingen in innovatiemanagement in kaart gebracht. Meer informatie is beschikbaar via http://www.innovation-futures.org/. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 53 / 116 Oog voor Innovatie (open) data ten volle economisch en maatschappelijk gaan benutten. De innoverende kracht van ICT maakt het mogelijk dat we dingen anders kunnen doen: efficiënter, beter, sneller, slimmer en duurzamer. De impact van ICT reikt ver. We beschrijven hier een aantal ICT-gedreven innovaties die op allerlei economische en sociale processen impact hebben. Sociale netwerken zoals Twitter en Facebook worden wereldwijd intensief gebruikt. Ze maken dat informatie altijd, overal en onmiddellijk beschikbaar is; alles en iedereen staat met elkaar in contact. Sociale netwerken vormen aldus een belangrijke bron van informatie en zoekmachines integreren de informatie uit sociale netwerken in toenemende mate in hun resultaten. Er is een nieuwe generatie van zoekmachines aan het ontstaan, die hun zoekresultaten afstemmen op locatie, sociale context en stemming van de gebruiker. De keerzijde hiervan is dat internetgebruikers tegen de sturende kracht van algoritmen aanlopen. Toegang tot publieke informatie en publieke opinievorming ligt daarmee steeds meer in de handen van de private partijen die deze algoritmen ontwikkelen en beheren, zoals internetaanbieders, zoekmachines en sociale netwerksites. Dit zijn de nieuwe intermediaire spelers of poortwachters, die voor 47 een belangrijk deel bepalen welke informatie waar en voor wie toegankelijk is . E-governance, of e-overheid, betreft de uitwisseling van zowel informatieve, interactieve als transactionele diensten tussen overheden en burgers en bedrijven en is er vooral op gericht om de dienstverlening van de overheid efficiënter en klantgerichter te maken, zoals in het voorgaande hoofdstuk is beschreven. De ontwikkelingen gaan echter verder dan dat. Onder invloed van sociale media, sociale netwerken en mobiel internet emancipeert de gebruiker en speelt hij een steeds actievere rol in de relatie tussen overheid en burger of bedrijf. Dit maakt actieve burgerparticipatie mogelijk, waarbij burgers meedenken over de inrichting van een wijk, meldingen over gebreken in de openbare ruimte verzamelen, actief betrokken worden bij het signaleren en voorkomen van criminaliteit, etc. Digitale netwerken maken mobilisatie en organisatie van informatie-uitwisseling tussen burgers mogelijk en daarmee ontstaan nieuwe democratische activiteiten op het gebied van wetgeving, meningsvorming, stemmen en protest. Het maakt het ook mogelijk dat burgers in toenemende mate een toezichthoudende functie kunnen hebben, waarmee ze rollen en taken op zich kunnen nemen die voorheen tot de verantwoordelijkheid van de overheid en het openbaar bestuur behoorden. Op deze wijze wordt een herbezinning op de organisatie en taakstelling van het 48 openbaar bestuur en de publieke sector afgedwongen . Dankzij de opkomst van nieuwe internettechnologieën kan overheidsinformatie bovendien toegankelijk gemaakt worden, hergebruikt worden, en worden gecombineerd met informatie van andere bronnen. Waar ’Open Overheid’-beleid traditioneel bestond uit het juridisch verankeren van het recht van burgers om overheidsgegevens op te vragen (bijvoorbeeld in Nederland in de Wet Openbaarheid van Bestuur), gaan steeds meer overheden over tot het gratis 47 Raad voor Maatschappelijke Organisatie (2011) De nieuwe regels van het spel Frissen et al (2008) Naar een ‘User Generated State’? De impact van nieuwe media voor overheid en openbaar bestuur, TNO rapport voor Ministerie van Binnenlandse Zaken 48 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 54 / 116 Oog voor Innovatie publiceren van ruwe, gestructureerde en ‘machine-readable’ overheidsinformatie, ook wel open data genoemd. Het betreft vaak openbare overheidsinformatie die verzameld is in het kader van een publieke taak en met publieke middelen, maar er zijn ook initiatieven om publiek gefinancierde onderzoeksdata vrij ter beschikking te stellen. Bedrijven, media, NGO’s en burgers kunnen deze open data hergebruiken 49 en verwerken in allerlei nieuwe producten en diensten . Volgens voorzichtige schattingen verdubbelt de hoeveelheid opgeslagen data jaarlijks. ‘Big Data’ is de term die wordt gebruikt voor verzamelingen van gegevens die zó groot zijn dat ze niet meer te beheren zijn met de tot nu toe gebruikelijke middelen, zoals conventionele databases. De explosie van de hoeveelheid data stelt samenleving en wetenschap voor nieuwe vraagstukken. Hoe halen we uit de stortvloed aan gegevens bijvoorbeeld gericht informatie? Er is grote behoefte aan methoden om Big Data te ontsluiten, doorzoeken en beheren, denk bijvoorbeeld aan standaarden, filters, analysetechnieken, opslagtechnieken, zoektechnieken en beveiliging van gegevens. Big Data staat hiermee voor de ontwikkeling en toepassing van nieuwe vormen van databeheer, datamining en dataontsluiting. Patroonherkenning is het kunnen onderscheiden van een patroon of een vorm in ruwe, ongezuiverde gegevens. Patroonherkenning wordt bijvoorbeeld ingezet bij intelligent cameratoezicht. Tot nu toe was dit vooral mensenwerk, maar door het inzetten van kunstmatige intelligentie wordt software ontwikkeld die snel en secuur beelden kan analyseren en patronen kan herkennen. Patroonherkenning helpt om grote hoeveelheden data doorzoekbaar te maken en kent vele toepassingsgebieden; denk bijvoorbeeld aan archiefbeheer, industriële inspectie, biomedisch onderzoek, aardobservatie, openbaar toezicht en analyse van data uit sociale media. Patroonherkenning hangt sterk samen met ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie en beeld- en signaalverwerkings-technologie. Next-generation software verschilt op verschillende manieren van de huidige software. Allereerst zal next-generation software leiden tot een verbeterde gebruikerservaring, dankzij een rijke en sensitieve interactie. Sociale software verbindt mensen en sensoren en weet door middel van intelligente analyse en presentatie waarde te creëren. In toenemende mate wordt software ontwikkeld die voor verschillende hardware-componenten gebruikt kan worden en die bijdraagt aan een naadloze uitwisseling tussen verschillende apparaten. Door het gebruik van ICT-toepassingen kan de efficiëntie van het onderwijsproces worden verbeterd en wordt het mogelijk onderwijs onafhankelijk van plaats en tijd aan te bieden en te volgen. ICT maakt ook embedded learning mogelijk. Dit duidt op onderwijs dat is geïntegreerd in de dagelijkse praktijk en context van de student. Embedded learning maakt ‘learning-while-doing’ mogelijk en is radicaal anders dan het model van leren en dan pas doen. Met behulp van embedded learning kunnen tijdens reguliere werkzaamheden kennis en kunde vergroot worden. Elektronisch identiteitsmanagement betreft het vaststellen en beheren van identiteiten en toegangsgegevens in elektronisch verkeer. Zowel gebruikers als 49 Broek, T.A. van den (2011) Open Overheid - Internationale beleidsanalyse en aanbevelingen voor Nederlands beleid, TNO rapport voor Ministerie van Binnenlandse Zaken TNO-rapport | TNO 2013 R10460 55 / 116 Oog voor Innovatie aanbieders moeten erop kunnen vertrouwen dat de ander inderdaad is wie hij zegt te zijn en dat gegevens niet in verkeerde handen komen. Overheid en bedrijfsleven ontwikkelen daarom diverse systemen voor elektronisch identiteitsmanagement. Een belangrijke negatieve ontwikkeling is de ontwikkeling van software waarmee het hacken van netwerken en bestanden gemakkelijker wordt gemaakt, evenals de ontwikkeling van virussen en trojans. De ‘wapenwedloop’ tussen beveiligers en criminele hackers gaat zover dat het steeds lastiger wordt om goede beveiligingssystemen te ontwikkelen. Serious gaming slaat op het inzetten van spelvormen om bepaalde doelstellingen te bereiken. Serious gaming wordt ingezet voor communicatie en overdracht, maar ook voor werving en selectie, onderwijs en training, het ondersteunen van beslissingen en het simuleren van bijvoorbeeld rampenscenario’s. Het nieuwe werken is een verzamelterm voor diverse manieren van slimmer, efficiënter en effectiever werken door het toepassen van ICT. Het maakt het mogelijk om onafhankelijk van plaats en tijd te werken, maar het gaat ook over nieuwe vormen van samenwerking, leiding geven en het indelen van taken. De opkomst van mobiel internet gaat heel hard. Steeds meer mensen zijn altijd en overal verbonden met het internet en er worden steeds meer functies geïntegreerd in mobiel apparaten (telefonie, internet, e-mail, video, foto, televisie etc.). Het aantal smartphones en tablets groeit harder dan het aantal nieuwe PCs. In steeds meer landen gebruiken mensen in eerste instantie hun mobiel om op het internet te komen en mobiel internet leidt in combinatie met GPS tot een stroom aan nieuwe diensten, die veelal worden aangeboden via Apps. Future internet ten slotte duidt op het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe architecturen voor het internet. De onderliggende structuur (protocollen en architectuur) van het internet is de afgelopen veertig jaar nauwelijks veranderd. Met de opkomst van miljarden niet-menselijke ‘gebruikers’ (machine-to-machine communicatie), de noodzaak om grote databestanden te kunnen ontsluiten en de toenemende vraag naar bandbreedte is het echter noodzakelijk om een nieuwe internet-architectuur te ontwikkelen en beproeven. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 56 / 116 Oog voor Innovatie 3.2.4 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon m.b.t. werkwijze en organisatie Onderstaande figuur schetst de verwachte waarschijnlijkheid en termijn van de in deze paragraaf geïdentificeerde trends. Figuur 23 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde technologische trends die van belang zijn voor de werkwijze en organisatie van de verzekeringssector TNO-rapport | TNO 2013 R10460 57 / 116 Oog voor Innovatie 3.3 Technologische trends met mogelijke invloed op verzekerde risico’s In deze paragraaf worden de technologische trends beschreven die van invloed kunnen zijn op de verzekerde risico’s. De volgende ontwikkelingen komen aan bod: Figuur 24 Technologische trends m.b.t. veranderende verzekerde risico’s TNO-rapport | TNO 2013 R10460 58 / 116 Oog voor Innovatie 3.3.1 Nieuwe voedingsmiddelen De hedendaagse, grootschalige voedselproductie heeft een negatief effect op het milieu en grondstofvoorraden raken uitgeput. De wereldbevolking groeit, evenals het aantal mensen met overgewicht, diabetes en voedselallergie. Met de globalisering stijgt de kans op moeilijk beheersbare voedingsincidenten. De behoefte aan gezonde, veilige en duurzaam geproduceerde voedingsmiddelen neemt dan ook toe. Op het terrein van gezonde voeding gaat veel aandacht uit naar de ontwikkeling van hoogwaardige voedingsmiddelen die bijdragen aan de gezondheid van de consument. Enerzijds gaat het om het ontwikkelen van voedingsmiddelen die gezonder zijn, bijvoorbeeld vanwege een verlaagd vet-, suiker- of zoutgehalte. Anderzijds betreft het voedingsmiddelen die een gezondheidsbevorderend effect hebben, bijvoorbeeld doordat er vitaminen en mineralen, voedingsvezels, of bacteriecultures (probiotica) aan zijn toegevoegd of doordat ze plantensterolen of –stanolen bevatten. Inzichten verkregen uit de nutrigenomics-leer (deze bestudeert het effect van voeding op genen en metabolische processen), de biotechnologie (modificeren van de eigenschappen van voedselbronnen) en nanotechnologie (nano-omhulsels van functionele ingrediënten voor gecontroleerde afgifte) spelen hierbij een rol. Een andere belangrijke ontwikkeling die in dit kader genoemd moet worden is die van de eiwittransitie. Eiwittransitie duidt op het ontwikkelen van plantaardige alternatieven voor het gebruik van dierlijke producten. De productie van dierlijke eiwitten is energie-intensief en belastend voor het milieu. Ook de ontwikkeling van in-vitrovlees sluit aan op deze trend. Het idee daarbij is om met behulp van weefselkweektechnieken vlees te laten groeien uit dierlijke stamcellen. Er worden dierlijke cellijnen gebruikt, maar er komen geen dieren aan te pas. Naast het ontwikkelen van gezondere voedingsmiddelen vormt voedselveiligheid een belangrijk thema in de voedingsmiddelenindustrie. Voedselveiligheid heeft te maken het vóórkomen en met het voorkómen van voedselvergiftigingen, voedselintoleranties, voedselbederf, voedselallergie en andere mogelijke voedselgerelateerde risico's. Er worden geavanceerde biologische en fysischchemische methoden ontwikkeld die snel inzicht geven in de toxicologische veiligheid en allergeniciteit van voedingsmiddelen. Nanotechnologie draagt bij aan het ontwikkelen van sensoren in het productieproces om de voedselkwaliteit en –veiligheid te waarborgen. Inzichten uit de nanotechnologie en materiaaltechnologie dragen bovendien bij aan het ontwikkelen van slimme verpakkingen, die voedingsmiddelen beter beschermen of conserveren en zo de 50 voedselkwaliteit en –veiligheid helpen garanderen . 3.3.2 Duurzame ruimtelijke planning Het veranderende klimaat en de beperkte ruimte in Nederland vragen om een duurzame ruimtelijke planning. Nieuwe concepten en ruimtelijke oplossingen moeten ertoe bijdragen dat zo efficiënt en effectief mogelijk wordt omgegaan met de beschikbare ruimte. Innovaties op dit gebied hebben daarom vooral te maken met intensief en meervoudig landgebruik en met het creëren van ruimte voor water. 50 Leis et al (2010) Sectoral Innovation Foresight, Food and Drinks, Foresight study for Europe INNOVA Sectoral Innovation Watch. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 59 / 116 Oog voor Innovatie Meervoudig landgebruik is ook wel het op integrale wijze kijken naar de verschillende functies van landgebruik het combineren daarvan, op één locatie, eventueel in meerdere lagen (ondergronds of gestapeld). Voorbeelden zijn energieopwekking in wegen (combinatie van transport en energieopwekking) en het gebruik van landbouwgrond voor zowel geïntegreerde waterzuivering als voor het verbouwen van gewassen, recreatie en veeteelt. Dankzij meervoudig landgebruik kan intensiever gebruik worden gemaakt van het beschikbare land en wordt bovendien het milieu gediend. Water is van grote betekenis. Niet alleen ten aanzien de bescherming van het land tegen water, maar ook ten aanzien van het veiligstellen van de drinkwatervoorziening. Met de inzet van GPS, videomonitoring, gammastraling en laseren radartechnieken is het mogelijk om bodemligging en bodemsamenstelling beter, sneller en goedkoper te monitoren. Betere early warning systems en de permanente monitoring van waterkeringen met sensoren en elektronica, datasystemen, forecasting systems, software voor besluitvorming en risicomanagement maken het in combinatie met simulatie en gaming mogelijk om een calamiteit vroegtijdig te zien aankomen en de juiste informatie op het juiste moment beschikbaar te hebben om beslissingen te kunnen nemen. Daarnaast wordt ingezet op het ecodynamisch ontwerp van kust-, delta- en riviergebieden, om te kunnen anticiperen op de gevolgen van klimaatverandering en zeespiegelstijging. Wat de ontwikkeling van innovatieve, duurzame drink- en industriewatervoorzieningen betreft speelt het zuiveren van water met de integratie van nano- en membraamtechnologie een rol, evenals het controleren van de waterkwaliteit met behulp van nieuwe sensortechnologieën. Ook de ontwikkeling van technieken om zout water om te zetten in zoet water, om water- en energieproductie te combineren, om warmte, energie en componenten uit afvalwater terug te winnen en om een gesloten waterkringloop te realiseren zijn in dit opzicht van belang. 3.3.3 Innovaties in de retailsector In de detailhandel is er in toenemende mate sprake van fundamentele vernieuwingen in zowel de organisatie als in de wijze waarop producten worden aangeboden. Ontwikkelingen in de ICT hebben ook hier een grote invloed. ICT heeft de retailsector zeer veel efficiënter gemaakt. Niet alleen ten aanzien van de processen voor voorraadbeheer, marketing, transacties etc., maar ook door het mogelijk maken van e-commerce. E-commerce maakt direct contact tussen klanten en producenten mogelijk, en zet daarmee de positie van de groot- en detailhandel onder druk. Tegelijkertijd brengen nieuwe spelers producten en diensten op nieuwe manieren bij elkaar (denk aan de prijsvergelijkingssites). Verschillende retailers bestaan alleen online, maar steeds meer traditionele detailhandelsbedrijven zijn ook actief op het internet en beschouwen dat steeds meer als een gespecialiseerd verkoopkanaal. E-commerce heeft bovendien directe gevolgen voor de logistieke processen: er wordt steeds TNO-rapport | TNO 2013 R10460 60 / 116 Oog voor Innovatie meer thuis, of zo dicht mogelijk bij de klant bezorgd en voorraden worden real-time, 51 lean en just-in-time bijgehouden en aangevuld . E-commerce levert een schat aan informatie op over klanten, en die informatie is veel waard – zowel voor de retailer als voor de klant. Het contact tussen klanten en leveranciers wordt steeds intensiever. Klanten bepalen mee welk assortiment aangeboden wordt, hoe de producten geleverd worden en welke diensten beschikbaar zijn. Retailers zullen hun aanbod meer en meer customised aanbieden. Virtual en augmented reality-technologie maken het mogelijk om producten niet alleen meer in de winkel zelf, maar ook online, virtueel, te testen – bijvoorbeeld wat betreft de maatvoering van kleding, die in de toekomst met een webcam kan worden bepaald waarna de kleding op maat kan worden gemaakt. Ook 3D-printing maakt het mogelijk om customised en zelfontworpen 52 producten direct te laten maken . Een andere ontwikkeling die al enige tijd aan de gang is, is die van RFID. RFID (Radio Frequency Identification) is een technologie waarmee producten, dieren en personen met behulp van radiosignalen geïdentificeerd kunnen worden – op afstand. RFID wordt ingezet om logistiek en voorraadbeheer te optimaliseren, voor de kwaliteitscontrole van producten, voor ‘track and trace’-processen, voor beveiliging tegen diefstal, ten behoeve van geautomatiseerde betalingssystemen, etc. Het wordt al volop toegepast, maar van grootschalige toepassing op itemniveau in de retailsector is nog geen sprake. De kosten vormen nog een drempel. Near Field Communication moet het mogelijk maken om mobiele betalingen te verrichten. Deze technologie is volop in ontwikkeling en er wordt veel mee getest door banken en retailers, door aanbieders van online betaalsystemen (van Pay-Pall bijvoorbeeld) en door creditcard-bedrijven en telecomoperators. Diefstal in winkels is een wijdverbreid probleem. Anti-diefstal detectoren worden ingezet om producten te beveiligen. Metaaldetectie wordt ingezet om tassen die zijn geprepareerd om de beveiliging te omzeilen op te sporen. Intelligent cameratoezicht kan worden ingezet om ongebruikelijke situaties op te merken en om bekende dieven te identificeren. 3.3.4 Duurzaam bouwen De term duurzaam bouwen heeft betrekking op innovaties waardoor de bouw en de ingebruikname van gebouwen klimaatneutraal kunnen plaatsvinden. Het betreft alternatieve bouwconcepten, de combinatie van gebouwen en energieproductie, het inzetten van duurzame bouwmaterialen, maar ook het integrale en multifunctionele gebruik van gebouwen. Duurzaam bouwen gaat ook om gebouwen die al naar gelang de gebruikersbehoefte flexibel kunnen worden ingezet. Duurzame gebouwen zijn klimaatneutraal door de inzet van bijvoorbeeld warmte- en koudeopslag in water, zonneboilers, in woningen geïntegreerde zon-PV-systemen en duurzame verlichtingssystemen. Er wordt steeds meer ingezet op lokale energieproductie. Verschillende 51 Giesecke & Schaper-Rinkel (2010) Sectoral Innovation Foresight Wholesale and Retail Trade, Europe INNOVA Sectoral Innovation Watch 52 PSFK (2012) Future of Retail Report 2012 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 61 / 116 Oog voor Innovatie bronnen spelen hierbij een rol, zoals biomassa en zonne-energie. Lokale energieproductie gaat samen met de ontwikkeling van smart grids: intelligente elektriciteitsnetwerken die het gebruik van duurzame, lokaal opgewekte elektriciteit mogelijk maken. Ook duurzame bouwmaterialen dragen bij aan klimaatneutraal bouwen. Gedacht kan worden aan de ontwikkeling van nieuwe lichte en sterke materialen, herwinbare materialen of bouwmaterialen van gerecyclede materialen. Materiaaltechnologie maakt het mogelijk bouwmaterialen te ontwikkelen die bijzondere functionaliteiten hebben, bijvoorbeeld het vermogen om zelf te herstellen bij eventuele schade of het vermogen om zichzelf te reinigen. In toenemende mate worden bouwconcepten ontwikkeld waarbij gebouwen multifunctioneel en flexibel kunnen worden gebruikt. Flexibel bouwen maakt het bijvoorbeeld mogelijk dat mensen een leven lang gebruik kunnen blijven maken van hun woning. Voor ouderen wordt ingezet op levensbestendig bouwen, waarbij zij dankzij de indeling van de woning en de toepassing van allerlei ondersteunende technologieën (‘domotica’) langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Een variant hierop vormen woonoplossingen voor mantelzorg. Een laatste trend die hier wordt genoemd is die van nieuwe bouwconcepten. In de eerste decennia na de tweede wereldoorlog stond de bouwsector voor opgave om zo snel mogelijk de wederopbouw te ondersteunen. Industriële bouwmethoden waren hiervoor erg geschikt. Tegenwoordig is de bouw gevarieerder en wordt vooral geïnvesteerd in consumentgerichte bouwinnovaties. Als gevolg van deze ontwikkeling zijn bouwprocessen complexer geworden en werken bouwbedrijven samen om tot innovatieve oplossingen te komen. 3.3.5 Innovaties in de maakindustrie Innovaties in de maakindustrie worden in toenemende mate gedreven door masscustomisation en door de betrokkenheid van gebruikers in het ontwerp- en productieproces. ICT-toepassingen maken het mogelijk om klantenwensen direct te vertalen naar productontwerpen, prototyping en productie. Nieuwe technieken zoals 3D-printing, maar ook gerobotiseerde systemen en modulair in te richten productieprocessen maken het mogelijk om productiesystemen snel en gemakkelijk aan te passen aan de snel veranderende behoeften van gebruikers. De sterkere betrokkenheid van consumenten bij de ontwikkeling en productie vertaalt zich ook in het prosumers concept, dat in paragraaf 3.2.2 beschreven is. Industriële robotica wordt steeds meer ingezet in productieprocessen. Het betreft het ontwerp van autonome motion control systemen en combineert geavanceerde sensoren en actuatoren met geavanceerde vision-systemen en control engineering. Dankzij verregaande miniaturisering en verbeterde energiesystemen, ontwikkelingen in geavanceerde sensorsystemen, haptische feedback en verbeterde mechatronische technologie is er een nieuwe golf van innovatie op komst. 3D-printing maakt het mogelijk om productie dichter bij de afnemer te 53 organiseren, thuis of in lokale micro-productiefaciliteiten . Er zijn al 53 Overigens kan 3D-printing ook gebruikt worden voor compleet andere toepassingen. Zo is het mogelijk om voedsel te printen, bijvoorbeeld om speciale voeding voor ouderen met kauw- en slikproblemen te produceren; voedsel dat nauwelijks gekauwd hoeft te worden, maar toch de look- TNO-rapport | TNO 2013 R10460 62 / 116 Oog voor Innovatie 3D-printers voor thuisgebruik op de markt. Een andere belangrijke ontwikkeling is die van productie en precisiebewerking op nanoschaal. Lasertechnologie draagt in combinatie met opto-elektronica en fotonica bij aan nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de precisiebewerking. Zo kunnen bijvoorbeeld steeds kleinere details aangebracht worden op chips, die daardoor een grotere capaciteit en een lager energieverbruik krijgen. Ontwikkelingen in ICT en betere mechatronische systemen maken het mogelijk om op een slimme manier producten te testen. Voorbeelden hiervan zijn Living Labs, waarbij producten door middel van beeldherkenning, sensoren en mobiele telefonie kunnen worden getest in speciale omgevingen of in het dagelijkse leven. Een noemenswaardige ontwikkeling in dit opzicht is de inzet van computational tools voor bijvoorbeeld het testen van mogelijke samenstellingen van nieuwe medicijnen op allergische reacties of het uitvoeren van simulaties om inzicht te krijgen op de effecten van zuurstof op nieuwe coatings. Computational tools maken het mogelijk om verschillende aspecten van de industriële en ecologische processen in detail en met een hoge betrouwbaarheid te simuleren. Zo dragen ze bij aan een verlaging van de kosten en een versnelling van de time-to-market nieuwe producten. Duurzaam produceren heeft betrekking op nieuwe manieren van produceren, waarbij het milieu zo min mogelijk wordt belast. Cradle to cradle is bijvoorbeeld een ontwerpconcept op basis van eco-effectiviteit, waarbij producten zo worden ontworpen dat ze na gebruik op een hoogwaardige manier kunnen worden hergebruikt in een nieuw product of een voedende functie hebben voor het systeem als geheel (‘afval is voedsel’). Een ander voorbeeld van duurzaam produceren betreft het ontwerpen van procesroutes voor bepaalde chemische conversies, waarbij men streeft naar een zo laag mogelijk energiegebruik, zo weinig mogelijk emissies en afval, en naar een vermindering van het gebruik van grondstoffen. (Bio)katalyse is in dit licht een belangrijke technologie, evenals het ontsluiten van niet-fossiele grondstoffen en het benutten van emissiearme energiedragers (waterstof). Onderzoek wordt verricht naar energie-efficiënte katalysatoren, nieuwe grondstoffen, nieuwe reactorconcepten en vernieuwing van scheidingstechnologie. Relevant is ook de witte biotechnologie, ofwel de inzet van biotechnologie in de chemische industrie. Witte biotechnologie maakt gebruik van micro-organismen en enzymen als katalysator in productieprocessen. De organismen en enzymen verrichten veel meer én veel intelligentere chemische omzettingen in één productiestap dan de oude technologie kon. Ook de inzet van biopolymeren en bioraffinage draagt bij aan duurzamere productieprocessen. Duurzame productie komt ook tot uiting in het gebruik van biobased materials. Biobased performance materialen zijn materialen die gemaakt zijn van natuurlijke grondstoffen, zoals wol en katoen, terwijl de belangrijke eigenschappen van bijvoorbeeld synthetische materialen behouden blijven. and-feel van regulier voedsel heeft. Ook in de geneeskunde zijn er kansen voor 3D-printers, bijvoorbeeld voor het printen protheses, bot en kraakbeen, maar ook voor printen van hulpstukken die het plaatsen van protheses gemakkelijker maakt. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 63 / 116 Oog voor Innovatie Er zijn meer interessante ontwikkelingen op het gebied van materialen. Zo wordt gewerkt aan de ontwikkeling van functionele materialen en coatings. Deze combineren verschillende materialen en vervullen complementaire functies, die onderscheiden kunnen worden in thermische, chemische, optische en informatieve functies. De ontwikkelingen op het vlak van zelfherstellende en functionele materialen zijn veelbelovend: denk aan krasbestendige coatings, zelfherstellend beton en aan geleidende polymeren voor windmolenbladen tegen blikseminslag en ijsvorming. Ook wordt er gewerkt aan zelf-assemblerende materialen, waarin verschillende moleculen met elkaar samenwerken en zo zelf structuren bouwen. Zelfassemblage kan mogelijk de weg vrijmaken voor de toekomstige massaproductie van nano-materialen, nano-geneesmiddelen en nano-elektronica. 54 3.3.6 Innovaties in mobiliteit Mobiliteit vormt één van de belangrijkste pijlers onder een duurzame maatschappelijke en economische ontwikkeling. Tot 2020 groeit het personenvervoer naar verwachting met 20% en het goederenvervoer met 40 tot 80%. De toepassing van ICT in transportinfrastructuren en voertuigen om het verkeer veiliger, efficiënter, betrouwbaarder en milieuvriendelijker te maken leidt tot nieuwe producten en diensten. Deze kunnen worden ingezet om reizigers te informeren, om de veiligheid te bevorderen en om de filedruk te verminderen, maar bijvoorbeeld ook om logistieke processen te stroomlijnen en schoner transport mogelijk te maken. Het gaat bij geavanceerde transportsystemen zowel om de toepassing van nieuwe technologieën als om de organisatie van processen. De inzet van Intelligente Transport Systemen (ITS) maakt een effectiever gebruik van de verkeersinfrastructuur mogelijk door een betere verdeling van verkeer en reizigers, over diverse modaliteiten (auto, bus, trein etc.) en in de tijd. Door bijvoorbeeld reizigers informatie te bieden over de optimale combinatie van reisroute en modaliteit kunnen zij zelf de beste keuze maken wat betreft vertrektijd, route en vervoermiddel. (Voor de logistiek geldt hetzelfde en wordt dit in de term synchromodaliteit gevat.) Bovendien kan ITS de snelheidsverschillen tussen voertuigen verkleinen en zo bijdragen aan een verhoging van de reële 55 wegcapaciteit door auto’s veilig dichter op elkaar te laten rijden . De auto wordt steeds meer een intelligent vervoersmiddel. Auto’s worden uitgerust met in-carsystemen, die onderling en met sensorsystemen langs de route communiceren. Driver support systemen verlagen de werklast van de automobilist doordat ze gerichte informatie geven en interventies kunnen uitvoeren. Ze zijn niet alleen van groot belang voor het vergroten van de veiligheid, maar kunnen de kwaliteit van het rijgedrag ook in andere opzichten verbeteren. Zo kunnen deze systemen de automobilist ook helpen om energie-efficiënt en schoon te rijden. Ook Cooperative driving, waarbij auto’s onderling met elkaar communiceren om snelheid en onderlinge afstand beter af te stemmen maakt een efficiënter en veiliger gebruik van de infrastructuur mogelijk. Een andere vorm is platooning, ofwel 54 Korz, S. en R. Weterings (2011) Samen op weg naar een duurzaam mobiliteitssysteem, Report No 2011•06 55 Korz, S. en R. Weterings (2011) Samen op weg naar een duurzaam mobiliteitssysteem, TNOHCSS Strategy & Change TNO-rapport | TNO 2013 R10460 64 / 116 Oog voor Innovatie treintje-rijden, waarbij de boordcomputers van de voertuigen het mogelijk maken om automatisch de voorganger volgen, zonder ingrijpen van een bestuurder. Dit kan ingezet worden voor langere afstanden. Een andere strategie is de ontwikkeling van volledig autonoom besturende auto’s, zoals door Google. Ten aanzien van de aandrijving zal ook veel veranderen. Denk bijvoorbeeld aan de opkomst van elektrisch rijden. Batterijen van auto’s worden in de toekomst bijvoorbeeld gevoed door het zonnepaneel thuis op het dak of door de brandstofcel in de gangkast. Elektrisch rijden luidt wellicht ook het einde in van het all-purpose vervoersmiddel. Het is aannemelijk dat er in de toekomst kleine, elektrisch aangedreven auto’s worden gebruikt in de stad, terwijl voor lange afstanden grotere, hybride vervoersmiddelen worden ingezet die rijden op alternatieve brandstoffen zoals CNG, LNG of tweede generatie biobrandstoffen. Diverse organisaties werken aan transportsystemen voor relatief korte reizen naar de ruimte. Daarmee behoort ruimtetoerisme in de toekomst mogelijk tot de mogelijkheden voor steeds meer mensen. Het Nederlandse Space Expedition Corporation, dat vanaf 2014 ruimtevluchten vanaf Curaçao aan gaat bieden, heeft 56 al 175 tickets voor 95.000 euro per stuk verkocht . Ook wordt het ook mogelijk om vaker en gemakkelijker goederen naar ruimtestations te brengen. Het ruimteverkeer zal hierdoor toenemen. Ruimteafval vormt ook hier overigens een probleem. 57 3.3.7 Consumentenelektronica Geavanceerde consumentenelektronica leidt tot innovaties op het gebied van bijvoorbeeld het huishouden, domotica, communicatie, entertainment en verlichting. Domotica is de integratie van technologie en diensten binnen de woning, met het doel de bewoner meer veiligheid, comfort, communicatie en technisch beheer te bieden. De nieuwe golf van robotica zal ook in het huishouden doorbreken. Nu al zijn gerobotiseerde stofzuigers commercieel verkrijgbaar, maar vooral in Japan worden steeds weer nieuwe concepten ontwikkeld voor thuisgebruik. Huishoudelijke hulp, maar ook ondersteuning van hulpbehoevenden wordt naar verwachting steeds vaker ingevuld met robots. Apparatuur zal in toenemende mate uitgerust worden met sensoren en met het internet verbonden zijn, waardoor bijvoorbeeld het alarmsysteem, de verwarming, de zonwering en de verlichting op afstand bestuurd kunnen worden. Ook de ontwikkelingen op het gebied van energiezuinige en slimme verlichting volgen elkaar in rap tempo op. De belangrijkste recente ontwikkeling in dit opzicht is die van de zeer zuinige LED-lamp. Een LED-lamp gebruikt 20 keer minder energie dan een gloeilamp en vijf keer minder energie dan een spaarlamp. LED-licht zal in de toekomst veel meer toepassingen kennen, ten behoeve van onder andere 56 http://www.sprout.nl/221/62814/internationaal-nl-in-buitenland/ruimtetoerisme-is-geenrocketscience.html 57 Broek, T. van den en A. van der Giessen (2010) Sectoral Innovation Foresight, Electrical and Optical Equipment, Europe INNOVA Sectoral Innovation Watch TNO-rapport | TNO 2013 R10460 65 / 116 Oog voor Innovatie therapie, kankerpreventie en plantengroei. Behalve aan LED wordt gewerkt aan de ontwikkeling van slimme lichtsystemen, waarbij de hoeveelheid kunstlicht wordt aangepast aan het beschikbare daglicht of aan de 'drukte in het verkeer'. Ontwikkelingen in ICT en materialen kunnen bovendien leiden tot nieuwe slimme kleding. Nieuwe materialen maken zelfreinigende, aanpasbare en duurzame kleding mogelijk. ICT zorgt daarbij voor de integratie van intelligentie in kleding, waardoor deze zich kan aanpassen aan de omstandigheden. Een andere relevante ontwikkeling is de toenemende convergentie van apparatuur en functies in combinatie met de mobiele revolutie. De sterke opkomst van tablets en smartphones laat dit duidelijk zien. Een telefoon is allang niet alleen een telefoon meer; hij fungeert ook als camera, als muziekspeler, als boek, als toegang tot het internet, als apparaat om mee te bankieren en betalen, etc. Onafhankelijk van plaats en tijd kunnen consumenten eigenlijk alles regelen. Diensten worden steeds meer plaats, tijd en situatie-afhankelijk aangeboden. Diensten en content zoals boeken, muziek, video’s worden steeds meer aangeboden via abonnementen en streaming en worden dus niet 58 langer eigendom . 3.3.8 Innovaties in de gezondheidszorg In de gezondheidssector zijn hervormingen nodig, onder andere om de al eerder beschreven stijgende kosten van de gezondheidszorg op te kunnen vangen. Er worden vernieuwingen op het gebied van de organisatie van de gezondheidszorg doorgevoerd, er worden nieuwe behandelmethoden, diagnostische technologieën, geneesmiddelen en hulpmiddelen ontwikkeld, er worden manieren bedacht om organen en weefsels te kweken en er worden nieuwe gedragsinterventies ontwikkeld en toegepast. De ontwikkelingen in het medisch onderzoek gaan snel. Door de inzet van systeembiologie krijgen we steeds beter inzicht in de werking van biologische systemen en dat is essentieel voor een doelmatige ontwikkeling van medicijnen, voor het bestrijden van infecties en voor het begrijpen van de ontwikkeling en regeneratie van de mens. Organismen functioneren op basis van ingewikkelde, in elkaar grijpende netwerken van processen. Genen, eiwitten en stofwisselingsproducten werken in de cel op elkaar in, in een systeem met vele koppelingen en terugkoppelingen tussen diverse onderdelen van de cel. Ook cellen binnen een orgaan en organen binnen een organisme onderhouden dergelijke complexe wisselwerkingsrelaties. Hetzelfde geldt voor organismen binnen een populatie en voor populaties onderling. De essentie van de systeembiologie is om kwantitatief uit te vinden hoe moleculen, cellen, organellen, organen en organismen in tijd en ruimte samenwerken om biologische processen te laten verlopen. Door (informatie)technologische ontwikkelingen en door de vooruitgang in de ‘omics’ disciplines (genomics, proteomics, metabolomics etc.) komen steeds meer gegevens beschikbaar die geïntegreerd zullen worden in computationele en theoretische benaderingen en voorspellende modellen. Dit is een 58 ‘Helft smartphone- en tableteigenaren gebruikt muziekdiensten’, nieuwsbericht Telecompaper, dinsdag 12 februari 2013 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 66 / 116 Oog voor Innovatie methodologische doorbraak, die essentieel is voor de ontwikkeling van betere diagnostiek en voor een betere preventie en behandeling van ziekten. De effectiviteit van de gezondheidszorg hangt voor een belangrijk deel af van de effectiviteit van ingezette therapieën en geneesmiddelen. Het is van belang dat er vroegtijdig een juiste diagnose kan worden gesteld. Er bestaat vraag naar steeds geavanceerdere technologie om processen in het lichaam in groot detail te kunnen bestuderen. Veel medische technologie is gebaseerd op fysische principes en technieken. Voor de fysica liggen er grote wetenschappelijke uitdagingen, bijvoorbeeld in het ontwikkelen van geheel nieuwe instrumentatietechnieken en methoden. Voorbeelden zijn hoge precisie-instrumentatie, medische beeldverwerking, molecular- en bio-imaging, medische optiek en akoestiek, minimaal-invasieve technieken, veilige extramurale zorg en biomedical engineering. Geneesmiddelen waren vroeger kleine chemische verbindingen. Nieuwe geneesmiddelen zijn in toenemende mate therapeutische eiwitten, zoals antilichamen (biopharmaceutica). Daarnaast worden in hoog tempo volgende generaties therapeutica (gentherapie, celtherapie) ontwikkeld. We kunnen steeds vaker op de persoon gerichte gezondheidsinterventies ontwikkelen doordat de kennis over het menselijke genoom toeneemt en doordat de kosten van de identificatie van individuele genetische verschillen afnemen. Voor de nabije toekomst is een op de individuele patiënt gerichte therapie overigens nog onbereikbaar, maar segmentatie van patiëntgroepen op genetische basis kan al op relatief korte termijn grote vooruitgang brengen. Binnen de oncologie is deze ontwikkeling al ingezet. Ten aanzien van geneesmiddelen en therapieën wordt bovendien gewerkt aan de ontwikkeling van efficiëntere toedieningsmethoden en het monitoren van de werking van behandelingen. Nanotechnologie speelt hier een belangrijke rol, bijvoorbeeld ten aanzien van de gereguleerde afgifte van geneesmiddelen in het lichaam. Biotechnologie, genomics, biomaterialen en nanotechnologie, maar ook 3D-printing maken het mogelijk om kunstmatige organen, bot en huid van hoge kwaliteit te ontwikkelen naar het voorbeeld van natuurlijke materialen. De combinatie met ICT zorgt ervoor dat implantaten intelligenter worden en kunnen communiceren met systemen buiten het lichaam. Er zijn de laatste jaren spectaculaire ontdekkingen gedaan op het gebied van hersenen en cognitie. Nieuwe technologie, van zeer gevoelige scanners tot slimme digitale dataverwerking, heeft een ware ‘hersenrevolutie’ ontketend. Er is nu veel meer bekend over de structuur en de functie van ons brein en over de mechanismen die ons gedrag bepalen. Kennis op het gebied van hersenen en cognitie kan bijvoorbeeld worden ingezet voor cognitieve revalidatie en gezonde cognitieve veroudering, voor de ontwikkeling van een behandeling van cognitieve stoornissen op basis van functionele hersentopografie en voor de ontwikkeling van nieuwe onderwijsmethoden die aansluiten op de hersencapaciteit van het individu. Meer kennis van het ontstaan van ziekten, betere diagnostiek en segmentatie op basis van genetische profielen maakt het mogelijk om sterker in te zetten op preventie op maat. Er zijn meerdere manieren om invulling te geven aan TNO-rapport | TNO 2013 R10460 67 / 116 Oog voor Innovatie preventieve gezondheidszorg, maar gedragsinterventie speelt een belangrijke rol. Steeds vaker worden ICT en mobiele technologie hierbij ter ondersteuning ingezet. De verbeterde inzichten in ziekten en genetische profielen maken het in combinatie met ontwikkelingen in de ICT mogelijk dat de gezondheidszorg steeds persoonlijker wordt. Daardoor kan de zorg effectiever en efficiënter worden. Steeds meer wordt ingezet op zelfmanagement en zelfzorg. Zelfzorg kan helpen om zorgvraag en zorgaanbod in balans te houden. Daarbij speelt ook E-health een rol. E-health kan worden ingezet voor monitoring van gezondheidscondities, voor coaching en voor begeleiding tijdens herstel, maar ook voor consult en diagnostiek. Patiëntendossiers worden elektronisch opgeslagen en online gedeeld met verschillende zorgverleners en de patiënten zelf. Medisch beeldmateriaal wordt in toenemende mate digitaal verstuurd en zelfs chirurgische ingrepen worden op afstand, bijvoorbeeld met behulp van robots, uitgevoerd. 3.3.9 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon m.b.t. verzekerde risico’s In onderstaande figuur zijn de verwachte waarschijnlijkheid en de tijdshorizon uitgezet voor de trends in technologie en innovatie die invloed kunnen hebben op de verzekerde risico’s. Figuur 25 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde technologische trends die invloed kunnen hebben op verzekerde risico’s TNO-rapport | TNO 2013 R10460 Oog voor Innovatie 68 / 116 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 69 / 116 Oog voor Innovatie 4 Impact van trends op verzekeringsmarkten 4.1 Introductie In dit hoofdstuk komt de mogelijke impact van de in de voorgaande hoofdstukken beschreven trends op de verzekeringssector aan bod. In de eerste paragraaf wordt ingegaan op de mate van de impact van de trends, zoals verwacht door de tijdens het project geraadpleegde experts en sectorspecialisten. In de navolgende paragrafen wordt de verwachte impact van de in de voorgaande hoofdstukken behandelde trends nader beschreven, voor de vier marktsegmenten van verzekeraars: oudedagsvoorziening, wonen, zorg en schade/aansprakelijkheid. 4.2 Mate van impact van de geïdentificeerde trends De in hoofdstuk 2 en 3 geïdentificeerde trends zijn in dit rapport opgenomen omdat verwacht wordt dat ze gevolgen kunnen hebben voor de verzekeringssector. De trendbeschrijvingen in de vorige hoofdstukken zeggen echter nog niets over de grootte van de impact. Een beeld daarvan kan de sector helpen om prioriteit aan te brengen in de reactie op de relevante trends. Om tot een prioritering te komen is een survey uitgezet onder verschillende experts uit de verzekeringssector. Hun is gevraagd om de mogelijke impact van de verschillende trends op de sector te beoordelen, conform de schalen zoals weergegeven in tabel 1. Tabel 1 Schalen van de mogelijke impact van trends op de sector De impact van deze verzekeringssector is nihil. ontwikkeling op de De impact is zeer beperkt. De impact is beperkt maar significant De impact leidt tot aanzienlijke veranderingen in bedrijven. Er is sprake van een disruptieve verandering van de sector. In totaal zijn er twaalf reacties ontvangen, waarmee een eerste indruk is verkregen van de per trend verwachte impact op de sector. Omdat het aantal reacties beperkt was en omdat de respondenten niet altijd een eenduidig beeld hadden van de definities van de trends en de scores, heeft de survey een globaal, indicatief beeld opgeleverd. De antwoorden lieten bovendien zien dat de geraadpleegde experts het niet altijd eens waren. Een bredere discussie over de impact van de trends kan het anticiperend vermogen van de sector daarom versterken. De trends die in de survey een gemiddelde impact van 2,5 of meer ‘scoorden’, zijn met een bolletje weergegeven in de radarplot van Figuur 26, waarbij trends die een 3 of hoger scoorden op impact worden gerepresenteerd door een groter bolletje. Daarnaast zijn enkele trends geplot die later in de tijd worden verwacht (weergegeven met een oranje driehoekje). Hoewel de impact hiervan als lager werd beoordeeld door de sector en de sector ze nog niet in het vizier heeft, zou de impact ervan op termijn groot kunnen zijn. De trends zijn in de radarplot gerangschikt conform de DESTEP-indeling, zodat snel een koppeling gelegd kan worden met de trendbeschrijvingen in hoofdstuk 2 en 3. De figuur wordt in de volgende twee subparagrafen toegelicht. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 70 / 116 Oog voor Innovatie Figuur 26 Radarplot van de trends waarvan de meeste impact wordt verwacht (bolletjes) en enkele trends met mogelijk impact op de lange termijn (driehoekjes) TNO-rapport | TNO 2013 R10460 71 / 116 Oog voor Innovatie 4.2.1 Maatschappelijke trends In hoofdstuk 2 zijn de maatschappelijke trends geïdentificeerd en beschreven. Daarbij is onderscheid gemaakt naar demografische, economische, sociaalmaatschappelijke, ecologische en politiek-juridische trends. Het cluster DEMOGRAFIE wordt gedomineerd door trends die betrekking hebben op de vergrijzing van onze samenleving. Vooral de financiële gevolgen van de vergrijzing (vermogensopbouw, zorgkosten en besteedbaar inkomen) worden als zeer belangrijk gezien voor de sector (grote mate van impact). Maar ook toenemende tekorten op de arbeidsmarkt zijn van belang, al is de tijdshorizon hier wellicht wat verder weg. Andere trends, zoals migratie en urbanisatie hebben naar verwachting minder impact op de verzekeringssector. Binnen het cluster ECONOMIE zijn veel trends geïdentificeerd. Deze worden in het algemeen als belangrijker gezien (hogere scores op impact) dan de demografische trends. Vooral het thematische cluster rondom structurele economische problemen krijgt veel prioriteit. Belangrijke trends zijn de eurocrisis en de druk op kosten, op overheidsvoorzieningen en op de waarde van gebouwen. Wat opvalt, is dat globalisering over het algemeen als minder belangrijk wordt beoordeeld. Daarnaast krijgen enkele andere onderwerpen prioriteit, zoals financiële herstructurering, controle op financiële instituties, kwetsbaarheid van systemen en flexibilisering van de arbeidsmarkt. De SOCIAAL-CULTURELE trends werden gemiddeld genomen als iets minder belangrijk beschouwd door de geraadpleegde experts. Ook bij de onderliggende thematische clusters is er niet echt een uitschieter, behalve dan de maatschappelijke bereidheid om taboes te doorbreken. Dit cluster scoort hoog op impact, vooral in verband met de huizenmarkt, de noodzaak om langer te werken en de arbeidsmarkthervormingen. Ook bij dit perspectief zijn er gefragmenteerd enkele uitschieters, zoals een toenemende claimcultuur, polarisatie in de oudedagsvoorziening en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het perspectief rond ECOLOGIE werd in zijn geheel als minder belangrijk beschouwd. Deze groep trends scoort het laagst op impact. Alleen van veranderende weersomstandigheden en (gezondheids)risico’s van nanotechnologie wordt een significante impact op de sector verwacht. Bij het POLITIEK-JURIDISCHE perspectief is het beeld duidelijk anders. De onderliggende trends worden nagenoeg allemaal als belangrijk beoordeeld, waarbij vooral de problemen met betrekking tot imago en herstructurering van financiële instituties veel prioriteit toegeschreven krijgen. 4.2.2 Trends in technologie en innovatie In hoofdstuk 3 zijn de technologische trends beschreven. Daarbij is onderscheid gemaakt naar trends die impact kunnen hebben op de (verzekerde) risico’s en trends met een mogelijke invloed op de interne werkwijze van de verzekeraars. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 72 / 116 Oog voor Innovatie Uit de survey blijkt dat de experts uit de sector in het algemeen minder impact verwachten van trends in technologie en innovatie. Ze verwachten vooral impact op de (verzekerde) risico’s als gevolg van de ontwikkeling van automatische voortuiggeleiding en veiligheidssystemen voor transport, en van medische innovaties (nieuwe geneesmiddelen en therapieën, vooruitgang in de diagnostiek en de ontwikkeling van nieuwe implantaten en weefsels). Met betrekking tot de interne werkwijze van de verzekeraars vinden nagenoeg alle mogelijke vernieuwingen hun basis in de vernieuwende kracht van ICT. Nieuwe ICT-toepassingen stuwen ontwikkelingen op het gebied van de sociale media, Het Nieuwe Werken, ketenintegratie en co-creatie, en deze ontwikkelingen zullen naar verwachting van de experts de meeste impact hebben op de interne werkwijze van de verzekeraars. De relatief als minder groot beoordeelde impact van de trends in technologie en innovatie is opvallend. De verwachting was juist dat deze trends de verzekeringssector sterk zouden kunnen veranderen. De sector wordt duidelijk sterk beïnvloed door ontwikkelingen in de maatschappelijke en politieke omgeving en is zich daarvan bewust. Mogelijk is dit een verklaring voor het feit dat de geraadpleegde experts en sectorspecialisten de mogelijke impact van trends in technologie en innovatie klaarblijkelijk minder op het vizier hebben. In de volgende paragrafen wordt per marktsegment nader ingegaan op de impact van de verschillende trends uit hoofdstuk 2 en 3. 4.3 De oudedagsvoorziening Verschillende externe ontwikkelingen hebben invloed op de oudedagvoorziening, die in de hedendaagse Nederlandse structuur rust op drie pijlers: 1. AOW, verzorgd door de staat; 2. Ouderdomspensioen, opgebouwd in de relatie werkgever-werknemer; 3. Vrijwillige oudedagsvoorzieningen, die mensen zelf treffen. 4.3.1 De toenemende levensverwachting Levensduur is de meest bepalende factoren voor de oudedagsvoorziening. De toenemende levensverwachting vormt dan ook een belangrijke ontwikkeling in dit verband. De afgelopen eeuw is de levensverwachting vooral dankzij betere hygiëne, voeding en gezondheidszorg toegenomen. De trendanalyse in hoofdstuk 2 en 3 laat zien dat vooral trends in technologie en innovatie de levensverwachting nog verder kunnen verhogen. Nieuwe voedingsmiddelen, nieuwe medicijnen, beter beschikbare informatie, preventieve medische zorg, betere diagnostiek en moderne behandelingswijzen kunnen samen bijdragen aan een betere gezondheid, ook op hogere leeftijd. Er wordt gewerkt aan medicijnen die het verouderingsproces van de cel verminderen of stoppen. Ontwikkelingen in het stamcelonderzoek kunnen bovendien leiden tot een drastische verbetering van de effectiviteit van allerlei behandelingen. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 73 / 116 Oog voor Innovatie Een verdere toename van de levensverwachting kan echter geremd worden door de ongezonde leefstijl en door stress in de steeds hectischer wordende maatschappij. De overall kwaliteit van de gezondheidszorg kan in het geding komen door verdere bezuinigingen. Problemen met de resistentie van antibiotica kunnen de gezondheid van mensen op middellange termijn ernstig bedreigen en zouden zelfs de toename van de levensverwachting kunnen beperken. De ontwikkeling in het screenen van genetische profielen (bijvoorbeeld DNA-testen) is ook van belang voor de sector. Naast de reguliere medische keuring die uitgevoerd wordt bij levens- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen vanaf een bepaalde waarde, wordt erfelijkheidsonderzoek ingezet indien er sprake is van ernstige, onbehandelbare erfelijke aandoeningen in de familie. Het zal niet lang meer duren voordat het volledige genoom van een individu tegen relatief lage kosten in kaart gebracht kan worden. Dit betekent dat er veel meer genetische informatie over een individu bekend kan zijn zonder dat daar specifiek op gezocht werd bij het stellen van een bepaalde diagnose. Het gaat dan niet alleen om erfelijke aandoeningen, maar ook om de persoonlijke ‘aanleg’ voor niet-erfelijke aandoeningen. Dit roept overigens allerlei ethische vragen op voor artsen, wetenschappers, 59 juristen, clinici, beleidsmakers en verzekeraars . Willen we wel weten wat we mogelijk in de toekomst aan ziektes kunnen krijgen, wie krijgt er allemaal toegang tot de resultaten van de genoom-brede screening en wat kunnen de gevolgen zijn voor het vinden van een baan, het verkrijgen van een hypotheek of het afsluiten van een verzekering? Conclusies: • De levensverwachting stijgt snel en prognoses worden (nog) steeds naar boven bijgesteld. • De levensverwachting zou verder kunnen toenemen dankzij innovatieve technologische ontwikkelingen. Sommige van deze ontwikkelingen kunnen leiden tot een doorbraak in het gezond ouder worden en daarmee een disruptief effect hebben op de levensverwachting. • De ontwikkeling van de levensverwachting is mogelijk niet alleen meer uit extrapolatie op te maken, hetgeen behoorlijke risico’s kan opleveren voor bestaande producten. • Het vroegtijdig identificeren en beoordelen van ontwikkelingen die impact kunnen hebben op de levensverwachting is nodig om proactief tot correcte kosten van dekking van verzekeringsproducten te komen. • De ontwikkelingen ten aanzien van de levensverwachting zijn niet alleen van belang voor pensioenverzekeringen, maar ook andere levensverzekeringen en overlijdensrisicoverzekeringen. 59 Gezondheidsraad (2010) Het ‘duizend dollar genoom’: een ethische verkenning. Signalering ethiek en gezondheid, 2010/2. Den Haag: Centrum voor ethiek en gezondheid TNO-rapport | TNO 2013 R10460 74 / 116 Oog voor Innovatie 4.3.2 Financiële buffers staan onder druk De aanhoudende financiële en economische crisis zorgt voor tegenvallende beleggingsresultaten en voor stijgende verplichtingen door een lage lange rente. Dit zet de solvabiliteitsratio (de financiële buffers) van verzekeraars onder druk. Nieuwe spelers op de markt (banksparen) en de eisen vanuit Solvency II zorgen voor nieuwe uitdagingen voor levensverzekeraars. 60 Een groot obstakel is de lage rente op de kapitaalmarkt . Aan deze rentestand kan de verzekeringssector weinig doen, het monetaire beleid van de ECB is er momenteel immers op gericht om de rente laag te houden. Nederlandse verzekeraars bezitten veel Nederlandse en Duitse staatsobligaties met lage rentes. De aandelenkoersen zijn nogal volatiel, waardoor de beleggingsrendementen, die voor een deel worden gebruikt om de toekomstige verzekeringsuitkeringen bij elkaar te verdienen, laag zijn. Door de lage rente moeten bovendien hoge buffers worden aangehouden op de balans om toekomstige verzekeringsuitkeringen te kunnen betalen. De kans dat de economische vooruitzichten op korte termijn sterk verbeteren is klein. De verwachtingen over het herstel van de Nederlandse economie (en de wereldeconomie) zijn onzeker. Aan de ene kant zijn er voorzichtig positieve 61 signalen uit de Verenigde Staten . Aan de andere kant bevindt de Nederlandse economie zich sinds het vierde kwartaal van 2012 voor de derde keer in een recessie. Het CPB verwacht ook voor 2013 een kleine krimp van het BBP en een 62 verder oplopende werkloosheid . Traditionele economische modellen blijken ontoereikend te zijn om plotselinge, 63 grote veranderingen te kunnen voorspellen en identificeren . Eerdere voorspellingen van het verloop van de eurocrisis van zowel de Europese Commissie als van het CPB bewijzen dit. Nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen rond modellering/patroonherkenning, trends in sociale media, Big Data en open data kunnen ervoor zorgen dat beter geanticipeerd kan worden op ontwikkelingen die een economische impact hebben. Zeker omdat het omgaan met Big Data een aanlooptijd vraagt (het verzamelen van longitudinale data), zullen de effecten van dergelijke tools pas op de middellange termijn hun opmars gaan maken. 60 Zie bijvoorbeeld DNB (2012) De Nederlandse levensverzekeringssector na 5 jaar crisis, DNBulletin, 7 september 2012; Speech ‘De kostenreductie gaat voor de baat uit’, door Leo de Boer tijdens Eye on Insurance congres, 11 december 2012; Berichtgeving over resultaten Delta Lloyd: ‘Lage rente drukt Delta Lloyd in rode cijfers’, 28 februari 2013, www.bnr.nl 61 de Dow Jones bereikte begin maart 2013 de hoogste stand ooit. Zie bijvoorbeeld http://www.z24.nl/economie/z24beurs/artikel_420270.z24/Dow_Jones_bereikt_hoogste_stand_ooi t.html 62 CBS (2013) Economie verder gekrompen, persbericht 14 februari 2013, http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/13E11D5C-B464-40DA-AADC-E80F08668A8A/0/pb13n011.pdf CPB (2013) Begrotingstekort 2013 en 2014 hoger dan 3 procent, persbericht, 28 februari 2013 http://www.cpb.nl/persbericht/3212844/begrotingstekort-2013-en-2014-hoger-dan-3-procent 63 Zie bijvoorbeeld het commentaar van oud-president Wellink van De Nederlandsche Bank (DNB) voor de parlementaire enquêtecommissie onder leiding van Jan de Wit, . http://nos.nl/artikel/318670-wellink-niemand-zag-de-crisis-aankomen.html; CPB (2010) Voorspellen in crisistijd, De CPB-ramingen tijdens de Grote Recessie, CPB Document No 207 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 75 / 116 Oog voor Innovatie Conclusies: • Solvabiliteitsratio’s staan onder druk door de lage rente, tegenvallende beleggingsresultaten en toenemende levensverwachting. De kans dat dit op korte termijn zal veranderen is klein en dit vraagt om actie. • Door het toepassen van nieuwe tools met betrekking tot Big Data, open data en sociale netwerken kan de sector op vernieuwende wijze inzicht verkrijgen in economische trends. 4.3.3 Veranderende maatschappelijke vraag naar oudedagsvoorziening Sinds het ontstaan van de eerste pensioenfondsen aan het einde van de negentiende eeuw heeft het Nederlandse stelsel voor de oudedagsvoorziening verschillende aanpassingen ondergaan. Deze veranderingen werden ingegeven door nieuwe maatschappelijke behoeften. Uit de analyse van de maatschappelijke thema’s en trends in innovatie kan worden opgemaakt dat er opnieuw een herijking van het stelsel te verwachten valt. Ontwikkelingen die van belang zijn voor de opbouw van een oudedagsvoorziening zijn de discussies over de huidige risicodeling tussen generaties (zie ook paragraaf 2.2.1), het langer doorwerken en de flexibilisering van de arbeidsrelaties. Doorwerken tot op hogere leeftijd vraagt om een andere inzetbaarheid en andere vormen van werk, om de arbeidsproductiviteit van oudere werknemers te optimaliseren. Het is bijvoorbeeld de vraag of oudere werknemers altijd voltijds ingezet kunnen worden. Mogelijk ontstaan er meer flexibelere arbeidsvormen en –relaties. En mogelijk zal de beloning aan het einde van de loopbaan lager zijn. Langer doorwerken kan overigens ook gevolgen hebben voor de toegankelijkheid van aan arbeidsgerelateerde verzekeringen voor ouderen, bijvoorbeeld de verzekering van ziektekosten en van verzuim van oudere zieke werknemers. Nu is het zo dat een werknemer na het bereiken van de AOW-leeftijd niet meer verzekerd is tegen werkloosheid of arbeidsongeschiktheid en ook niet meer verzekerd is volgens de Ziektewet, terwijl de werkgever nog wel gewoon moet doorbetalen bij ziekte. De acceptatieleeftijd voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen ligt vaak op maximaal 55 jaar. Ook worden er leeftijdsgrenzen gehanteerd bij het uitkeren en voor zware beroepen liggen die vaak behoorlijk onder de 65 jaar. Daarnaast worden arbeidsrelaties flexibeler. Vaste arbeidsrelaties raken uit de mode. De tijd dat werknemers hun hele werkzame leven bij één bedrijf doorbrengen is voorbij. Werknemers wisselen meer en vaker van werkgever. Ze hebben tijdelijke contracten, verhuren zich als zelfstandige of worden gedetacheerd door nieuwe arbeidsintermediairs. Deze flexibilisering van de arbeidsmarkt staat behoorlijk haaks op de vaste en veelal verplichte deelname aan collectieve pensioenfondsen. De flexibilisering van de arbeidsmarkt kan ook gevolgen hebben voor arbeidsgerelateerde verzekeringen, zoals voor verzuimkosten door ziekte, arbeidsongeschiktheid, ziektekosten etc. De geschetste ontwikkelingen vragen om structurele veranderingen in de opbouw van de oudedagsvoorziening en van vermogen voor de lange termijn. Er is een TNO-rapport | TNO 2013 R10460 76 / 116 Oog voor Innovatie groeiende behoefte aan vernieuwende producten die beter passen bij de beschreven trends en andere vormen van vermogensopbouw mogelijk maken. Zo vragen flexibelere arbeidsrelaties om een oudedagsvoorziening die mee kan bewegen. De verplichte deelname van werknemers in pensioenfondsen en de koppeling van pensioenfonds aan werkgever staat een flexibelere invulling van de oudedagsvoorziening mogelijk in de weg. Mocht verplichte deelname aan bedrijfstakpensioenfondsen verdwijnen en mochten de opbouwfase en de uitkeringsfase van elkaar gescheiden worden, dan kunnen verzekeraars een groter deel van de pensioenactiva gaan beheren. Er ligt dan wel concurrentie op de loer vanuit premiepensioeninstellingen, banken en vermogensbeheerders. Verzekeraars kunnen bovendien nieuwe producten en oplossingen ontwikkelen voor het risico van de ontwikkeling van de levensverwachting en het inflatierisico. Daarnaast kunnen verzekeraas inspelen op de groeiende behoefte aan slimme oplossingen voor aanvullende lange termijn-vermogensopbouw, die ingezet kan worden voor inkomen, zorg en/of wonen na pensionering. Veel ouderen hebben hun vermogen bijvoorbeeld in hun huis zitten, terwijl de mogelijkheden om dit vermogen aan te spreken beperkt zijn, zeker in een moeizame huizenmarkt. Daarnaast moet vanuit de oudedagsvoorziening steeds meer zelf betaald en geregeld worden. Naast producten voor de opbouw van vermogen kan gedacht worden aan het ontwikkelen van producten die juist voorzieningen in natura bieden, bijvoorbeeld voor de zorg. Verzekeraars kunnen lange termijn-garanties bieden, zijn tot op zekere hoogte in staat het overlijdensrisico en langlevenrisico af te dekken en kunnen oplossingen bieden waarin vermogensopbouw gekoppeld wordt aan producten die het risico op bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid, werkeloosheid of inflatie geheel of gedeeltelijk afdekken. Voorop staat, dat er behoefte is aan producten voor vermogensopbouw en voor de oudedagsvoorziening, die passen bij de algehele flexibilisering van de arbeidsmarkt en bij het groeiende beroep dat op de bevolking wordt gedaan om zelf meer verantwoordelijkheid te dragen voor zorg, wonen en inkomen. Conclusies: • Er is een groeiende behoefte aan vernieuwende producten die beter passen bij langer doorwerken en flexibele arbeidsrelaties, en die ook andere vormen van vermogensopbouw mogelijk maken. • Verzekeraars kunnen een grote bijdrage leveren aan het maatschappelijke debat over de oudedagsvoorziening en helpen een lange termijnvisie te ontwikkelen. Het stelsel voor de oudedagsvoorziening zal naar verwachting fundamenteel veranderen en dit heeft gevolgen voor de verzekeringssector: Er zal mogelijk een verschuiving van AOW en (verplichte) ouderdomspensioenen naar vrijwillige inkomensvoorzieningen plaatsvinden, of een verschuiving binnen de verplichte pensioenvoorziening dan wel een integratie van de ouderdomspensioenen en vrijwillige oudedagsvoorzieningen. Dit wil nog niet zeggen dat dit ook daadwerkelijk optimaal zal worden gerealiseerd. Een goede voorbereiding om een groeiende maatschappelijke TNO-rapport | TNO 2013 R10460 77 / 116 Oog voor Innovatie behoefte aan keuzevrijheid mogelijk te maken is nodig. Een proactieve houding van de verzekeringssector met een visie op het stelsel van de toekomst is cruciaal om een belangrijke rol te kunnen spelen. Ook valt te verwachten dat de invulling van solidariteit fundamenteel zal veranderen en dat zal andersoortige oudedagsvoorzieningen vereisen. Hierbij kan de verzekeringssector zich een andere rol aanmeten, bijvoorbeeld die van facilitator of van herverzekeraar van nieuwe, kleinschalige initiatieven. Het verbinden van kleinschaligheid aan een grootschalige kostenreductie en inhoudelijke expertise dient hierbij centraal te staan. 4.4 Wonen 4.4.1 Stagnatie van de verkoop en financieringsproblemen De woningmarkt ligt onder vuur. Nederlanders hebben relatief hoge hypotheekschulden en de huizenprijzen dalen momenteel. Veel hypotheken staan ‘onder water’, wat wil zeggen dat de hypotheekschuld hoger is dan de marktwaarde van de woning (zie ook Figuur 27). Naar verwachting zullen de recent door het kabinet afgekondigde maatregelen de woningmarkt verder onder druk zetten en een groeiende groep consumenten zal moeilijker een hypotheek kunnen afsluiten. Figuur 27 Prijsontwikkeling bestaande koopwoningen64 De problemen op de woningmarkt leiden tot hogere risico’s voor de verstrekkers van hypotheken. De waarde van het onderpand van hypotheken daalt en de kans op een restschuld bij verkoop groeit. Daarbij zij opgemerkt dat ongeveer 90% van de hypotheken tot 265.000 euro onder de Nationale Hypotheek Garantie vallen. Feit dat na 30 jaar de hypotheekrenteaftrek vervalt en mensen met een aflossingsvrije hypotheek na pensionering hogere hypotheeklasten hebben, terwijl hun inkomen dan in het algemeen daalt, leidt tot een additioneel risico voor banken en verzekeraars. Een ander probleem is dat Nederland een financieringsgat kent: de waarde van de uitstaande hypotheken is groter dan de waarde van het uitstaande spaargeld. Veel 64 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bouwen-wonen/publicaties/artikelen/archief/2013/201302-21-m11.htm TNO-rapport | TNO 2013 R10460 78 / 116 Oog voor Innovatie Nederlanders sparen bij verschillende financiële instellingen voor hun hypotheek en pensioen. Voor de financiering van hypotheken moeten banken daarom gebruik maken van de kapitaalmarkt, via zogenaamde securitisaties. De markt voor securitisaties is ingestort sinds de problemen met de Amerikaanse rommelhypotheken begonnen en de aangekondigde strengere regels onder Solvency II en Basel III zetten de markt verder onder druk. Financiële instellingen nemen diverse initiatieven om het financieringsgat te verkleinen en de verzekeringssector, als lange termijn-investeerder, kan daarbij een rol spelen. Huidige en verwachte toezichtregels belemmeren dit nu nog. Conclusies: • Stagnatie van de huizenverkoop en financieringsproblemen leiden tot minder vraag naar hypotheken en tot grotere risico’s op restschuld en betalingsachterstand. • Verzekeraars kunnen een grotere rol spelen in de financiering van hypotheken en in het verkleinen van het financieringsgat, maar dat vereist wel aanpassingen van de huidige en toekomstige toezichtregels (zoals in Solvency II). • Grote verschillen tussen de woningmarkt in stedelijke en landelijke gebieden kunnen in combinatie met verstedelijking en krimp leiden tot additionele problemen. 4.4.2 Herstructurering van de woningmarkt Er bestaat in Nederland groeiende consensus dat de Nederlandse woningmarkt niet goed functioneert. Er is sprake van een mismatch tussen vraag en aanbod, doorstroming stagneert en het prijsniveau koopwoningen is in het algemeen hoog. Tegelijkertijd hebben grote groepen huishoudens betalingsproblemen en staat de relatie tussen de koop- en huurmarkt onder druk. De afgelopen decennia is de hypotheekrenteaftrek veelvuldig ter discussie gesteld in diverse nationale en internationale gremia. Het Kabinet Rutte II heeft ondertussen verschillende maatregelen afgekondigd om de hypotheekrenteaftrek te beperken en om de regelgeving met betrekking tot hypotheekverstrekking aan te scherpen. Het is onduidelijk of de voorgestelde en al ingevoerde plannen de rust zullen brengen die beoogd wordt. Maar nu al zijn de effecten voor de hypotheekverstrekkers duidelijk zichtbaar. Niet alleen is het aantal 65 hypotheken dat verstrekt wordt aanzienlijk gedaald , ook het portfolio van producten is beperkt. De strengere eisen aan de financiering van de eigen woning en de grote schuldenlast zullen leiden tot een toenemende behoefte aan individuele kapitaalopbouw voor de financiering van de eigen woning. Een tweede direct effect is dat de voorgestelde eisen ten aanzien van aflossing kunnen leiden tot nieuwe vormen van hypotheken, waarbij het opgebouwd vermogen in een latere levensfase kan worden gebruikt. De problemen in de woningsector beperken zich niet tot de koopsector. Er is een groot tekort aan huurwoningen voor de middeninkomens, er is sprake van scheef 65 DNB (2012) Statistisch Nieuwsbericht ‘Banken verlenen minder nieuwe hypotheken’, 25 oktober 2012 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 79 / 116 Oog voor Innovatie wonen in de sociale huursector en er zijn onvoldoende geschikte woningen voor ouderen. Tegelijkertijd zal naar verwachting de vraag naar huurwoningen toenemen, onder andere door de moeizame financieringsmogelijkheden van koopwoningen. Dit heeft op termijn gevolgen voor de vraag naar hypotheken en naar producten voor vermogensopbouw ter financiering van de eigen woning, maar ook voor verzekeringen die gerelateerd zijn aan een eigen woning (bijvoorbeeld opstal- en brandverzekeringen). Tegelijkertijd biedt de toenemende vraag naar huurwoningen en het gebrekkige aanbod in de huursector kansen voor verzekeraars, om te investeren in de huursector. Conclusies: • Veranderende eisen aan woningfinanciering leiden tot meer vraag naar innovatieve producten voor woningfinanciering. • De toenemende vraag naar huurwoningen heeft gevolgen voor de vraag naar hypotheken en kapitaalverzekeringen, maar ook voor schadeverzekeringen gerelateerd aan de eigen woning. • De toenemende vraag naar huurwoningen biedt ook kansen voor verzekeraars, om te investeren in de huursector. 4.4.3 Een groeiende behoefte aan flexibiliteit Het is duidelijk dat traditionele hypotheekvormen mee moeten bewegen met de nieuwe contouren van de woningmarkt. Maar er zijn ook andere trends die leiden tot een behoefte aan meer flexibiliteit ten aanzien van wonen en het financieren daarvan. Een belangrijke trend is de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Het verstrekken van een hypotheek is nu nog vaak gekoppeld aan het hebben een vast contract. Er is een groeiende behoefte aan vormen van woningfinanciering die beter passen bij flexibele arbeidsrelaties. Er ontstaat bovendien een toenemende behoefte aan producten die de financiering van de oudedag, zorg en wonen met elkaar combineren, bijvoorbeeld via een omkeerhypotheek. Daarbij kan de sector bijdragen aan de ontwikkeling van vernieuwende woon-zorg oplossingen, bijvoorbeeld door investeringen in toegesneden vastgoed (huurmarkt) en het ontwikkelen van totaaloplossingen, bijvoorbeeld door verzekeringen en diensten die de oudedagvoorziening in natura uitkeren voor zorg en wonen. Het toenemende aantal ZZP’ers en de opkomst van Het Nieuwe Werken leiden tot een groeiende behoefte aan woningen die geschikt zijn voor het combineren van wonen en werken. De ontwikkeling dat mensen langer zelfstandig wonen en zorg en ondersteuning zelf organiseren leidt tot een groeiende behoefte aan woningen die relatief eenvoudig aangepast kunnen worden aan de behoeften van de bewoners naar gelang ze ouder worden. Ook neemt de populariteit van de kangoeroewoning toe. Dergelijke woonconcepten zijn duurder dan reguliere woningen, door de integratie van domotica, de behoefte aan een groot woonoppervlak en door het gebruik van innovatieve bouwconcepten. Ook dit vraagt wellicht om andere vormen van woningfinanciering, waarbij verzekeraars als hypotheekverstrekker en -kapitaalverzekeraar een rol kunnen spelen. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 80 / 116 Oog voor Innovatie Conclusies: • Er is een toenemende behoefte aan innovatieve vormen van woningfinanciering die passen bij ontwikkelingen met betrekking tot vernieuwende woonconcepten, zoals het combineren van wonen en werken en levensbestendig wonen. • Er is een toenemende behoefte aan producten die het mogelijk maken om het vermogen dat besloten ligt in de eigen woning aan te spreken voor ouderdagvoorziening en zorg. • Er zijn kansen voor de verzekeringssector om te investeren in innovatieve woonzorg concepten en in het ontwikkelen van totaaloplossingen voor wonen en zorg. 4.5 Mens en gezondheid Verschillende verzekeringen richten zich op de verzekering van gezondheidsrisico’s. Vooral de verzekering van medische kosten is van belang, maar ook het verzekeren van arbeidsrisico’s valt in deze categorie. 4.5.1 Toename van de vraag naar zorg De constatering is dat de kosten voor de zorg in de komende jaren zullen toenemen wordt breed gedeeld. De verschillende trends laten echter zien dat er veel onduidelijkheid is ten aanzien deze kostenontwikkeling; het is een diffuus beeld. Algemeen wordt aangenomen dat de vergrijzing en toegenomen levensverwachting zullen leiden tot een toename van de zorgconsumptie en daarmee van de zorgkosten, vooral omdat een groot deel van de zorgkosten in de laatste levensjaren gemaakt worden. Figuur 28 illustreert dit. Dit beeld is echter niet compleet, en er is sprake van verschillende tegengestelde ontwikkelingen: 66 Het is duidelijk dat mensen naarmate ze ouder worden steeds meer (langdurige) zorg nodig hebben, vooral omdat men op hoge leeftijd veelal met complexe, samenvallende aandoeningen te maken krijgt. Ook de kans op het krijgen van een chronische aandoening stijgt met de leeftijd. Dit maakt de zorg complex, langdurig en kostbaar. Dat is van belang, omdat het percentage ouderen in onze samenleving tot 2040 naar verwachting sterk toeneemt. 67 Daarna zal het aandeel ouderen naar verwachting licht afnemen . De toename van de levensverwachting leidt wellicht slechts in beperkte mate tot een toename van de vraag. Onderzoek wijst uit dat de periode dat een mens sterk zorgbehoevend is ongeveer gelijk blijft. Er is dan ook eerder sprake van 68 uitstel van zorgkosten dan van een toename van zorgkosten . 66 Auping et al (2012) Vergrijzing: onzekerheden en oplossingen, Strategy & Change, idem 68 Wong A, G.J. Kommer, J.J. Polder. 2008.Levensloop en zorgkosten. Solidariteit en de zorgkosten van vergrijzing. Bilthoven, Centrum voor Volksgezondheid Toekomst Verkenningen/RIVM 67 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 81 / 116 Oog voor Innovatie Figuur 28 Leeftijdsprofiel zorguitgaven per persoon in 2008 (in euro pp) – bron: Van der Horst et al. 2011b69 Er is wel is een toename van de zorgkosten zichtbaar in het laatste levensjaar, maar die heeft vooral te maken met de inzet van medische middelen om het 70 leven te verlengen en/of de kwaliteit van leven op peil te houden . Ouderen zijn tot op steeds hogere leeftijd zelfstandig. Ze nemen langer deel aan het verkeer en blijven langer thuis wonen. Het risico op ongelukken in het verkeer en in en om het huis neemt daarmee toe. Volgens de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid hebben ouderen boven de 75 jaar een verhoogd risico op ongevallen en letsel als gevolg van een hogere 71 lichamelijke kwetsbaarheid en het vaker optreden van functiestoornissen . Ongevallen thuis komen vooral voort uit vallen, struikelen en uitglijden en leiden 72 vaak tot flink letsel en zelfs tot overlijden . Ook in het verkeer behoren ouderen tot de groep kwetsbare verkeersdeelnemers (net als kinderen) en de gevolgen 73 van een ongeval zijn voor deze groep verkeersdeelnemers relatief groot . Het beroep dat men doet op de zorg zou ook kunnen stijgen door toenemend ongezond gedrag. Roken, alcoholgebruik, ongezonde eetgewoonten en inactiviteit leiden tot een grotere kans op ziektes, waardoor de ongezonde levensverwachting 74 toe- en de totale levensverwachting afneemt . Ook verdergaande verstedelijking kan meer gezondheidsrisico’s met zich meebrengen, bijvoorbeeld als gevolg van vervuiling en de slechte leefomstandigheden in achterstandswijken. 69 Chorus, A. (2011) Het succes van de vergrijzing, Strategy & Change, gebaseerd op Horst, A. van der, F. van Erp en J. de Jong. 2011a. Trends in gezondheid en zorg. CPB Policy Brief. Den Haag: Centraal Planbureau. 70 Chorus, A. (2011) Het succes van de vergrijzing, Strategy & Change 71 SWOV-Factsheet (2012) Ouderen in het verkeer, juli 2012 72 Consument en Veiligheid (2011) Factsheet Val in en om huis (55 jaar en ouder), maart 2011 73 Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2008) Strategie Verkeersveiligheid 2008-2020 74 Chorus et al (2012) Het succes van de vergrijzing, Strategy & Change TNO-rapport | TNO 2013 R10460 82 / 116 Oog voor Innovatie Globalisering heeft ook invloed. Het leidt niet alleen tot meer transportbewegingen van goederen, maar ook mensen bewegen zich steeds gemakkelijker over de grenzen. Lokale epidemieën van besmettelijke ziekten kunnen zich daarmee snel ontwikkelen tot wereldwijde pandemieën. Het is echter ongewis of dit direct zal leiden tot een grotere toekomstige zorgvraag. Nieuwe technologieën kunnen gepaard gaan met nieuwe risico’s voor mens en milieu. Gezondheidsrisico’s kunnen zich voordoen bij zowel de productie als bij het gebruik van producten waarin die nieuwe technologieën verwerkt zijn. Er is nog veel onduidelijk over de gezondheidsrisico’s van nieuwe technologieën op de lange termijn, zoals beschreven in de voorgaande hoofdstukken. Daarmee wordt het inschatten van risico’s en het bepalen van aansprakelijkheid erg ingewikkeld. Naast de hierboven genoemde ontwikkelingen zijn er natuurlijk ook verschillende trends die het gezondheidsrisico juist helpen verkleinen en die kunnen bijdragen aan een verlaging van de zorgkosten: Doorbraken in genomics en systeembiologie helpen om sneller en beter diagnoses te stellen en om effectievere geneesmiddelen en therapieën te ontwikkelen. Nieuwe technologieën zoals nanotechnologie en bio-imaging worden ingezet om efficiëntere toedieningsmethoden te ontwikkelen. Meer kennis van het ontstaan van ziekten, betere diagnostiek en segmentatie op basis van genetische profielen maakt het mogelijk om sterker in te zetten op preventie op maat. Nieuwe voedingsmiddelen die gezonder zijn of een gezondheidsbevorderend effect hebben kunnen bijdragen aan een betere gezondheid en daarmee het risico op aandoeningen en arbeidsongeschiktheid verkleinen. Verschillende nieuwe technologieën helpen om beter inzicht te krijgen in de veiligheid en allergeniciteit van voedingsmiddelen. Dit verlaagt het risico op voedselveiligheidsproblemen, productaansprakelijkheid en bedrijfsschade. Al deze ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het effectiever en efficiënter maken van de zorg en kunnen helpen om langer gezond te blijven. Daarmee kunnen ze mogelijk bijdragen aan een verlaging van de zorgkosten, hoewel veel nieuwe therapieën en medicijnen juist erg kostbaar zijn. Het maatschappelijke debat over de inzet van deze nieuwe mogelijkheden in relatie tot de kosten en de resultaten ervan komt heel voorzichtig op gang. Vanuit hun grote maatschappelijke rol kunnen verzekeraars hierin een rol spelen. Ondanks de veelbelovende ontwikkelingen om de zorg efficiënter en effectiever te maken, hebben de ontwikkelingen die de zorgconsumptie stuwen voorlopig de overhand. De zorgkosten dreigen volgens velen dan ook onbetaalbaar te worden. Er zijn diverse voorstellen gedaan en maatregelen genomen om de zorgkosten onder controle te krijgen. Duidelijk is dat de overheid van burgers verlangd om zelf meer bij te dragen aan de zorgkosten. De basisverzekering en AWBZ worden soberder, het eigen risico in de zorg wordt verhoogd en in toenemende mate worden behandelingen uit de basisverzekering gehaald. Dit biedt mogelijkheden TNO-rapport | TNO 2013 R10460 83 / 116 Oog voor Innovatie voor verzekeraars om nieuwe producten te ontwikkelen die aanvullende zorg verzekeren, of het eigen risico verzekeren. Conclusies: • Diverse ontwikkelingen dragen bij aan een verdere stijging van de zorgkosten en een toename van gezondheidsrisico’s. Andere ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het verlagen van de zorgkosten en het beperken van gezondheidsrisico’s. Er is meer inzicht nodig in de precieze bijdrage van die ontwikkelingen aan de zorgkosten en gezondheidsrisico’s. • Verzekeraars kunnen een rol spelen in het maatschappelijke debat over de stijgende zorgkosten en over de zin en onzin van bepaalde behandelingen. 4.5.2 De veranderende behoefte aan zorg Niet alleen zal de vraag naar zorg toenemen, maar ook zal de aard ervan veranderen. Het voorbeeld van de vergrijzing en de daarmee samenhangende toename van chronische ziekten is al genoemd, maar ook het toenemende beroep dat wordt gedaan op de zelfredzaamheid van de burgers is van belang. Zo wordt de verantwoordelijkheid voor de zorg voor hulpbehoevende naasten steeds meer bij familie en bekenden gelegd. Verzekeraars kunnen een grote rol spelen bij het anders financieren van de zorgkosten van ouderen. Nu nog betalen werkenden via het omslagstelsel de zorgkosten voor ouderen. Een verschuiving naar een stelsel waarin burgers zelf voldoende sparen voor de zorg na hun pensionering kan helpen om de zorg betaalbaar te houden. Verzekeraars kunnen hierop inspelen door producten te ontwikkelen die het mogelijk maken om collectief en individueel reserves op te bouwen waaruit zorgkosten te zijner tijd kunnen worden betaald (‘zorgsparen’), ook in combinatie met opgebouwde pensioenaanspraken en het opgebouwd vermogen in de eigen woning. Dit biedt mogelijkheden voor verzekeraars om producten te ontwikkelen die de inkoop van ondersteunde zorg faciliteren. Dit kunnen financiële middelen zijn, maar het kan ook in natura. Ook zou er behoefte kunnen ontstaan aan verzekeringen die een aanvullend inkomen bieden voor mantelzorgers. Conclusies: • Er is sprake van een veranderende behoefte aan zorg door de vergrijzing, maar ook door het grotere beroep dat wordt gedaan op zelfredzaamheid van mensen. • Verzekeraars kunnen nieuwe producten voor zorgsparen, thuiszorg en mantelzorg ontwikkelen. Er zijn ook kansen voor de ontwikkeling van eigen diensten door verzekeraars. • Er is een groeiende behoefte aan innovatieve verzekeringen voor aanvullende zorg, langdurige zorg en inkomen voor mantelzorgers. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 84 / 116 Oog voor Innovatie 4.5.3 Een efficiëntere organisatie van zorg Door de gezondheidszorg anders te organiseren worden mogelijk besparingen gerealiseerd. Het is echter niet gezegd dat de gezondheidszorg de komende jaren overall efficiënter zal worden; er zijn ontwikkelingen die juist een tegengesteld effect zouden kunnen hebben. Ontwikkelingen die kostenverlagend zouden kunnen werken zijn vooral technologisch van aard: De inzet van ICT en mobiele technologieën kan helpen de zorg efficiënter te organiseren. Keteninformatie kan in de toekomst gemakkelijker uitgewisseld worden. De vraag naar meer transparantie, gekoppeld aan een meer marktgeoriënteerde benadering van de zorg kan leiden tot een kostenreductie. Zorg wordt persoonlijker, er is meer ruimte voor zelfzorg en zelfmanagement en medische gegevens kan eenvoudiger uitgewisseld worden. Er zijn ook trends geïdentificeerd die de kosten van de organisatie van de gezondheidzorg negatief kunnen beïnvloeden: Kwetsbaarheid van ICT-infrastructuur in zijn algemeenheid is voor de gezondheidszorg een groot risico en dient te worden aangepakt. Privacy wordt steeds meer een probleem. Nieuwe investeringen in onder andere ICT en processen zijn nodig om deze problematiek het hoofd te bieden. De individualisering van de zorg kan leiden tot een meer maatwerk-gerichte zorg en daarmee mogelijk tot hogere kosten. Concluderend kan gesteld worden dat er een efficiencyslag mogelijk lijkt in de organisatie van de zorg. Dit is echter niet eenvoudig vanwege de complexiteit van de zorgsector en de aard van de problematiek. Wellicht de belangrijkste aanbeveling luidt, dat op initiatief van het Verbond een brede maatschappelijke innovatie-aanpak zou kunnen worden vastgesteld voor de verhoging van de efficiëntie in de zorg. Hierbij kunnen meerdere verzekeraars, zorgverleners en overheden samen proberen te komen tot breed gedragen integraal plan. Conclusies: • Een andere manier van organiseren van de zorg kan waarschijnlijk helpen om kosten te verlagen, maar de materie is complex. • Er is meer inzicht nodig in de bijdrage van deze verschillende ontwikkelingen aan de organisatie en kostenstructuur van de gezondheidszorg. • Een grote uitdaging vormt het overwinnen van institutionele problemen en het realiseren van een meer innovatie-gerichte cultuur in de gezondheidszorg. • Verzekeraars kunnen een belangrijke rol spelen in het initiëren van een innovatieplan voor de zorg. 4.5.4 Veranderende arbeidsrisico’s Ook ten aanzien van arbeidsongeschiktheid zijn veranderingen te verwachten. Technologische ontwikkelingen kunnen helpen ongelukken te voorkomen, zowel door preventieve technische maatregelen als door verbeterde methoden en tools voor het opsporen van risico’s (bijvoorbeeld robotica, Big Data, patroonherkenningstechnologie en monitoring). Anderzijds zijn de mogelijke lange TNO-rapport | TNO 2013 R10460 85 / 116 Oog voor Innovatie termijn-gezondheidsrisico’s van nieuwe technologieën (zoals nanotechnologie, straling, gentechnologie) nog onbekend. De economie is in toenemende mate gebaseerd op kennis. Arbeid verschuift dientengevolge van fysieke productie naar kennis. Dit heeft gevolgen voor de aard van arbeidsgerelateerde aandoeningen en voor de oorzaken van mogelijke arbeidsongeschiktheid. De overheid trekt zich meer en meer terug en legt een grotere verantwoordelijkheid bij de burgers zelf. Vaker moet er een beroep gedaan worden op mantelzorg. De druk de mantelzorgers neemt dan ook toe. Het merendeel van de mantelzorgers combineert mantelzorg met een betaalde baan en de combinatie van werk en 75 mantelzorg kan zeer zwaar zijn . Het risico op arbeidsongeschiktheid kan hierdoor toenemen. De onder druk staande overheidsfinanciën kunnen er toe leiden dat de overheid verdere stappen gaat zetten in het wijzigen van het sociale zekerheidsstelsel. De verzekeraars spelen nu al een belangrijke rol bij het verzekeren van risico’s op arbeidsongeschiktheid en verzuim. Mogelijk kunnen ook andere onderdelen van de sociale zekerheid geheel of gedeeltelijk geprivatiseerd worden. Verzekeraars zouden dan een grotere rol kunnen spelen bij arbeidsongeschiktheid (WGA en IVA), maar ook eventueel bij werkeloosheid en verzuim van arbeidskrachten. Een aparte, groeiende doelgroep is die van de ZZP’ers. Veel ZZP’ers zijn nu niet of onderverzekerd tegen verlies van inkomen bij ziekte of arbeidsongeschiktheid en bouwen vaak te weinig pensioen op. Gebrek aan bewustzijn en de hoge kosten zijn mogelijke verklaringen, en bieden mogelijkheden voor verzekeraars om producten te ontwikkelen die aansluiten bij de behoeften van ZZP’ers en om nieuwe collectieve voorzieningen op te zetten. Conclusies: • Nieuwe technologieën kunnen gepaard gaan met nieuwe risico’s voor mens en milieu op de lange termijn. Een goed inzicht is nodig om mogelijke risico’s snel te adresseren. Arbeidsrisico’s kunnen onder andere veranderen door veranderingen in de organisatie van arbeid, de toename van ouderen op de werkvloer en het grotere beroep dat zal worden gedaan op mantelzorg. • Veranderingen van de aard van het werk leiden mogelijk tot andere oorzaken van arbeidsongeschiktheid. • Verzekeraars kunnen mogelijk een grotere rol vervullen in verzekeringen voor de sociale zekerheid, zoals arbeidsongeschiktheid en verzuim. • Er is een groeiend aantal ZZP’ers en andere flexibele arbeidsrelaties dat kansen biedt voor adequate inkomens- en pensioenverzekeningen. 75 http://www.nu.nl/gezondheid/2954769/mantelzorger-heeft-vaak-zelf-hulp-nodig.html TNO-rapport | TNO 2013 R10460 86 / 116 Oog voor Innovatie 76 4.5.5 Integratie van zorg, wonen en oudedagsvoorziening Oudedagsvoorziening, zorg en wonen zijn primaire elementen in het leven van de gemiddelde burger. Het zijn ook primaire financiële aandachtspunten waarop verzekeraars goed kunnen inspelen. In het komende decennium zal juist op deze terreinen veel veranderen, zoals in het voorgaande beschreven. De drie onderwerpen worden vaak apart bekeken, maar ze delen grote gemeenschappelijke uitdagingen en zijn nauw met elkaar verbonden. Woonlasten en zorgkosten bepalen in grote mate de benodigde oudedagsvoorziening, maar ook de manier van wonen wordt beïnvloed door de noodzakelijke zorg. Het toenemende beroep op eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid leidt er toe dat uit dezelfde pot meer gefinancierd en georganiseerd moet worden. De sterkere nadruk op het aflossen van de hypotheekschuld zorgt er voor dat een groter deel van het vermogen besloten zit in de eigen woning. Het is daarom van belang deze zaken juist ook vanuit een integraal perspectief te benaderen en verbindingen tussen deze domeinen te leggen. Zoals al eerder genoemd zou het gespaarde vermogen in de oudedagsvoorziening ingezet moeten kunnen worden voor de financiering van wonen en zorg (bijvoorbeeld via een omkeerhypotheek). Ook zouden pensioenen in natura uitgekeerd kunnen worden ter financiering van woon- en zorgdiensten. Dit vereist een ‘ontschotting’ tussen de domeinen wonen, zorg en pensioenen. 4.6 Schade en aansprakelijkheid Verzekeraars bieden vermogensbescherming wanneer schade optreedt of iemand aansprakelijk wordt gesteld voor schade die is toegebracht aan anderen. Schadeverzekeringen zijn gebaseerd op risicosolidariteit en verzekeraars beoordelen risico’s en stellen premies vast die passen bij het risicoprofiel. Anders dan bij levensverzekeringen kunnen schadeverzekeringen veel gemakkelijker worden aangepast aan veranderende risico’s. Meer risico betekent in de regel een hogere premie en andersom. Het is wel een probleem als er plotseling grote veranderingen in risico’s optreden. Ook zijn er risico’s die heel moeilijk te verzekeren zijn, bijvoorbeeld omdat het risico niet goed te beoordelen is, of omdat er negatieve selectie plaats vindt. Bij negatieve selectie verzekeren alleen mensen zich die daadwerkelijk een groot risico lopen. Daarmee kunnen de totale premieinkomsten lager zijn dan de kosten van de mogelijke schade. Daarnaast zijn er risico’s waarbij de schade mogelijk groter is dan een verzekeraar kan dragen, de zogenoemde staartrisico’s. Dergelijke ‘onverzekerbare’ risico’s kunnen verzekerbaar worden door samenwerking met de overheid, bijvoorbeeld doordat gezamenlijk gewerkt wordt aan het verkleinen van risico’s, maatregelen worden genomen om negatieve selectie te voorkomen en doordat de overheid het staartrisico dekt. 76 Mede gebaseerd op Asbeek Brusse, W. en C.J. van Montfort (red.) Wonen, zorg en pensioenen – Hervormen en verbinden, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid / Den Haag, december 2012 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 87 / 116 Oog voor Innovatie In de volgende paragrafen beschrijven we verschillende ontwikkelingen die effect kunnen hebben op verzekerde risico’s bij verschillende typen van schadeverzekeringen. 4.6.1 Opstal en inboedel De hoge concentratie van mensen en economische activiteit in sterk verstedelijkte gebieden vergroot de kans op schade aan gebouwen, infrastructuur, bezit, gezondheid, milieu, etc. Daar kan bovendien de impact groter zijn dan in dunbevolkt gebied. In verstedelijkt gebied is vaak sprake van grotere verschillen tussen arme 77 en rijke wijken . In combinatie met de als gevolg van de crisis toenemende werkloosheid en de toenemende spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen zou dit kunnen leiden tot meer criminaliteit. Door verdergaande verstedelijking is er bovendien sprake van intensief en meervoudig ruimtegebruik. Per vierkante meter worden meer functies gecombineerd. Dit resulteert in een opstapeling van waarde. De verdere integratie van ICT en mobiele technologieën in de woning zorgt ervoor dat bijvoorbeeld beveiliging, verwarming, zonwerking en verlichting beter gemonitord en op afstand bestuurd kunnen worden. Dit kan risico’s op inbraak, diefstal en schade door brand en water helpen beperken. In het algemeen wordt de verzekerde waarde van de inboedel bepaald op basis van inkomen en de grootte van het huis. Mensen hebben echter steeds meer geavanceerde consumentenelektronica in huis. Slimme domotica wordt gemeengoed. Tablets, smartphones en andere infotainment-apparaten zijn erg populair. Dit kan leiden tot een hogere waarde van de inboedel. Tegelijker echter wordt content zoals boeken, muziek, video’s en computerspellen steeds meer in digitale vorm of als online dienst aangekocht. Dit leidt ertoe dat consumenten minder fysieke dragers van informatie en entertainment in huis hebben, hetgeen juist weer kan leiden tot een lagere waarde van de inboedel. Bij schadeverzekeringen is de vervangings- en reparatiewaarde van groot belang. De kosten voor reparatie en vervanging kunnen sterk stijgen als de grondstofprijzen plotseling sterk stijgen, bijvoorbeeld als gevolg van geopolitieke spanningen. Steeds vaker wordt er gebruik gemaakt van duurzame materialen en worden cradle-to-cradle concepten toegepast. Ook deze ontwikkeling heeft gevolgen voor de vervangingswaarde. Duurzame materialen zijn vaak nog relatief duur. Daar komt bij dat de levensduur en restwaarde van deze materialen nog ongewis is. Dit maakt het moeilijk om de verzekerde herbouwwaarde en vervangingswaarde vast te stellen. Dit geldt overigens ook voor nieuwe typen vervoersmiddelen, zoals elektrisch aangedreven auto’s. Conclusies: • Er treden veranderingen op in de waarde van inboedel en opstal door nieuwe technologische ontwikkelingen, duurzame materialen en cradle-to-cradle ontwikkelingen. 77 CBS (2010) Sociaaleconomische trends 3e kwartaal 2010; 3e kwartaal 2007 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 88 / 116 Oog voor Innovatie 4.6.2 De auto Door de inzet van Intelligente Transport Systemen en intelligente driver supportsystemen wordt niet alleen efficiënter gebruik gemaakt van de infrastructuur, maar worden verkeer en vervoer ook veiliger voor alle verkeersdeelnemers. Het risico op verkeersongevallen neemt daardoor af. Tegelijkertijd wordt er gewerkt aan nieuwe voertuigen, zoals elektrisch aangedreven voertuigen en autonome voertuigen. Autonome voertuigen kunnen het risico op ongelukken verminderen, Tegelijkertijd kunnen nieuwe typen voertuigen ook nieuwe veiligheidsrisico’s met zich meebrengen, denk bijvoorbeeld aan de veiligheid van de batterijen van een elektrische auto na een aanrijding, aan de hoge boordspanning die tot kortsluiting zou kunnen leiden, aan de veiligheid van de bedrading bij laadstations en aan nieuwe, geavanceerde elektronica die kwetsbaar kan zijn. Stille elektrische voertuigen, die snel kunnen accelereren en meer massa hebben dan conventionele voertuigen, zouden kunnen leiden tot meer ongevallen. Er is nog weinig bekend over de precieze veiligheidsrisico’s. Bij autonome voertuigen speelt ook de discussie hoe aansprakelijkheid geregeld moet worden. Wie is aansprakelijk als een autonoom functionerend voertuig een ongeluk of schade veroorzaakt? Mobiliteit zal in de toekomst steeds vaker multimodaal en collectief georganiseerd worden en mobiliteit zal in toenemende mate als een dienst worden aangeboden, zoals beschreven in hoofdstuk 3. Dit heeft gevolgen voor verzekeringen die verband houden met eigendom, schade en aansprakelijkheid in het verkeer. Mogelijk ontstaat er minder behoefte aan individuele autoverzekeringen, maar juist meer behoefte aan verzekeringen die passen bij gezamenlijk eigendom, aansprakelijkheid bij dienstverlening in plaats van productaansprakelijkheid, etc. Conclusies: • De risico’s in mobiliteit veranderen door de toepassing van intelligente transportsystemen, sensoren, veiligheidssystemen, etc. • Er is onduidelijkheid over risico’s van nieuwe vervoersmiddelen zoals elektrische auto’s en autonome voertuigen. • Er is behoefte aan heroverweging van aansprakelijkheid bij schade door autonome voortuigen. • Er ontstaat mogelijk meer behoefte aan verzekeringen die passen bij gezamenlijk eigendom en aansprakelijkheid bij mobiliteitsdiensten. 4.6.3 Milieu, biodiversiteit en klimaat Bescherming van het milieu en behoud van de biodiversiteit staan hoog op de agenda van beleidsmakers en van burgers. Steeds vaker wordt schade aan het milieu en biodiversiteit verhaald op de veroorzaker. Daarnaast worden er meer eisen gesteld aan het verzekeren van aansprakelijkheid en schade. Op Europees niveau bepaalt de Environmental Liability Directive, dat schade veroorzaakt aan milieu en biodiversiteit moet worden hersteld. Deze wetgeving wordt in 2015 verder uitgebreid. Er is dan ook een groeiende behoefte aan verzekeringen die schade en aansprakelijkheid met betrekking tot milieu en biodiversiteit dekken. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 89 / 116 Oog voor Innovatie Mede door de sterke toename in energiegebruik op basis van fossiele brandstoffen verandert het klimaat sterk. Door het versterkte broeikaseffect warmt de aarde op en stijgt de zeespiegel, dat weer kan leiden tot meer overstromingen. De opwarming van de aarde heeft daarnaast gevolgen voor de kans op klimaatextremen zoals hevige regenval, extreme hitte en droogte. De hogere kans op en de grotere omvang van deze situaties vergroten het risico op schade, door bijvoorbeeld overstromingen. Tegelijkertijd wordt er gewerkt aan sensortechnologieën, intelligente aardobservatietechnieken en early warning systems die permanente monitoring van waterkeringen en andere watermanagementsystemen mogelijk maken. Mogelijke calamiteiten kunnen eerder en beter geïdentificeerd worden en er komt meer en betere informatie beschikbaar om op het juiste moment betere besluiten te kunnen nemen. Sinds kort is het in Nederland mogelijk om het overstromingsrisico te verzekeren (via een catastrofe-verzekering) en er ligt een plan om het overstromingsrisico als verplicht onderdeel van de inboedel- en opstalverzekering op te nemen. Conclusies: • Er ontstaat behoefte aan verzekeringen die schade aan milieu en biodiversiteit dekken. • Er ontstaat meer behoefte aan verzekeringen behoefte aan verzekeringen die schade door extreem weer en overstromingen dekken. • Risico’s veranderen als gevolg van klimaatveranderingen (extreem weer, overstromingen, etc.). 4.6.4 Bedrijfsschade en aansprakelijkheid ICT dringt door tot in de haarvaten van de samenleving en economie. Deze ontwikkeling heeft op verschillende manieren invloed op verzekerde risico’s. Met de komst van het internet en allerlei digitale diensten zijn er nieuwe veiligheidsrisico’s en nieuwe vormen van criminaliteit ontstaan. Cybercriminaliteit neemt sterk toe en verschuift bovendien naar de mobiele wereld. De maatschappelijke en economische gevolgen van cybercriminaliteit zijn groot, en diverse studies tonen aan dat bedrijven en overheden vaak slecht zijn voorbereid op cybercriminaliteit en 78 onvoldoende maatregelen treffen . Er is dan ook sprake van een toenemend risico op gevolgschade en bedrijfsschade als gevolg van cybercriminaliteit. ICT-netwerken zijn sterk vervlochten met elkaar en veel processen zijn volledig gebaseerd op een feilloze werking van die netwerken. Door de toenemende complexiteit neemt het risico op het falen van deze netwerken toe. Het falen van een enkele partij of schakel in een ICT-netwerk kan leiden tot uitval van het gehele netwerk of systeem, waarbij de gevolgschade zeer groot kan zijn. Dit geldt overigens voor andere vitale infrastructuren, zoals energienetten, vervoersinfrastructuren en financiële systemen. 78 Trendsignalement 2012 van Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheid TNO-rapport | TNO 2013 R10460 90 / 116 Oog voor Innovatie Dit alles biedt kansen voor nieuwe (bedrijfs)aansprakelijkheidsverzekeringen. Verzekeraars zouden nieuwe dienstverlening kunnen ontwikkelen voor het herstellen van schade als gevolg van cybercriminaliteit, cyber security en het uitvallen van ICT-netwerken en –systemen (cyber salvage), vergelijkbaar met die de schadehersteldienstverlening bij schade door brand en water. Een andere belangrijke ICT-ontwikkeling is het sterk toenemende gebruik van sociale media. Dit kan nieuwe veiligheidsrisico’s oproepen: berichten kunnen via deze media immers zeer snel verspreid worden. Dat kunnen ook geruchten zijn, of verdachtmakingen, slechte beoordelingen, klachten etc. Een enkel bericht van een enkele persoon kan razendsnel en ongecontroleerd verspreid worden en daarmee schade aan het imago van een organisatie toebrengen. Imagoschade kan grote economische gevolgen hebben. De bescherming van privacygevoelige data krijgt steeds meer aandacht en de bewustwording onder burgers groeit. Burgers zullen steeds meer hun privacy opeisen en organisaties die hun privacy schenden aansprakelijk stellen. Ook vanuit wet- en regelgeving worden de eisen strikter. De Europese Commissie heeft voorstellen gedaan om de Data Protection Directive verder aan te scherpen. Als de voorgestelde wijzigingen goedgekeurd worden dan worden bedrijven en organisaties vergaand verantwoordelijk gehouden voor het beschermen van privacygevoelige data. Bedrijven en organisaties moeten aan meer eisen voldoen en er kunnen hogere boetes opgelegd worden bij overtreding. Nieuwe technologieën kunnen gepaard gaan met nieuwe risico’s voor mens en milieu. Die gezondheidsrisico’s kunnen zich voordoen bij zowel de productie als het gebruik van producten waarin die nieuwe technologieën verwerkt zijn. Vaak is er veel onduidelijkheid over de gezondheidsrisico’s van de nieuwe technologieën op de lange termijn. Daarmee wordt het inschatten van risico’s en het bepalen van aansprakelijkheid erg ingewikkeld. Betere en veiligere testmethodes, zoals computational tools en serious gaming-toepassingen kunnen helpen het risico op onveilige producten en daarmee het risico op productaansprakelijkheid en bedrijfsschade te verkleinen. Steeds vaker gedragen consumenten zich als prosumers, waarbij ze direct betrokken zijn bij productontwikkeling en de productie, soms zelfs tot in de fabriek zelf. Daar komt bij dat 3d-printing het mogelijk maakt om als consument producten zelf thuis te produceren (printen). Dit roept de vraag op hoe de productveiligheid van deze producten gewaarborgd kan worden en bij wie de aansprakelijkheid ligt in het geval van problemen. Verstedelijking en de impact ervan op mobiliteit, leefbaarheid en economische activiteit leidt tot nieuwe manieren werken en het combineren van werk met andere taken. Steeds vaker werken mensen vanuit huis of vanuit zogenoemde smart offices, flexibele en kantoorruimtes en werkplekken in de buurt van belangrijke knooppunten, los van de vaste kantoorruimtes van het bedrijf zelf. Er ontstaan andere, flexibeler arbeidsrelaties, waarbij mensen zelfstandig werken (ZZP’er) of zich als zelfstandige aansluiten bij detacheringsbureaus of andere intermediairs. Dit heeft gevolgen voor de aansprakelijkheid voor schade en risico’s die gerelateerd zijn aan werk. Wie is waarvoor aansprakelijk en op welke manier wordt dit gedekt door verzekeringen? TNO-rapport | TNO 2013 R10460 91 / 116 Oog voor Innovatie Globalisering leidt tot mondiale waardeketens met partners van over de gehele wereld nauw samenwerken met elkaar. Partners worden niet alleen gezocht voor productie en assemblage, maar ook voor onderzoek, ontwikkeling, marketing en distributie. Verantwoordelijkheden verschuiven constant in de keten, producten vertegenwoordigen een hogere waarde. Terwijl de samenwerking steeds minder begrensd wordt door geografische grenzen, is wet- en regelgeving vaak nog wel nationaal bepaald. Wet- en regelgeving wordt bovendien steeds complexer, mede door de wisselwerking tussen Europa en nationale overheden. Dit maakt het ingewikkelder om in geval van schade de aansprakelijkheid bij de juiste partijen te beleggen. Hier kan veel duur juridisch getouwtrek aan vooraf gaan. Tegelijkertijd leidt de toegenomen aandacht voor toezicht en controle ook tot nieuwe kansen voor verzekeraars. Zo komen er mogelijk verplichte beroepsen aansprakelijkheidsverzekeringen onder nieuwe EU-richtlijnen, bijvoorbeeld voor toezicht op beheerders van alternatieve beleggingsfondsen (AIFMD). Ook is voorgesteld om aansprakelijkheidsverzekeringen voor risicovolle bedrijven te 79 verplichten . Conclusies: • Traditionele verhoudingen in ketens, tussen werkgever en werknemer, tussen klanten en producten etc. worden vervangen door flexibele relaties, wereldwijde netwerken van samenwerkingspartners en open innovatie-benaderingen. Dit heeft gevolgen voor afspraken over aansprakelijkheid en daarmee voor bedrijfsschadeen aansprakelijkheidsverzekeringen. • Toenemende cyber risks kunnen een grote impact hebben op de maatschappij en de economie. Enerzijds verhoogt dit het risico op schade en aansprakelijkheid, anderzijds biedt het nieuwe kansen voor gespecialiseerde verzekeringen en schadehersteldienstverlening. Ook is er in dit verband behoefte aan meer duidelijkheid over de definitie van cybercriminaliteit (ten opzichte van terrorisme en molest) en de bepaling van aansprakelijkheid. • Nieuwe technologieën kunnen leiden tot nieuwe risico’s voor werknemers, omwonenden en klanten. Er is veel onduidelijkheid over de mogelijke gezondheidsrisico’s op de lange termijn. Dit bemoeilijkt het beoordelen van risico’s en premiebepaling. • Wet- en regelgeving wordt steeds internationaler en daarmee ook complexer. Dit bemoeilijkt het bepalen van aansprakelijkheid. • De groeiende aandacht voor toezicht en controle leidt tot nieuwe kansen voor verplichte beroeps- en bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeringen. 4.6.5 Rechtsbijstand Verdergaande individualisering zorgt, in combinatie met de groeiende tegenstellingen en de afbrokkeling van solidariteit en tolerantie, er voor dat burgers eerder hun rechten opeisen. Ze zullen eerder geneigd zijn een schadeclaim bij de tegenpartij neer te leggen en er zal vaker een beroep worden gedaan op de rechtsbijstandverzekering. 79 Zie rapport WRR (2011) Evenwichtskunst – Over de verdeling van verantwoordelijkheid voor fysieke veiligheid, november 2011 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 92 / 116 Oog voor Innovatie Terwijl de mogelijkheden voor een gang naar de rechter beperkt worden (vooral duurder gemaakt worden), is er juist meer behoefte aan ondersteuning bij conflictbemiddeling en rechtsbijstand. Dit leidt mogelijk tot een grotere vraag naar verzekeringen voor rechtsbijstand en conflictbemiddeling. De groeiende ‘claimcultuur’ kan daarnaast leiden tot een groeiende behoefte om aansprakelijkheidsverzekeringen uit te breiden. Naar verwachting zullen verzekerden eerder en vaker naar mogelijkheden zoeken om toch hun gelijk te halen. Volgens EU-richtlijnen moeten rechtsbijstandsverzekeraars verzekerden het recht op een vrije keuze van een advocaat geven. Er is discussie ontstaan over wanneer dit recht ingaat en welke beperkingen verzekeraars aan dit recht mogen stellen. Verzekeraars stellen beperkingen om de kosten laag te houden. Zo proberen verzekeraars de kosten te beperken door rechtsbijstand door eigen medewerkers of gecontracteerde advocaten te bieden in procedures waarin bijstand van een advocaat geen wettelijk vereiste is. Conclusies: • De discussie rondom vrije advocatenkeuze in combinatie met een toenemende claimcultuur kunnen leiden tot veel hogere kosten voor rechtsbijstandsverzekeraars. Dit kan resulteren in hogere premies, maar het kan ook leiden tot de ontwikkeling van andere business modellen. • Er kan meer vraagontstaan naar verzekeringen voor rechtsbijstand en conflictbemiddeling. Mogelijk groeiende behoefte aan uitgebreidere aansprakelijkheidsverzekeringen door ontwikkeling ‘claimcultuur’. • 4.6.6 Maatschappelijke veiligheidsrisico’s De actuele economische problemen houden naar verwachting nog wel enige tijd aan. Vermogensdelicten, autodiefstal en woninginbraken, maar ook elektronische en digitale criminaliteit zouden in deze situatie kunnen toenemen, zoals in 80 hoofdstuk 2 is beschreven . Tegenstellingen tussen groepen in de maatschappij worden scherper, vooral als het gaat om verschillen in etniciteit, maar ook tussen arm en rijk en tussen laagopgeleiden zonder werk en hoogopgeleiden met werk. Een vergaand gevolg van deze tegenstellingen is de sociale uitsluiting van groepen. In combinatie met toenemende individualisering leiden de verscherpte tegenstellingen tot een afname van solidariteit en tolerantie ten opzichte van de ander. Dit kan leiden tot toenemende spanningen en onrust in de maatschappij en daarmee tot toenemende risico’s met betrekking tot de maatschappelijke veiligheid. Sociale onrust kan leiden tot rellen en dit kan grote schade aan infrastructuur, gebouwen en bezit veroorzaken. 80 http://www.websitevoordepolitie.nl/archief/hoe-%E2%80%98houdbaar%E2%80%99-is-denederlandse-politie-1248.html; http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/ 3104456/2012/01/04/Spanning-op-straat-loopt-op-door-crisis.dhtml TNO-rapport | TNO 2013 R10460 93 / 116 Oog voor Innovatie De maatschappelijke tegenstellingen en het wantrouwen jegens een ander dragen ook bij aan groter gevoel van onveiligheid. Al behoort Nederland tot de veiligste landen ter wereld en nemen de criminaliteitscijfers al jaren af, toch staat veiligheid bovenaan het lijstje van onderwerpen waar Nederlanders zich zorgen over maken. Burgers eisen dan ook dat er alles aan gedaan wordt om veiligheidsrisico’s te 81 voorkomen en te verkleinen . De toenemende angst voor veiligheidsrisico’s leidt tot meer maatregelen en strengere eisen op het gebied van veiligheid. Conclusies: • Er is sprake van toenemende maatschappelijke veiligheidsrisico’s. • De aandacht voor risicobeperking groeit, door gericht risicomanagement, het stimuleren van bewustwording van veiligheidsrisico’s en het introduceren van allerlei producten en diensten die veiligheidsrisico’s moeten beperken. • Er ontstaat meer behoefte aan innovatieve verzekeringen die nieuwe, aan veiligheid gerelateerde risico’s afdekken. • Er is discussie over de vraag wie verantwoordelijk is voor veiligheid en wie veiligheidsmaatregelen financiert. Welke rol kunnen verzekeraars spelen? 81 Zie bijvoorbeeld uitleg door Prof. dr. B. de Graaf: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3600/VkAkademie/article/detail/3235457/2012/04/06/Waarom-lijkenwe-nu-banger-voor-een-verdachte-koffer-dan-30-jaar-geleden.dhtml; WRR (2008) Onzekere veiligheid – Verantwoordelijkheden rond fysieke veiligheid TNO-rapport | TNO 2013 R10460 Oog voor Innovatie 94 / 116 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 95 / 116 Oog voor Innovatie 5 Impact van trends op de interne organisatie en werkwijze van verzekeraars 5.1 Introductie De in hoofdstuk 2 en 3 geschetste trends hebben ook impact op de manier waarop verzekeraars hun activiteiten organiseren en uitvoeren. Dat is het onderwerp van dit hoofdstuk. De structuur van dit hoofdstuk is gebaseerd op het concept van de waardeketen. Dit concept is in 1982 door Porter ontwikkeld en identificeert de functies van een organisatie die direct en indirect gekoppeld zijn aan het primaire productieproces, zoals in onderstaande figuur is weergegeven. Figuur 29 5.2 Waardeketen verzekeraar Ontwikkeling nieuwe producten Met betrekking tot de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten door verzekeraars, bestaat de belangrijkste impact van de geïdentificeerde trends eruit dat de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten meer en vroegtijdiger met andere stakeholders zal worden opgenomen. Mass customisation en de opkomst van sociale media vereisen intensieve samenwerking met de klant. Die betrokkenheid is natuurlijk niet nieuw. Wat wel nieuw is, is dat de klant niet meer alleen als klant zal zijn betrokken, maar steeds vaker ook als actieve co-ontwikkelaar (prosumer). Een ander belangrijk gevolg van de in dit rapport geschetste ontwikkelingen is dat er waarschijnlijk sprake zal zijn van meer transsectorale samenwerking, waarbij verzekeringsproducten gekoppeld worden aan activiteiten buiten de verzekeringssector (zoals koppeling van een brandverzekering aan brandpreventieinspectie). Er ontstaan nieuwe kansen door nieuwe diensten gekoppeld aan verzekeringen te ontwikkelen. In plaats van een verzekering die de kosten van een eventuele schade vergoedt, kunnen ook ondersteunende diensten ‘ter ontzorging’ aangeboden worden, bijvoorbeeld voor preventie, reparatie en herstel van schade. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 96 / 116 Oog voor Innovatie Een andere ontwikkeling is dat producten steeds meer als dienst worden aangeboden. Een fabriek koopt niet langer een machine, maar sluit een SLA (service level agreement) af waarmee bijvoorbeeld een aantal uur productiecapaciteit wordt ‘gekocht’. Ook voor deze nieuwe product-diensten combinaties kunnen nieuwe verzekeringen ontwikkeld worden. Conclusies: • Klanten kunnen vroegtijdig als co-ontwikkelaar van nieuwe producten en diensten worden betrokken. Dit vraagt om een andere werkwijze waarbij een intensieve samenwerking met klanten noodzakelijk is. • Er is sprake van een toename van transsectorale samenwerkingsverbanden om nieuwe producten en diensten te ontwikkelen. Verzekeraars zullen daarvoor samenwerking moeten zoeken met organisaties buiten de sector. • De mogelijke ontwikkeling van nieuwe diensten gekoppeld aan verzekeringsactiviteiten (full-service) vraagt om een nieuwe expertise en om aanpassingen van de organisatie. 5.3 Actuarieel onderzoek/ risico beoordeling Het analyseren van risico’s is een cruciaal onderdeel van de activiteiten van een verzekeraar. Behalve als input voor de vormgeving van verzekeringsproducten zijn de uitkomsten van groot belang voor de bepaling van de premies. De toenemende onvoorspelbaarheid van trends is wellicht de belangrijkste ontwikkeling in dit verband. Veel grote ontwikkelingen verlopen grillig. Dit houdt een groot risico in voor de verzekeringssector. Historische trendanalyses vormen veelal de basis voor de huidige modellen voor risicobeoordeling. Dit maakt het moeilijk om adequaat te anticiperen op onverwachte en onwaarschijnlijke, maar impactvolle ontwikkelingen. Technische ontwikkelingen en nieuwe sociaal-economische inzichten kunnen bijdragen aan het vergroten van de kwaliteit en efficiëntie van het actuarieel onderzoek. Hierbij kan gedacht worden aan innovaties met betrekking tot Big Data, de toepassing van sociale media en het integreren van foresight-technieken. De grilligheid van maatschappelijke en technologische trends en de onbekende kansen op ongebruikelijke gebeurtenissen met mogelijk grote gevolgen roepen ook de vraag op welke zekerheden verzekeraars nog kunnen bieden. Welke risico’s kunnen nog verzekerd worden en welke risico’s kunnen en moeten mensen zelf dragen?. Verzeker je de bandbreedte of verzeker je juist de ‘uiteinden’? En wat is zekerheid? Zijn dat harde of zachte (voorwaardelijke) zekerheden? Dit roept tevens de vraag op hoe verzekeraars in langlopende contracten (bijvoorbeeld bij levensverzekeringen) toch kunnen inspelen op veranderingen in risico’s. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 97 / 116 Oog voor Innovatie Conclusies: • Er is behoefte aan vernieuwende modellen voor de analyse van sociaaleconomische ontwikkelingen. Dit vereist investeringen en samenwerking met derden om de gebruikte modellen door te ontwikkelen. • Er is behoefte aan de ontwikkeling van nieuwe werkwijzen die beter anticiperen op toekomstige trends en complementair zijn aan de meer historische trendanalyses die veelal de basis vormen voor het huidige actuarieel onderzoek. • Verzekeraars kunnen het voortouw nemen in de brede maatschappelijke discussie over de mogelijke herdefinitie van zekerheden en risico-afdekking. 5.4 Organisatie van de distributie Tussenpersonen hebben een belangrijke rol in de distributie van verzekeringen. Mede als gevolg van wettelijke bepalingen (zoals het provisieverbod) is er sprake van grote structurele veranderingen in de distributie van verzekeringen. De rol van de tussenpersoon staat onder druk en verzekeringmaatschappijen hebben minder mogelijkheden om te sturen op marketing en sales via die tussenpersonen. Tegelijkertijd vormen verzekeringen voor veel consumenten ingewikkelde materie. Ze hebben moeite om opties en voorwaarden te vergelijken en een keuze te maken, en zijn niet gewend te betalen voor onafhankelijk advies. Er moeten nieuwe adviesmodellen ontwikkeld worden waarbij klanten voor eenvoudiger producten zelf informatie zoeken en interpreteren (self-directed advice), en voor complexere producten gedegen advies kunnen inwinnen. Dit vereist transparantie en vergelijkbaarheid, maar ook de ontwikkeling van adequate verkoopkanalen. Toenemende transparantie kan er vervolgens toe leiden dat klanten sneller overstappen naar andere aanbieders, vooral bij de eenvoudiger producten. Conclusies: • De taak van de tussenpersoon verandert omdat het internet een steeds belangrijkere rol speelt bij de verkoop van producten. De verzekeraar zal zowel technisch als commercieel de hiertoe benodigde informatieoverdracht en verkoop moeten vormgeven. • Er zijn kansen voor verzekeraars en verzekeringsadviseurs om nieuwe betaalde diensten (verder) te ontwikkelen, die de klant objectief informeren over complexe producten. • Verzekeraars moeten gerichte informatievoorziening ontwikkelen voor de verzekeringsadviseurs, zonder markten te verstoren. 5.5 Verkoop en acceptatie Diverse ontwikkelingen die van belang zijn voor de distributie van verzekeringen zijn ook relevant voor de verkoop en acceptatie door verzekeraars. Al genoemd is dat verzekeraars moeten werken aan transparantie, goede informatievoorziening, adequate verkoopkanalen en nieuwe business modellen voor advisering. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 98 / 116 Oog voor Innovatie Tegelijkertijd is de samenstelling van de markt aan verandering onderhevig. De tijd van homogene groepen verzekerden is voorbij en segmentatie van de markt wordt diffuser en complexer. Een andere belangrijke ontwikkeling hangt samen met de groter wordende verschillen tussen arm en rijk. Door de economische crisis komen verschillende groepen verder in de knel. Werkloosheid in combinatie met vergaande bezuinigingen kunnen er toe leiden dat verzekerden niet langer hun verzekeringspremies kunnen betalen of hun hypotheekverplichtingen kunnen nakomen. De strengere eisen aan hypotheken, in combinatie met een woningmarkt die op slot zit, maken het voor bepaalde groepen haast onmogelijk om een hypotheek af te sluiten. Steeds meer mensen komen in de schuldsanering terecht. Tegelijkertijd brokkelt de onderlinge solidariteit af. Dit kan leiden tot nieuwe collectieven en hergroepering van risicoprofielen. Er komen innovaties beschikbaar, waarmee een beter inzicht kan worden verkregen in de klant. Er komt steeds meer data beschikbaar die als belangrijke bron van informatie kan dienen voor verzekeraars. Gebruikers van sociale media geven veel prijs over hun gedrag en voorkeuren, er worden steeds meer databases openbaar gemaakt, maar ook de sector zelf creëert en verzamelt data. Slimme technieken voor de opslag, bewerking, en analyse van al die data kan waardevolle informatie opleveren die van nut is voor risicobeoordeling, modelering, fraudeopsporing, schadebehandeling etc. De vele nieuwe mogelijkheden voor het vergaren en gebruiken van informatie over (potentiele) klanten heeft ook een keerzijde. De bescherming van de privacy is veel besproken. De wet- en regelgeving met betrekking tot het gebruik van persoonlijke gegevens wordt voortdurend verder aangescherpt en vermoedelijke schenders van privacy worden in de traditionele en sociale media publiekelijk tot verantwoording geroepen. Dit vraagt om een brede discussie binnen de verzekeringssector, over de ‘normen en waarden’ met betrekking tot de inzet van nieuwe toepassingen waarbij de privacy van klanten mogelijk in het geding kan komen. De markt is gevoelig voor de gevolgen van de financiële en economische crisis. Klanten zijn voorzichtiger met het aangaan van financiële verplichtingen en het afnemen van financiële producten. Zoals in veel economische sectoren wordt ook in de verzekeringssector veel geconcurreerd op prijs. Er worden vaker uitgeklede basisverzekeringen met een scherpe prijsstelling aangeboden. Daarbij wordt de concurrentie van branchevreemde aanbieders van verzekeringen groter. Conclusies: • Aanpassingen in de verkooporganisatie worden noodzakelijk door de veranderende samenstelling van markten, de veranderende positie van tussenpersonen en het ontstaan van nieuwe mogelijkheden om beter inzicht in de klant te krijgen. • Er ontstaan nieuwe technische mogelijkheden die kunnen ondersteunen bij de benadering en acceptatie van klanten. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 99 / 116 Oog voor Innovatie 5.6 Klantenservice en afhandeling van claims Veel van het hiervoor genoemde is ook relevant voor de klantenservice en claims afhandeling. Ook hier staat de veranderende wijze waarop met klanten kan worden gecommuniceerd centraal, in combinatie met de toepassing van nieuwe technologieën om claims sneller en beter af te handelen en eventuele fraude op te sporen. Door proactief gebruik van sociale media kunnen verzekeraars sneller en persoonlijker in contact komen met verzekerden. Daarnaast kunnen verzekeraars sociale media gericht inzetten om meer te weten te komen over gedrag van verzekerden, ook ter controle van ingediende schadeclaims. Sociale media kunnen ook worden ingezet om de behoeften van klanten te identificeren en discussies over voorwaarden, premies en claimgedrag te initiëren. Onderling.nl van FBTO is daar een voorbeeld van. De kracht van sociale media kan zich echter ook tegen de verzekeraars keren. Een klant kan eenvoudig en snel een klacht of bewering over de verzekeraar de wereld in sturen en die ene klacht kan zich dan razendsnel ontwikkelen in een hetze of lastercampagne tegen de verzekeraar. Dit kan grote gevolgen hebben voor de reputatie van de verzekeraar. De ontwikkeling van een Internet of Things waar allerlei apparatuur onderling is verbonden via het internet maakt in een aantal gevallen automatische schademelding mogelijk. Dit maakt het proces van schadeafhandeling sneller en gemakkelijker en kan ook helpen de kans op verzekeringsfraude te verkleinen. Conclusies: • Sociale netwerken, de toenemende transparantie en beschikbare informatie online, gecombineerd met toenemende vraag om direct en persoonlijk contact, vragen een intensivering en vernieuwing van de klantenservice. • De claimafhandeling kan sneller en beter door de inzet van nieuwe tools voor schademelding en fraudeopsporing. • De toenemende macht en snelheid van de formele en informele media maakt verzekeringsorganisaties kwetsbaarder voor reputatieschade. 5.7 Investeringsmanagement Investeringsmanagement vormt een cruciale activiteit van verzekeraars om rendement te behalen op de verschillende financiële producten. De economische crisis en volatiele beurs zorgen dat rendementen onder druk staan. Ook de stijgende levensverwachting, de lage rentestand en de door de overheid opgelegde herstructurering van de financiële systemen hebben een grote impact op het investeringsmanagement. Toch liggen hier ook kansen voor de verzekeringssector. Ontwikkelingen in Big Data en geavanceerde patroonherkenningstechnieken bieden nieuwe TNO-rapport | TNO 2013 R10460 100 / 116 Oog voor Innovatie mogelijkheden om snel inzicht te krijgen in mogelijk disruptieve ontwikkelingen (early warning), zoals al eerder beschreven. Er ontstaan ook nieuwe kansen om te investeren. Verzekeraars kunnen bijvoorbeeld in het financieringsgat springen dat banken nu open laten. Kapitaalverstrekking door banken staat behoorlijk onder druk en verzekeraars zijn bij uitstek de partij om lange termijn investeringen te doen. Strikte regelgeving belemmert vooralsnog een grotere rol voor verzekeraars in het verkleinen van het financieringsgat bij hypotheken en de kredietverlening aan het MKB. Door de focus op lange termijn investeringen kunnen verzekeraars echter een grotere rol spelen in het investeren in grote, langlopende projecten op het gebied van duurzaamheid en infrastructuur. Conclusies: • Beleggingsrendementen staan onder druk, terwijl de eisen aan solvabiliteit strenger worden en de rente historisch laag staat. • Met behulp van nieuwe Big Data toepassingen en patroonherkenningstechnieken kunnen een early warning systemen worden ontwikkeld om disruptieve trends vroegtijdig te signaleren en te interpreteren. • Er zijn kansen voor verzekeraars om het financieringsgat bij hypotheken en bij kredietverlening aan het MKB te verkleinen. Strikte regelgeving belemmert vooralsnog een grotere rol van verzekeraars. • Door de focus op de lange termijn zijn verzekeraars bij uitstek de partij om te investeren in grootschalige en innovatieve projecten op het gebied van duurzaamheid en infrastructuur. 5.8 Administratie en ICT infrastructuur De afgelopen decennia hebben verzekeraars hun ICT-infrastructuur sterk ontwikkeld. Belangrijke trends zijn de mogelijke uniformering van databeheer (mogelijke centralisatie van systemen), keteninformatiesystemen, collectieve electronic identity management systemen en E-governance systemen. De keerzijde van het intensievere gebruik van ICT-systemen voor de organisatie van administratieve zaken is dat cyber risks constant op de loer liggen. Verzekeraars kunnen te maken krijgen met identiteitsfraude, diefstal van privacy gevoelige gegeven en cyberattacks. Er zijn veel beveiligingsmaatregelen nodig om dit te voorkomen. Dit vergt veel van de organisatie en brengt navenant hoge kosten met zich mee. Ook maatregelen om de uitval en falen van eigen ICT netwerken en systemen te voorkomen worden steeds belangrijker. De schade als gevolg van cyber risks kan hoog uitvallen – niet alleen in financieel opzicht, maar ook in termen van vertrouwen. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 101 / 116 Oog voor Innovatie Conclusies: • Er is sprake van een groeiende behoefte aan nieuwe betaalbare ICT- en administratiesystemen, waarbij kostenverlaging gepaard gaat met verhoging van veiligheid en efficiëntie. • Maatregelen om falen van ICT-systemen te voorkomen en de schade van eventueel falen te herstellen worden steeds belangrijker. • Administratieve taken worden verbreed door integratie met verkoop, acceptatie en andere schakels in de verzekeringsketen. • Een structurele samenwerking tussen verzekeraars en overheden op het gebied van het voorkomen van cybercrime is wenselijk. 5.9 Human resources Menselijk kapitaal vormt voor verzekeraars een belangrijk productiemiddel. De flexibilisering van de arbeidsmarkt, Het Nieuwe Werken, offshoring en de vergrijzing zullen leiden tot een andere inzet van werknemers. Door de economische crisis is er op korter termijn een groter aanbod van gekwalificeerd personeel, maar op de langere termijn zal het moeilijk zijn om voldoende gekwalificeerd personeel te vinden. De vergrijzing leidt op termijn tot minder aanbod van gekwalificeerde arbeidskrachten, terwijl huidige werknemers langer zullen (moeten) doorwerken. Dit heeft gevolgen voor de inzetbaarheid van personeel en voor het aannamebeleid van verzekeringsmaatschappijen. De inzetbaarheid van oudere werknemers vraagt mogelijk om andere taken en een andere wijze van het organiseren van werk. Mogelijk ontstaan er andere, meer flexibelere arbeidsrelaties, niet alleen met oudere werknemers, maar ook met nieuwe, jongere medewerkers. Een groeiende groep kenniswerkers verhuurt zich als zelfstandige aan organisaties. Dit maakt een flexibel personeelsbestand mogelijk. De combinatie van hoog gekwalificeerde kenniswerkers en langere inzetbaarheid van oudere werknemers leidt mogelijk ook tot andere scholings- en trainingseisen. Het Nieuwe Werken biedt mogelijkheden om de inzetbaarheid en productiviteit van werknemers te vergroten en de verzekeringssector aantrekkelijk te houden voor werknemers. Zeker bij kennisintensieve taken in dienstensectoren zoals de verzekeringssector is het goed mogelijk om werk flexibel te organiseren. Een andere belangrijke factor is dat de benodigde capaciteiten van de werknemers significant zullen veranderen. De veranderende markten, de veranderende organisatie van de sector en de verdergaande inzet van ICT vragen om andere capaciteiten. Daarnaast komen voor het aantrekken van mensen nieuwe manieren van beoordeling beschikbaar. Sociale netwerken als LinkedIn worden nu al intensief gebruikt door vele bedrijven en een verdere ontwikkeling van het gebruik van sociale netwerken voor werving en selectie is te verwachten. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 102 / 116 Oog voor Innovatie Nieuwe technologieën zoals embedded learning, serious gaming, sociale netwerken, virtual reality en andersoortige onderwijsconcepten (o.a. distant learning) bieden mogelijkheden om efficiënter en effectiever met opleidingen om te gaan. Gezien de problemen met het aanbod van hooggekwalificeerd personeel zal het zelf opleiden van personeel belangrijker worden. Conclusies: • Het aanbod aan hooggekwalificeerd personeel zal op lange termijn afnemen en een verder tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten is te verwachten. • De inzetbaarheid van oudere werknemers vraagt mogelijk om andere taken en een andere wijze van het organiseren van werk. • Arbeidsrelaties zullen flexibeler worden en dit biedt mogelijkheden om het personeelsbestand mee te laten bewegen met de markt. • De combinatie van hoog gekwalificeerde kenniswerkers en langere inzetbaarheid van oudere werknemers leidt mogelijk ook tot andere scholings- en trainingseisen. • Er zullen andere vaardigheden van werknemers gevraagd worden door het betreden van nieuwe markten en het doorvoeren van structurele veranderingen in de organisatie van de sector. • Het belang van werving, selectie en opleiding zal toenemen. Nieuwe aanpakken zijn nodig om de efficiëntie en effectiviteit van het aannamebeleid te verhogen. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 103 / 116 Oog voor Innovatie 6 Conclusies en strategieën voor de verzekeringssector 6.1 Introductie Dit hoofdstuk behandelt de samenhang tussen de in de voorgaande hoofdstukken beschreven maatschappelijke en technologische trends, en gaat in op hun gezamenlijke impact op de verzekeringssector. In paragraaf 6.2 worden zes relevante overkoepelende clusters van trends beschreven. De conclusies hiervan voor de verzekeringssector komen in paragraaf 6.3 aan bod. Die paragraaf bevat bovendien enkele strategieën die de sector zou kunnen volgen om in te spelen op de geschetste ontwikkelingen. 6.2 Overkoepelende trends en hun impact op de sector De in dit rapport geïdentificeerde trends kunnen elk op zich invloed hebben op de activiteiten van de verzekeringssector. Er kunnen echter enkele overkoepelende clusters van trends onderscheiden worden. Deze clusters omvatten de trends die juist in combinatie een zeer sterke impact kunnen hebben op de samenleving en de economie in het algemeen en op de verzekeringssector in het bijzonder. Terwijl in hoofdstuk 4 en 5 de impact van de verschillende trends op de specifieke marktsegmenten en de interne organisatie van verzekeraars is besproken, beschrijven de overkoepelende clusters van trends juist die ontwikkelingen die een belangrijke impact zullen hebben op de sector als geheel. De volgende zes clusters van trends worden hier onderscheiden: Een onzekere toekomst; Het nieuwe normaal; De verandering van de consument; De veranderende rol van de overheid; Het nieuwe ondernemen; De veranderende kracht van technologie en innovatie. 6.2.1 Een onzekere toekomst Uit hoofdstuk 2 en 3 blijkt dat we leven in een onzekere wereld, met een onzekere toekomst. In het verleden kon men uitgaan van bepaalde economische en maatschappelijke zekerheden, zoals een middellange duurzame toename van welvaart en welzijn. Door de globalisering, de economische crisis en technologische vooruitgang zijn er nu echter weinig uitgangspunten zeker. Traditioneel betrouwbare voorspellingen zoals de korte termijn CPB-voorspellingen zijn onzekerder geworden. Onze maatschappij is een chaotischer systeem geworden, waar complexe verbanden onvoorspelbare terugkoppelingen hebben. De enige zekerheid is dat de wereld van morgen er anders uitziet dan die van vandaag. Het is van veel trends dan ook onduidelijk hoe ze zich precies zullen ontwikkelen in de toekomst of wat de gevolgen ervan werkelijk zullen zijn. De vergrijzing is een TNO-rapport | TNO 2013 R10460 104 / 116 Oog voor Innovatie zekere ontwikkeling, maar hoe de levensverwachting zich precies ontwikkelt op de lange termijn en welke behoeften ouderen in de toekomst hebben is veel minder duidelijk. De zorgkosten stijgen zeker de komende jaren, maar het is onzeker in welke mate nieuwe medische ontwikkelingen en een focus op preventie kunnen helpen de zorgkosten in toom te houden. Dat het klimaat verandert wordt niet betwist, maar er is veel onduidelijkheid over de omvang van die verandering en de gevolgen die het kan hebben voor de maatschappij. Extreme weersomstandigheden lijken vaker voor te komen, maar er is niets zo grillig als het weer. De mate van uitputting van grondstoffen, de gevolgen van vervuiling, maar ook de lange termijn gezondheidsrisico’s van nieuwe technologieën zijn onzeker, terwijl de impact op de maatschappij groot kan zijn. De complexiteit en grilligheid van economische systemen is nauwelijks te doorgronden; de bankencrisis is maar door weinigen voorspeld. Onzekerheden over de ontwikkeling van de economie, de gevolgen van klimaatverandering, risico’s van nieuwe technologieën, de dreiging van cybercrime en de kwetsbaarheid van kritische infrastructuren zorgen voor een angstige houding in de maatschappij. Sinds de aanslagen van 9/11 is de angst voor terrorisme en criminaliteit sterk toegenomen. Het vertrouwen in de medemens is sterk verminderd, net als tolerantie en solidariteit. Veiligheid staat hoog op de agenda. Burgers eisen dat er alles aan gedaan wordt om risico’s te verkleinen en veiligheid te waarborgen. Toezicht en transparantie in beleid en bedrijfsleven is sterk gewenst en mocht die als onvoldoende worden beschouwd, dan helpen de media en sociale media een handje. De reguliere modellen die gebruikt worden om ontwikkelingen in de economie, maar ook in de demografie te voorzien hebben moeite met het signaleren en interpreteren van radicale ontwikkelingen en ‘surprises’. De wereld wordt complexer en is moeilijker te bevatten. Nieuwe vormen van informatieverzameling over toekomstige ontwikkelingen zijn wenselijk. Naast het extrapoleren van historische trends is er meer behoefte aan toekomst gerichte ex-ante verkennende methodes. Sociale media, Big Data en Open data bieden volop nieuwe mogelijkheden om ontwikkelingen te verkennen, niet alleen doordat ze een enorme schat aan nieuwe data bevatten, maar ook door de inzet van geavanceerde tools om patronen te herkennen, verschillende data aan elkaar te koppelen en om grote data sets geïntegreerd te kunnen analyseren Hierdoor kunnen mogelijke veranderingen in trends en plotselinge gebeurtenissen ex-ante of ex-durante worden geïdentificeerd, zodat beter kan worden geanticipeerd op de toekomst. Vanuit het ‘foresight’ domein wordt gewerkt aan weak signal analysis en patroonherkenningstechnieken die kwalitatieve en kwantitatieve gegevens combineren, maar ook aan meer participatieve verkenningsmethoden om in een eerder stadium indicaties van veranderingen te herkennen en te onderbouwen. Het introduceren van innovatieve foresight methodes kan helpen het anticiperend vermogen van de sector te versterken en beter relevante ontwikkelingen te identificeren en te duiden. Het vraagt ook nieuwe vaardigheden van de werknemers in de sector om die foresight methodes te kunnen toepassen. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 105 / 116 Oog voor Innovatie 6.2.2 Het nieuwe normaal Structurele economische problemen zijn niet gemakkelijk op te lossen. Het is moeilijk te voorspellen hoe de economie in de wereld, in Europa, in Nederland zich zal ontwikkelen de komende jaren. Te verwachten valt dat het in de komende jaren wel tot rust zal komen, maar dat er ook een nieuwe basissituatie zal worden bereikt: Het nieuwe normaal. Nieuwe economische verhoudingen zullen gelden. Europa zal zijn dominante positie op de wereldmarkt verliezen, de organisatie van financiële instituties zal wijzigen en de dynamiek in de welvaart zal veranderen. Dit cluster van samenhangende trends concentreert zich op de oorzaken en gevolgen van de moeizame economische situatie van dit moment. Wat begon als een bankencrisis en een kredietcrisis is uitgemond in een algehele pas op de plaats voor de wereldeconomie en een economische recessie in grote delen van Europa. De consumptie en het vermogen van huishoudens dalen, de werkloosheid loopt op en daar komen omvangrijke ombuigingen aan de kant van de overheid bij. De financiële resultaten van verzekeraars staan onder druk, door slechte rendementen, teruglopende vraag en hogere kapitaalseisen. Vooral de langdurig lage rentestand zet de solvabiliteit van verzekeraars onder druk. De toekomstige verplichtingen zijn toegenomen door de lage rente, waardoor de vereiste vermogensbuffers ook groter geworden zijn. Het zijn niet alleen economische factoren die hier van belang zijn. Verschillende maatschappelijke ontwikkelingen zijn nauw verbonden met de oorzaken en gevolgen van de economische crisis. De vergrijzing als gevolg van de stijgende levensverwachting en het toenemend aantal ouderen vraagt van de huidige werkenden om langer te blijven doorwerken en met minder pensioen genoegen te nemen. De zorgkosten lijken de pan uit te rijzen en drastische ingrepen in de gezondheidszorg worden aangekondigd. Toenemende urbanisatie heeft ook op de langere termijn gevolgen voor de woningmarkt die toch al zo gespannen is. De huizenprijzen blijven naar verwachting nog wel even onder druk staan en voor steeds meer mensen wordt het moeilijker om hun eigen huis te financieren. De gevolgen van de economische crisis worden door iedereen gevoeld en de verschillen tussen arm en rijk zullen blijven toenemen. De schuldenlast van veel particulieren loopt op en sociale uitsluiting van groepen treedt op. De bewegingsvrijheid van financiële instellingen wordt ingeperkt door striktere wet- en regelgeving, meer controle en toezicht en strengere eisen. Ook al zijn deze maatregelen bedoeld om de kwetsbaarheid van financiële systemen voor negatieve ontwikkelingen te beperken, het zet tegelijkertijd een flinke druk op de resultaten van financiële instellingen. En dit raakt niet alleen de banken, maar ook de verzekeraars. De grote verwevenheid van de verschillende geschetste ontwikkelingen maakt dat het vinden van een oplossing niet eenvoudig is. Langzamerhand groeit het besef dat de tijd van ongelimiteerde groei voorbij lijkt te zijn, dat grote structurele hervormingen nodig zijn, dat vertrouwde uitgangspunten moeten worden losgelaten en dat we aan het begin staan van een nieuwe periode. Een periode van langzame groei, gebaseerd op nieuwe uitgangspunten, een nieuwe realiteit, het Nieuwe Normaal. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 106 / 116 Oog voor Innovatie 6.2.3 De veranderende consument Verschillende maatschappelijke ontwikkelingen zijn van invloed op het gedrag en de wensen en behoeften van consumenten. Door de vergrijzing wordt de groep oudere consumenten groter. Ouderen hebben vaak andere behoeften en mogelijkheden dan jongeren. Zo zijn de huidige ouderen relatief vermogend en beschikken ze in de regel over een relatief goede oudedagsvoorziening, terwijl jongere generaties financieel gezien steeds meer in de knel komen, door hoge hypotheekschulden, dalende huizenprijzen, onzekere 82 pensioenopbouw, stijgende werkloosheid etc. Tegelijkertijd staat de oudedagsvoorziening voor de huidige ouderen onder druk en groeit de behoefte aan nieuwe mogelijkheden om vermogen voor de oudedagsvoorziening aan te spreken. Ook op het gebied van hypotheken, schadeproducten en zorgverlening zullen ouderen andere behoeften hebben dan jongeren. In de maatschappij worden niet alleen de vermeende tegenstellingen tussen ouderen en jongeren steeds meer gevoeld. Economische problemen leiden ook tot scherpere verschillen tussen inkomensgroepen, vooral door werkloosheid en versobering van de welvaartsstaat. Solidariteit is een belangrijk fundament onder publieke voorzieningen en verzekeringen, maar (subsidiërende) solidariteit lijkt door de verscherpte tegenstellingen verder onder druk gezet te worden. Het Centraal Plan Bureau zwengelde de discussie nog eens aan door te stellen dat hogeropgeleiden gemiddeld minder gebruik maken van de gezondheidszorg, terwijl ze in verhouding een steeds groter deel van de totale zorgkosten voor hun rekening nemen. De verhouding tussen het beroep op de zorg en de kostenbijdrage zal 83 volgens het CPB in de toekomst nog verder uiteen lopen . De economische crisis heeft een sterke invloed op het beschikbaar inkomen van mensen. Vergaande flexibilisering van de arbeidsmarkt, de stagnerende huizenmarkt, de vergrijzing van de bevolking en de toename van de zorgkosten vergroten de druk op het besteedbaar inkomen. Een groter beroep op zelfredzaamheid en de versobering van de publieke voorzieningen leiden ook tot meer lasten. Een mogelijk gevolg is dat verzekerden meer moeite zullen hebben om hun premies te betalen waardoor er eerder betalingsachterstanden kunnen ontstaan. Mogelijk kan niet iedereen meer de noodzakelijke verzekeringen betalen, of kan men alleen nog maar uitgeklede pakketten aanschaffen. Naar verwachting zal de vraag naar voordelige producten aanhouden. Dit betekent een toenemende vraag naar basisproducten. Basisproducten in de verzekeringssector bieden een beperktere dekking of bieden de mogelijkheid om een beperkt aantal modules te kiezen. De vraag is of een uitgeklede basisverzekering een adequate dekking biedt. Verzekeraars zullen te maken krijgen met de vraag wie verantwoordelijk is als mensen niet adequaat verzekerd blijken te zijn. Ook de consument verwacht een integer product van een bedrijf dat maatschappelijke verantwoord opereert. De maatschappij individualiseert sterk. Individuele keuzes en belangen staan nadrukkelijker centraal. Mensen staan steeds meer zelf aan het roer, zijn mondiger, hebben meer kennis. Empowerment vertaalt zich in een grotere behoefte aan 82 Zie bijvoorbeeld http://www.nrc.nl/nieuws/2013/02/05/next-checkt-ouderen-vormen-de-rijkstegroep-van-nederland/; interview met Paul Schnabel van Sociaal en Cultureel Planbureau in de Telegraaf van 20 oktober 2012 ‘SCP bezorgd om jonge gezinnen’ 83 CPB (2013) De prijs van gelijke zorg, CPB Policy Brief 2013/01 TNO-rapport | TNO 2013 R10460 107 / 116 Oog voor Innovatie maatwerk, personalisering van producten en diensten. Trends in technologie en innovatie, zoals co-creatie, user-driven innovatie, maar ook de inzet van innovatieve ICT-toepassingen maken maatwerk en een grotere keuzevrijheid mogelijk. De vraag naar maatwerk en de behoefte aan voordelige producten lijken in tegenspraak met elkaar te zijn. Maatwerk zou in de regel duurder moeten zijn en hogere marges rechtvaardigen. Door brede inzet van innovatieve ICT-toepassingen kunnen echter tegen lage kosten snel producten en diensten afgestemd worden op de wensen van individuele consumenten. Meer maatwerk en keuzevrijheid betekent ook nieuwe mogelijkheden om meer informatie over het individu te verzamelen en te analyseren. Door de inzet van ICT, Big Data toepassingen, patroonherkenningstechnieken, maar ook door verbeterde inzichten in het ontstaan en de ontwikkeling van ziekten, betere diagnostiek en meer kennis van genetische profielen is er een toenemend inzicht in risico’s. Dit maakt het mogelijk om verdere segmentatie van en differentiatie naar groepen verzekerden toe te passen en heeft gevolgen voor de subsidiërende solidariteit in verzekeringen. Dit kan leiden tot ethische vragen over toegankelijkheid van verzekeringen en discriminatie op basis van risicoprofielen. Mensen hebben niet alleen meer wensen en mogelijkheden om zelf aan het roer te staan, het wordt ook steeds meer van ze verwacht. Overheidstaken brokkelen af en burgers dienen steeds meer zelf zaken te regelen, denk bijvoorbeeld aan zorgtaken. De verzekeringssector kan producten ontwikkelen die consumenten hierin ondersteunen. De toenemende empowerment van burgers zorgt overigens ook voor meer mondigheid en macht. Burgers stellen eerder en meer eisen, eisen hun rechten op en zijn eerder geneigd anderen op hun vermeende verantwoordelijkheid aan te spreken. Klanten willen meer weten, willen die informatie direct hebben en verwachten duidelijke informatie. Ontwikkelingen op het gebied van ICT zorgen ervoor dat dit ook kan. Dit vereist echter een klantgerichte en transparante informatievoorziening. Flexibilisering van de arbeidsmarkt leidt tot meer flexibelere arbeidsrelaties en een sterke opkomst van ZZP’ers. Bestaande collectieve regelingen voldoen niet meer en individuele arrangementen zijn gewenst. Ook deze ontwikkeling zet de opgelegde solidariteit onder druk. Terwijl traditionele verbanden afbrokkelen ontstaan er nieuwe collectieven. ZZP’ers zoeken elkaar op en vormen een nieuw collectief, met nieuwe collectieve wensen en behoeften. Traditionele collectieve en sociale verbanden zijn überhaupt aan verandering onderhevig, bijvoorbeeld door de sterke opkomst van sociale media en de invloed van andere culturen die meekomen met migranten. Collectieve verbanden worden niet losgelaten, maar het ene collectief wordt vervangen door het ander. Zo is er voor verschillende producten en diensten toenemende behoefte aan collectiviteit, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg en op het gebied van energiediensten. Het ontstaan van nieuwe collectieven kan ook leiden tot initiatieven die een vervanging vormen voor reguliere verzekeringen. De Broodfondsen zijn hier een voorbeeld van. Status, succes en geluk worden lang niet altijd meer afgelezen aan bezit (auto, huis etc.). Vooral onder jongere generaties wordt bezit van kapitaalintensieve TNO-rapport | TNO 2013 R10460 108 / 116 Oog voor Innovatie consumentengoederen steeds minder belangrijk gevonden. Hypotheeklasten voor een eigen woning zijn erg hoog voor starters, de aanschaf en het rijden van een auto wordt steeds duurder. Mede door het groeiend aantal mogelijkheden van ICT worden in toenemende mate producten als dienst aangeboden, zowel bij kapitaalintensieve goederen (deelauto’s, mobiliteitsabonnementen), als bij goedkopere producten zoals muziek, films, games (abonnementen op streaming). De samenstelling van de maatschappij verandert bovendien als gevolg van migratie. Diversiteit in culturen kan van invloed zijn op de behoefte aan verzekeringen. Er is wellicht meer behoefte aan dienstverlening in de eigen taal, of aan het verzekeren van speciale risico’s en gebeurtenissen (bijvoorbeeld besnijdenis op religieuze gronden, rituele wassing bij overlijden). Sociaal-culturele verschillen kunnen een specifieke benadering vergen, maar er is meer inzicht nodig in de specifieke behoeften van (potentiële) klanten uit andere culturen. 6.2.4 De veranderende rol van de overheid De verslechtering van de overheidsfinanciën leidt tot aanzienlijke hervormingen in verschillende publieke domeinen (pensioenstelsel, zorgstelsel, woningfinanciering, belastingstelsel etc.). De overheid voelt de noodzaak om haar rol drastisch te herzien. Over de hele linie versoberen de publieke voorzieningen, wordt er flink bezuinigd op publieke uitgaven en worden publieke taken en voorzieningen overgelaten aan de burgers zelf en private partijen. Van burgers wordt een grotere zelfstandigheid en zelfredzaamheid verwacht. Terwijl de overheid zich stapsgewijs terugtrekt op veel terreinen, neemt de complexiteit en dynamiek in het openbaar bestuur wel toe. De zeggenschap van Europa wordt groter, terwijl de uitvoering van veel beleid in toenemende mate op lokaal niveau komt te liggen. Het Europese, nationale, regionale en lokale niveau raakt steeds meer vervlochten. De overheid grijpt sterker in door stringenter toezicht en handhaving, mede omdat de overheid verschillende financiële instellingen financieel ondersteunt of nationaliseert. Tegelijkertijd wordt politieke besluitvorming in toenemende mate gedreven door kiezersvoorkeuren en peilingen. Dit betekent meer onzekerheid over politieke besluitvorming en de gevolgen voor maatschappij en economie. 6.2.5 Het nieuwe ondernemen De magere economische realiteit vraagt van het bedrijfsleven het uiterste om het hoofd boven water te houden, om gezond te blijven. Daarnaast zijn er verschillende andere ontwikkelingen die om aanpassing en innovatie van het bedrijfsleven vragen. Globalisering maakt waardeketens complexer door onder andere de introductie van internationale samenwerkingspartners en internationale wet- en regelgeving. Nieuwe markten komen sterk op en dit brengt zowel nieuwe concurrentie als nieuwe afzetmarkten. Lage lonenlanden nemen de productie van zogenoemde commodities over. Europa richt zich steeds meer op niche producten met een grote toegevoegde waarde. Samenwerkingsrelaties tussen bedrijven worden hechter en verantwoordelijkheden schuiven op in de keten. Steeds vaker wordt over de grenzen van sectoren heen de samenwerking opgezocht en worden gezamenlijk nieuwe product-dienst combinaties ontwikkeld. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 109 / 116 Oog voor Innovatie In de arbeidsmarkt vinden verschillende ontwikkelingen plaats: een verschuiving naar hooggeschoolde kenniswerkers, een toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt en meer werknemers die langer zullen doorwerken. Dit stelt andere eisen aan het HR-beleid en aan scholing en training. Flexibelere arbeidsrelaties en langer doorwerken vragen ook om een andere benadering van het opbouwen van een oudedagsvoorziening en andere arbeidsgerelateerde voorzieningen. Niet alleen de arbeidsrelatie wordt flexibeler, ook de manier van werken. Het Nieuwe Werken neemt een grote vlucht. Dit vraagt om een andere organisatie van het werk. Mede door de grote financiële problemen bij financiële instellingen en de benodigde kostbare reddingsacties door overheden, is er sprake van een afnemend vertrouwen in deze bedrijven. Het imago van deze bedrijven staat er niet best op en consumenten maken geen onderscheid tussen verschillende soorten financiële instellingen. Niet alleen financiële instellingen hebben hier trouwens mee te maken; steeds vaker staan worden gevestigde merken en bedrijven onder een vergrootglas gelegd. De maatschappij schuift steeds verder op naar een mediocratie, waarbij media een grote invloed kunnen hebben op markten en imago’s van bedrijven en overheden. Door de enorme ontwikkeling van internet en sociale media is over alles informatie beschikbaar en wordt informatie razendsnel verspreid. Het krachtige van deze ontwikkeling is dat contact met klanten intensiever en effectiever kan worden en klanten nadrukkelijker bij het bedrijf betrokken kunnen worden. Negatieve berichten vinden echter ook steeds sneller hun weg. Gesteund door nieuwe wet- en regelgeving wordt de consument mondiger en wordt keuzevrijheid en maatwerk steeds belangrijker. Dit stelt nieuwe eisen aan klantcontact, klachtenmanagement en productinformatie. De vraag naar maatschappelijk verantwoord ondernemen houdt aan en breidt zich verder uit van ondernemen met oog voor het milieu naar ondernemen met oog voor de menselijke maat. 6.2.6 De kracht van technologie en innovatie Technologie en innovatie vormen een belangrijke vernieuwende kracht in de maatschappij en economie. Vooral door ICT-ontwikkelingen zijn er de afgelopen jaren enorme stappen gezet in informatieverzameling en verwerking. En de verwachting is dat dit de komende jaren zal blijven toenemen. Deze verdergaande informatisering zorgt voor vernieuwingen in producten, organisatievormen en business modellen, bijvoorbeeld door ketenintegratie, co-creatie, personifiëring/maatwerk, informatie analyse/visualisering, nieuwe betalingsvormen en zelfs automatische auto’s. Belangrijke onderliggende technologieën zijn patroonherkenning, ultrasnelle computers, sensoren en alomtegenwoordige netwerken. Verbeterde inzichten in mens en gezondheid vormen een andere belangrijke technologische trend. Medische technologie, bio/gentechnologie en de medische wetenschap zullen leiden tot nieuwe diagnoses, therapieën, gedragsveranderingen, geneesmiddelen, medische apparatuur en protheses. Verbeterde gezondheid is het TNO-rapport | TNO 2013 R10460 110 / 116 Oog voor Innovatie resultaat, maar de vraag is wat deze ontwikkelingen betekenen voor de financiering van de gezondheidszorg. Naast deze meer ‘harde’ technologische innovaties zijn er ook ‘zachte’ innovaties, vooral gedreven door de mogelijkheden die het internet biedt. Sociale media kunnen leiden tot nieuwe sociale structuren, die op hun beurt weer tot veranderingen in bedrijfsvoering en klantbehoeften leiden. 6.3 Conclusies en aanbevolen strategieën De hiervoor geschetste clusters van maatschappelijke en technologische trends en ontwikkelingen kunnen een sterke impact hebben op de verzekeringssector in het algemeen. Dat is het onderwerp van deze paragraaf. De conclusies gaan gepaard met mogelijke strategieën en bijbehorende acties, die ter inspiratie dienen voor de sector. Er worden geen prioriteiten aangegeven en het is aan de sector zelf om keuzes te maken en een en ander verder uit te werken in concrete innovatietrajecten. De voorgestelde strategieën en acties zijn geformuleerd op het niveau van de sector. Verzekeraars kunnen er gezamenlijk mee aan de slag, waarbij het Verbond een voortrekkersrol kan vervullen, initiatieven kan aanjagen en nieuwe aanpakken kan ontwikkelen die door de verzekeraars zelf geïmplementeerd en verder uitgewerkt zullen moeten worden. De delicate balans tussen concurrentie en gemeenschappelijkheid tussen de verzekeraars dient daarbij uiteraard goed in ogenschouw genomen te worden. 6.3.1 Zekerheid wordt onzeker Uit deze studie blijkt dat de wereld van verzekeraars turbulent is. Turbulenter waarschijnlijk dan voorheen. Zelfs de onzekerheden die hiermee gepaard gaan, zijn steeds minder voorspelbaar en dit vraagt een nieuwe, anticiperende, houding van verzekeraars. Technologie en innovatie zijn cruciaal, niet alleen door hun impact op de verzekerde risico’s en de interne werkwijze van de sector, maar ook om de sector te versterken en te vernieuwen. De inschatting van risico’s wordt complexer. Naast dat het anticiperend vermogen van de sector moet worden versterkt, kan ook gewerkt worden aan nieuwe manieren van risico-inschatting en -beoordeling, die meer rekening houden met onverwachte en onwaarschijnlijke, maar impactvolle gebeurtenissen. Maar ook in de producten zelf zal omgegaan moeten worden met deze onzekerheden. Zo zijn levensverzekeringen langlopende overeenkomsten die nauwelijks aangepast kunnen worden aan veranderende omstandigheden en risico’s. Hoe kan in langlopende contracten ruimte geschapen worden om mee te bewegen met veranderingen in de omgeving en het risico? De grilligheid van maatschappelijke en technologische trends in combinatie met de (onbekende) kans op zeer ongebruikelijke gebeurtenissen met mogelijk grote gevolgen, roept ook de vraag op welke zekerheden verzekeraars nog kunnen bieden. Welke risico’s kunnen nog verzekerd worden en welke risico’s kunnen en TNO-rapport | TNO 2013 R10460 111 / 116 Oog voor Innovatie moeten mensen zelf dragen? En wat is zekerheid? Zijn dat harde of zachte (voorwaardelijke) zekerheden? De volgende strategieën en acties worden voorgesteld: S1: Versterking van het anticiperend vermogen van de sector Deze strategie helpt verzekeraars om beter om te gaan met de onzekere zekerheid. S1: Versterking van het anticiperend vermogen van de sector Het opzetten van een signaleringsysteem waarmee vroegtijdig veranderingen kunnen worden geïdentificeerd staat centraal in deze strategie. Het draait daarbij niet om het voorspellen ván, maar om het voorbereid zijn òp mogelijke veranderingen. Hierdoor kunnen deze ontwikkelingen sneller en efficiënter geadresseerd worden. Positieve impacts kunnen sneller worden benut en negatieve impacts kunnen versneld worden aangepakt. Het is lastig om in deze roerige tijden met de middellange termijntoekomst bezig te zijn, omdat de dagelijkse zaken al meer dan genoeg aandacht vragen. Daarom moet samenwerking nog nadrukkelijker worden gezocht, vooral bij het ontwikkelen van een sterker vermogen om te kunnen anticiperen op de toekomst, door het gezamenlijk verkennen van kansen en bedreigingen en door het vertalen hiervan in nieuwe producten en diensten. Dit vraagt om een delicate balans tussen concurrentie en gemeenschappelijkheid tussen de verzekeraars. De volgende acties kunnen hieraan bijdragen: Opstellen van een sectorbrede aanpak voor enerzijds het permanent volgen van mogelijke toekomstige ontwikkelingen (early warning) en anderzijds het gericht adviseren van individuele verzekeraars over nieuwe wijzen van analyseren van trends. Dit kan ook helpen de ‘antennes’ voor ontwikkelingen in technologie en innovatie te verbeteren, aangezien op dit moment de aandacht meer uitgaat naar maatschappelijke trends dan naar trends in technologie en innovatie. Opzetten van werkgroepen rondom specifieke trends om deze gericht te analyseren op de impact voor de sector en verdere acties te formuleren. Onderwerpen die hiervoor in aanmerking kunnen komen zijn bijvoorbeeld Big Data, cyberrisico’s, milieurisico’s en de mogelijk lange termijn schadelijke effecten van nieuwe technologieën. Een dergelijke werkgroep zal zich vooral moeten richten op het identificeren van bestaand onderzoek en het monitoren van de uitkomsten daarvan. Voor aanvullende onderzoeksvragen zou de sector nieuw onderzoek kunnen initiëren of de onderzoeksagenda’s van internationale programma’s kunnen beïnvloeden. Organiseren van een internationale conferentie, waarbij onderzoekers en bedrijven presentaties geven rondom innovatieve modellen en toekomstverkenningen voor de verzekeringssector. Hierbij kan worden aangesloten bij initiatieven die bijvoorbeeld door de Europese Commissie worden ontwikkeld. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 112 / 116 Oog voor Innovatie S2: Vernieuwing van de aanpak van risicoinschattingen Omgaan met een onzekere zekerheid vergt ook actie op productniveau. Deze strategie is gericht op het verminderen van risico’s van bestaande producten. S2: Vernieuwing van de aanpak van risico-inschattingen De sector zal zich moeten bezinnen op de manier waarop zij omgaat met risico’s. De modellen die gebruikt worden om ontwikkelingen in de economie, maar ook in de demografie te voorzien hebben moeite met het signaleren en interpreteren van radicale ontwikkelingen en ‘surprises’. Extrapolatie van historische gegevens voldoet niet meer. Meer toekomstgerichte ex-ante verkennende methodes zijn nodig en nieuwe manieren van risico-inschatting moeten worden ontwikkeld. Ook in de producten zelf zal meer ruimte geschapen moeten worden om mee te bewegen met veranderingen in de omgeving en in de risico’s. De volgende acties kunnen hieraan bijdragen: Inzetten op doorontwikkeling van de economische en demografische modellen die worden gebruikt voor risico-inschatting, in combinatie met nieuwe aanpakken zoals de inzet van Big Data toepassingen, sociale netwerken en foresight-benaderingen. Het is raadzaam de gevoeligheid van het productportfolio voor grote onzekerheden in kaart te brengen. Het Verbond zou een algemene aanpak kunnen ontwikkelen die door verzekeraars ingezet kan worden om aan de hand van scenario’s hun productportfolio door te lichten. Actief volgen van en aanhaken bij wetenschappelijk onderzoek op gebieden waarbij duidelijk is dat er mogelijk grote gevolgen voor de risico-inschatting zijn. Een voorbeeld hiervan is het Europese onderzoek naar actieve 84 levensduurverlenging . 6.3.2 De klant verandert fundamenteel De klant van de toekomst verschilt fundamenteel van die van vandaag. Niet alleen de demografische ontwikkelingen leiden tot een vraag naar andere producten, maar ook sociaal-economische en technologische ontwikkelingen veranderen de klanteisen. De klant zal meer zelf willen doen, meer kostenbewust zijn, maar ook maatwerk vragen en klantgerichte interactie eisen. Hoe verhoudt zich de gespannen paradox tussen maatwerk en kostenreductie? Hoe kunnen zorg, wonen, werken, oudedagsvoorziening, schade, aansprakelijkheid geïntegreerd worden tot een gebalanceerd product dat zich flexibel aanpast aan de levensloop van mensen? S3: Analyse van de karakteristieken van de klant van de toekomst Een beter inzicht in de klant van de toekomst is nodig voor vernieuwing van het productportfolio. S3: Analyse van de karakteristieken van de klant van de toekomst Een belangrijke strategie voor de vernieuwing van het productportfolio is om beter inzicht te krijgen op de klant van de toekomst. Hiervoor wordt op veel plaatsen al regulier consumentenonderzoek gedaan. Verdere invulling kan worden gegeven door de volgende acties: Creëer een programma waarin, gebruik makend van de mogelijkheden van sociale media, in nauwe samenwerking met individuele consumenten wordt nagedacht over de klantvraag van de toekomst. Experimenteer met het betrekken van verzekerden bij het uitwerken van nieuwe richtlijnen voor verzekeraars, bij het verkennen van een nieuwe rol voor verzekeraars en bij het ontwikkelen van nieuwe verzekeringsconcepten. 84 Zie bijvoorbeeld het European Innovation Partnership on Active and Healthy Ageing http://ec.europa.eu/research/innovation-union/index_en.cfm?section=active-healthy-ageing TNO-rapport | TNO 2013 R10460 113 / 116 Oog voor Innovatie Stel een sector-breed onderzoeksprogramma op naar ‘de klant van de toekomst’. Hierbij kan samenwerking worden gezocht met universiteiten, de overheid en andere onderzoeksorganisaties zodat gebruik gemaakt kan worden van al bestaande verkenningen. Het programma zou zowel modelmatig onderzoek als enquêtes en expert workshops kunnen omvatten. Doelstelling is om beter grip te krijgen wie de ‘klant van de toekomst’ is en wat zijn specifieke kenmerken en behoeften zijn. 6.3.3 Innovatie is nodig om te overleven Innovatie is nodig om producten aan te blijven bieden die goed aansluiten bij de veranderende marktomstandigheden. Innovatie vraagt wel om een andere aanpak. Open innovatie en sociale media maken het mogelijk om meer stakeholders eerder bij de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten te betrekken. De klant zal steeds meer als actieve co-ontwikkelaar (prosumer) betrokken zijn. Mass customisation en meer maatwerk worden op deze manier mogelijk. Nieuwe innovatieconcepten zoals Jugaad Innovation en Innovation Camps kunnen ingezet worden om tegen lage kosten creatieve, out-of-the-box verzekeringsproducten te ontwikkelen. Product-dienstcombinaties zullen ook het productportfolio van verzekeraars (verder) versterken. Gefaciliteerd door nieuwe technologie en gestimuleerd door maatschappelijke trends dienen verzekeringsproducten ingebed te worden in fullservice activiteiten die bijvoorbeeld helpen risico’s te reduceren, schades eenvoudiger te claimen en schades te herstellen. Dit wordt al aangeboden bij autoverzekeringen en zorgverzekeringen, maar kan uitgebreid worden naar andere domeinen. De klant vraagt om betaalbare, maar ook hoogwaardige dienstverlening. De traditionele schotten tussen verschillende producten en verzekeringsmarkten moeten verdwijnen. Er is behoefte aan slimme, geïntegreerde oplossingen voor wonen, zorg en de oudedagsvoorziening. Verzekeringen kunnen niet alleen een financiële uitkering doen, maar kunnen ook hulp en zorg in natura bieden. Transsectorale innovatie, waarbij verzekeraars intensiever samenwerken met partijen uit andere sectoren, draagt bij aan het ontwikkelen van full-service verzekeringsdiensten. De creatie van waarde door verzekeraars zal veranderen onder invloed van nieuwe business modellen, wegvallen van schakels in de waardeketen en toenemende zelforganisatie. Steeds vaker worden verzekeringen direct online afgesloten en er komen steeds meer kleinere aanbieders die alleen via internet hun verzekeringsproducten aanbieden. Er moeten nieuwe adviesmodellen ontwikkeld worden waarbij self-directed advice voor eenvoudiger producten gecombineerd wordt met full-service concepten voor complexere producten. Dit vraagt om meer transparantie en vergelijkbaarheid, maar ook ontwikkeling van adequate verkoopkanalen. Toenemende transparantie kan er ook toe leiden dat klanten sneller overstappen naar andere aanbieders, vooral bij eenvoudiger producten. Door hun focus op de lange termijn en omvangrijke beleggingsvermogens kunnen verzekeraars steeds meer een rol spelen in het beantwoorden van financieringsbehoeften die op dit moment moeizaam door banken kunnen worden vervuld. Tegelijkertijd krijgen verzekeraars te maken met meer concurrentie door premiepensioeninstellingen en vermogensbeheerders, maar ook door vervanging TNO-rapport | TNO 2013 R10460 114 / 116 Oog voor Innovatie vanuit alternatieve fondsen die onderling (bijvoorbeeld Broodfondsen) en banksparen. S4: Versterking innovatievermogen van de verzekeraars Innovatie is de sleutel voor de toekomst. Een aanpak is nodig om het innovatievermogen van de sector en haar leden te versterken. inkomensverliezen opvangen S4: Versterking van het innovatievermogen van verzekeraars Innovatie is de sleutel voor de toekomst. Een aanpak is nodig om het innovatievermogen van de sector en haar leden te versterken. Vernieuwende manieren om te innoveren moeten worden verkend en geïmplementeerd. Het programma ‘Verzekeraars versterken’ is hierbij een belangrijke koepel, maar ook andere activiteiten zouden geïnitieerd kunnen worden: Onderzoek de mogelijkheden voor transsectorale samenwerking en start verkenningen met partijen uit andere sectoren om gezamenlijk nieuwe producten te ontwikkelen. Gedacht kan worden aan directe samenwerking met arbeidsbureaus (re-integratie), de brandweer (brandveiligheid inspectie) en gemeenten (verkeersveiligheid). Het gaat hier niet om gegevensuitwisseling, maar het creëren van nieuwe diensten. Net als de nutsbedrijven nu naast stroom en gas ook energiemeters en domotica aanbieden, kunnen de verzekeraars dit voor veiligheid doen. Samen met de industrie kunnen zij veiligheidsproducten ontwikkelen en aan verzekerden aanbieden. Het prosumer-concept, waarin in directe samenwerking met individuele klanten nieuwe producten worden ontwikkeld, is ook hier van toepassing. Start nieuwe initiatieven op waarbij klanten in de ‘driver seat’ worden geplaatst voor de ontwikkeling van nieuwe producten. 6.3.4 Verzekeraars hebben een maatschappelijke rol te vervullen Maatschappelijke ontwikkelingen zoals de problematische financiering vanuit de overheid, het wegvallen van voorzieningen, een verdere marktwerking in de oudedagsvoorziening en de zorg vragen om een sterkere maatschappelijke positie van de verzekeraar. De verzekeraar zal steeds meer als een maatschappelijke partner betrokken worden bij het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen zoals de betaalbaarheid van de zorg en de houdbaarheid van ons pensioenstelsel. Maar ook als het gaat om arbeidsparticipatie en verduurzaming van de economie, nationale veiligheid en het woningbeleid van de toekomst. Verzekeraars kunnen maatschappelijke problemen oplossen met nieuwe producten. Maar verzekeraars opereren ook in een sociaal-maatschappelijke context en hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dit bepaalt hun ‘licence-to-operate’. S5: Invullen van de maatschappelijke rol van de verzekeraars De terugtredende overheid en andere maatschappelijke ontwikkelingen vereisen een nieuwe maatschappelijke positionering van verzekeraars. S5: Invullen van de maatschappelijke rol van de verzekeraars Verzekeraars hebben een maatschappelijke rol te vervullen. In verschillende markten is duidelijk dat er een sterke proactieve rol van de verzekeraars gevraagd wordt om slimme oplossingen voor de financiering van wonen, zorg en de oudedagsvoorziening te ontwikkelen. De volgende acties kunnen hierbij helpen: Het Verbond zou het initiatief kunnen nemen om een visie te ontwikkelen met betrekking tot de problematiek rondom solidariteit en de paradigmashift naar TNO-rapport | TNO 2013 R10460 115 / 116 Oog voor Innovatie een andere invulling van het bieden van zekerheid. Hierbij is nadrukkelijk samenwerking met de overheid van belang. In aansluiting hierop kan het Verbond een breder maatschappelijk debat over de herdefiniëring van zekerheden en garanties organiseren. Een visie op het pensioenstelsel van de toekomst is wenselijk. Hier wordt door het Verbond al aan gewerkt. In dit kader is van belang hoe de financiering van wonen en zorg gecombineerd kan worden met de opbouw en de inzet van de oudedagsvoorziening. Verzekeraars kunnen het voortouw nemen bij de ontwikkeling van nieuwe productconcepten voor het aanpakken van de problematiek op de woningmarkt. Ze kunnen oplossingen bieden voor de financiering van koopwoningen, maar ook investeren in de ontwikkeling van een adequaat aanbod van huurwoningen. De visie en oplossingsrichtingen van de verzekeringssector kunnen het denken over oplossingen in een stroomversnelling brengen. Ook op de arbeidsmarkt is een trekkende rol van verzekeraars gewenst. Het onderscheid tussen vast – flex – ZZP wordt steeds diffuser en sociale arrangementen veranderen. De sector moet zich tijdig bezinnen op die veranderingen. Een visie op de arbeidsmarkt van de toekomst en de ontwikkeling van mogelijke nieuwe arrangementen die zekerheden bieden rond flexibele arbeidsrelaties, aansprakelijkheid en een dynamische carrière kunnen de maatschappelijke discussie over de flexibilisering van de arbeidsmarkt verder helpen. 6.3.5 De organisatie van werk moet toekomstbestendiger De organisatie van het werk bij verzekeraars zal dynamischer en toekomstbestendiger moeten worden. Door verslechterende marktomstandigheden, tegenvallende beleggingsrendementen, lage rente en winstmarges die onder druk staan, moeten verzekeraars de efficiency in hun bedrijfsvoering sterk verbeteren. De brede inzet van nieuwe ICT-toepassingen, de integratie van meer foresight methodes in het beoordelen van risico’s, de doorontwikkeling van modellen voor risico inschatting, maar ook de ontwikkeling van nieuwe adviesmodellen en productdienstencombinaties vragen om nieuwe en andere vaardigheden bij werknemers. Nieuwe technologieën zoals embedded learning, serious gaming, sociale netwerken, virtual reality en andersoortige onderwijsconcepten (o.a. distant learning) bieden nieuwe mogelijkheden om werknemers te trainen. De vergrijzing leidt op termijn tot minder aanbod van gekwalificeerde arbeidskrachten, terwijl huidige werknemers langer zullen (moeten) doorwerken. De inzetbaarheid van oudere werknemers vraagt mogelijk om andere taken en een andere wijze van het organiseren van werk. Flexibilisering van de arbeidsrelaties maakt het mogelijk het personeelsbestand te laten aanpassen aan veranderende marktomstandigheden en veranderingen in de interne organisatie. Het Nieuwe Werken biedt volop mogelijkheden om de inzetbaarheid en productiviteit van werknemers te vergroten en de verzekeringssector aantrekkelijk te houden voor werknemers. TNO-rapport | TNO 2013 R10460 116 / 116 Oog voor Innovatie S6: Transitie naar organisatie 3.0 Een andere manier van ondernemen en nieuwe vormen van waardecreatie in de keten vraagt om een andere, meer toekomstgerichte invulling van organisatie en werk. S6: Transitie naar organisatie 3.0 Er is een strategie nodig om de interne organisatie en werkwijze van verzekeraars te versterken en toekomstbestendig te maken. Hierbij staan de ICT-infrastructuur (veiligheid, klantvriendelijkheid) en de human resources centraal. De volgende acties kunnen invulling geven aan deze strategie: Een sector-breed initiatief om de ICT-infrastructuur van de sector voor de toekomst te ontwikkelen kan helpen de kwaliteit en efficiëntie van de ICTsystemen te verbeteren. Hierbij zijn privacy, veiligheid en kostenbesparing cruciaal. Samenwerking is belangrijk om de hoge investeringen te kunnen dragen en de kwaliteit te verhogen. Serious gaming kan bijdragen aan het verkrijgen van een beter inzicht in de mogelijke risico’s van specifieke situaties, waardoor de daadwerkelijke risico’s kunnen worden verminderd. Wellicht kan hier samen met internationale partners en met Europese fondsen een onderzoeksprogramma voor worden opgezet. Het wegvallen van schakels uit de verzekeringsketen vraagt om nieuwe 85 business modellen. Een hackathon kan worden georganiseerd om software developers en verzekeraars samen te brengen om nieuwe functionaliteiten voor klanten te ontwikkelen. Niet alleen zal dit leiden tot concrete nieuwe producten, maar het zal ook feedback opleveren tan aanzien van hoe de organisatie zich in de toekomst verder kan ontwikkelen. 85 Een hackathon is een informeel evenement (een ‘marathonsessie’ van ‘hackers’) waarbij programmeurs, grafisch ontwerpers, webinterface-ontwikkelaars, projectmanagers en inhoudelijke domein- en sectordeskundigen bij elkaar gezet worden om in korte tijd (een dag of een weekend) innovatieve toepassingen en oplossingen voor ICT-vraagstukken te bedenken. Hackathons worden regelmatig georganiseerd met behulp van open datasets innovatieve toepassingen te verzinnen zoals apps, mobiele websites etc.