TNO-rapport Oog voor Innovatie

advertisement
Brassersplein 2
2612 CT Delft
Postbus 5050
2600 GB Delft
www.tno.nl
TNO-rapport
TNO 2013 R10460
Oog voor Innovatie
Uitkomsten van een omgevingsanalyse voor de verzekeringssector
Datum
12 april 2013
Auteur(s)
Maurits Butter
Annelieke van der Giessen
Hugo Gelevert
Joost van Genabeek
Aantal pagina's
Aantal bijlagen
Opdrachtgever
Projectnaam
Projectnummer
116
0
Verbond van Verzekeraars
Anticiperen op innovatie
055.01725/01.01
Alle rechten voorbehouden.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel
van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande
toestemming van TNO.
Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van
opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor
opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten
overeenkomst.
Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan.
© 2013 TNO
T +31 88 866 70 00
F +31 88 866 70 57
[email protected]
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
3 / 116
Oog voor Innovatie
Inhoudsopgave
0
Managementsamenvatting ..................................................................................... 7
1
Inleiding .................................................................................................................. 15
1.1 Maatschappelijke dynamiek en innovaties leiden tot veranderingen .............. 15
1.2 De verzekeringssector wil anticiperen op die ontwikkelingen.......................... 15
1.3 In dit project zijn daartoe vijf stappen gevolgd ................................................. 15
1.4 Leeswijzer ........................................................................................................ 16
2
Maatschappelijke trends ....................................................................................... 19
2.1 Introductie ........................................................................................................ 19
2.2 Demografische trends ...................................................................................... 20
2.2.1 Vergrijzing van de bevolking ............................................................... 20
2.2.2 Veranderende migratiestromen .......................................................... 22
2.2.3 Toenemende urbanisatie .................................................................... 23
2.2.4 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de demografische trends ....... 25
2.3 Economische trends ........................................................................................ 26
2.3.1 Structurele economische problemen .................................................. 26
2.3.2 Verschuiving naar virtuele criminaliteit ................................................ 28
2.3.3 Afname van het vertrouwen in traditionele instituties ......................... 28
2.3.4 Globalisering ....................................................................................... 30
2.3.5 Toename van de complexiteit van infrastructuren .............................. 31
2.3.6 Veranderingen in de economische structuur ...................................... 31
2.3.7 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de economische trends .......... 33
2.4 Sociaal-culturele trends ................................................................................... 34
2.4.1 Toenemende maatschappelijke polarisatie......................................... 35
2.4.2 Zelfvoorziening, zelfredzaamheid en afname van de solidariteit ........ 36
2.4.3 Versterking van maatschappelijk betrokken en verantwoord
ondernemen ........................................................................................ 36
2.4.4 De bange maatschappij ...................................................................... 37
2.4.5 Individualisering .................................................................................. 37
2.4.6 Bevrediging van behoeften ................................................................. 38
2.4.7 Ongezonde leefstijl .............................................................................. 38
2.4.8 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de sociaal-culturele trends ..... 40
2.5 Ecologische trends ........................................................................................... 41
2.5.1 Klimaatproblematiek ............................................................................ 41
2.5.2 Lange termijn gezondheidsrisico’s als gevolg van (nieuwe)
technologieën ...................................................................................... 42
2.5.3 Uitputting van grondstoffen ................................................................. 43
2.5.4 Vervuiling............................................................................................. 44
2.5.5 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de ecologische trends ............ 44
2.6 Politiek-juridische trends .................................................................................. 45
2.6.1 Publieke afkeer van de politiek ........................................................... 45
2.6.2 (Europees) openbaar bestuur, wet- en regelgeving ........................... 46
2.6.3 Toenemende aandacht voor financiële dienstverlening ..................... 47
2.6.4 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de politiek-juridische trends ... 48
3
Trends in technologie en innovatie ..................................................................... 49
3.1 Introductie ........................................................................................................ 49
3.2 Technologische trends die kunnen leiden tot vernieuwing .............................. 49
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
4 / 116
Oog voor Innovatie
3.2.1 Opkomst van alternatieve financiële producten .................................. 50
3.2.2 Ontstaan van nieuwe organisatievormen............................................ 51
3.2.3 Transitie naar een informatiemaatschappij ......................................... 52
3.2.4 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon m.b.t. werkwijze en organisatie .... 56
3.3 Technologische trends met mogelijke invloed op verzekerde risico’s ............. 57
3.3.1 Nieuwe voedingsmiddelen .................................................................. 58
3.3.2 Duurzame ruimtelijke planning ............................................................ 58
3.3.3 Innovaties in de retailsector ................................................................ 59
3.3.4 Duurzaam bouwen .............................................................................. 60
3.3.5 Innovaties in de maakindustrie ........................................................... 61
3.3.6 Innovaties in mobiliteit ......................................................................... 63
3.3.7 Consumentenelektronica .................................................................... 64
3.3.8 Innovaties in de gezondheidszorg ...................................................... 65
3.3.9 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon m.b.t. verzekerde risico’s .............. 67
4
Impact van trends op verzekeringsmarkten ....................................................... 69
4.1 Introductie ........................................................................................................ 69
4.2 Mate van impact van de geïdentificeerde trends ............................................. 69
4.2.1 Maatschappelijke trends ..................................................................... 71
4.2.2 Trends in technologie en innovatie ..................................................... 71
4.3 De oudedagsvoorziening ................................................................................. 72
4.3.1 De toenemende levensverwachting .................................................... 72
4.3.2 Financiële buffers staan onder druk .................................................... 74
4.3.3 Veranderende maatschappelijke vraag naar oudedagsvoorziening ... 75
4.4 Wonen .............................................................................................................. 77
4.4.1 Stagnatie van de verkoop en financieringsproblemen ........................ 77
4.4.2 Herstructurering van de woningmarkt ................................................. 78
4.4.3 Een groeiende behoefte aan flexibiliteit .............................................. 79
4.5 Mens en gezondheid........................................................................................ 80
4.5.1 Toename van de vraag naar zorg ....................................................... 80
4.5.2 De veranderende behoefte aan zorg .................................................. 83
4.5.3 Een efficiëntere organisatie van zorg .................................................. 84
4.5.4 Veranderende arbeidsrisico’s.............................................................. 84
4.5.5 Integratie van zorg, wonen en oudedagsvoorziening ......................... 86
4.6 Schade en aansprakelijkheid ........................................................................... 86
4.6.1 Opstal en inboedel .............................................................................. 87
4.6.2 De auto ................................................................................................ 88
4.6.3 Milieu, biodiversiteit en klimaat ........................................................... 88
4.6.4 Bedrijfsschade en aansprakelijkheid ................................................... 89
4.6.5 Rechtsbijstand ..................................................................................... 91
4.6.6 Maatschappelijke veiligheidsrisico’s ................................................... 92
5
Impact van trends op de interne organisatie en werkwijze van verzekeraars 95
5.1 Introductie ........................................................................................................ 95
5.2 Ontwikkeling nieuwe producten ....................................................................... 95
5.3 Actuarieel onderzoek/ risico beoordeling ......................................................... 96
5.4 Organisatie van de distributie .......................................................................... 97
5.5 Verkoop en acceptatie ..................................................................................... 97
5.6 Klantenservice en afhandeling van claims....................................................... 99
5.7 Investeringsmanagement................................................................................. 99
5.8 Administratie en ICT infrastructuur ................................................................ 100
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
5 / 116
Oog voor Innovatie
5.9 Human resources ........................................................................................... 101
6
Conclusies en strategieën voor de verzekeringssector .................................. 103
6.1 Introductie ...................................................................................................... 103
6.2 Overkoepelende trends en hun impact op de sector ..................................... 103
6.2.1 Een onzekere toekomst .................................................................... 103
6.2.2 Het nieuwe normaal .......................................................................... 105
6.2.3 De veranderende consument ............................................................ 106
6.2.4 De veranderende rol van de overheid ............................................... 108
6.2.5 Het nieuwe ondernemen ................................................................... 108
6.2.6 De kracht van technologie en innovatie ............................................ 109
6.3 Conclusies en aanbevolen strategieën .......................................................... 110
6.3.1 Zekerheid wordt onzeker................................................................... 110
6.3.2 De klant verandert fundamenteel ...................................................... 112
6.3.3 Innovatie is nodig om te overleven ................................................... 113
6.3.4 Verzekeraars hebben een maatschappelijke rol te vervullen ........... 114
6.3.5 De organisatie van werk moet toekomstbestendiger ........................ 115
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
Oog voor Innovatie
6 / 116
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
7 / 116
Oog voor Innovatie
0 Managementsamenvatting
Verzekeraars willen kunnen anticiperen op de toekomst
De verzekeringssector opereert in een brede maatschappelijke context. De
maatschappij is volop in beweging en deze dynamiek heeft zijn weerslag op de
verzekeringssector. Door tijdig in te spelen op de ontwikkelingen kunnen kansen
beter benut en bedreigingen sneller geadresseerd worden. Dit vereist echter een
goed inzicht in de relevante trends en hun potentiële impact op de sector.
Innovatie is in dit verband een belangrijk element. Innovatie is niet alleen een bron
van vernieuwing en van economische groei, maar speelt in toenemende mate ook
een sleutelrol bij het oplossen van de grote maatschappelijke vraagstukken. Ook
voor de verzekeringssector is innovatie daarom belangrijk. Er zal een vraag naar
nieuwe producten ontstaan, verzekerde risico’s zullen veranderen en ook de manier
waarop het werk binnen de verzekeringssector wordt ingericht zal veranderen.
Tegen deze achtergrond heeft het Verbond voor Verzekeraars TNO gevraagd om
relevante trends en hun potentiële impact op de verzekeringssector op een
overzichtelijke wijze in kaart te brengen. Dit rapport bevat de resultaten.
De sector heeft veel ontwikkelingen in het vizier, maar nog niet alle
In dit rapport worden meer dan 150 trends en ontwikkelingen beschreven die
gevolgen kunnen of zullen hebben voor de verzekeringssector. De volgens de
verzekeringssector belangrijkste trends zijn weergegeven in de radarplot van
figuur 1.
Een aantal ontwikkelingen springt eruit, en deze ontwikkelingen kunnen grofweg in
twee categorieën worden ingedeeld. Allereerst zijn er ontwikkelingen waarvan de
sector zelf veel impact verwacht en waar men, in meer of mindere mate, al aan
werkt. Daarnaast, en die categorie is spannender, zijn er ontwikkelingen die de
verzekeraars zelf nog niet vol in het vizier lijken te hebben – terwijl ze wel degelijk
veel impact kunnen hebben!
Om te beginnen met de eerste groep. De sector verwacht significante effecten van
met name de vergrijzing, de toenemende tekorten op de arbeidsmarkt, de
flexibilisering van de arbeidsmarkt, de eurocrisis, de bereidheid om taboes te
doorbreken (hypotheken, langer werken, arbeidsmarkthervormingen), de
(gezondheids)risico’s van nanotechnologie, de klimaatverandering, de ontwikkeling
van automatische voertuiggeleiding, allerhande ontwikkelingen op het gebied van
zorg, toenemende ICT-mogelijkheden, het veranderend imago van de sector en de
herstructurering van financiële instituties. Veel hiervan is niet nieuw; verzekeraars
zijn zich ervan bewust dat het belangrijke onderwerpen zijn. Veel van deze
ontwikkelingen zouden we daarom misschien als ‘usual suspects’ mogen
bestempelen – zonder daarmee overigens hun mogelijke impact te willen
afzwakken.
Dan de tweede groep. Allereerst viel tijdens het onderzoek op, dat de sector over
het algemeen minder impact verwacht van trends in technologie en innovatie. Dat is
op het eerste oog vreemd, gezien het enorme tempo waarin de technologische
vooruitgang onze maatschappij verandert. De verzekeringssector wordt duidelijk
en de sector ze nog niet in het vizier heeft, zou de impact ervan op termijn groot kunnen zijn.
verwacht (weergegeven met een oranje driehoekje). Hoewel de impact hiervan als lager werd beoordeeld door de sector
impact worden gerepresenteerd door een groter bolletje. Daarnaast zijn enkele trends geplot die later in de tijd worden
of meer ‘scoorden’, zijn met een bolletje weergegeven in de radarplot, waarbij trends die een 3 of hoger scoorden op
De trends die in een survey uitgevoerd onder betrokkenen binnen de verzekeringssector een gemiddelde impact van 2,5
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
Oog voor Innovatie
Figuur 1
8 / 116
Radarplot van de trends waarvan de meeste impact wordt verwacht (bolletjes) en
enkele trends met mogelijk impact op de lange termijn (driehoekjes)
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
9 / 116
Oog voor Innovatie
sterk beïnvloed door ontwikkelingen in de maatschappelijke en politieke omgeving,
en is zich daarvan bewust. Dat vormt mogelijk een deel van de verklaring waarom
technologische ontwikkelingen minder op het netvlies staan. Toch kunnen juist ook
de
technologische
ontwikkelingen
veel
gevolgen
hebben
voor
de
verzekeringssector. Denk bijvoorbeeld aan vergaande medische innovaties,
waardoor de levensverwachting weleens disruptief zou kunnen toenemen, aan de
mogelijke gevolgen van de ontwikkelingen op het gebied van Big Data, Open Data
en sociale media voor bijvoorbeeld risk management, en aan de toename van
cyberrisico’s, waaruit kansen kunnen ontstaan voor de ontwikkeling van nieuwe,
gespecialiseerde verzekeringen en schadehersteldienstverlening.
Er zijn echter ook niet-technologische ontwikkelingen die verzekeraars nog niet op
grote schaal lijken te ‘omarmen’, terwijl ze wel degelijk grote gevolgen kunnen
hebben voor de sector. Hiertoe behoren de ontwikkeling van het besteedbaar
inkomen, de toenemende urbanisatie en veranderende immigratie, de verandering
van productieketens in combinatie met de opkomst van open innovatie, de
verandering van arbeidsrisico’s, de ontwikkeling van ‘product’ naar ‘dienst’, het
veranderende solidariteitsbegrip dat een visie behoeft, de biodiversiteit die onder
druk staat en de lange termijn-trend naar duurzaamheid, in relatie tot onder andere
grondstoffenschaarste.
De trends vereisen actie, die verschillen per marktsegment
Het belang van de trends verschilt voor elk van de vier marktsegmenten van
verzekeraars (oudedagsvoorziening, wonen, zorg en schade en aansprakelijkheid).
Dat vraagt andere acties van de segmenten.
Voor de oudedagsvoorziening is de stijgende levensverwachting van groot belang.
Vanwege het mogelijk disruptieve karakter van die stijging, levert extrapolatie
wellicht niet (meer) de juiste voorspellingen op, met alle risico’s van dien voor
bestaande producten van verzekeraars. Tevens stijgt de behoefte aan
vernieuwende producten, die beter passen bij langer doorwerken en flexibele
arbeidsrelaties, en die bovendien andere vormen van vermogensopbouw mogelijk
maken. Deze punten vereisen actie. Bovendien kunnen verzekeraars een bijdrage
leveren aan het maatschappelijke debat over de oudedagsvoorziening, en zo
helpen een breed gedragen, lange termijnvisie op dit onderwerp te ontwikkelen.
Op het gebied van wonen leiden de stagnatie van de huizenverkoop en
financieringsproblemen ertoe dat de vraag naar hypotheken daalt en dat het risico
op restschuld en betalingsachterstanden toeneemt. Grote verschillen tussen de
woningmarkt in stedelijke en landelijke gebieden kunnen in combinatie met
verstedelijking en krimp leiden een verergering van deze problemen. Ook de
toenemende vraag naar huurwoningen heeft gevolgen voor de vraag naar
hypotheken
en
kapitaalverzekeringen.
Nieuwe
woonconcepten
(o.a.
levensbesteding wonen en het combineren van wonen en werk) leiden tot een
vraag naar innovatieve financieringsproducten. Verzekeraars kunnen hierop
inspelen; bovendien kan het voor de sector interessant zijn te investeren in de
huursector.
Met betrekking tot het segment zorg dragen verschillende ontwikkelingen bij aan
een verdere stijging van de zorgkosten en een toename van gezondheidsrisico’s,
terwijl er ook ontwikkelingen gaande zijn die juist kunnen bijdragen aan het
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
10 / 116
Oog voor Innovatie
verlagen van de kosten en het beperken van risico’s. De behoefte aan zorg
verandert door de vergrijzing en door het grotere beroep dat wordt gedaan op de
zelfredzaamheid van mensen. Ook kunnen de arbeidsrisico’s veranderen, als
gevolg van veranderingen in de organisatie van arbeid, de toename van ouderen
op de werkvloer en het grotere beroep dat zal worden gedaan op mantelzorg.
Verzekeraars kunnen hier bijvoorbeeld op inspelen door nieuwe producten voor
zorgsparen, thuiszorg en mantelzorg te ontwikkelen. Ook kan de sector een
belangrijke rol spelen in het maatschappelijke debat over de stijgende zorgkosten
en over de zin en onzin van bepaalde behandelingen.
Oudedagsvoorziening, zorg en wonen worden overigens vaak apart bekeken, maar
ze delen grote gemeenschappelijke uitdagingen en zijn nauw met elkaar
verbonden. Het is daarom van belang deze zaken ook vanuit een integraal
perspectief te benaderen en verbindingen tussen deze domeinen te leggen. Dit
vereist een ‘ontschotting’ tussen de domeinen wonen, zorg en pensioenen.
Ten aanzien van schade en aansprakelijkheid ten slotte, is het beeld divers en
afhankelijk van het type verzekering. Algemeen kan worden gesteld dat risico’s
veranderen, door bijvoorbeeld de toepassing van duurzame materialen in woningen
en gebouwen, de opkomst van intelligente transportsystemen en onze toenemende
afhankelijkheid van (vitale) infrastructuren. Er zal behoefte ontstaan aan nieuwe
verzekeringen, die de aansprakelijkheid dekken bij bijvoorbeeld dienstverlening, bij
schade aan het milieu en aan de biodiversiteit, bij schade door extreem weer en
overstromingen of die de aansprakelijkheid regelen wanneer er problemen ontstaan
met producten die in een open innovatie-omgeving zijn ontwikkeld en
geproduceerd. Verzekeraars zullen hierop (moeten) inspelen.
De ontwikkelingen hebben ook impact op de interne bedrijfsvoering
Met betrekking tot de interne werkwijze van de verzekeraars vinden nagenoeg alle
mogelijke vernieuwingen hun basis in de vernieuwende kracht van ICT. Nieuwe
ICT-toepassingen stuwen ontwikkelingen op het gebied van de sociale media, Het
Nieuwe Werken, ketenintegratie en co-creatie, en deze ontwikkelingen zullen naar
verwachting van verzekeraars zelf veel impact hebben op hun interne werkwijze.
Niet alleen ICT-trends zijn van invloed op de interne bedrijfsvoering. Zo maakt de
toenemende macht en snelheid van de formele en informele media
verzekeringsorganisaties
kwetsbaarder
voor
reputatieschade,
worden
aanpassingen in de verkooporganisatie noodzakelijk door de veranderende
samenstelling van markten en de veranderende positie van tussenpersonen en
vereist de inzetbaarheid van oudere werknemers mogelijk een andere organisatie
van werk – om enkele voorbeelden te noemen.
Belangrijk is bovendien dat er sprake is van een toename in transsectorale
samenwerkingsverbanden om nieuwe producten en diensten te ontwikkelen.
Verzekeraars zullen daarvoor samenwerking moeten zoeken met organisaties
buiten de sector.
Juist de combinatie van verschillende trends leidt tot impact
De geïdentificeerde trends kunnen elk op zich invloed hebben op de activiteiten van
de verzekeringssector. Impact ontstaat echter vaak door de combinatie van
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
11 / 116
Oog voor Innovatie
verschillende ontwikkelingen samen. Op grond van de analyse in dit rapport kunnen
de volgende zes clusters worden onderscheiden:
Een onzekere toekomst - Door de globalisering, de economische crisis en
technologische vooruitgang zijn er weinig uitgangspunten zeker. Onze
maatschappij is een chaotischer systeem geworden, waar complexe
verbanden onvoorspelbare terugkoppelingen hebben.
Het nieuwe normaal - Langzamerhand groeit het besef dat de tijd van
ongelimiteerde groei voorbij lijkt te zijn, dat grote structurele hervormingen
nodig zijn, dat vertrouwde uitgangspunten moeten worden losgelaten en dat
we aan het begin staan van een nieuwe periode. Een periode van langzame
groei, gebaseerd op nieuwe uitgangspunten, een nieuwe realiteit, het Nieuwe
Normaal.
De verandering van de consument - Verschillende maatschappelijke
ontwikkelingen zijn van invloed op het gedrag en de wensen en behoeften van
consumenten. Door de vergrijzing wordt de groep oudere consumenten groter.
Ouderen hebben vaak andere behoeften en mogelijkheden dan jongeren.
Economische problemen leiden bovendien tot scherpere verschillen tussen
inkomensgroepen, vooral door werkloosheid en versobering van de
welvaartsstaat.
De veranderende rol van de overheid - Terwijl de overheid zich stapsgewijs
terugtrekt op veel terreinen, neemt de complexiteit en dynamiek in het
openbaar bestuur toe. De zeggenschap van Europa wordt groter, terwijl de
uitvoering van veel beleid in toenemende mate op lokaal niveau komt te liggen.
De overheid grijpt sterker in door stringenter toezicht en handhaving.
Tegelijkertijd wordt politieke besluitvorming in toenemende mate gedreven
door kiezersvoorkeuren en peilingen.
Het nieuwe ondernemen - de magere economische realiteit vraagt van het
bedrijfsleven het uiterste om het hoofd boven water te houden, om gezond te
blijven. Een groot aantal trends heeft invloed op de manier waarop bedrijven
hun klanten bedienen hun organisatie inrichten, samenwerken met partners in
de keten en omgaan met de veranderende omgeving. De vraag naar
maatschappelijk verantwoord ondernemen houdt aan en breidt zich verder uit
van ondernemen met oog voor het milieu naar ondernemen met oog voor de
menselijke maat.
De veranderende kracht van technologie en innovatie - Technologie en
innovatie vormen een belangrijke vernieuwende kracht in de maatschappij en
economie. Vooral door ICT-ontwikkelingen zijn er de afgelopen jaren enorme
stappen gezet in informatieverzameling en verwerking. En de verwachting is
dat dit de komende jaren zal blijven toenemen.
Inspelen op de trends is anticiperen op de toekomst
De bovenstaande trends hebben gevolgen voor de verzekeringssector als geheel.
In dit rapport worden zes strategieën voorgesteld die de sector kunnen helpen om
te anticiperen op de toekomst.
Zekerheid wordt onzeker
De grilligheid van maatschappelijke en technologische trends, in combinatie met de
(onbekende) kans op zeer ongebruikelijke gebeurtenissen met mogelijk grote
gevolgen, vraagt om een nieuwe, meer anticiperende houding van verzekeraars.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
12 / 116
Oog voor Innovatie
Het roept ook de vraag op welke zekerheden verzekeraars nog kunnen bieden.
Welke risico’s kunnen nog verzekerd worden en welke risico’s kunnen en moeten
mensen zelf dragen? En wat is zekerheid? Bij het omgaan met de onzekere
toekomst passen de volgende twee strategieën:
S1: Versterking van het anticiperend vermogen van de sector - Centraal in het
versterken van het anticiperend vermogen van verzekeraars staat het opzetten
van een signaleringsysteem waarmee vroegtijdig veranderingen kunnen
worden geïdentificeerd. Deze strategie draait niet om het voorspellen, maar
om het voorbereid zijn op mogelijke veranderingen. Hierdoor kunnen
ontwikkelingen (bijvoorbeeld nieuwe risico’s en nieuwe klantvragen) sneller en
effectiever geadresseerd worden. Daarbij kan samenwerking nog
nadrukkelijker worden gezocht, bijvoorbeeld door het gezamenlijk verkennen
van kansen en bedreigingen en het vertalen hiervan in nieuwe producten en
diensten – uiteraard rekening houdend met de delicate balans tussen
concurrentie en samenwerking.
S2: Vernieuwing van de aanpak van risico-inschattingen - De sector zal zich
moeten bezinnen op de manier waarop zij omgaat met risico’s. De modellen die
gebruikt worden om ontwikkelingen in de economie, maar ook in de demografie
te voorzien hebben moeite met het signaleren en interpreteren van radicale
ontwikkelingen en ‘surprises’. Geavanceerde, toekomstgerichte ex-ante
verkennende methodes zijn nodig en nieuwe manieren van risico-inschatting
moeten worden ontwikkeld. Big Data-toepassingen, sociale netwerken en
foresight-benaderingen kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Ook in de
producten zelf zal meer ruimte geschapen moeten worden om mee te bewegen
met veranderingen in de omgeving en veranderingen van de risico’s.
De klant verandert fundamenteel
De klant van de toekomst verschilt fundamenteel van die van vandaag.
Demografische, sociaal-economische en technologische ontwikkelingen veranderen
de klantvraag. Hoe verhoudt zich de gespannen paradox tussen maatwerk en
kostenreductie? Hoe kunnen zorg, wonen, werken, oudedagsvoorziening, schade,
aansprakelijkheid geïntegreerd worden tot een gebalanceerd product dat zich
flexibel aanpast aan de levensloop van mensen? Om ‘grip’ te houden op de
veranderende klant wordt de volgende strategie voorgesteld:
S3: Analyse van de karakteristieken van de klant van de toekomst - Een
belangrijke strategie voor de vernieuwing van het productportfolio is om beter
zicht te krijgen op de klant van de toekomst. Hiervoor wordt op veel plaatsen al
regulier consumentenonderzoek gedaan. De sector kan hierop aanhaken met
een sectorbreed programma. Door de inzet van sociale media en prosumer
concepten kunnen verzekeraars nauwer samenwerken met klanten en de
klantvraag van de toekomst verkennen.
Innovatie is nodig om te overleven
Innovatie is nodig om in te spelen op veranderende marktomstandigheden.
Innovatie vraagt om een andere aanpak. Open innovatie en sociale media maken
het mogelijk om meer stakeholders eerder bij de ontwikkeling van nieuwe producten
en diensten te betrekken. Nieuwe innovatieconcepten kunnen ingezet worden om
tegen lage kosten creatieve verzekeringsproducten te ontwikkelen. De traditionele
schotten tussen verschillende producten en verzekeringsmarkten moeten
verdwijnen. Er is behoefte aan slimme, geïntegreerde oplossingen voor wonen,
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
13 / 116
Oog voor Innovatie
zorg en de oudedagsvoorziening, en aan nieuwe business modellen waarbij selfdirected advice voor eenvoudiger producten gecombineerd wordt met full-service
concepten voor complexere producten. Dit vraagt om meer transparantie en
vergelijkbaarheid. Transsectorale innovatie, waarbij verzekeraars intensiever
samenwerken met partijen uit andere sectoren, draagt bij aan het ontwikkelen van
full-service verzekeringsdiensten. Verzekeraars kunnen financieringsbehoeften
beantwoorden die moeizaam door banken kunnen worden vervuld. De volgende
strategie wordt voorgesteld:
S4: Versterking innovatievermogen van de verzekeraars - Innovatie is de
sleutel voor de toekomst. Een aanpak is nodig om de sector en haar leden hier
vernieuwend mee om te laten gaan. Hierbij dienen vernieuwende manieren om
te innoveren te worden verkend en geïmplementeerd. Zou verdient het
aanbeveling de mogelijkheden voor transsectorale samenwerking te
verkennen, om met partijen uit andere sectoren gezamenlijk nieuwe producten
te ontwikkelen. Ook het prosumer-concept, waarin in directe samenwerking
met individuele klanten nieuwe producten worden ontwikkeld, is hier relevant.
Het programma ‘Verzekeraars versterken’ kan dienen als belangrijke koepel bij
het uitvoeren van deze strategie.
Verzekeraars hebben een maatschappelijke rol te vervullen
De verzekeraar zal steeds meer als een maatschappelijke partner betrokken
worden bij het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen, zoals de
betaalbaarheid van de zorg en de houdbaarheid van ons pensioenstelsel, maar ook
ten aanzien van het woningbeleid van de toekomst, nationale veiligheid,
arbeidsparticipatie en verduurzaming van de economie. Verzekeraars kunnen
maatschappelijke problemen oplossen met nieuwe producten. Maar verzekeraars
opereren ook in een sociaal-maatschappelijke context en hebben een
maatschappelijke verantwoordelijkheid. De volgende strategie sluit hierop aan:
S5: Invullen van de maatschappelijke rol van de verzekeraars - Verzekeraars
hebben een maatschappelijke rol te vervullen. Er wordt een sterkere
proactieve rol van de verzekeraars gevraagd om slimme oplossingen voor de
financiering van wonen, zorg en de oudedagsvoorziening te ontwikkelen. Zo
zou het Verbond het initiatief kunnen nemen om een visie te ontwikkelen met
betrekking tot de problematiek rondom solidariteit en de paradigmashift naar
een andere invulling van het bieden van zekerheid.
De organisatie van werk moet toekomstbestendiger
De brede inzet van nieuwe ICT-toepassingen, het integreren van foresightmethodes in de beoordeling van risico’s en de ontwikkeling van nieuwe
adviesmodellen en product-dienstencombinaties vereisen nieuwe en andere
vaardigheden bij werknemers. De inzetbaarheid van oudere werknemers vraagt
mogelijk om andere taken en een andere wijze van het organiseren van werk.
Flexibilisering van de arbeidsrelaties maakt het mogelijk het personeelsbestand aan
te passen aan veranderende marktomstandigheden en veranderingen in de interne
organisatie. Het Nieuwe Werken biedt tegelijkertijd volop mogelijkheden om de
inzetbaarheid en productiviteit van werknemers te vergroten en de
verzekeringssector aantrekkelijk te houden voor werknemers. De volgende
strategie is opportuun:
S6: Transitie naar organisatie 3.0 - Een andere manier van ondernemen en
nieuwe vormen van waardecreatie in de keten vragen om een andere, meer
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
14 / 116
Oog voor Innovatie
toekomstgerichte manier van organisatie van werk. Hierbij staan
infrastructuur (veiligheid, klantvriendelijkheid) en de human resources
Een sector-breed initiatief om de ICT-infrastructuur van de sector
toekomst te ontwikkelen kan helpen de kwaliteit en efficiëntie van
systemen te verbeteren.
de ICTcentraal.
voor de
de ICT-
De genoemde strategieën dienen ter inspiratie en dienen verder te worden
uitgewerkt. In hoofdstuk 6 worden daartoe per strategie alvast enkele concrete
acties voorgesteld. Het op deze manier met de toekomst aan de slag gaan is
inspirerend en kan bijdragen aan het verzilveren van kansen!
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
15 / 116
Oog voor Innovatie
1 Inleiding
1.1
Maatschappelijke dynamiek en innovaties leiden tot veranderingen
De verzekeringssector opereert in een brede maatschappelijke context.
Trendstudies tonen aan dat de maatschappij volop in beweging is. Deze dynamiek
zal ook zijn weerslag hebben op de verzekeringssector – denk bijvoorbeeld aan de
vergrijzing, de afname van het vertrouwen in traditionele instituties en de
toenemende individualisering. Deze en andere trends kunnen leiden tot een
structurele verandering van de sector. Door tijdig op de trends in te spelen kunnen
kansen beter worden benut en bedreigingen sneller worden geadresseerd. Dit
vereist echter een goed inzicht in de relevante trends en hun potentiële impact op
de sector.
Innovatie is hierbij een belangrijke component. Innovatie is niet alleen een bron van
vernieuwing en van economische groei, maar speelt in toenemende mate ook een
sleutelrol bij het oplossen van de grote maatschappelijke vraagstukken. De
verduurzaming van onze energiehuishouding, het betaalbaar houden van de
gezondheidszorg en de zoektocht naar alternatieve grondstoffen zijn slechts enkele
voorbeelden. Ook voor de verzekeringssector is innovatie belangrijk. Er zal een
vraag naar nieuwe producten ontstaan, verzekerde risico’s zullen veranderen door
de andere manier waarop wij leven, recreëren, reizen en werken, en ook binnen het
verzekeringsbedrijf zelf zullen de aard van het werk en de manier waarop het wordt
ingericht veranderen. Innovatie staat daarom niet voor niets hoog op de agenda
van het Verbond van Verzekeraars (verder te noemen het Verbond).
Tegen deze achtergrond heeft het Verbond TNO gevraagd om relevante trends en
hun potentiële impact op de verzekeringssector op een overzichtelijke wijze in kaart
te brengen. Dit rapport bevat de resultaten van dit onderzoek.
1.2
De verzekeringssector wil anticiperen op die ontwikkelingen
Dit project beoogt het anticiperend vermogen van het Verbond en zijn leden te
versterken, door op systematische wijze inzicht te verschaffen in relevante externe
ontwikkelingen en hun potentiële impact op de sector. Het onderzoek richtte zich
daarom op het verzamelen en analyseren van de maatschappelijke trends en de
trends in technologie en innovatie die gevolgen kunnen hebben voor de
verzekeringssector. Daarbij is een externe oriëntatie gehanteerd; ontwikkelingen
binnen de sector zelf zijn buiten beschouwing gelaten.
Dit rapport schetst bovendien een aantal mogelijke strategieën en acties waarmee
de sector kan inspelen op de beschreven trends en ontwikkelingen.
1.3
In dit project zijn daartoe vijf stappen gevolgd
De in dit project gevolgde aanpak bestond uit vijf stappen, zoals weergegeven in de
onderstaande figuur.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
16 / 116
Oog voor Innovatie
Figuur 2
De in dit project gevolgde aanpak
In de eerste stap zijn door middel van bureau-onderzoek maatschappelijke trends
en trends in technologie en innovatie geïdentificeerd. Hiertoe is onder andere
gebruik gemaakt van trend-overzichten die TNO in eerdere studies heeft
ontwikkeld. De maatschappelijke trends zijn in kaart gebracht conform de DESTEPmethodiek, waarin achtereenvolgens demografische, economische, sociaalculturele, technologische, etische en politiek-juridische aspecten aan bod komen.
In de tweede stap zijn de geïdentificeerde trends in samenwerking met experts uit
de sector globaal gerangschikt naar impact, door middel van workshops en een
survey. Vervolgens zijn ze nader uitgewerkt voor de vier te onderscheiden markten
van verzekeraars: oudedagsvoorziening, wonen, mens en gezondheid en schade
en aansprakelijkheid. Dit is gedaan in een workshop met deelnemers uit de sector.
De derde stap is vergelijkbaar met de tweede stap, met als verschil dat in deze
stap is gekeken naar de impact van trends op de werkwijze en organisatie van
verzekeraars. Met andere woorden: in de tweede stap werd ‘naar buiten’ gekeken,
in de derde ‘naar binnen’.
In de vierde stap heeft TNO de geïdentificeerde ontwikkelingen en hun potentiële
impact geclusterd en geanalyseerd, waarna de conclusies van het onderzoek voor
de verzekeringssector zijn opgesteld.
In de vijfde en laatste stap zijn de conclusies (beknopt) vertaald naar mogelijke
strategieën en acties ten aanzien van hoe de sector op de beschreven
ontwikkelingen zou kunnen inspelen.
1.4
Leeswijzer
Dit rapport is zo geschreven dat het in zijn geheel of in zijn afzonderlijke
hoofdstukken kan worden gelezen. Om de navigatie door het rapport te
vergemakkelijken, is onderaan de pagina’s een kruimelspoor opgenomen.
In de hoofdstukken 2 en 3 wordt een groot aantal trends gedetailleerd
beschreven, waarbij is gekozen voor een brede omgevingsscan. De beschrijvingen
gaan per paragraaf gepaard met schematische overzichten van de geïdentificeerde
trends en met plots waarin voor alle geïdentificeerde trends de verwachte
waarschijnlijkheid van optreden is uitgezet tegen de tijd. Belangrijke steekwoorden
in deze hoofdstukken zijn vetgedrukt, om een snelle scan mogelijk te maken.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
17 / 116
Oog voor Innovatie
In hoofdstuk 4 wordt de potentiële impact van de trends behandeld. Dit hoofdstuk
begint met een radarplot, waarin de trends die volgens de betrokken experts het
hoogst scoren op impact voor de sector zijn geplot in de tijd. Vervolgens wordt per
verzekeringsmarkt een analyse gemaakt. De conclusies zijn aan het eind van elke
paragraaf opgenomen in een tekstbox. Aangezien de relevante trends in dit
hoofdstuk per verzekeringsmarkt kort en in onderlinge samenhang worden
herhaald, kan hoofdstuk 4 op zichzelf gelezen worden. Wanneer de lezer meer
detail verlangt, kan hij of zij zich wenden tot hoofdstuk 2 en 3.
Hoofdstuk 5 beschrijft de impact van de trends op de interne organisatie en
werkwijze van verzekeraars. Net als in hoofdstuk 4 zijn de conclusies per
onderwerp opgenomen in aparte tekstboxen.
Hoofdstuk 6 bevat een analyse over alle trends heen, waarbij een aantal
conclusies voor de verzekeringssector als geheel wordt afgeleid. Bij die conclusies
worden een aantal mogelijke strategieën en acties voor de sector als geheel
gegeven. De snelle lezer wordt aangeraden om in ieder geval hoofdstuk 6 te lezen.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
Oog voor Innovatie
18 / 116
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
19 / 116
Oog voor Innovatie
2 Maatschappelijke trends
2.1
Introductie
Dit hoofdstuk bevat de externe maatschappelijke trends die in dit onderzoek zijn
geïdentificeerd, gerangschikt naar demografische, economische, sociaal-culturele,
etische en politiek-juridische trends. Elke paragraaf in dit hoofdstuk begint met een
overzicht van de voor die paragraaf onderkende trends, geclusterd naar een aantal
hoofdtrends. In de daarop volgende subparagrafen worden deze hoofdtrends nader
toegelicht. De paragrafen eindigen met een figuur waarin de waarschijnlijkheid en
de verwachte tijdshorizon van de genoemde trends grafisch tegen elkaar zijn
uitgezet.
De paragrafen in dit hoofdstuk zijn gerangschikt naar demografische, economische,
sociaal-culturele, etische en politiek-juridische trends, conform de DESTEPmethodiek. Samenvattend komen de volgende (hoofd)trends aan bod, waarbij zij
opgemerkt dat de technologische trends in hoofdstuk 3 worden behandeld:
Figuur 3
Geïdentificeerde maatschappelijke (hoofd)trends
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
20 / 116
Oog voor Innovatie
2.2
Demografische trends
De demografische trends hebben betrekking op de kwantitatieve karakteristieken
van de samenstelling van de bevolking. In dit onderzoek zijn de volgende trends
geïdentificeerd als de meest belangrijke demografische trends voor de
verzekeringssector:
Figuur 4
Demografische trends
2.2.1 Vergrijzing van de bevolking
Vergrijzing duidt op een dubbele beweging van enerzijds een stijgende gemiddelde
sterfteleeftijd en anderzijds een dalend geboortecijfer. Daarmee verandert de
verhouding tussen de verschillende generaties en dus de bevolkingssamenstelling.
Dit leidt tot een afname van het aantal jongeren op de arbeidsmarkt (ontgroening)
1
en tot een stijging van het aantal niet-productieve ouderen (ouder dan 65 jaar) .
Naar verwachting stijgt het aandeel 65-plussers van 15% van de bevolking nu naar
25% in 2040, terwijl het aantal mensen in de leeftijdscategorie 20-65 jaar daalt van
2
61% nu naar 53% in 2040 . Figuur 5 op de volgende pagina geeft een indruk van
de bevolkingspiramide in 2013 en 2040.
Het is duidelijk dat vergrijzing een lange termijn-fenomeen is, waarbij
levensverwachting, migratie, geboortecijfers en niet-demografische factoren zoals
de economische groei van invloed zijn op het verloop ervan. Er bestaan grote
verschillen tussen de levensverwachting van mannen en vrouwen, tussen sociaal-
1
Die grens zal steeds hoger komen te liggen. De AOW-leeftijd stijgt de komende jaren stapsgewijs
naar 67 jaar in 2021. Daarna wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. CBS
heeft berekend dat de AOW-leeftijd daardoor in 2030 op 68 jaar uitkomt en acht jaar later op 69
jaar.
2
Chorus et al (2011) Het succes van de vergrijzing, Strategy & Change, Rapport No 2011•09
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
21 / 116
Oog voor Innovatie
economische klassen, tussen landen in Europa en tussen verschillende regio’s in
3
Nederland . Aangenomen wordt dat er vooral sprake is van bevolkingsgroei in de
stedelijke gebieden, maar dat in krimpregio’s de vergrijzing sterker en sneller
4
toeneemt .
Figuur 5
Prognose bevolkingsopbouw 2013 en 20405
2013
2040
Vergrijzing leidt tot een reeks uitdagingen voor de toekomst. De verhouding tussen
economisch actieven en niet-actieven verandert sterk en dit heeft zijn weerslag op
de overheidsfinanciën, de oudedagsvoorziening, de arbeidsmarkt, de zorg, sociale
voorzieningen en de woningmarkt. Tegelijkertijd biedt vergrijzing ook nieuwe
kansen en mogelijkheden: vergrijzing als groeimarkt en de ontwikkeling van
producten en diensten voor ouderen. Zowel de uitdagingen als de mogelijkheden
zijn belangrijk voor de verzekeringssector.
De gevolgen van de vergrijzing zijn verstrekkend:
Afnemende omvang van de algehele beroepsbevolking en minder aanbod
van gekwalificeerde arbeidskrachten.
Meer werknemers zullen langer doorwerken, behoefte hebben aan andere
vormen van werk, op andere manier ingezet moeten worden.
De verhouding tussen jongere en oudere consumenten verandert. Dit
verandert risico’s doordat meer ouderen tot op hogere leeftijd actief en
zelfstandig zijn, bijvoorbeeld in het verkeer, maar ook door dat ze steeds
langer zelfstandig blijven wonen (huishoudelijke ongelukjes). Ook hebben
ouderen behoefte aan (deels) andere producten en dienstverlening dan
jongeren.
3
Chorus et al (2011) Het succes van de vergrijzing, Strategy & Change, Rapport No 2011•09
Jong, A. de en C. van Duin. 2011. Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2011-2040:
sterke regionale contrasten. Planbureau voor de Leefomgeving en Centraal Bureau voor de
Statistiek.
4
5
CBS, http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/cijfers/extra/piramide-fx.htm
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
22 / 116
Oog voor Innovatie
Verhoging van de zorgconsumptie en -kosten door de absolute toename van
ouderen in onze maatschappij. De verzekerde zorgkosten nemen toe doordat
mensen langer leven, meer complexe en samenvallende aandoeningen
hebben die op vooral hogere leeftijd voorkomen (én suikerziekte én artrose én
hart- en vaatziekte én alzheimer), maar ook door het toenemende aantal
medische mogelijkheden om mensen tot op hoge leeftijd te behandelen.
Sterke verschillen in besteedbaar inkomen tussen relatief vermogende
ouderen en relatief minder vermogende jongeren, en tussen ouderen onderling
(met ruime pensioenaanspraken en individuele oudedagsvoorziening of alleen
6
AOW). Door versobering van de oudedagsvoorziening ontstaat er mogelijk
ook een verschil tussen het besteedbaar inkomen van de huidige ouderen en
dat van de toekomstige ouderen. De jongere generaties komen, financieel
gezien, steeds meer in de knel door hoge hypotheekschulden, dalende
huizenprijzen, onzekere pensioenopbouw, etc. en dit zal zijn weerslag hebben
op hun toekomstig besteedbaar inkomen.
Toename van het aantal ouderen op de arbeidsmarkt leidt tot veranderingen in
de pensioenopbouw: langer doorwerken en langer pensioen opbouwen, later
uitkeren. Er ontstaat een toenemende behoefte aan andere vormen van
oudedagsvoorziening en vermogensopbouw, bijvoorbeeld om overwaarde
in de eigen woning te gebruiken voor een aanvulling op het pensioen en
zorgkosten. Door flexibilisering van arbeidsrelaties wordt er minder pensioen
opgebouwd in een verplichte pensioenvoorziening en is er meer behoefte aan
een individuele oudedagsvoorziening.
7
2.2.2 Veranderende migratiestromen
Mensen kunnen verschillende redenen hebben om te migreren. Bijvoorbeeld om te
gaan werken of studeren in het buitenland (arbeids- respectievelijk studiemigratie),
om zich bij eerder gemigreerde gezinsleden te voegen (gezinsmigratie), of om een
veilig heenkomen te vinden (asielmigratie). Sinds 2007 migreren niet-Nederlanders
vooral vanwege een arbeidsbetrekking naar Nederland. Ook de studiemigratie is
sterk toegenomen in de afgelopen vijf jaar. Bijna 80% van alle arbeidsmigranten in
Nederland komt uit een van de EU-lidstaten, en dan vooral uit Polen, Duitsland,
Bulgarije en Roemenië. Naar verwachting zal de omvang van de arbeidsmigratie uit
Midden- en Oost-Europa voorlopig gelijk blijven, met een kleiner aandeel Polen en
een groeiend aandeel Bulgaren, Roemenen en Hongaren. Op de lange termijn zal
deze arbeidsmigratie waarschijnlijk afnemen, vooral als gevolg van het stijgende
welvaartsniveau en de toenemende vergrijzing in deze delen van Europa.
Sinds de zogenoemde kennismigrantenregeling werd ingevoerd in 2004 neemt het
aantal kennismigranten in de groep arbeidsmigranten toe. In 2010 was een op de
zeven arbeidsmigranten een kennismigrant. Een groeiend aantal kennismigranten
komt uit niet-Westerse landen zoals India en China. Naar verwachting zal de
kennismigratie nog wel toenemen, maar niet zeer sterk. Enerzijds moet Nederland
namelijk concurreren met andere landen om hoogopgeleide arbeidsmigranten aan
te trekken, anderzijds zorgen technologische ontwikkelingen op het gebied van
6
Huidige ouderen met een eigen, volledig of bijna afbetaald huis hebben vaak een behoorlijke
overwaarde op hun woning. Het is de vraag of een dergelijke waardevermeerdering ook in de
toekomst gerealiseerd kan worden.
7
Gebaseerd op CBS/WODC, 2012, De Nederlandse Migratiekaart: Achtergronden en
ontwikkelingen van verschillende internationale migratietypen.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
23 / 116
Oog voor Innovatie
transport en telecommunicatie ervoor dat kennis en vaardigheden grenzen kunnen
overschrijden zonder dat er sprake hoeft te zijn van fysieke migratie. Het is duidelijk
dat arbeidsmigratie sterk beïnvloed wordt door de economische situatie: hoe meer
economische groei een bepaald gebied kent, hoe groter de immigratiestroom
richting dat gebied zal zijn.
Mede door wijzigingen in het toelatingsbeleid zijn de asielmigratie en
gezinsmigratie sterk beperkt de afgelopen jaren. Toekomstige ontwikkelingen in
gezins- en asielmigratie zijn moeilijk te voorzien. Enerzijds speelt het
toelatingsbeleid een belangrijke rol, anderzijds hebben geopolitieke ontwikkelingen
veel invloed. In de slipstream van de arbeids- en kennismigratie wordt echter
verwacht dat de gezinsmigratie toeneemt – uit Midden- en Oost-Europa, maar ook
uit niet-Europese landen zoals India. Het CBS verwacht voor de komende decennia
dan ook een structureel positief immigratiesaldo. Volgens de CBS-prognose zijn er
tegen 2060 ongeveer 5,4 miljoen personen van allochtone afkomst in Nederland
woonachtig, waarvan ongeveer 3,2 miljoen van niet-westerse afkomst. De meeste
immigranten zijn jong, twintigers en dertigers, en naar verwachting zullen zij op
8
termijn weer vertrekken .
Migratie heeft een sterke invloed op de bevolkingssamenstelling. Migranten zijn
over het algemeen relatief jong. Door kennismigratie wordt het opleidings- en
kennisprofiel van de bevolking beïnvloed. Daarnaast brengt migratie een diversiteit
in culturen met zich mee. Enerzijds leidt migratie daarmee tot uitdagingen, zoals
groeiende maatschappelijk spanning tussen de verschillende bevolkingsgroepen,
een toenemende druk op de sociale voorzieningen en een mogelijke mismatch
tussen vraag en aanbod van arbeid en kennis. Anderzijds biedt migratie kansen en
mogelijkheden, waarbij gedacht kan worden aan nieuw arbeids- en kennispotentieel
en aan het ontstaan van nieuwe doelgroepen voor specifieke producten en
diensten.
2.2.3
8
Toenemende urbanisatie
Urbanisatie, ook wel verstedelijking genoemd, is de geleidelijke
uitbreiding van intensief bewoonde gebieden, als gevolg van onder andere
bevolkingsgroei, economische omstandigheden en veranderingen in het
leefpatroon van de bevolking. Urbanisatie duidt tevens op het fenomeen
dat steden een steeds belangrijkere economische macht hebben en
steeds sterker bijdragen aan de economische kracht van de grotere regio’s
en landen. Steden vormen een wereld op zichzelf en zijn een motor voor
9
economische ontwikkeling . Ze concentreren menselijke kapitaal,
vaardigheden en capaciteiten, bieden grootse uitdagingen die om
duurzame oplossingen vragen en vormen daarmee een unieke
voedingsbodem voor innovatie en economische ontwikkeling.
Chorus et al (2011) Het succes van de vergrijzing, Strategy & Change, Rapport No 2011•09.
De bijdrage van steden en verstedelijkte regio’s aan economische groei worden onder andere
toegelicht in CPB (2010) The Netherlands in 2040; OECD (2006) Competitive Cities in the Global
Economy, OECD Territorial Reviews OECD, Directorate for Public Governance and Territorial
Development, November 2006; Willem van Vliet (2002) ‘Cities in a globalizing world: from engines
of growth to agents of change’, Environment and Urbanization 14, no. 1 (April 2002); Richard
Dobbs et al. (2011) Urban World: Mapping the Economic Power of Cities, Executive Summary
(The McKinsey Global Institute (MGI), March 2011); Florida, Richard, Tim Gulden, and Charlotta
Mellander (2007) The Rise of the Mega Region. Toronto: The Martin Property Insitute, Joseph L.
Rotman School of Management, University of Toronto, October 2007.
9
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
24 / 116
Oog voor Innovatie
Sinds 2007 woont de meerderheid van de wereldbevolking in een stad. De
Verenigde Naties verwachten dat in 2050 70% van de wereldbevolking in stedelijke
gebieden zal wonen. Niet alleen in de ontwikkelde landen, maar vooral ook in
ontwikkelingslanden zal de verstedelijking snel toenemen. De Verenigde Naties
verwachten vooral in India, China, Nigeria en Indonesië een sterk toenemende
10
urbanisatie . Enerzijds leidt dit tot het ontstaan van zeer grote steden met meer
dan 10 miljoen inwoners (megacities). Anderzijds komen er steeds meer kleinere
steden met minder dan 500 duizend inwoners (minicities). Niet alleen wereldwijd,
maar ook in Nederland zal het belang van steden naar verwachting verder
11
toenemen . Figuur 6 toont de mate van verstedelijking van Nederland in 2012.
Figuur 6 Omgevingsadressen-dichtheid per gemeente 201212
De grote aantrekkingskracht van steden leidt tot een tegenstelde ontwikkeling
voor landelijke gebieden en stedelijke gebieden die minder aantrekkelijk zijn: de
bevolking daar krimpt. Daarnaast gaat toenemende verstedelijking gepaard met
13
sociaal-maatschappelijke, infrastructurele en milieueffecten :
Intensiever gebruik van infrastructuur met als gevolg congestie en vervuiling;
Grotere veiligheidsrisico’s (criminaliteit, geweld, stedelijk terrorisme);
Hoge grondprijzen en onbetaalbare woningen in het centrum van steden;
10
Verenigde Naties ’2011 Revision of the World Urbanisation Prospects’.
CPB (2010) The Netherlands of 2040.
12
Omgevingsadressendichtheid is een maatstaf voor verstedelijking.
http://www.zorgatlas.nl/beinvloedende-factoren/fysieke-omgeving/omgevingsadressendichtheidper-gemeente/.
13
The Hague Centre for Strategic Studies (2009) Urbanisation, Future Issue No. 5; Chivot, e.
(2011) Livability and Sustainability in Large Urban Regions, Strategy & Change, Vision Paper No
2011-07.
11
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
25 / 116
Oog voor Innovatie
Concentratie van groepen inwoners met lage inkomens ten opzichte van
groepen inwoners met hogere inkomens, met als gevolg sociale uitsluiting en
spanningen tussen bevolkingsgroepen;
Een grotere kans op gezondheidsrisico’s, zoals epidemieën;
Een grotere kans op schaarste van voedsel, water en energie;
Uitdijende bebouwing, ten koste van landschap, landbouw- en recreatiegebied;
Ontstaan en groei van een informele economie.
2.2.4 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de demografische trends
In de onderstaande figuur zijn de door TNO verwachte waarschijnlijkheid en
tijdshorizon voor elk van de in deze paragraaf genoemde trends grafisch tegen
elkaar uitgezet. Hieruit ontstaat in zekere zin een eerste beeld van de urgentie van
de verschillende trends voor de verzekeringssector, hoewel deze plot nog niet iets
zegt over de verwachte impact van de trends. De waarschijnlijkheid en de
tijdshorizon van de trends zijn door TNO bepaald op basis van expert opinion en
niet hard onderbouwd.
Figuur 7
Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde demografische trends
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
26 / 116
Oog voor Innovatie
2.3
Economische trends
Economische trends hebben betrekking op de bedrijvigheid en de economische
besluitvorming. In deze categorie zijn de trends uit de figuur op de volgende
geïdentificeerd.
Figuur 8
Economische trends
2.3.1 Structurele economische problemen
De wereldeconomie vertraagt en dit is het sterkst zichtbaar in Europa. In het laatste
kwartaal van 2012 kwam Nederland voor de derde keer in drie jaar tijd in een
recessie terecht (twee of meer opeenvolgende kwartalen van krimp); dit wordt wel
14
een triple dip genoemd . En de vooruitzichten voor de komende jaren zijn ook niet
14
CBS persbericht (2013) Economie verder gekrompen, CBS Persbericht PB13-011, 14 februari
2013.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
27 / 116
Oog voor Innovatie
15
echt gunstig . De consumptie van huishoudens daalt, als gevolg van dalende
huizenprijzen,
hogere
pensioenpremies,
lagere
uitkeringen,
lagere
werkgelegenheid en lagere reële lonen. Figuur 9 illustreert de problematiek.
Figuur 9
Bijdragen aan groei BBP (links) en decompositie consumptiegroei en -krimp (rechts)16
De consumptie van huishoudens stagneert overigens al sinds de eeuwwisseling. Dit
komt vooral door stevige vermogensverliezen die nauwelijks gecompenseerd
worden door de beperkte toename in besteedbaar inkomen. Daar komt bij dat er
sprake is van omvangrijke ombuigingen van de kant van de overheid om de
staatsschuld om laag te brengen. Deze ombuigingen hebben niet alleen gevolgen
voor de koopkracht, maar leiden ook tot verminderde toegankelijkheid van
voorzieningen voor diverse groepen in de samenleving.
Van burgers wordt ondertussen een steeds grotere zelfredzaamheid verwacht, in
de zorg, met betrekking tot de oudedagsvoorziening, in de opvang van kinderen, bij
werkeloosheid etc. De dalende huizenprijzen zorgen bovendien voor een grotere
schuldenlast en meer risico voor zowel consumenten als kredietverstrekkers. De
regelgeving voor financiële instellingen wordt verder aangescherpt en dit werkt ook
door in de kredietverlening aan consumenten en bedrijven.
Er is geen duidelijk antwoord op de vraag of een economische crisis ook leidt tot
meer criminaliteit. Studies naar het verband tussen economische crisis en
criminaliteit geven geen eenduidig antwoord. Het lijkt erop dat vooral
werkeloosheid en economische ongelijkheid van belang zijn in relatie tot
17
criminaliteit . Vermogensdelicten, autodiefstal en woninginbraken, maar ook meer
elektronische en digitale criminaliteit zouden dan toenemen ten tijde van een
economische crisis.
15
Volgens de Decemberraming 2012 van het CPB zal de koopkracht in 2013 voor het vierde jaar
op rij afnemen. CPB (2012) Decemberraming 2012, Economische vooruitzichten 2013, CPB Policy
Brief 2012/07.
16
CPB (2013) Centraal Economisch Plan 2013
17
http://www.websitevoordepolitie.nl/archief/hoe-%E2%80%98houdbaar%E2%80%99-is-denederlandse-politie-1248.html;
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/3104456/2012/01/04/Spanning-opstraat-loopt-op-door-crisis.dhtml
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
28 / 116
Oog voor Innovatie
De economische crisis leidt tot discussie ten aanzien van de houdbaarheid van
het huidige economisch model, de houdbaarheid van de pensioenen, de
wetgeving met betrekking tot de arbeidsmarkt en de hypotheekrenteaftrek.
Voorheen heilige huisjes lijken te worden afgebroken. Onder burgers groeit het
draagvlak voor hervormingen op de arbeidsmarkt en langer doorwerken en
aanpassen van de hypotheekaftrek vormen niet langer een taboe. Dit draagvlak
gaat echter barsten vertonen nu burgers de gevolgen van de hervormingen aan
den lijve beginnen te ondervinden.
2.3.2 Verschuiving naar virtuele criminaliteit
Vanwege het toenemend gebruik van het internet en van digitale diensten zoals
elektronisch betalen, neemt ook cybercrime in omvang toe.
Cybercrime is een verzamelnaam voor criminele activiteiten waarbij
gebruik wordt gemaakt van ICT, waarbij deze activiteiten gericht
kunnen zijn tegen personen, eigendommen en organisaties, maar
ook
tegen
elektronische
communicatienetwerken
en
informatiesystemen. Cybercrime wordt een steeds internationaler
van karakter en er zijn steeds vaker criminele organisaties bij
18
betrokken .
De reikwijdte van cybercrime is groot doordat ICT overal aanwezig is in onze
maatschappij en doordat ICT-netwerken in toenemende mate met elkaar verbonden
zijn. Cybercrime hangt nauw samen met het vertrouwen dat de maatschappij heeft
in ICT. Personen, bedrijven en instellingen vertrouwen op de feilloze werking van
ICT-systemen en vertrouwen hun persoonlijke en gevoelige gegevens op grote
schaal toe aan deze systemen, waardoor cybercrime kan floreren. Tegelijkertijd
wordt het vertrouwen dat mensen hebben in ICT telkens ernstig geschaad als er
incidenten optreden en dat kan gevolgen hebben voor de adoptie van nieuwe op
ICT-gebaseerde diensten; denk bijvoorbeeld aan de moeizame implementatie van
het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD).
2.3.3 Afname van het vertrouwen in traditionele instituties
Nederlanders hebben van oudsher een relatief groot vertrouwen in traditionele
instituties zoals de overheid, politiek, vakbonden, nieuwsvoorziening en financiële
instellingen. De mate van vertrouwen fluctueert in de tijd en wordt sterk beïnvloed
door incidenten, kabinetscrises, verkiezingen etc. Het Continu Onderzoek
19
Burgerperspectieven door het Sociaal en Cultureel Planbureau laat echter zien
dat vooral het vertrouwen in de politiek (Regering en Tweede Kamer) over een
langere periode (2001-2010) afneemt, zoals de volgende figuur laat zien.
18
19
http://www.om.nl/onderwerpen/cybercrime/
Sociaal en Cultureel Planbureau (2012) Burgerperspectieven 2012/1 en 2012/2
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
29 / 116
Oog voor Innovatie
Figuur 10
Ontwikkeling vertrouwen instituties 2001-201020
Figuur 11 laat zien dat het vertrouwen in financiële instellingen in de periode
2008-2012 minder geworden is (volgens het onderzoek van het SCP heeft de
Nederlandse bevolking overigens aanzienlijk meer vertrouwen in loodgieters dan in
financiële instellingen en ambtenaren).
Het afnemen van het vertrouwen in de politiek en het bestuur wordt versterkt door
de mogelijkheden die burgers hebben om zichzelf te informeren en te
organiseren. Mede daardoor wordt de politiek steeds vaker beheerst door
incidenten en hypes.
Het afnemende vertrouwen in financiële instellingen werkt door op
individueel niveau en op sectorniveau. Enerzijds zijn burgers en
consumenten voorzichtiger met het aangaan van financiële verplichtingen
en het afnemen van financiële producten, anderzijds wordt vanuit de
politiek en het bestuur de druk op financiële instellingen opgevoerd. Er is
sprake van een sterke toename van de controle op financiële instellingen
en van een sterke toename van de eisen die worden gesteld met
betrekking tot een financiële herstructurering.
Het afnemende vertrouwen in traditionele instituties beperkt ook de macht van
representatieve instituties zoals de sociale partners (‘ontpoldering’). De
organisatiegraad van werknemers neemt af en vooral jongere werknemers voelen
zich steeds minder vertegenwoordigd door de traditionele vakbonden. Collectieve
afspraken, gemaakt door de traditionele sociale partners, worden minder belangrijk
terwijl burgers in toenemende mate zelf voorzieningen treffen en nieuwe collectieve
verbanden opzoeken.
20
SCP (2011) De sociale staat van Nederland
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
30 / 116
Oog voor Innovatie
Figuur 11
Vertrouwen in een eerlijke behandelinga van de bevolking van 18+, 2008-2012/2 (in
procenten)21
2.3.4 Globalisering
Gedreven door relatief lage transportkosten en een sterke toename van de snelheid
en omvang van informatie-uitwisseling, raken economische, politieke en culturele
processen en structuren wereldwijd verbonden met elkaar. Globalisering (of
mondialisering) kenmerkt zich door een vergaande schaalvergroting, wereldwijde
handel
en
arbeidsdeling,
hechtere
wereldwijde
(transsectorale)
samenwerkingsverbanden en de ontwikkeling van mondiale waardeketens.
Een belangrijke ontwikkeling in dit opzicht is de afnemende macht van
‘het Westen’. Op de middellange termijn wordt China’s dominantie
waarschijnlijk groter. Deze speler van formaat in economisch en politiek
opzicht is niet langer een goedkoop productieland, maar ontwikkelt zich
steeds meer tot een innovatieland. China’s invloed reikt daarbij steeds
verder, bijvoorbeeld ten aanzien de controle over grondstoffenvoorraden.
Ook de andere BRICS-landen (Brazilië, Rusland, India, en Zuid-Afrika)
en landen als Turkije, Indonesië, Nigeria, Mexico en de Democratische
22
Republiek Congo zijn economisch bezien in opkomst .
Terwijl bedrijven, overheden en veel economen vooral de voordelen van
globalisering benadrukken (meer economische groei, meer politieke stabiliteit, meer
concurrentie etc.), ontstaan onder druk van de huidige economische crisis ook
kritischer geluiden. Zo zullen Transportkosten mogelijk stijgen als gevolg van de
schaarser wordende grondstoffen en de hoge verzekerings- en beveiligingskosten
die moeten worden gemaakt om criminaliteit en piraterij tegen te gaan. Ook
21
SCP (2012) Burgerperspectieven 2012/2
http://www.theatlantic.com/international/archive/2012/02/the-next-5-emerging-economies-thatwill-change-the-world/253463/#slide3
22
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
31 / 116
Oog voor Innovatie
bedreigen de dankzij de globalisering sterk toegenomen transportbewegingen
het milieu en off-shoring van activiteiten levert vanwege cultuurverschillen lang niet
altijd de gewenste kostenvoordelen op. Een sterke onderlinge afhankelijkheid
maakt landen bovendien kwetsbaar voor ongewenste politieke druk en zorgt ervoor
dat uitbraken van gevaarlijke ziektes zich razendsnel kunnen verspreiden en zich
23
kunnen ontwikkelen tot moeilijk te beheersen pandemieën . Als gevolg van het
voorgaande worden innovaties voor een duurzame samenleving in toenemende
mate gezocht in kleinschalige, lokale oplossingen.
2.3.5 Toename van de complexiteit van infrastructuren
Infrastructuren op het gebied van ICT, energie, transport en financiële transacties
raken op steeds grotere schaal met elkaar vervlochten en worden steeds
complexer. Ze worden wel vitale infrastructuren genoemd: uitval of verstoring
ervan heeft een grote impact. Niet alleen voor de eigenaar van het netwerk, maar
ook voor zijn ketenpartners en voor de samenleving als geheel. Het overgrote deel
van deze vitale infrastructuren wordt door private partijen beheerd.
24
Van complexe, vitale infrastructuren is sprake op allerlei gebieden, bijvoorbeeld :
Energie (elektriciteit, gas, olie etc.);
ICT en telecommunicatie;
Drinkwater en voedselvoorziening;
Gezondheid (o.a. spoedeisende zorg, geneesmiddelen en vaccins);
Openbare orde en veiligheid;
Financiële diensten, waaronder betalingsverkeer;
Bescherming tegen water;
Transport en logistiek;
Chemische industrie.
Uitval of verstoring van deze vitale infrastructuren kan op verschillende manieren
veroorzaakt worden. De ‘usual suspects’ zijn terreurdaden, natuurrampen,
nalatigheid, ongevallen, computerinbraak of andere criminele activiteiten en
kwaadwillend gedrag, maar ook andere, op het eerste oog minder voor de hand
liggende oorzaken kunnen leiden tot problemen. Denk bijvoorbeeld aan ruimteafval,
dat een groeiende bedreiging vormt voor het grote aantal communicatie- en
navigatiesatellieten.
2.3.6 Veranderingen in de economische structuur
De traditionele economische structuur verandert onder invloed van de hiervoor
beschreven ontwikkelingen op het gebied van ICT, globalisering en demografie. Het
zwaartepunt van de mondiale economie verschuift naar opkomende markten,
en steeds meer goederen en diensten worden in grensoverschrijdende ketens
geproduceerd. Westerse economieën moeten het hebben van hoogwaardige
producten en diensten, niet van bulkproducten en commodities. Lage lonenlanden
nemen de productie van zogenoemde commodities over. Westerse landen moeten
concurreren op basis van innovatie, kennisintensieve diensten en slimme
product-diensten combinaties.
Westerse economieën verworden in toenemende mate tot kenniseconomieën,
waarin de belangrijkste productiefactor wordt gevormd door menselijk kapitaal.
23
24
Bekkers, F. et al (2010) De uitdaging waar Nederland voor staat, Strategy & Change, no. 1
http://www.infopuntveiligheid.nl/Publicatie/Dossier/10/vitale-infrastructuur.html
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
32 / 116
Oog voor Innovatie
Onderzoek, ontwikkeling en kennisintensieve diensten vormen daarmee de basis
voor het concurrentievermogen van deze landen. De ontwikkeling tot
kenniseconomie leidt tot een verschuiving naar kenniswerk, uitgevoerd door
hooggeschoolde werknemers. Het zijn vaak de eenvoudige werkzaamheden die
westerse bedrijven uitbesteden aan lage lonenlanden. Hierdoor neemt de
werkgelegenheid voor lager geschoolde werknemers af.
Een kenniseconomie vereist bovendien een leven lang leren. Werknemers moeten
hun vaardigheden continu blijven ontwikkelen en aanpassen aan de nieuwe eisen
van de markt om bij te blijven. Door een verdere flexibilisering van de
arbeidsmarkt kunnen ondernemingen een flexibel personeelsbestand opzetten dat
makkelijk meebeweegt met de marktomstandigheden. Flexibilisering van arbeid
zorgt ervoor dat werknemers niet langer een baan voor het leven hebben, maar
zich vaker voor eigen winst en risico laten inhuren door ondernemingen. Dit levert
meer vrijheid op, maar leidt ook tot onzekerheid over werk en inkomen. Figuur 12
illustreert de toegenomen flexibilisering van de arbeidsrelaties.
Figuur 12
25
Werkzame beroepsbevolking naar positie in de werkkring, 2006-201225
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-sociale-zekerheid/publicaties/arbeidsmarktvogelvlucht/korte-termijn-ontw/vv-positie-werkkring-arbeidsduur-art.htm
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
33 / 116
Oog voor Innovatie
2.3.7 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de economische trends
In Figuur 13 zijn de waarschijnlijkheid en de tijdshorizon van de economische
trends tegen elkaar uitgezet.
Figuur 13
Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde economische trends
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
34 / 116
Oog voor Innovatie
2.4
Sociaal-culturele trends
Deze categorie trends heeft betrekking op de sociaal-culturele aspecten van de
maatschappij. Figuur 14 bevat een overzicht van de geïdentificeerde trends.
Figuur 14
Sociaal-culturele trends
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
35 / 116
Oog voor Innovatie
2.4.1 Toenemende maatschappelijke polarisatie
Polarisatie, ofwel de verscherping van tegenstellingen tussen groepen in de
samenleving, kan resulteren in spanningen tussen deze groepen.
Verscherpte tegenstellingen komen overal voor: tussen religieuze
groeperingen, in de politiek, tussen autochtonen en allochtonen, tussen
de politieke elite en ‘het volk’, tussen arm en rijk, tussen hoger opgeleiden
en laag opgeleiden, tussen burgers en maatschappelijke dienstverleners,
en in individuele onderhandelingssituaties. Polarisatie uit zich niet alleen
in negatieve gevoelens en een negatieve houding, maar ook in gedrag.
Beledigen, pesten en bedreigen, maar ook agressie en geweld zijn
mogelijke uitingen.
Uit het Continu Onderzoek Burgerperspectieven van het Sociaal Cultureel
Planbureau blijkt voor de periode 2008-2012 dat een aanzienlijk deel van de
bevolking ontevreden is over de multiculturele samenleving en dat het merendeel
van de ondervraagden de verschillen tussen arm en rijk te groot vindt worden.
Het SCP toont tevens aan dat er een duidelijk onderscheid in opvattingen en
houdingen ontstaat tussen laagopgeleiden zonder werk en hoogopgeleiden met
werk. Zo staan deze groepen bijvoorbeeld tegenover elkaar als het gaat om de
multiculturele samenleving, om Europa, om inkomensverdeling en om hun houding
tegenover de politiek.
Polarisatie is niet per se negatief. In het maatschappelijk debat moet ruimte zijn
voor tegengestelde en onverenigbare standpunten. Dit kan immers bijdragen aan
meningsvorming, groepsvorming, identiteit, emancipatie en het bespreekbaar
maken van problemen. Polarisatie is wel schadelijk zodra het waarden ondermijnt
en leidt tot stigmatisering en verwijdering, en daarmee het welzijn van mensen
aantast, tot minder participatie leidt, sociale stabiliteit ondermijnt, het debat smoort,
26
en besluitvorming bemoeilijkt .
Sociale uitsluiting is een vergaand negatief gevolg van maatschappelijke
polarisatie of tweedeling. Sociale uitsluiting betekent dat bepaalde groepen in de
samenleving geen toegang hebben tot de mogelijkheden waartoe ‘ingeslotenen’
wel toegang hebben. Armoede wordt vaak als de belangrijkste bron van sociale
uitsluiting gezien, maar opleidingsniveau, positie op de arbeidsmarkt,
levensomstandigheden, gezondheid, etniciteit, sociale afkomst, familie- en
gezinssamenstelling
en
redzaamheid
(bijvoorbeeld
geletterdheid,
ICTvaardigheden, zelfstandigheid) zijn ook belangrijke risicofactoren.
De rol van de media is niet onbelangrijk. Vanwege toenemende concurrentie en
commercialisering heeft het verkrijgen van een grote attentiewaarde steeds meer
aandacht. Dit leidt tot versimpeling en verschraling in de verslaglegging, en tot een
sterke focus op heldere tegenstellingen en scherpe stellingname. Daarmee draagt
de media bij aan verdere maatschappelijke polarisering.
Met betrekking tot polarisatie is ook het begrip sociale cohesie van belang. Dit
duidt op de samenhang in de maatschappij. Ook de sociale cohesie is aan
verandering onderhevig. Traditionele indelingen in de maatschappij, bijvoorbeeld op
basis van levensbeschouwelijke voorkeuren, politieke voorkeuren, lokale
26
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2009) Polariseren binnen onze grenzen, Advies No.
46.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
36 / 116
Oog voor Innovatie
gemeenschap en verenigingsleven verdwijnen. Enerzijds individualiseert de
samenleving, anderzijds zoeken burgers naar identificatie met andere, nieuwe
groepen. Sociale media vervullen hierin een grote rol. Steeds vaker ontstaan
nieuwe, informele groepen, die ook net zo snel weer kunnen verdwijnen.
27
2.4.2 Zelfvoorziening, zelfredzaamheid en afname van de solidariteit
Maatschappelijke ontwikkelingen duiden op een verdergaande individualisering.
Tegelijkertijd neemt de zekerheid ten aanzien van onder andere de arbeidsmarkt,
de sociale voorzieningen en de oudedagsvoorziening af als gevolg van een
toenemende maatschappelijke dynamiek. Van burgers wordt meer flexibiliteit en
zelfredzaamheid verwacht. Zij zoeken daarom een nieuwe invulling van
solidariteit, in nieuwe collectiviteiten, terwijl de traditionele solidariteit afbrokkelt.
Ondertussen wordt voor iedereen de druk groter om mee te doen, om een steentje
bij te dragen. Wie afhankelijk is van de bijstand, de sociale werkvoorziening of de
ondersteuning voor jong gehandicapten, wordt opgeroepen om op de arbeidsmarkt
te participeren, ook in moeilijke economische tijden. De druk op de sociale
omgeving om zelf voor zieken en ouderen te zorgen wordt groter en er wordt meer
zelfredzaamheid en zelfvoorzienendheid geëist. Dat betekent bijvoorbeeld dat van
burgers wordt verwacht dat ze zelf keuzes maken. De complexiteit en onderlinge
afhankelijkheid bij veel van de genoemde onderwerpen maakt dat burgers veel
moeite hebben om de overload aan beschikbare informatie te doorgronden en
afgewogen keuzes te maken.
2.4.3 Versterking van maatschappelijk betrokken en verantwoord ondernemen
Mede vanwege de voortdurende economische crisis wordt de roep om een
duurzame economie en samenleving steeds luider. Om een transitie
naar een duurzame samenleving te verwezenlijken is het belangrijk
dat duurzame productie en consumptie worden gestimuleerd. Dit
betekent bijvoorbeeld dat milieuvriendelijke producten aantrekkelijker
moeten worden in vergelijking met niet-duurzame alternatieven.
De kern van wat duurzaam produceren en consumeren betekent
wordt gevormd door de bekende people-planet-profit driehoek.
Duurzaamheid heeft te maken met de balans op deze drie thema’s.
De roep om duurzaamheid uit zich in een toenemende vraag naar
maatschappelijk verantwoorde producten en diensten, meer
aandacht voor dierenwelzijn in producten en een maatschappelijk
betrokken en verantwoorde bedrijfsvoering.
27
Zie ook WRR-Rapport 88 (2012) Vertrouwen in Burgers, mei 2012; Raad voor het openbaar
bestuurd (2012) Loslaten in Vertrouwen; Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2012) Mind
the trap, Reflectie op het advies Loslaten in Vertrouwen.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
37 / 116
Oog voor Innovatie
28
2.4.4 De bange maatschappij
Nederlanders lijken banger te zijn geworden, al blijkt uit cijfers dat Nederland tot
29
een van de veiligste en stabielste landen ter wereld behoort . Niet alleen is de
angst voor terrorisme en criminaliteit (vooral) sinds de aanslagen op 11 september
2001 toegenomen, maar ook het wantrouwen tegenover anderen lijkt toe te nemen.
De meest recente veiligheidsmonitor van het CBS en het Ministerie van Veiligheid
en Justitie toont aan dat sinds 2005 de veiligheidsbeleving wel is verbeterd, waarbij
er overigens sprake is van duidelijke verschillen in de veiligheidsbeleving tussen
30
de verschillende regio’s en steden .
De angst voor aanslagen en criminaliteit leidt tot strengere eisen op het gebied
van veiligheid. Het aantal controles, checks, inspecties en andere
veiligheidsvoorzieningen is sterk toegenomen, ook daar waar het gaat om
veiligheidsrisico’s in de chemische industrie, in het verkeer, in
logistieke processen, in de voedselproductie etc. Er worden steeds
meer maatregelen genomen om risico’s te verkleinen en
voorkomen. Burgers eisen immers dat alles gedaan wordt om risico’s
te voorkomen en hebben een sterke aversie tegen risico’s in het
algemeen. Daar komt bij dat de roep om transparantie luider wordt,
zodat van processen, producten en diensten bekend is hoe ze tot
stand komen, wie waarvoor verantwoordelijk is en waar welke
grondstoffen of bouwstenen vandaan komen.
2.4.5 Individualisering
Gedreven door ontwikkelingen als ontzuiling en secularisering en geholpen door de
opkomst van massamedia en internet, is de afgelopen decennia een proces van
individualisering op gang gekomen. Burgers ontlenen hun identiteit en daarmee hun
bestaan niet langer aan traditionele sociale groepen (op basis van geloof, politieke
overtuiging, sociale klasse etc.), maar komen meer als individu in de
maatschappij te staan. Dit betekent niet dat mensen alleen komen te staan;
individuen zoeken juist ook naar nieuwe sociale verbanden en nieuwe
collectiviteiten.
Individualisering brengt zich mee dat individuele keuzes en belangen belangrijker
worden voor mensen. Solidariteit en sociale cohesie lijken daarmee af te brokkelen.
Ook leidt individualisering tot een toenemende behoefte aan maatwerk in
producten en diensten (‘customisation’ en gepersonaliseerde oplossingen). Daar
waar dit voorheen gepaard ging met consumeren (iedereen een auto, een
computer, een huis, een vakantie, een mobiele telefoon etc.) lijkt er nu sprake te
zijn van een kerende trend, waarin goederen vaker als dienst worden
aangeboden en geen persoonlijk eigendom worden. Consumenten hebben een
vraag, een behoefte en zoeken daarvoor een persoonlijke oplossing. Die oplossing
wordt steeds vaker als een dienst aangeboden. Een abonnement op een
mobiliteitsdienst is hier een voorbeeld van: je hebt niet langer zelf een auto voor de
28
CCV Trendsignalement 2012
Zie bijvoorbeeld uitleg door Prof. dr. B. de Graaf:
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3600/VkAkademie/article/detail/3235457/2012/04/06/Waarom-lijkenwe-nu-banger-voor-een-verdachte-koffer-dan-30-jaar-geleden.dhtml; WRR (2008) Onzekere
veiligheid – Verantwoordelijkheden rond fysieke veiligheid
30
CBS en Ministerie van Veiligheid en Justitie (2013) Veiligheidsmonitor 2012, 1 maart 2013.
29
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
38 / 116
Oog voor Innovatie
deur staan, maar maakt gebruik van de vervoersmiddelen die het beste passen bij
je mobiliteitsbehoefte op een bepaald moment.
2.4.6 Bevrediging van behoeften
Veel van de hiervoor beschreven sociaal-culturele ontwikkelingen houden ook
verband met de tendens dat burgers eisen dat hun behoeften instantaan vervuld
worden en dat risico’s bij anderen worden gelegd. Het invullen van een behoefte
lijkt te zijn verworden tot een recht. Op diverse terreinen eisen burgers dit recht op,
bijvoorbeeld in de zorg en in het onderwijs. Een gang naar de rechter om het eigen
gelijk te eisen is snel gemaakt, en we lijken eerder geneigd om anderen
aansprakelijk te stellen als er iets misgaat.
2.4.7 Ongezonde leefstijl
Burgers in Europa behoren tot de welvarendste en gezondste mensen ter wereld,
maar
het
hoge
welvaartsniveau
brengt
ook
nieuwe
gezondheidsrisico’s met zich mee. Niet alleen gaat de vergrijzing
gepaard met meer aandoeningen, ook de ongezonde leefstijl leidt
tot meer aandoeningen. Roken, een te hoge calorie-inname,
alcoholconsumptie en te weinig beweging leiden tot ernstige
gezondheidsrisico’s
en
resulteren
in
zogenoemde
welvaartsziekten zoals hart- en vaatziekten, COPD, diabetes,
31
bepaalde kankersoorten, obesitas en depressie .
Het optreden van welvaartsziekten wordt in belangrijke mate bepaald door voedseltechnologische ontwikkelingen (omvang van de porties, suikers, vetten en zouten in
voedingsmiddelen), door de sociale, economische en fysieke omgeving van het
individu en door persoonlijke eigenschappen. Kenmerkend aan welvaartsziekten is
dat ze vaak chronisch van aard zijn en vaak tenminste gedeeltelijk vermijdbaar
zijn. Kwetsbare groepen (kinderen, lagere sociale klassen en laaggeletterden) zijn
32
extra vatbaar voor welvaartsziekten .
In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 schetst het RIVM de trends in
leefstijl. Er is sprake van een neergaande trend in roken (van 60% in 1958 naar
27% in 2008), maar in verhouding tot de omringende landen kent Nederland relatief
veel rokers, vooral onder vrouwen. Sinds de jaren zeventig en tachtig is er sprake
van een lichte daling in de consumptie van alcohol, ook onder jongeren, al wordt
door jongen die drinken wel veel alcohol ingenomen. Sinds de jaren tachtig is het
aantal Nederlanders met overgewicht verdubbeld tot 50% van de bevolking, waarbij
het percentage Nederlanders met ernstig overgewicht sinds 2000 is gestabiliseerd
op 11% (zie Figuur 15). Weinig Nederlanders voldoen aan de richtlijn Gezond
Voeding en de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. De dagelijks hoeveelheid
33
beweging is minder geworden, al wordt er wel meer aan sport deelgenomen .
31
Chivot, E. et al (2012) Taking care of our health, Strategy & Change, Report No 2012•14
Rijkschroeff-van der Meer, A.J.C. (2011) Welvaartsziekten: andere ziekten, andere aanpak,
Achtergrondstudie uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg bij het advies
Preventie van welvaartsziekten; Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2011) Preventie van
welvaartsziekten Effectief en efficiënt georganiseerd, december 2011.
33
RIVM (2010) Van Gezond naar Beter, Kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst
Verkenning 2010 Van gezond naar beter
32
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
39 / 116
Oog voor Innovatie
Figuur 15
Percentage mensen (20 jaar en ouder) met overgewicht en obesitas in de periode
1981-2007, gestandaardiseerd naar leeftijd- en geslachtsverdeling in 1981 (Bron:
POLS, 2008)34
De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg stelt dat een kwart van de
welvaartsziekten wordt veroorzaakt door leefstijl en dat betere leefgewoonten niet
alleen de levensverwachting, maar ook het aantal gezonde jaren en het aantal
35
jaren zonder beperking of chronische aandoeningen kunnen vergroten . Meer
aandacht (en dus geld en inzet) voor preventie moet helpen de leefstijl gezonder te
maken en de welvaartsziekten terug te dringen.
34
RIVM (2010) Van Gezond naar Beter, Kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst
Verkenning 2010 Van gezond naar beter
35
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2011) Preventie van welvaartsziekten Effectief en
efficiënt georganiseerd, december 2011.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
40 / 116
Oog voor Innovatie
2.4.8 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de sociaal-culturele trends
Onderstaande figuur bevat een overzicht van de geïdentificeerde sociaal-culturele
trends, afgezet tegen de door TNO verwachte waarschijnlijkheid en tijdshorizon.
Figuur 16
Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde sociaal-culturele trends
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
41 / 116
Oog voor Innovatie
2.5
Ecologische trends
Het handelen van de mens heeft ingrijpende effecten op de aarde, en deze effecten
zijn zichtbaar en voelbaar op vrijwel alle plaatsen in de wereld. Het gaat hierbij om
de volgende trends (Figuur 17):
Figuur 17
Ecologische trends
2.5.1 Klimaatproblematiek
Het klimaat verandert onder invloed van natuurlijke factoren en, sinds het midden
van de 20e eeuw in versneld tempo ook door toedoen van de mens. De sterke
toename in energieverbruik op basis van fossiele brandstoffen leidt tot een
broeikaseffect, waardoor de aarde opwarmt, poolkappen smelten en de zeespiegel
stijgt. Volgens het IPCC (het klimaatpanel van de Verenigde Naties) zal
e
de zeespiegel in de 21 eeuw wereldwijd met 18 tot 59 centimeter stijgen
ten opzichte van het niveau in 1990. Het KNMI houdt voor de
Nederlandse kust rekening met een zeespiegelstijging van 35 tot 85
36
centimeter in de periode in diezelfde periode .
De opwarming van de aarde heeft ook gevolgen voor de kans op
klimaatextremen. Het IPCC-rapport uit maart 2012 toont aan dat de
gemiddelde temperatuur is gestegen, hittegolven frequenter en extremer
zijn geworden, er meer zware neerslag is gevallen, er meer droogte is en
dat hoge waterstanden vaker voor zijn gekomen. Ook stelt het rapport dat
e
deze ontwikkelingen zullen doorzetten in de 21 eeuw.
37
Klimaatverandering heeft ook gevolgen voor de biodiversiteit . Algemeen wordt
onderkend dat de mate van biodiversiteit een indicatie vormt voor de gezondheid
van een ecosysteem. Aangenomen wordt dat klimaatverandering tot een verlies
aan biodiversiteit leidt, doordat soorten zich niet kunnen aanpassen aan het
36
37
http://www.knmi.nl/cms/content/21306/zeespiegelstijging
http://www.pbl.nl/dossiers/biodiversiteit/veelgestelde_vragen#vraag2
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
42 / 116
Oog voor Innovatie
veranderende klimaat. Bijna alle soorten op aarde hebben in hun evolutionaire
geschiedenis echter al eerder te maken gehad met klimaatveranderingen; de
invloed ervan op de biodiversiteit is daarom nog niet eenduidig vastgesteld. De
snelheid waarmee het klimaat nu verandert vormt echter wel reden tot zorg.
2.5.2 Lange termijn gezondheidsrisico’s als gevolg van (nieuwe) technologieën
Nieuwe technologieën leveren een bijdrage aan de oplossing van maatschappelijke
problemen, en kunnen risico’s en schade helpen beperken. Ze kunnen echter ook
gepaard gaan met nieuwe risico’s voor mens en milieu. Drie nieuwe
technologieën krijgen momenteel veel aandacht, onder andere omdat er veel
onduidelijkheid bestaat over de mogelijke gezondheidsrisico’s op de lange
termijn. Het betreft nanotechnologie, straling en genetische modificatie.
Ontwikkelingen in de nanotechnologie maken het mogelijk om doelgericht en
gecontroleerd nieuwe, kleine structuren (met afmetingen kleiner dan 100
38
nanometer) op te bouwen uit atomaire of moleculaire bouwstenen . Door op nanoformaat objecten te bestuderen en te manipuleren kunnen nieuwe
materialen en systemen ontwikkeld worden, die unieke eigenschappen
en functies hebben. Denk aan vuilafstotende of antimicrobiële
oppervlakken, aan extreem resistente materialen of aan coatings die
reageren op veranderende omgevingssituaties. Er zijn ondertussen al
honderden toepassingen van de nanotechnologie bekend. Sommige
daarvan zijn al commercieel verkrijgbaar, terwijl andere pas in de
toekomst beschikbaar zullen komen.
Ondanks de mogelijkheden en kansen die nanotechnologie biedt, bestaan er
zorgen over de mogelijke risico’s voor de gezondheid van mens, plant en dier. De
langetermijneffecten zijn niet bekend en de risico’s voor gezondheid en milieu zijn
moeilijk te meten. Ze kunnen bovendien sterk verschillen per toepassing.
Nanodeeltjes zouden zich kunnen ophopen in de cellen van levende wezens, waar
ze mogelijk schade kunnen toebrengen aan het DNA. Onbekend is ook of, en zo ja,
welke nanodeeltjes in de cellen afgebroken kunnen worden. Diverse onderzoeken
richten zich daarom op het in kaart brengen van de mogelijke risico’s.
Ook de invloed van straling op de gezondheid krijgt veel aandacht. Straling kent
vele ‘verschijningsvormen’, denk bijvoorbeeld aan straling afkomstig van
radioactieve stoffen, aan ultraviolet licht van de zon, aan licht van lasers en andere
lichtbronnen en aan de elektromagnetische velden die radiozenders, mobiele
telefoons en hoogspanningslijnen opwekken. Vooral vanwege de opmars van
mobiele telefonie en andere vormen van draadloze telecommunicatie staat de
invloed van elektromagnetische velden op onze gezondheid in de belangstelling.
Een andere technologie die al langer op de maatschappelijke agenda staat en veel
vragen oproept als het gaat om risico’s voor mens, plant, dier en milieu, is
genetische modificatie. Genetische modificatie is het kunstmatig veranderen van
het genoom van een organisme, op een manier die door voortplanting of natuurlijke
recombinatie niet mogelijk is. Bij genetische modificatie worden meestal één gen of
enkele genen in het genoom van het ontvangende organisme ingebracht. Deze
genen kunnen afkomstig zijn van eenzelfde soort organisme, maar er kunnen ook
38
TNO, Dossier Nanotechnologie
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
43 / 116
Oog voor Innovatie
genen van andere soorten gebruikt worden. Wanneer het genoom van een
organisme met behulp van genetische modificatie is veranderd wordt dit organisme
39
een genetisch gemodificeerd organisme (ggo) genoemd .
Genetische modificatie kent vele toepassingsgebieden, zoals de gezondheidszorg,
de landbouw, de levensmiddelentechnologie en de industrie. De mogelijke risico’s
van genetische modificatie worden al geruime tijd uitgebreid
onderzocht. Lang niet alle risico’s zijn duidelijk en er is veel
discussie over de mogelijke lange termijneffecten. In dit kader is de
Commissie Genetische Modificatie (COGEM) noemenswaard.
COGEM is een wetenschappelijk adviesorgaan dat de regering
adviseert over mogelijke risico’s van productie en handelingen met
genetische gemodificeerde organismen voor mens en milieu. Ook
informeert de COGEM de regering over ethische en
maatschappelijke kwesties rondom genetische modificatie.
2.5.3 Uitputting van grondstoffen
Wereldwijd neemt de druk op de mondiale grondstoffenvoorziening toe. Dit heeft
twee belangrijke redenen. Enerzijds neemt de druk op de voorraden van natuurlijke
hulpbronnen toe door een sterke groei van en verandering in mondiale
consumptiepatronen. De welvaart neemt toe in delen van de wereld waar de
bevolking voorheen in grote armoede leefde, en dat betekent dat het gebruik van
bijvoorbeeld fossiele brandstoffen, water, metalen, mineralen en land toeneemt.
Anderzijds treden er wereldwijd grote veranderingen op in het internationaalpolitieke krachtenveld. Er ontstaan meerdere politieke en economische
machtscentra, waarbij de relatieve macht van het Westen afneemt. In een dergelijk
multipolair systeem stellen staten in toenemende mate hun eigen, nationale
belangen centraal bij hun handelen en laten ze zich minder leiden door
internationale instituties of humanitaire overwegingen. Dit kan gevolgen hebben
voor het grondstoffenbeleid van producerende en consumerende landen.
De internationale dynamiek met betrekking tot grondstoffen verandert hierdoor.
Nieuwe kwetsbaarheden en afhankelijkheden ontstaan, en schaarste is een
40
toenemende zorg . Bedrijven en sommige nationale overheden proberen de
voorziening van grondstoffen veilig te stellen door langlopende contracten en
concessies af te sluiten, door aanbieders van grondstoffen op te kopen en door
andere maatregelen te treffen. Tegelijkertijd gebruiken verschillende grondstoffenproducerende landen hun positie in het internationale krachtenveld om hun politieke
en economische positie te versterken. Dit kan leiden tot geopolitieke spanningen,
stijgende kosten en sterke onderlinge afhankelijkheden. Het transport van
schaarse grondstoffen zal een aantrekkelijker doelwit voor piraterij kunnen worden.
Voor bedrijven en overheden wordt het hebben van een doordacht
grondstoffenbeleid daarom steeds belangrijker. Een dergelijk beleid bevat
maatregelen om met grondstoffenschaarste om te gaan. Hierbij kan gedacht
worden aan het aangaan van strategische relaties met leveranciers van
grondstoffen en halffabricaten of aan het stimuleren van onderzoek naar
39
http://www.cogem.net/index.cfm/nl/genetische-modificatie/
HCSS (2012) Op weg naar een Grondstoffenstrategie, in opdracht van Ministerie van
Buitenlandse Zaken, in samenwerking met TNO en CE Delft
40
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
44 / 116
Oog voor Innovatie
substituten, maar ook aan efficiëntievergroting, recycling, consumptieverandering
en het strategisch inzetten van ontwikkelingsbeleid.
2.5.4 Vervuiling
De hoge welvaartsgroei, de bevolkingsgroei en de individualisering van de
samenleving hebben grote impact op onze leefomgeving. We ondervinden de
gevolgen van bodemvervuiling, watervervuiling, luchtvervuiling, lichtvervuiling en
geluidshinder. Natuur heeft plaats moeten maken voor woongebied
en wegen, en de intensieve landbouw en veehouderij leggen een
grote druk op het milieu vanwege hun uitstoot van CO2 en
afvalstoffen.
Vervuiling is duidelijk een wereldwijd probleem. Wetgeving moet
het milieu beschermen tegen vervuiling, maar de uitvoering,
naleving en handhaving ervan verschillen van land tot land. Dit leidt
in combinatie met verschillen in afvalverwerkingscapaciteit en -prijs
tot een internationalisering van de afvalverwerking. Met andere woorden: afval
wordt verwerkt in die landen waar de kosten laag zijn en de regels soepel, en dat
kan gepaard gaan met illegale praktijken en leiden tot extra milieuvervuiling.
2.5.5 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de ecologische trends
Hieronder zijn de verwachte waarschijnlijkheid en tijdslijn van de genoemde
ecologische trends tegen elkaar uitgezet.
Figuur 18
Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde ecologische trends
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
45 / 116
Oog voor Innovatie
2.6
Politiek-juridische trends
De laatste categorie trends die in dit hoofdstuk wordt behandeld zijn de politiekjuridische trends. De volgende trends zijn geïdentificeerd:
Figuur 19
Politiek-juridische trends
2.6.1 Publieke afkeer van de politiek
41
Het rapport Burgerperspectieven van het Sociaal Cultureel Planbureau laat zien
dat de tevredenheid over ‘Den Haag’ en het vertrouwen in de regering en de
Tweede Kamer slinken. Burgers hebben de indruk dat politici zich onvoldoende
kunnen verplaatsen in de situatie en de problemen van gewone burgers en zijn
kritisch over het gedrag van politici.
Een andere politieke ontwikkeling die zich voltrekt is de versnippering en
herpopularisering van het politieke landschap. In het verleden concentreerden de
meeste kiezers zich bij enkele partijen, ook al kende het parlement meerdere
fracties. Vanaf midden jaren zeventig tot halverwege de jaren negentig waren er
eigenlijk twee grote fracties in de Tweede Kamer, namelijk die van het CDA en de
PvdA, die op afstand werden gevolgd door de VVD-fractie. Sinds midden jaren
negentig zijn de stemmen gelijkmatiger verspreid over meerdere partijen.
Vanaf het begin van deze eeuw verschillende nieuwe politieke partijen ontstaan.
Sommige nieuwe spelers zijn daadwerkelijk een machtsfactor geworden in het
politieke systeem. Ze zetten zich af tegen het politieke establishment en hun
vermeende achterkamertjespolitiek, en willen de politiek weer dichter bij het volk
brengen. Sommige partijen zetten daarbij in op een verdergaande democratisering,
terwijl andere juist voor een specifiek thema kiezen, zoals immigratie of veiligheid.
Ook is er een duidelijke splitsing ontstaan tussen partijen die pro-Europa of juist
Europa-kritisch zijn.
41
Sociaal Cultureel Planbureau (2012) Burgerperspectieven 2012/3 Kwartaalbericht Continue
Onderzoek Burgerperspectieven
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
46 / 116
Oog voor Innovatie
Ook de relatie tussen de media en de politiek is aan verandering onderhevig.
Mede vanwege de komst van commerciële media wordt politiek steeds meer als
entertainment gebracht. Onderwerpen die veel aandacht krijgen zijn persoonlijke
conflicten tussen politici, de jacht naar de macht, het bepalen van winnaars en
verliezers en de bijbehorende emoties. Daarnaast wordt de rol van het publiek
steeds belangrijker. De ‘gewone’ Nederlander wordt aan het woord gelaten en
nieuws wordt nadrukkelijker op persoonlijk niveau gebracht, waarbij meningen
minstens even belangwekkend worden gevonden als de feiten.
Enerzijds professionaliseert de politiek de contacten met de media met behulp van
mediastrategieën. Anderzijds worden de traditionele media omzeild door direct
contact te leggen met kiezers, vooral door middel van de inzet van sociale media
die politici en burgers massaal zijn gaan gebruiken. De inzet van sociale media
maakt de burger mondiger en kan de transparantie van de politiek vergroten.
Tijdens de verkiezingen van 2012 werden sociale media bijvoorbeeld volop ingezet
voor fact-checking, waarbij uitspraken van politici real-time werden gecontroleerd.
2.6.2 (Europees) openbaar bestuur, wet- en regelgeving
Er is sprake van een behoorlijke dynamiek in het openbaar bestuur. Een sterk
opkomende trend is die van de ‘vermaatschappelijking’, ofwel het overdragen van
42
taken van de overheid aan de samenleving . Minder overheid en meer uitbesteden
moet helpen de overheid kleiner, sneller, en beter te maken. Zowel de overheid als
de markt blijkt niet goed in staat te zijn om oplossingen voor complexe
maatschappelijke vraagstukken te vinden. De rol van maatschappelijke organisaties
en van burgers wordt daarbij steeds belangrijker; kennis en vaardigheden van
mensen en hun verbanden moeten worden ingezet om maatschappelijke
uitdagingen te adresseren. Hoe vermaatschappelijking kan worden gebruikt,
georganiseerd of gestimuleerd is echter nog een grote vraag. Een andere vraag is
in hoeverre de inzet op zelforganisatie de ongelijkheid tussen gemeenschappen
met en zonder zelforganiserend vermogen vergroot.
De opkomst van ICT en nieuwe media biedt de overheid mogelijkheden om haar
dienstverlening te digitaliseren en om de interactie met burgers anders vorm te
geven. Ook in het licht van de te verwachten krapte op de arbeidsmarkt en
vanwege de roep om een kleinere overheid is elektronische dienstverlening door
de overheid een belangrijke ontwikkeling. De inzet van ICT bij de overheid gaat
echter verder dan alleen dienstverlening. ICT wordt breed ingezet in allerlei
informatiestromen en diverse overheidstaken worden in hoog tempo gedigitaliseerd.
Organisaties moeten aan steeds meer wet- en regelgeving voldoen,
die bovendien continu verandert en steeds complexer blijkt.
Daarnaast worden toezichthouders strenger en vragen zij om meer
inzicht in organisaties. Wet- en regelgeving wordt in toenemende
mate bepaald door Brussel, terwijl verantwoordelijkheden voor de
uitvoering van bepaalde wetten (bijvoorbeeld WMO en onderdelen
AWBZ) juist op lokaal niveau wordt belegd.
Een andere relevante ontwikkeling houdt verband met de toegang tot de
rechtspraak. De financiering van de rechtspraak is al geruime tijd punt van
42
http://www.socialevraagstukken.nl/site/dossiers/minder-overheid-meer-zelf-doen/
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
47 / 116
Oog voor Innovatie
discussie en de tendens is dat degene die in civiele en bestuursrechtelijke zaken
gebruik wil maken van de rechtspraak zelf de kosten daarvan moet dragen. Dit
betekent dat financiële barrières worden opgeworpen waardoor de toegang tot het
recht niet gelijk (meer) is voor iedereen. Tegelijkertijd wordt meer aangestuurd op
43
‘mediation’ en op onderhandeling, als alternatieven voor een rechtsgang .
Mede vanwege de economische crisis in de Eurozone staat ‘Europa’ hoog op de
agenda van politici en burgers. Het wordt voor burgers duidelijker dat veel nationale
beleidsbevoegdheden geleidelijk aan zijn overgeheveld naar de EU. De bevolking
wordt steeds meer geregeerd door Europese instituties, die de
burger politiek niet vertegenwoordigen en bovendien geen
democratische verantwoording afleggen. Ook wordt duidelijk dat
‘Europa’ onvoldoende instrumenten bezit om de Eurocrisis
daadkrachtig aan te pakken.
Vanwege het bovenstaande ontstaat er een debat over de
heroriëntatie op Europa en ‘van’ Europa. ‘Voorstanders van Europa’
pleiten voor een rechtvaardiger, politiek en sociaal legitiem Europa
dat kan fungeren als buffer tegen de ongewenste effecten van globalisering.
Tegenstanders menen dat de Europese integratie moet worden beperkt tot het vrije
verkeer van goederen, diensten, kapitaal en arbeid, en dat alle andere
overheidstaken de nationale staat toebehoren. Ook onder burgers lopen de
meningen sterk uiteen. Opleidingsniveau en de mate van professionele en
44
geografische mobiliteit spelen daarbij een belangrijke rol .
2.6.3 Toenemende aandacht voor financiële dienstverlening
De bankencrisis begon in 2007 in de Verenigde Staten en escaleerde in 2008.
Deze crisis leidde vervolgens tot het ontstaan van de schuldencrisis en de
economische crisis. Overheden en centrale banken hebben ondertussen een scala
aan maatregelen ingezet om de bankencrisis te beteugelen. Ze namen direct deel
in het risicodragend kapitaal van financiële instellingen en diverse banken zijn
genationaliseerd. Sommige financiële instellingen hebben hun kapitaalinjecties al
terug betaald en zo directe overheidsbetrokkenheid terug gedrongen, maar
verschillende banken zijn nog steeds in handen van overheden.
Financiële instellingen hebben ondertussen te maken gekregen met strenger
toezicht, striktere regels en strengere kapitaaleisen. Tegelijkertijd worden
banken opgeroepen soepeler krediet te verstrekken aan bedrijven en consumenten,
om de economie op gang te helpen. Ook wordt gewerkt aan maatregelen om de
transparantie bij financiële instellingen te vergroten. De activiteiten van financiële
instellingen liggen onder een vergrootglas en hun imago ligt onder vuur. Zo leidt het
beloningsbeleid in de financiële sector geregeld tot publieke verontwaardiging.
43
44
http://www.socialevraagstukken.nl/site/dossiers/duurdere-griffierechten/
http://www.wrr.nl/projecten/project/article/europa-naar-menselijke-maat-1/
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
48 / 116
Oog voor Innovatie
2.6.4 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de politiek-juridische trends
In de onderstaande figuur is de waarschijnlijkheid van de beschreven politiekjuridische trends uitgezet tegen de tijdshorizon.
Figuur 20
Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde ecologische trends
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
49 / 116
Oog voor Innovatie
3 Trends in technologie en innovatie
3.1
Introductie
Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de trends in technologie en innovatie die voor
de verzekeringssector van belang kunnen zijn, en geeft daarmee invulling aan de
letter ‘T’ van de DESTEP-methodiek. Hierbij is onderscheid gemaakt naar trends
die impact hebben op de interne werkwijze van de verzekeringssector en naar
trends die kunnen leiden tot een verandering van het verzekerd risico.
Onderstaande (hoofd)trends worden in dit hoofdstuk behandeld. De manier van
beschrijven is vergelijkbaar aan die van hoofdstuk 2.
Figuur 21
3.2
Trends in technologie en innovatie
Technologische trends die kunnen leiden tot vernieuwing
Deze paragraaf beschrijft innovaties in werkwijze en organisatie, die van belang
kunnen zijn voor de verzekeringssector. De figuur op de volgende pagina bevat de
trends die worden onderscheiden.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
50 / 116
Oog voor Innovatie
Figuur 22
Technologische trends m.b.t. werkwijze en organisatie
3.2.1 Opkomst van alternatieve financiële producten
Innovatie in financiële producten kent vele gedaantes. Alternatieve lokale
ruilhandelsystemen en alternatieve valuta bestaan al een tijdje, maar door de
economische crisis nemen ze in aantal en in zeggingskracht toe. Daarnaast
ontstaan er steeds meer systemen om via alternatieve kanalen financiering te
verkrijgen, zonder tussenkomst van financiële intermediairs. Zo
45
neemt crowdfunding een grote vlucht. Begonnen als middel om
individuele artistieke projecten te financieren, wordt het steeds meer
ingezet door professionele organisaties – niet alleen in de kunst,
maar ook voor de financiering van innovatietrajecten, onderwijs,
onderzoek, start-ups etc. Een andere belangrijke ontwikkeling is die
van de elektronische dienstverlening. Steeds meer transacties,
contracten en contacten vinden online en mobiel plaats.
Innovatie in de financiële dienstverlening betreft ook oudedagsvoorziening,
vermogensopbouw en verzekeringen. Traditionele (verplichte) collectiviteiten
worden door bepaalde groepen losgelaten en vervangen door nieuwe
45
Bij crowdfunding investeren relatief kleine (particuliere) investeerders, zonder tussenkomst van
financiële intermediairs, in een nieuw project of onderneming. Er is direct contact tussen
investeerder en de ondernemer, kunstenaar, uitvinder, ontwikkelaar etc. De gedachte is dat veel
kleine investeringen samen een project geheel kunnen financieren.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
51 / 116
Oog voor Innovatie
collectiviteiten, zoals collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
ZZP’ers (bijvoorbeeld via het Broodfonds).
voor
3.2.2 Ontstaan van nieuwe organisatievormen
Zowel in de industrie als in de dienstensector ontwikkelen zich nieuwe
organisatievormen, businessmodellen en innovatieconcepten. Drijvende krachten
zijn de vergaande toepassing van ICT en de globalisering. Er zijn verschillende
nieuwe organisatievormen en businessmodellen in ontwikkeling, zoals volledig
virtuele organisaties, mobiele services, nieuwe experience concepten, shared
services en global sourcing van menskracht. Deze nieuwe organisatievormen
en businessmodellen kunnen leiden tot geheel nieuwe producten en diensten.
Al geruime tijd zijn de traditionele verhoudingen in de productie- en waardeketen
aan verandering onderhevig. Enerzijds is er een ontwikkeling gaande waarin
bedrijven zich richten op hun kernactiviteiten en andere activiteiten afstoten.
Anderzijds schuiven bedrijven op in de waardeketen, bijvoorbeeld doordat ze direct
gaan verkopen aan eindgebruikers, in plaats van via intermediairs en
handelsbedrijven, of doordat ze producten als dienst aanbieden, inclusief service
en onderhoud. Bovendien zijn traditionele rolverdelingen aan verandering
onderhevig. Onderzoek en ontwikkeling bijvoorbeeld vinden in
toenemende mate plaats bij leveranciers, en ook gebruikers spelen
een steeds belangrijker rol in het innovatieproces. Samen leiden
deze ontwikkelingen tot een sterk gefragmenteerde waardeketen,
die mondiaal van aard kan zijn.
Een sterke tegenbeweging vormt het streven naar de beheersing
van een gehele waardeketen. Zo sluiten verzekeraars vaak
contracten met ‘toeleveranciers’ zoals schadeherstelbedrijven of zorgaanbieders.
ICT maakt het gemakkelijker om informatie over de hele waardeketen te
verzamelen en ontsluiten. Door middel van track-en-trace systemen kunnen risico’s
daardoor beter worden ingeschat en kunnen eventuele problemen met betrekking
tot bijvoorbeeld voedselveiligheid of defecten snel worden getraceerd naar de bron.
Het bedrijfsleven maakt in toenemende mate een ontwikkeling door van gesloten
innovatieprocessen naar meer open manieren van innoveren. Open innovatie is
een manier van innoveren waarin bedrijven zowel interne als externe bronnen van
innovatie combineren, om nieuwe producten te ontwikkelen en op de markt te
zetten. Bij open innovatie worden nadrukkelijk externe ideeën gezocht, bijvoorbeeld
in samenwerking met onderzoeksinstellingen, concurrenten, leveranciers en
afnemers. Open innovatie betekent ook dat innovaties buiten het bedrijf verder
ontwikkeld en op de markt gebracht kunnen worden, als dat het beste past bij het
beoogde business model. Open innovatie duidt vooral op een open houding van
bedrijven als het om innoveren gaat. Je hoeft niet alles zelf in huis te hebben om
toch te kunnen innoveren en te kunnen profiteren van die innovaties.
Innovaties kunnen ook ontstaan op de raakvlakken tussen verschillende sectoren.
Deze zogenaamde transsectorale innovatie ontstaat door samenwerking tussen
kennisinstellingen en bedrijven uit verschillende sectoren. Het kan daarbij gaan om
sectoren waartussen al wordt samengewerkt, maar de vernieuwing kan ook uit
onverwachte combinaties komen.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
52 / 116
Oog voor Innovatie
Een radicaal andere benadering in innovatiemanagement is de van oorsprong
Indiase ‘Jugaad Innovation’. Terwijl in veel westerse bedrijven innovatie heel
gestructureerd plaats vindt en geïnvesteerd wordt in hightech R&D, wordt in een
opkomende economie zoals die van India innovatie juist op een improviserende
wijze aangepakt. Slimme oplossingen bedenken met behulp van wat al beschikbaar
is, in plaats van inzetten op dure en tijdrovende R&D-trajecten. Juist omdat er
steeds meer behoefte ontstaat aan slimme en betaalbare oplossingen zou deze
aanpak ook in het westen zijn meerwaarde kunnen bewijzen. Andere vernieuwende
benaderingen van innovatiemanagement zijn reverse innovation (innovaties in
opkomende economieën vertalen naar westerse markten), prijsvragen (zoals
46
Google regelmatig organiseert) en innovation camps (als variant op bootcamps) .
Door de inzet van ICT, innovatieve productiesystemen en nieuwe technieken en
tools kunnen producten en diensten tegen lage kosten snel en heel precies
afgestemd worden op de wensen van individuele gebruikers. Deze aanpak van
mass customisation combineert de lage kosten en de snelheid van
massaproductie met de flexibiliteit van maatwerk. Mede onder invloed van het
internet en sociale netwerken worden producten en diensten bovendien in
toenemende mate door consumenten en aanbieders gezamenlijk ontwikkeld.
Consumenten en gebruikers worden nadrukkelijker betrokken bij het ontwikkelingsen productieproces. Deze prosumers ontwikkelen nieuwe concepten voor
bijvoorbeeld meubilair, waarna de producent de fabricage ervan voor rekening
neemt. Ook bestaan er nieuwe business concepten waarbij consumenten een
werkplek in een fabriekshal kunnen gebruiken waar ze ondersteund door
gekwalificeerd personeel en apparatuur eigen producten kunnen maken. Ook de
toenemende mate waarin softwarebedrijven bèta-versies van hun producten ter
evaluatie aanbieden aan beperkte gebruikersgroepen vormt een voorbeeld van
gezamenlijke productontwikkeling.
Sociale media ten slotte worden al volop ingezet als marketinginstrument, maar
krijgen ook steeds meer invloed op andere activiteiten binnen bedrijven. Via sociale
media staat een bedrijf in direct contact met klanten en andere stakeholders en die
contacten dragen bij aan de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten, maar
ook aan logistieke processen, service, HR etc. Sociale media zullen daarom naar
verwachting op steeds grotere schaal geïntegreerd worden in de dagelijkse
bedrijfsvoering van organisaties.
3.2.3 Transitie naar een informatiemaatschappij
De revolutie in de informatie- en communicatietechnologie, die is begonnen in de
jaren tachtig van de twintigste eeuw, heeft grote impact op het dagelijks leven. Het
begon met de opkomst van de personal computer als massaproduct, gevolgd door
de toenemende grafische mogelijkheden van computers en schermen, en de
opkomst van internet, e-mail en andere communicatieplatformen die het dagelijks
leven ingrijpend hebben veranderd. Het web is geëvolueerd tot een niet meer weg
te denken ontmoetingsplaats waarop allerhande informatie wordt gedeeld.
Er is ondertussen een nieuwe informatiestructuur aan het ontstaan, waarin burgers,
bedrijven en overheid structureel anders met elkaar communiceren en beschikbare
46
Het EU 7e Kaderprogramma project Innovation Futures (INFU) heeft verschillende
vernieuwende en radicaal andere benaderingen in innovatiemanagement in kaart gebracht. Meer
informatie is beschikbaar via http://www.innovation-futures.org/.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
53 / 116
Oog voor Innovatie
(open) data ten volle economisch en maatschappelijk gaan benutten. De
innoverende kracht van ICT maakt het mogelijk dat we dingen anders kunnen doen:
efficiënter, beter, sneller, slimmer en duurzamer. De impact van ICT reikt ver. We
beschrijven hier een aantal ICT-gedreven innovaties die op allerlei economische en
sociale processen impact hebben.
Sociale netwerken zoals Twitter en Facebook worden wereldwijd
intensief gebruikt. Ze maken dat informatie altijd, overal en onmiddellijk
beschikbaar is; alles en iedereen staat met elkaar in contact. Sociale
netwerken vormen aldus een belangrijke bron van informatie en
zoekmachines integreren de informatie uit sociale netwerken in
toenemende mate in hun resultaten. Er is een nieuwe generatie van
zoekmachines aan het ontstaan, die hun zoekresultaten afstemmen
op locatie, sociale context en stemming van de gebruiker.
De keerzijde hiervan is dat internetgebruikers tegen de sturende kracht van
algoritmen aanlopen. Toegang tot publieke informatie en publieke opinievorming ligt
daarmee steeds meer in de handen van de private partijen die deze algoritmen
ontwikkelen en beheren, zoals internetaanbieders, zoekmachines en sociale
netwerksites. Dit zijn de nieuwe intermediaire spelers of poortwachters, die voor
47
een belangrijk deel bepalen welke informatie waar en voor wie toegankelijk is .
E-governance, of e-overheid, betreft de uitwisseling van zowel informatieve,
interactieve als transactionele diensten tussen overheden en burgers en bedrijven
en is er vooral op gericht om de dienstverlening van de overheid efficiënter en
klantgerichter te maken, zoals in het voorgaande hoofdstuk is beschreven. De
ontwikkelingen gaan echter verder dan dat. Onder invloed van sociale media,
sociale netwerken en mobiel internet emancipeert de gebruiker en speelt hij een
steeds actievere rol in de relatie tussen overheid en burger of bedrijf. Dit maakt
actieve burgerparticipatie mogelijk, waarbij burgers meedenken over de inrichting
van een wijk, meldingen over gebreken in de openbare ruimte verzamelen, actief
betrokken worden bij het signaleren en voorkomen van criminaliteit, etc.
Digitale netwerken maken mobilisatie en organisatie van informatie-uitwisseling
tussen burgers mogelijk en daarmee ontstaan nieuwe democratische activiteiten op
het gebied van wetgeving, meningsvorming, stemmen en protest. Het maakt het
ook mogelijk dat burgers in toenemende mate een toezichthoudende functie
kunnen hebben, waarmee ze rollen en taken op zich kunnen nemen die voorheen
tot de verantwoordelijkheid van de overheid en het openbaar bestuur behoorden.
Op deze wijze wordt een herbezinning op de organisatie en taakstelling van het
48
openbaar bestuur en de publieke sector afgedwongen .
Dankzij de opkomst van nieuwe internettechnologieën kan overheidsinformatie
bovendien toegankelijk gemaakt worden, hergebruikt worden, en worden
gecombineerd met informatie van andere bronnen. Waar ’Open Overheid’-beleid
traditioneel bestond uit het juridisch verankeren van het recht van burgers om
overheidsgegevens op te vragen (bijvoorbeeld in Nederland in de Wet
Openbaarheid van Bestuur), gaan steeds meer overheden over tot het gratis
47
Raad voor Maatschappelijke Organisatie (2011) De nieuwe regels van het spel
Frissen et al (2008) Naar een ‘User Generated State’? De impact van nieuwe media voor
overheid en openbaar bestuur, TNO rapport voor Ministerie van Binnenlandse Zaken
48
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
54 / 116
Oog voor Innovatie
publiceren van ruwe, gestructureerde en ‘machine-readable’ overheidsinformatie,
ook wel open data genoemd. Het betreft vaak openbare overheidsinformatie die
verzameld is in het kader van een publieke taak en met publieke middelen, maar er
zijn ook initiatieven om publiek gefinancierde onderzoeksdata vrij ter beschikking te
stellen. Bedrijven, media, NGO’s en burgers kunnen deze open data hergebruiken
49
en verwerken in allerlei nieuwe producten en diensten .
Volgens voorzichtige schattingen verdubbelt de hoeveelheid opgeslagen data
jaarlijks. ‘Big Data’ is de term die wordt gebruikt voor verzamelingen van gegevens
die zó groot zijn dat ze niet meer te beheren zijn met de tot nu toe gebruikelijke
middelen, zoals conventionele databases. De explosie van de
hoeveelheid data stelt samenleving en wetenschap voor nieuwe
vraagstukken. Hoe halen we uit de stortvloed aan gegevens bijvoorbeeld
gericht informatie? Er is grote behoefte aan methoden om Big Data te
ontsluiten, doorzoeken en beheren, denk bijvoorbeeld aan standaarden,
filters, analysetechnieken, opslagtechnieken, zoektechnieken en
beveiliging van gegevens. Big Data staat hiermee voor de ontwikkeling
en toepassing van nieuwe vormen van databeheer, datamining en dataontsluiting.
Patroonherkenning is het kunnen onderscheiden van een patroon of een vorm in
ruwe, ongezuiverde gegevens. Patroonherkenning wordt bijvoorbeeld ingezet bij
intelligent cameratoezicht. Tot nu toe was dit vooral mensenwerk, maar door het
inzetten van kunstmatige intelligentie wordt software ontwikkeld die snel en secuur
beelden kan analyseren en patronen kan herkennen. Patroonherkenning helpt om
grote hoeveelheden data doorzoekbaar te maken en kent vele
toepassingsgebieden; denk bijvoorbeeld aan archiefbeheer, industriële inspectie,
biomedisch onderzoek, aardobservatie, openbaar toezicht en analyse van data uit
sociale media. Patroonherkenning hangt sterk samen met ontwikkelingen op het
gebied van kunstmatige intelligentie en beeld- en signaalverwerkings-technologie.
Next-generation software verschilt op verschillende manieren van de huidige
software. Allereerst zal next-generation software leiden tot een verbeterde
gebruikerservaring, dankzij een rijke en sensitieve interactie. Sociale software
verbindt mensen en sensoren en weet door middel van intelligente analyse en
presentatie waarde te creëren. In toenemende mate wordt software ontwikkeld die
voor verschillende hardware-componenten gebruikt kan worden en die bijdraagt
aan een naadloze uitwisseling tussen verschillende apparaten.
Door het gebruik van ICT-toepassingen kan de efficiëntie van het onderwijsproces
worden verbeterd en wordt het mogelijk onderwijs onafhankelijk van plaats en tijd
aan te bieden en te volgen. ICT maakt ook embedded learning mogelijk. Dit duidt
op onderwijs dat is geïntegreerd in de dagelijkse praktijk en context van de student.
Embedded learning maakt ‘learning-while-doing’ mogelijk en is radicaal anders dan
het model van leren en dan pas doen. Met behulp van embedded learning kunnen
tijdens reguliere werkzaamheden kennis en kunde vergroot worden.
Elektronisch identiteitsmanagement betreft het vaststellen en beheren van
identiteiten en toegangsgegevens in elektronisch verkeer. Zowel gebruikers als
49
Broek, T.A. van den (2011) Open Overheid - Internationale beleidsanalyse en aanbevelingen
voor Nederlands beleid, TNO rapport voor Ministerie van Binnenlandse Zaken
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
55 / 116
Oog voor Innovatie
aanbieders moeten erop kunnen vertrouwen dat de ander inderdaad is wie hij zegt
te zijn en dat gegevens niet in verkeerde handen komen. Overheid en bedrijfsleven
ontwikkelen daarom diverse systemen voor elektronisch identiteitsmanagement.
Een belangrijke negatieve ontwikkeling is de ontwikkeling van software waarmee
het hacken van netwerken en bestanden gemakkelijker wordt gemaakt, evenals de
ontwikkeling van virussen en trojans. De ‘wapenwedloop’ tussen beveiligers en
criminele hackers gaat zover dat het steeds lastiger wordt om goede
beveiligingssystemen te ontwikkelen.
Serious gaming slaat op het inzetten van spelvormen om bepaalde doelstellingen
te bereiken. Serious gaming wordt ingezet voor communicatie en overdracht, maar
ook voor werving en selectie, onderwijs en training, het ondersteunen van
beslissingen en het simuleren van bijvoorbeeld rampenscenario’s.
Het nieuwe werken is een verzamelterm voor diverse manieren van slimmer,
efficiënter en effectiever werken door het toepassen van ICT. Het maakt het
mogelijk om onafhankelijk van plaats en tijd te werken, maar het gaat ook over
nieuwe vormen van samenwerking, leiding geven en het indelen van taken.
De opkomst van mobiel internet gaat heel hard. Steeds meer mensen zijn altijd en
overal verbonden met het internet en er worden steeds meer functies geïntegreerd
in mobiel apparaten (telefonie, internet, e-mail, video, foto, televisie etc.). Het aantal
smartphones en tablets groeit harder dan het aantal nieuwe PCs. In steeds meer
landen gebruiken mensen in eerste instantie hun mobiel om op het internet te
komen en mobiel internet leidt in combinatie met GPS tot een stroom aan nieuwe
diensten, die veelal worden aangeboden via Apps.
Future internet ten slotte duidt op het onderzoek naar en de ontwikkeling van
nieuwe architecturen voor het internet. De onderliggende structuur (protocollen en
architectuur) van het internet is de afgelopen veertig jaar nauwelijks veranderd. Met
de opkomst van miljarden niet-menselijke ‘gebruikers’ (machine-to-machine
communicatie), de noodzaak om grote databestanden te kunnen ontsluiten en de
toenemende vraag naar bandbreedte is het echter noodzakelijk om een nieuwe
internet-architectuur te ontwikkelen en beproeven.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
56 / 116
Oog voor Innovatie
3.2.4 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon m.b.t. werkwijze en organisatie
Onderstaande figuur schetst de verwachte waarschijnlijkheid en termijn van de in
deze paragraaf geïdentificeerde trends.
Figuur 23
Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde technologische trends die
van belang zijn voor de werkwijze en organisatie van de verzekeringssector
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
57 / 116
Oog voor Innovatie
3.3
Technologische trends met mogelijke invloed op verzekerde risico’s
In deze paragraaf worden de technologische trends beschreven die van invloed
kunnen zijn op de verzekerde risico’s. De volgende ontwikkelingen komen aan bod:
Figuur 24
Technologische trends m.b.t. veranderende verzekerde risico’s
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
58 / 116
Oog voor Innovatie
3.3.1 Nieuwe voedingsmiddelen
De hedendaagse, grootschalige voedselproductie heeft een negatief effect op het
milieu en grondstofvoorraden raken uitgeput. De wereldbevolking groeit, evenals
het aantal mensen met overgewicht, diabetes en voedselallergie. Met de
globalisering stijgt de kans op moeilijk beheersbare voedingsincidenten. De
behoefte aan gezonde, veilige en duurzaam geproduceerde voedingsmiddelen
neemt dan ook toe.
Op het terrein van gezonde voeding gaat veel aandacht uit naar de ontwikkeling
van hoogwaardige voedingsmiddelen die bijdragen aan de gezondheid van de
consument. Enerzijds gaat het om het ontwikkelen van voedingsmiddelen die
gezonder zijn, bijvoorbeeld vanwege een verlaagd vet-, suiker- of zoutgehalte.
Anderzijds betreft het voedingsmiddelen die een gezondheidsbevorderend
effect hebben, bijvoorbeeld doordat er vitaminen en mineralen,
voedingsvezels, of bacteriecultures (probiotica) aan zijn toegevoegd
of doordat ze plantensterolen of –stanolen bevatten. Inzichten
verkregen uit de nutrigenomics-leer (deze bestudeert het effect van
voeding op genen en metabolische processen), de biotechnologie
(modificeren van de eigenschappen van voedselbronnen) en
nanotechnologie (nano-omhulsels van functionele ingrediënten voor
gecontroleerde afgifte) spelen hierbij een rol.
Een andere belangrijke ontwikkeling die in dit kader genoemd moet worden is die
van de eiwittransitie. Eiwittransitie duidt op het ontwikkelen van plantaardige
alternatieven voor het gebruik van dierlijke producten. De productie van dierlijke
eiwitten is energie-intensief en belastend voor het milieu. Ook de ontwikkeling van
in-vitrovlees sluit aan op deze trend. Het idee daarbij is om met behulp van
weefselkweektechnieken vlees te laten groeien uit dierlijke stamcellen. Er worden
dierlijke cellijnen gebruikt, maar er komen geen dieren aan te pas.
Naast het ontwikkelen van gezondere voedingsmiddelen vormt voedselveiligheid
een belangrijk thema in de voedingsmiddelenindustrie. Voedselveiligheid heeft te
maken het vóórkomen en met het voorkómen van voedselvergiftigingen,
voedselintoleranties, voedselbederf, voedselallergie en andere mogelijke
voedselgerelateerde risico's. Er worden geavanceerde biologische en fysischchemische methoden ontwikkeld die snel inzicht geven in de toxicologische
veiligheid en allergeniciteit van voedingsmiddelen. Nanotechnologie draagt bij
aan het ontwikkelen van sensoren in het productieproces om de voedselkwaliteit en
–veiligheid
te
waarborgen.
Inzichten
uit
de
nanotechnologie
en
materiaaltechnologie dragen bovendien bij aan het ontwikkelen van slimme
verpakkingen, die voedingsmiddelen beter beschermen of conserveren en zo de
50
voedselkwaliteit en –veiligheid helpen garanderen .
3.3.2 Duurzame ruimtelijke planning
Het veranderende klimaat en de beperkte ruimte in Nederland vragen om een
duurzame ruimtelijke planning. Nieuwe concepten en ruimtelijke oplossingen
moeten ertoe bijdragen dat zo efficiënt en effectief mogelijk wordt omgegaan met
de beschikbare ruimte. Innovaties op dit gebied hebben daarom vooral te maken
met intensief en meervoudig landgebruik en met het creëren van ruimte voor water.
50
Leis et al (2010) Sectoral Innovation Foresight, Food and Drinks, Foresight study for Europe
INNOVA Sectoral Innovation Watch.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
59 / 116
Oog voor Innovatie
Meervoudig landgebruik is ook wel het op integrale wijze kijken naar de
verschillende functies van landgebruik het combineren daarvan, op één locatie,
eventueel in meerdere lagen (ondergronds of gestapeld). Voorbeelden zijn energieopwekking in wegen (combinatie van transport en energieopwekking) en het
gebruik van landbouwgrond voor zowel geïntegreerde waterzuivering als voor het
verbouwen van gewassen, recreatie en veeteelt. Dankzij meervoudig landgebruik
kan intensiever gebruik worden gemaakt van het beschikbare land en wordt
bovendien het milieu gediend.
Water is van grote betekenis. Niet alleen ten aanzien de
bescherming van het land tegen water, maar ook ten aanzien van
het veiligstellen van de drinkwatervoorziening. Met de inzet van
GPS,
videomonitoring,
gammastraling
en
laseren
radartechnieken is het mogelijk om bodemligging en
bodemsamenstelling beter, sneller en goedkoper te monitoren.
Betere early warning systems en de permanente monitoring
van waterkeringen met sensoren en elektronica, datasystemen,
forecasting
systems,
software
voor
besluitvorming
en
risicomanagement maken het in combinatie met simulatie en gaming mogelijk om
een calamiteit vroegtijdig te zien aankomen en de juiste informatie op het juiste
moment beschikbaar te hebben om beslissingen te kunnen nemen. Daarnaast
wordt ingezet op het ecodynamisch ontwerp van kust-, delta- en riviergebieden,
om te kunnen anticiperen op de gevolgen van klimaatverandering en
zeespiegelstijging.
Wat de ontwikkeling van innovatieve, duurzame drink- en industriewatervoorzieningen betreft speelt het zuiveren van water met de integratie van nano- en
membraamtechnologie een rol, evenals het controleren van de waterkwaliteit met
behulp van nieuwe sensortechnologieën. Ook de ontwikkeling van technieken om
zout water om te zetten in zoet water, om water- en energieproductie te
combineren, om warmte, energie en componenten uit afvalwater terug te winnen en
om een gesloten waterkringloop te realiseren zijn in dit opzicht van belang.
3.3.3 Innovaties in de retailsector
In de detailhandel is er in toenemende mate sprake van fundamentele
vernieuwingen in zowel de organisatie als in de wijze waarop producten worden
aangeboden. Ontwikkelingen in de ICT hebben ook hier een grote invloed. ICT
heeft de retailsector zeer veel efficiënter gemaakt. Niet alleen ten aanzien van de
processen voor voorraadbeheer, marketing, transacties etc., maar ook door het
mogelijk maken van e-commerce.
E-commerce maakt direct contact tussen klanten en producenten mogelijk, en zet
daarmee de positie van de groot- en detailhandel onder druk. Tegelijkertijd brengen
nieuwe spelers producten en diensten op nieuwe manieren bij elkaar (denk aan de
prijsvergelijkingssites). Verschillende retailers bestaan alleen online, maar steeds
meer traditionele detailhandelsbedrijven zijn ook actief op het internet en
beschouwen dat steeds meer als een gespecialiseerd verkoopkanaal. E-commerce
heeft bovendien directe gevolgen voor de logistieke processen: er wordt steeds
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
60 / 116
Oog voor Innovatie
meer thuis, of zo dicht mogelijk bij de klant bezorgd en voorraden worden real-time,
51
lean en just-in-time bijgehouden en aangevuld .
E-commerce levert een schat aan informatie op over klanten, en die informatie is
veel waard – zowel voor de retailer als voor de klant. Het contact tussen klanten en
leveranciers wordt steeds intensiever. Klanten bepalen mee welk assortiment
aangeboden wordt, hoe de producten geleverd worden en welke diensten
beschikbaar zijn. Retailers zullen hun aanbod meer en meer
customised aanbieden. Virtual en augmented reality-technologie
maken het mogelijk om producten niet alleen meer in de winkel zelf,
maar ook online, virtueel, te testen – bijvoorbeeld wat betreft de
maatvoering van kleding, die in de toekomst met een webcam kan
worden bepaald waarna de kleding op maat kan worden gemaakt.
Ook 3D-printing maakt het mogelijk om customised en zelfontworpen
52
producten direct te laten maken .
Een andere ontwikkeling die al enige tijd aan de gang is, is die van RFID. RFID
(Radio Frequency Identification) is een technologie waarmee producten, dieren en
personen met behulp van radiosignalen geïdentificeerd kunnen worden – op
afstand. RFID wordt ingezet om logistiek en voorraadbeheer te optimaliseren, voor
de kwaliteitscontrole van producten, voor ‘track and trace’-processen, voor
beveiliging tegen diefstal, ten behoeve van geautomatiseerde betalingssystemen,
etc. Het wordt al volop toegepast, maar van grootschalige toepassing op itemniveau in de retailsector is nog geen sprake. De kosten vormen nog een drempel.
Near Field Communication moet het mogelijk maken om mobiele betalingen te
verrichten. Deze technologie is volop in ontwikkeling en er wordt veel mee getest
door banken en retailers, door aanbieders van online betaalsystemen (van Pay-Pall
bijvoorbeeld) en door creditcard-bedrijven en telecomoperators.
Diefstal in winkels is een wijdverbreid probleem. Anti-diefstal detectoren worden
ingezet om producten te beveiligen. Metaaldetectie wordt ingezet om tassen die zijn
geprepareerd om de beveiliging te omzeilen op te sporen. Intelligent
cameratoezicht kan worden ingezet om ongebruikelijke situaties op te merken en
om bekende dieven te identificeren.
3.3.4 Duurzaam bouwen
De term duurzaam bouwen heeft betrekking op innovaties waardoor de bouw en de
ingebruikname van gebouwen klimaatneutraal kunnen plaatsvinden. Het
betreft alternatieve bouwconcepten, de combinatie van gebouwen en
energieproductie, het inzetten van duurzame bouwmaterialen, maar
ook het integrale en multifunctionele gebruik van gebouwen. Duurzaam
bouwen gaat ook om gebouwen die al naar gelang de
gebruikersbehoefte flexibel kunnen worden ingezet.
Duurzame gebouwen zijn klimaatneutraal door de inzet van bijvoorbeeld
warmte- en koudeopslag in water, zonneboilers, in woningen
geïntegreerde zon-PV-systemen en duurzame verlichtingssystemen. Er
wordt steeds meer ingezet op lokale energieproductie. Verschillende
51
Giesecke & Schaper-Rinkel (2010) Sectoral Innovation Foresight Wholesale and Retail Trade,
Europe INNOVA Sectoral Innovation Watch
52
PSFK (2012) Future of Retail Report 2012
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
61 / 116
Oog voor Innovatie
bronnen spelen hierbij een rol, zoals biomassa en zonne-energie. Lokale
energieproductie gaat samen met de ontwikkeling van smart grids: intelligente
elektriciteitsnetwerken die het gebruik van duurzame, lokaal opgewekte elektriciteit
mogelijk maken.
Ook duurzame bouwmaterialen dragen bij aan klimaatneutraal bouwen. Gedacht
kan worden aan de ontwikkeling van nieuwe lichte en sterke materialen, herwinbare
materialen of bouwmaterialen van gerecyclede materialen. Materiaaltechnologie
maakt het mogelijk bouwmaterialen te ontwikkelen die bijzondere functionaliteiten
hebben, bijvoorbeeld het vermogen om zelf te herstellen bij eventuele schade of het
vermogen om zichzelf te reinigen.
In toenemende mate worden bouwconcepten ontwikkeld waarbij gebouwen
multifunctioneel en flexibel kunnen worden gebruikt. Flexibel bouwen maakt het
bijvoorbeeld mogelijk dat mensen een leven lang gebruik kunnen blijven maken van
hun woning. Voor ouderen wordt ingezet op levensbestendig bouwen, waarbij zij
dankzij de indeling van de woning en de toepassing van allerlei ondersteunende
technologieën (‘domotica’) langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Een variant
hierop vormen woonoplossingen voor mantelzorg.
Een laatste trend die hier wordt genoemd is die van nieuwe bouwconcepten. In de
eerste decennia na de tweede wereldoorlog stond de bouwsector voor opgave om
zo snel mogelijk de wederopbouw te ondersteunen. Industriële bouwmethoden
waren hiervoor erg geschikt. Tegenwoordig is de bouw gevarieerder en wordt
vooral geïnvesteerd in consumentgerichte bouwinnovaties. Als gevolg van deze
ontwikkeling zijn bouwprocessen complexer geworden en werken bouwbedrijven
samen om tot innovatieve oplossingen te komen.
3.3.5 Innovaties in de maakindustrie
Innovaties in de maakindustrie worden in toenemende mate gedreven door masscustomisation en door de betrokkenheid van gebruikers in het ontwerp- en
productieproces. ICT-toepassingen maken het mogelijk om klantenwensen direct te
vertalen naar productontwerpen, prototyping en productie. Nieuwe technieken zoals
3D-printing, maar ook gerobotiseerde systemen en modulair in te richten
productieprocessen maken het mogelijk om productiesystemen snel en gemakkelijk
aan te passen aan de snel veranderende behoeften van gebruikers. De sterkere
betrokkenheid van consumenten bij de ontwikkeling en productie vertaalt zich ook
in het prosumers concept, dat in paragraaf 3.2.2 beschreven is.
Industriële robotica wordt steeds meer ingezet in productieprocessen. Het betreft
het ontwerp van autonome motion control systemen en combineert geavanceerde
sensoren en actuatoren met geavanceerde vision-systemen en
control engineering. Dankzij verregaande miniaturisering en
verbeterde energiesystemen, ontwikkelingen in geavanceerde
sensorsystemen, haptische feedback en verbeterde mechatronische
technologie is er een nieuwe golf van innovatie op komst.
3D-printing maakt het mogelijk om productie dichter bij de afnemer te
53
organiseren, thuis of in lokale micro-productiefaciliteiten . Er zijn al
53
Overigens kan 3D-printing ook gebruikt worden voor compleet andere toepassingen. Zo is het
mogelijk om voedsel te printen, bijvoorbeeld om speciale voeding voor ouderen met kauw- en
slikproblemen te produceren; voedsel dat nauwelijks gekauwd hoeft te worden, maar toch de look-
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
62 / 116
Oog voor Innovatie
3D-printers voor thuisgebruik op de markt. Een andere belangrijke ontwikkeling is
die van productie en precisiebewerking op nanoschaal. Lasertechnologie draagt in
combinatie met opto-elektronica en fotonica bij aan nieuwe ontwikkelingen op het
gebied van de precisiebewerking. Zo kunnen bijvoorbeeld steeds kleinere details
aangebracht worden op chips, die daardoor een grotere capaciteit en een lager
energieverbruik krijgen.
Ontwikkelingen in ICT en betere mechatronische systemen maken het mogelijk om
op een slimme manier producten te testen. Voorbeelden hiervan zijn Living Labs,
waarbij producten door middel van beeldherkenning, sensoren en mobiele telefonie
kunnen worden getest in speciale omgevingen of in het dagelijkse leven. Een
noemenswaardige ontwikkeling in dit opzicht is de inzet van computational tools
voor bijvoorbeeld het testen van mogelijke samenstellingen van nieuwe medicijnen
op allergische reacties of het uitvoeren van simulaties om inzicht te krijgen op de
effecten van zuurstof op nieuwe coatings. Computational tools maken het mogelijk
om verschillende aspecten van de industriële en ecologische processen in detail en
met een hoge betrouwbaarheid te simuleren. Zo dragen ze bij aan een verlaging
van de kosten en een versnelling van de time-to-market nieuwe producten.
Duurzaam produceren heeft betrekking op nieuwe manieren van produceren,
waarbij het milieu zo min mogelijk wordt belast. Cradle to cradle is bijvoorbeeld
een ontwerpconcept op basis van eco-effectiviteit, waarbij producten zo worden
ontworpen dat ze na gebruik op een hoogwaardige manier kunnen worden
hergebruikt in een nieuw product of een voedende functie hebben voor het systeem
als geheel (‘afval is voedsel’). Een ander voorbeeld van duurzaam produceren
betreft het ontwerpen van procesroutes voor bepaalde chemische conversies,
waarbij men streeft naar een zo laag mogelijk energiegebruik, zo weinig mogelijk
emissies en afval, en naar een vermindering van het gebruik van grondstoffen.
(Bio)katalyse is in dit licht een belangrijke technologie, evenals het ontsluiten van
niet-fossiele grondstoffen en het benutten van emissiearme energiedragers
(waterstof). Onderzoek wordt verricht naar energie-efficiënte katalysatoren, nieuwe
grondstoffen, nieuwe reactorconcepten en vernieuwing van scheidingstechnologie.
Relevant is ook de witte biotechnologie, ofwel de inzet van
biotechnologie in de chemische industrie. Witte biotechnologie
maakt gebruik van micro-organismen en enzymen als katalysator
in productieprocessen. De organismen en enzymen verrichten veel
meer én veel intelligentere chemische omzettingen in één
productiestap dan de oude technologie kon. Ook de inzet van
biopolymeren en bioraffinage draagt bij aan duurzamere
productieprocessen.
Duurzame productie komt ook tot uiting in het gebruik van biobased materials.
Biobased performance materialen zijn materialen die gemaakt zijn van natuurlijke
grondstoffen, zoals wol en katoen, terwijl de belangrijke eigenschappen van
bijvoorbeeld synthetische materialen behouden blijven.
and-feel van regulier voedsel heeft. Ook in de geneeskunde zijn er kansen voor 3D-printers,
bijvoorbeeld voor het printen protheses, bot en kraakbeen, maar ook voor printen van hulpstukken
die het plaatsen van protheses gemakkelijker maakt.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
63 / 116
Oog voor Innovatie
Er zijn meer interessante ontwikkelingen op het gebied van materialen. Zo wordt
gewerkt aan de ontwikkeling van functionele materialen en coatings. Deze
combineren verschillende materialen en vervullen complementaire functies, die
onderscheiden kunnen worden in thermische, chemische, optische en informatieve
functies. De ontwikkelingen op het vlak van zelfherstellende en functionele
materialen zijn veelbelovend: denk aan krasbestendige coatings, zelfherstellend
beton en aan geleidende polymeren voor windmolenbladen tegen blikseminslag en
ijsvorming. Ook wordt er gewerkt aan zelf-assemblerende materialen, waarin
verschillende moleculen met elkaar samenwerken en zo zelf structuren bouwen.
Zelfassemblage kan mogelijk de weg vrijmaken voor de toekomstige
massaproductie van nano-materialen, nano-geneesmiddelen en nano-elektronica.
54
3.3.6 Innovaties in mobiliteit
Mobiliteit vormt één van de belangrijkste pijlers onder een duurzame
maatschappelijke en economische ontwikkeling. Tot 2020 groeit het
personenvervoer naar verwachting met 20% en het goederenvervoer met 40 tot
80%. De toepassing van ICT in transportinfrastructuren en voertuigen om het
verkeer veiliger, efficiënter, betrouwbaarder en milieuvriendelijker te
maken leidt tot nieuwe producten en diensten. Deze kunnen worden
ingezet om reizigers te informeren, om de veiligheid te bevorderen en
om de filedruk te verminderen, maar bijvoorbeeld ook om logistieke
processen te stroomlijnen en schoner transport mogelijk te maken.
Het gaat bij geavanceerde transportsystemen zowel om de toepassing
van nieuwe technologieën als om de organisatie van processen.
De inzet van Intelligente Transport Systemen (ITS) maakt een
effectiever gebruik van de verkeersinfrastructuur mogelijk door een
betere verdeling van verkeer en reizigers, over diverse modaliteiten
(auto, bus, trein etc.) en in de tijd. Door bijvoorbeeld reizigers
informatie te bieden over de optimale combinatie van reisroute en
modaliteit kunnen zij zelf de beste keuze maken wat betreft vertrektijd, route en
vervoermiddel. (Voor de logistiek geldt hetzelfde en wordt dit in de term
synchromodaliteit gevat.) Bovendien kan ITS de snelheidsverschillen tussen
voertuigen verkleinen en zo bijdragen aan een verhoging van de reële
55
wegcapaciteit door auto’s veilig dichter op elkaar te laten rijden .
De auto wordt steeds meer een intelligent vervoersmiddel. Auto’s worden
uitgerust met in-carsystemen, die onderling en met sensorsystemen langs de route
communiceren. Driver support systemen verlagen de werklast van de automobilist
doordat ze gerichte informatie geven en interventies kunnen uitvoeren. Ze zijn niet
alleen van groot belang voor het vergroten van de veiligheid, maar kunnen de
kwaliteit van het rijgedrag ook in andere opzichten verbeteren. Zo kunnen deze
systemen de automobilist ook helpen om energie-efficiënt en schoon te rijden.
Ook Cooperative driving, waarbij auto’s onderling met elkaar communiceren om
snelheid en onderlinge afstand beter af te stemmen maakt een efficiënter en
veiliger gebruik van de infrastructuur mogelijk. Een andere vorm is platooning, ofwel
54
Korz, S. en R. Weterings (2011) Samen op weg naar een duurzaam mobiliteitssysteem, Report
No 2011•06
55
Korz, S. en R. Weterings (2011) Samen op weg naar een duurzaam mobiliteitssysteem, TNOHCSS Strategy & Change
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
64 / 116
Oog voor Innovatie
treintje-rijden, waarbij de boordcomputers van de voertuigen het mogelijk maken
om automatisch de voorganger volgen, zonder ingrijpen van een bestuurder. Dit
kan ingezet worden voor langere afstanden. Een andere strategie is de ontwikkeling
van volledig autonoom besturende auto’s, zoals door Google.
Ten aanzien van de aandrijving zal ook veel veranderen. Denk bijvoorbeeld aan de
opkomst van elektrisch rijden. Batterijen van auto’s worden in de
toekomst bijvoorbeeld gevoed door het zonnepaneel thuis op het dak
of door de brandstofcel in de gangkast. Elektrisch rijden luidt wellicht
ook het einde in van het all-purpose vervoersmiddel. Het is
aannemelijk dat er in de toekomst kleine, elektrisch aangedreven
auto’s worden gebruikt in de stad, terwijl voor lange afstanden
grotere, hybride vervoersmiddelen worden ingezet die rijden op
alternatieve brandstoffen zoals CNG, LNG of tweede generatie
biobrandstoffen.
Diverse organisaties werken aan transportsystemen voor relatief korte reizen naar
de ruimte. Daarmee behoort ruimtetoerisme in de toekomst mogelijk tot de
mogelijkheden voor steeds meer mensen. Het Nederlandse Space Expedition
Corporation, dat vanaf 2014 ruimtevluchten vanaf Curaçao aan gaat bieden, heeft
56
al 175 tickets voor 95.000 euro per stuk verkocht . Ook wordt het ook mogelijk om
vaker en gemakkelijker goederen naar ruimtestations te brengen. Het ruimteverkeer
zal hierdoor toenemen. Ruimteafval vormt ook hier overigens een probleem.
57
3.3.7 Consumentenelektronica
Geavanceerde consumentenelektronica leidt tot innovaties op het gebied van
bijvoorbeeld het huishouden, domotica, communicatie, entertainment en verlichting.
Domotica is de integratie van technologie en diensten binnen de
woning, met het doel de bewoner meer veiligheid, comfort,
communicatie en technisch beheer te bieden. De nieuwe golf van
robotica zal ook in het huishouden doorbreken. Nu al zijn
gerobotiseerde stofzuigers commercieel verkrijgbaar, maar vooral in
Japan worden steeds weer nieuwe concepten ontwikkeld voor
thuisgebruik.
Huishoudelijke hulp, maar ook ondersteuning van hulpbehoevenden
wordt naar verwachting steeds vaker ingevuld met robots. Apparatuur
zal in toenemende mate uitgerust worden met sensoren en met het internet
verbonden zijn, waardoor bijvoorbeeld het alarmsysteem, de verwarming, de
zonwering en de verlichting op afstand bestuurd kunnen worden.
Ook de ontwikkelingen op het gebied van energiezuinige en slimme verlichting
volgen elkaar in rap tempo op. De belangrijkste recente ontwikkeling in dit opzicht is
die van de zeer zuinige LED-lamp. Een LED-lamp gebruikt 20 keer minder energie
dan een gloeilamp en vijf keer minder energie dan een spaarlamp. LED-licht zal in
de toekomst veel meer toepassingen kennen, ten behoeve van onder andere
56
http://www.sprout.nl/221/62814/internationaal-nl-in-buitenland/ruimtetoerisme-is-geenrocketscience.html
57
Broek, T. van den en A. van der Giessen (2010) Sectoral Innovation Foresight, Electrical and
Optical Equipment, Europe INNOVA Sectoral Innovation Watch
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
65 / 116
Oog voor Innovatie
therapie, kankerpreventie en plantengroei. Behalve aan LED wordt gewerkt aan de
ontwikkeling van slimme lichtsystemen, waarbij de hoeveelheid kunstlicht wordt
aangepast aan het beschikbare daglicht of aan de 'drukte in het verkeer'.
Ontwikkelingen in ICT en materialen kunnen bovendien leiden tot nieuwe slimme
kleding. Nieuwe materialen maken zelfreinigende, aanpasbare en duurzame
kleding mogelijk. ICT zorgt daarbij voor de integratie van intelligentie in kleding,
waardoor deze zich kan aanpassen aan de omstandigheden.
Een andere relevante ontwikkeling is de toenemende convergentie van apparatuur
en functies in combinatie met de mobiele revolutie. De sterke opkomst van tablets
en smartphones laat dit duidelijk zien. Een telefoon is allang niet
alleen een telefoon meer; hij fungeert ook als camera, als
muziekspeler, als boek, als toegang tot het internet, als apparaat om
mee te bankieren en betalen, etc. Onafhankelijk van plaats en tijd
kunnen consumenten eigenlijk alles regelen. Diensten worden steeds
meer plaats, tijd en situatie-afhankelijk aangeboden. Diensten en
content zoals boeken, muziek, video’s worden steeds meer
aangeboden via abonnementen en streaming en worden dus niet
58
langer eigendom .
3.3.8 Innovaties in de gezondheidszorg
In de gezondheidssector zijn hervormingen nodig, onder andere om de al eerder
beschreven stijgende kosten van de gezondheidszorg op te kunnen vangen. Er
worden vernieuwingen op het gebied van de organisatie van de gezondheidszorg
doorgevoerd, er worden nieuwe behandelmethoden, diagnostische technologieën,
geneesmiddelen en hulpmiddelen ontwikkeld, er worden manieren bedacht om
organen en weefsels te kweken en er worden nieuwe gedragsinterventies
ontwikkeld en toegepast.
De ontwikkelingen in het medisch onderzoek gaan snel. Door de inzet van
systeembiologie krijgen we steeds beter inzicht in de werking van biologische
systemen en dat is essentieel voor een doelmatige ontwikkeling van medicijnen,
voor het bestrijden van infecties en voor het begrijpen van de ontwikkeling en
regeneratie van de mens. Organismen functioneren op basis van ingewikkelde, in
elkaar
grijpende
netwerken
van
processen.
Genen,
eiwitten
en
stofwisselingsproducten werken in de cel op elkaar in, in een systeem met vele
koppelingen en terugkoppelingen tussen diverse onderdelen van de cel. Ook cellen
binnen een orgaan en organen binnen een organisme onderhouden dergelijke
complexe wisselwerkingsrelaties. Hetzelfde geldt voor organismen binnen een
populatie en voor populaties onderling. De essentie van de systeembiologie is om
kwantitatief uit te vinden hoe moleculen, cellen, organellen, organen en organismen
in tijd en ruimte samenwerken om biologische processen te laten verlopen.
Door (informatie)technologische ontwikkelingen en door de vooruitgang in de
‘omics’ disciplines (genomics, proteomics, metabolomics etc.) komen steeds meer
gegevens beschikbaar die geïntegreerd zullen worden in computationele en
theoretische benaderingen en voorspellende modellen. Dit is een
58
‘Helft smartphone- en tableteigenaren gebruikt muziekdiensten’, nieuwsbericht Telecompaper,
dinsdag 12 februari 2013
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
66 / 116
Oog voor Innovatie
methodologische doorbraak, die essentieel is voor de ontwikkeling van betere
diagnostiek en voor een betere preventie en behandeling van ziekten.
De effectiviteit van de gezondheidszorg hangt voor een belangrijk deel af van de
effectiviteit van ingezette therapieën en geneesmiddelen. Het is van belang dat er
vroegtijdig een juiste diagnose kan worden gesteld. Er bestaat vraag naar steeds
geavanceerdere technologie om processen in het lichaam in groot detail te kunnen
bestuderen. Veel medische technologie is gebaseerd op fysische principes en
technieken. Voor de fysica liggen er grote wetenschappelijke uitdagingen,
bijvoorbeeld in het ontwikkelen van geheel nieuwe instrumentatietechnieken en methoden.
Voorbeelden
zijn
hoge
precisie-instrumentatie,
medische
beeldverwerking, molecular- en bio-imaging, medische optiek en akoestiek,
minimaal-invasieve technieken, veilige extramurale zorg en biomedical engineering.
Geneesmiddelen waren vroeger kleine chemische verbindingen. Nieuwe
geneesmiddelen zijn in toenemende mate therapeutische eiwitten, zoals
antilichamen (biopharmaceutica). Daarnaast worden in hoog tempo volgende
generaties therapeutica (gentherapie, celtherapie) ontwikkeld. We
kunnen steeds vaker op de persoon gerichte gezondheidsinterventies
ontwikkelen doordat de kennis over het menselijke genoom toeneemt
en doordat de kosten van de identificatie van individuele genetische
verschillen afnemen. Voor de nabije toekomst is een op de individuele
patiënt gerichte therapie overigens nog onbereikbaar, maar
segmentatie van patiëntgroepen op genetische basis kan al op relatief
korte termijn grote vooruitgang brengen. Binnen de oncologie is deze
ontwikkeling al ingezet.
Ten aanzien van geneesmiddelen en therapieën wordt bovendien gewerkt aan de
ontwikkeling van efficiëntere toedieningsmethoden en het monitoren van de werking
van behandelingen. Nanotechnologie speelt hier een belangrijke rol, bijvoorbeeld
ten aanzien van de gereguleerde afgifte van geneesmiddelen in het lichaam.
Biotechnologie, genomics, biomaterialen en nanotechnologie, maar ook 3D-printing
maken het mogelijk om kunstmatige organen, bot en huid van hoge kwaliteit te
ontwikkelen naar het voorbeeld van natuurlijke materialen. De combinatie met ICT
zorgt ervoor dat implantaten intelligenter worden en kunnen communiceren met
systemen buiten het lichaam.
Er zijn de laatste jaren spectaculaire ontdekkingen gedaan op het gebied van
hersenen en cognitie. Nieuwe technologie, van zeer gevoelige scanners tot
slimme digitale dataverwerking, heeft een ware ‘hersenrevolutie’ ontketend. Er is nu
veel meer bekend over de structuur en de functie van ons brein en over de
mechanismen die ons gedrag bepalen. Kennis op het gebied van hersenen en
cognitie kan bijvoorbeeld worden ingezet voor cognitieve revalidatie en gezonde
cognitieve veroudering, voor de ontwikkeling van een behandeling van cognitieve
stoornissen op basis van functionele hersentopografie en voor de ontwikkeling van
nieuwe onderwijsmethoden die aansluiten op de hersencapaciteit van het individu.
Meer kennis van het ontstaan van ziekten, betere diagnostiek en segmentatie op
basis van genetische profielen maakt het mogelijk om sterker in te zetten op
preventie op maat. Er zijn meerdere manieren om invulling te geven aan
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
67 / 116
Oog voor Innovatie
preventieve gezondheidszorg, maar gedragsinterventie speelt een belangrijke rol.
Steeds vaker worden ICT en mobiele technologie hierbij ter ondersteuning ingezet.
De verbeterde inzichten in ziekten en genetische profielen maken het in combinatie
met ontwikkelingen in de ICT mogelijk dat de gezondheidszorg steeds
persoonlijker wordt. Daardoor kan de zorg effectiever en efficiënter worden.
Steeds meer wordt ingezet op zelfmanagement en zelfzorg. Zelfzorg kan helpen om
zorgvraag en zorgaanbod in balans te houden. Daarbij speelt ook
E-health een rol. E-health kan worden ingezet voor monitoring
van gezondheidscondities, voor coaching en voor begeleiding
tijdens herstel, maar ook voor consult en diagnostiek.
Patiëntendossiers worden elektronisch opgeslagen en online
gedeeld met verschillende zorgverleners en de patiënten zelf.
Medisch beeldmateriaal wordt in toenemende mate digitaal
verstuurd en zelfs chirurgische ingrepen worden op afstand,
bijvoorbeeld met behulp van robots, uitgevoerd.
3.3.9 Waarschijnlijkheid en tijdshorizon m.b.t. verzekerde risico’s
In onderstaande figuur zijn de verwachte waarschijnlijkheid en de tijdshorizon
uitgezet voor de trends in technologie en innovatie die invloed kunnen hebben op
de verzekerde risico’s.
Figuur 25
Waarschijnlijkheid en tijdshorizon van de geïdentificeerde technologische trends die
invloed kunnen hebben op verzekerde risico’s
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
Oog voor Innovatie
68 / 116
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
69 / 116
Oog voor Innovatie
4 Impact van trends op verzekeringsmarkten
4.1
Introductie
In dit hoofdstuk komt de mogelijke impact van de in de voorgaande hoofdstukken
beschreven trends op de verzekeringssector aan bod. In de eerste paragraaf wordt
ingegaan op de mate van de impact van de trends, zoals verwacht door de tijdens
het project geraadpleegde experts en sectorspecialisten. In de navolgende
paragrafen wordt de verwachte impact van de in de voorgaande hoofdstukken
behandelde trends nader beschreven, voor de vier marktsegmenten van
verzekeraars: oudedagsvoorziening, wonen, zorg en schade/aansprakelijkheid.
4.2
Mate van impact van de geïdentificeerde trends
De in hoofdstuk 2 en 3 geïdentificeerde trends zijn in dit rapport opgenomen omdat
verwacht wordt dat ze gevolgen kunnen hebben voor de verzekeringssector. De
trendbeschrijvingen in de vorige hoofdstukken zeggen echter nog niets over de
grootte van de impact. Een beeld daarvan kan de sector helpen om prioriteit aan te
brengen in de reactie op de relevante trends.
Om tot een prioritering te komen is een survey uitgezet onder verschillende experts
uit de verzekeringssector. Hun is gevraagd om de mogelijke impact van de
verschillende trends op de sector te beoordelen, conform de schalen zoals
weergegeven in tabel 1.
Tabel 1 Schalen van de mogelijke impact van
trends op de sector
De impact van deze
verzekeringssector is nihil.
ontwikkeling
op
de
De impact is zeer beperkt.
De impact is beperkt maar significant
De impact leidt tot aanzienlijke veranderingen in
bedrijven.
Er is sprake van een disruptieve verandering van de
sector.
In totaal zijn er twaalf reacties ontvangen,
waarmee een eerste indruk is verkregen van de
per trend verwachte impact op de sector. Omdat
het aantal reacties beperkt was en omdat de
respondenten niet altijd een eenduidig beeld
hadden van de definities van de trends en de
scores, heeft de survey een globaal, indicatief
beeld opgeleverd. De antwoorden lieten
bovendien zien dat de geraadpleegde experts het
niet altijd eens waren. Een bredere discussie over
de impact van de trends kan het anticiperend
vermogen van de sector daarom versterken.
De trends die in de survey een gemiddelde impact van 2,5 of meer ‘scoorden’, zijn
met een bolletje weergegeven in de radarplot van Figuur 26, waarbij trends die een
3 of hoger scoorden op impact worden gerepresenteerd door een groter bolletje.
Daarnaast zijn enkele trends geplot die later in de tijd worden verwacht
(weergegeven met een oranje driehoekje). Hoewel de impact hiervan als lager werd
beoordeeld door de sector en de sector ze nog niet in het vizier heeft, zou de
impact ervan op termijn groot kunnen zijn. De trends zijn in de radarplot
gerangschikt conform de DESTEP-indeling, zodat snel een koppeling gelegd kan
worden met de trendbeschrijvingen in hoofdstuk 2 en 3. De figuur wordt in de
volgende twee subparagrafen toegelicht.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
70 / 116
Oog voor Innovatie
Figuur 26
Radarplot van de trends waarvan de meeste impact wordt verwacht (bolletjes) en
enkele trends met mogelijk impact op de lange termijn (driehoekjes)
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
71 / 116
Oog voor Innovatie
4.2.1 Maatschappelijke trends
In hoofdstuk 2 zijn de maatschappelijke trends geïdentificeerd en beschreven.
Daarbij is onderscheid gemaakt naar demografische, economische, sociaalmaatschappelijke, ecologische en politiek-juridische trends.
Het cluster DEMOGRAFIE wordt gedomineerd door trends
die betrekking hebben op de vergrijzing van onze
samenleving. Vooral de financiële gevolgen van de
vergrijzing (vermogensopbouw, zorgkosten en besteedbaar
inkomen) worden als zeer belangrijk gezien voor de sector
(grote mate van impact). Maar ook toenemende tekorten op
de arbeidsmarkt zijn van belang, al is de tijdshorizon hier
wellicht wat verder weg. Andere trends, zoals migratie en
urbanisatie hebben naar verwachting minder impact op de
verzekeringssector.
Binnen het cluster ECONOMIE zijn veel trends
geïdentificeerd. Deze worden in het algemeen als
belangrijker gezien (hogere scores op impact) dan de
demografische trends. Vooral het thematische cluster
rondom structurele economische problemen krijgt veel prioriteit. Belangrijke trends
zijn de eurocrisis en de druk op kosten, op overheidsvoorzieningen en op de
waarde van gebouwen. Wat opvalt, is dat globalisering over het algemeen als
minder belangrijk wordt beoordeeld. Daarnaast krijgen enkele andere onderwerpen
prioriteit, zoals financiële herstructurering, controle op financiële instituties,
kwetsbaarheid van systemen en flexibilisering van de arbeidsmarkt.
De SOCIAAL-CULTURELE trends werden gemiddeld genomen als iets minder
belangrijk beschouwd door de geraadpleegde experts. Ook bij de onderliggende
thematische clusters is er niet echt een uitschieter, behalve dan de
maatschappelijke bereidheid om taboes te doorbreken. Dit cluster scoort hoog op
impact, vooral in verband met de huizenmarkt, de noodzaak om langer te werken
en de arbeidsmarkthervormingen. Ook bij dit perspectief zijn er gefragmenteerd
enkele uitschieters, zoals een toenemende claimcultuur, polarisatie in de
oudedagsvoorziening en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Het perspectief rond ECOLOGIE werd in zijn geheel als minder belangrijk
beschouwd. Deze groep trends scoort het laagst op impact. Alleen van
veranderende weersomstandigheden en (gezondheids)risico’s van nanotechnologie
wordt een significante impact op de sector verwacht.
Bij het POLITIEK-JURIDISCHE perspectief is het beeld duidelijk anders. De
onderliggende trends worden nagenoeg allemaal als belangrijk beoordeeld, waarbij
vooral de problemen met betrekking tot imago en herstructurering van financiële
instituties veel prioriteit toegeschreven krijgen.
4.2.2 Trends in technologie en innovatie
In hoofdstuk 3 zijn de technologische trends beschreven. Daarbij is onderscheid
gemaakt naar trends die impact kunnen hebben op de (verzekerde) risico’s en
trends met een mogelijke invloed op de interne werkwijze van de verzekeraars.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
72 / 116
Oog voor Innovatie
Uit de survey blijkt dat de experts uit de sector in het algemeen minder impact
verwachten van trends in technologie en innovatie. Ze verwachten vooral impact op
de (verzekerde) risico’s als gevolg van de ontwikkeling van
automatische voortuiggeleiding en veiligheidssystemen voor
transport,
en
van
medische
innovaties
(nieuwe
geneesmiddelen en therapieën, vooruitgang in de diagnostiek
en de ontwikkeling van nieuwe implantaten en weefsels).
Met betrekking tot de interne werkwijze van de verzekeraars
vinden nagenoeg alle mogelijke vernieuwingen hun basis in de
vernieuwende kracht van ICT. Nieuwe ICT-toepassingen
stuwen ontwikkelingen op het gebied van de sociale media,
Het Nieuwe Werken, ketenintegratie en co-creatie, en deze
ontwikkelingen zullen naar verwachting van de experts de
meeste impact hebben op de interne werkwijze van de
verzekeraars.
De relatief als minder groot beoordeelde impact van de trends in technologie en
innovatie is opvallend. De verwachting was juist dat deze trends de
verzekeringssector sterk zouden kunnen veranderen. De sector wordt duidelijk
sterk beïnvloed door ontwikkelingen in de maatschappelijke en politieke omgeving
en is zich daarvan bewust. Mogelijk is dit een verklaring voor het feit dat de
geraadpleegde experts en sectorspecialisten de mogelijke impact van trends in
technologie en innovatie klaarblijkelijk minder op het vizier hebben.
In de volgende paragrafen wordt per marktsegment nader ingegaan op de impact
van de verschillende trends uit hoofdstuk 2 en 3.
4.3
De oudedagsvoorziening
Verschillende externe ontwikkelingen hebben invloed op de oudedagvoorziening,
die in de hedendaagse Nederlandse structuur rust op drie pijlers:
1. AOW, verzorgd door de staat;
2. Ouderdomspensioen, opgebouwd in de relatie werkgever-werknemer;
3. Vrijwillige oudedagsvoorzieningen, die mensen zelf treffen.
4.3.1 De toenemende levensverwachting
Levensduur is de meest bepalende factoren voor de oudedagsvoorziening. De
toenemende levensverwachting vormt dan ook een belangrijke
ontwikkeling in dit verband. De afgelopen eeuw is de levensverwachting
vooral dankzij betere hygiëne, voeding en gezondheidszorg toegenomen.
De trendanalyse in hoofdstuk 2 en 3 laat zien dat vooral trends in
technologie en innovatie de levensverwachting nog verder kunnen
verhogen. Nieuwe voedingsmiddelen, nieuwe medicijnen, beter
beschikbare informatie, preventieve medische zorg, betere diagnostiek
en moderne behandelingswijzen kunnen samen bijdragen aan een
betere gezondheid, ook op hogere leeftijd. Er wordt gewerkt aan
medicijnen die het verouderingsproces van de cel verminderen of
stoppen. Ontwikkelingen in het stamcelonderzoek kunnen bovendien
leiden tot een drastische verbetering van de effectiviteit van allerlei
behandelingen.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
73 / 116
Oog voor Innovatie
Een verdere toename van de levensverwachting kan echter geremd worden door
de ongezonde leefstijl en door stress in de steeds hectischer wordende
maatschappij. De overall kwaliteit van de gezondheidszorg kan in het geding komen
door verdere bezuinigingen. Problemen met de resistentie van antibiotica kunnen
de gezondheid van mensen op middellange termijn ernstig bedreigen en zouden
zelfs de toename van de levensverwachting kunnen beperken.
De ontwikkeling in het screenen van genetische profielen (bijvoorbeeld DNA-testen)
is ook van belang voor de sector. Naast de reguliere medische keuring die
uitgevoerd wordt bij levens- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen vanaf een
bepaalde waarde, wordt erfelijkheidsonderzoek ingezet indien er sprake is van
ernstige, onbehandelbare erfelijke aandoeningen in de familie. Het zal niet lang
meer duren voordat het volledige genoom van een individu tegen relatief lage
kosten in kaart gebracht kan worden. Dit betekent dat er veel meer genetische
informatie over een individu bekend kan zijn zonder dat daar specifiek op gezocht
werd bij het stellen van een bepaalde diagnose. Het gaat dan niet alleen om
erfelijke aandoeningen, maar ook om de persoonlijke ‘aanleg’ voor niet-erfelijke
aandoeningen.
Dit roept overigens allerlei ethische vragen op voor artsen, wetenschappers,
59
juristen, clinici, beleidsmakers en verzekeraars . Willen we wel weten wat we
mogelijk in de toekomst aan ziektes kunnen krijgen, wie krijgt er allemaal toegang
tot de resultaten van de genoom-brede screening en wat kunnen de gevolgen zijn
voor het vinden van een baan, het verkrijgen van een hypotheek of het afsluiten
van een verzekering?
Conclusies:
• De levensverwachting stijgt snel en prognoses worden (nog) steeds naar boven
bijgesteld.
• De levensverwachting zou verder kunnen toenemen dankzij innovatieve
technologische ontwikkelingen. Sommige van deze ontwikkelingen kunnen leiden tot
een doorbraak in het gezond ouder worden en daarmee een disruptief effect hebben
op de levensverwachting.
• De ontwikkeling van de levensverwachting is mogelijk niet alleen meer uit
extrapolatie op te maken, hetgeen behoorlijke risico’s kan opleveren voor bestaande
producten.
• Het vroegtijdig identificeren en beoordelen van ontwikkelingen die impact kunnen
hebben op de levensverwachting is nodig om proactief tot correcte kosten van
dekking van verzekeringsproducten te komen.
• De ontwikkelingen ten aanzien van de levensverwachting zijn niet alleen van belang
voor pensioenverzekeringen, maar ook andere levensverzekeringen en
overlijdensrisicoverzekeringen.
59
Gezondheidsraad (2010) Het ‘duizend dollar genoom’: een ethische verkenning.
Signalering ethiek en gezondheid, 2010/2. Den Haag: Centrum voor ethiek en gezondheid
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
74 / 116
Oog voor Innovatie
4.3.2 Financiële buffers staan onder druk
De aanhoudende financiële en economische crisis zorgt voor tegenvallende
beleggingsresultaten en voor stijgende verplichtingen door een lage lange rente. Dit
zet de solvabiliteitsratio (de financiële buffers) van verzekeraars onder druk. Nieuwe
spelers op de markt (banksparen) en de eisen vanuit Solvency II zorgen voor
nieuwe uitdagingen voor levensverzekeraars.
60
Een groot obstakel is de lage rente op de kapitaalmarkt . Aan deze rentestand kan
de verzekeringssector weinig doen, het monetaire beleid van de ECB is er
momenteel immers op gericht om de rente laag te houden. Nederlandse
verzekeraars bezitten veel Nederlandse en Duitse staatsobligaties met lage rentes.
De aandelenkoersen zijn nogal volatiel, waardoor de beleggingsrendementen, die
voor een deel worden gebruikt om de toekomstige verzekeringsuitkeringen bij
elkaar te verdienen, laag zijn. Door de lage rente moeten bovendien hoge buffers
worden aangehouden op de balans om toekomstige verzekeringsuitkeringen te
kunnen betalen.
De kans dat de economische vooruitzichten op korte termijn sterk verbeteren is
klein. De verwachtingen over het herstel van de Nederlandse economie (en de
wereldeconomie) zijn onzeker. Aan de ene kant zijn er voorzichtig positieve
61
signalen uit de Verenigde Staten . Aan de andere kant bevindt de Nederlandse
economie zich sinds het vierde kwartaal van 2012 voor de derde keer in een
recessie. Het CPB verwacht ook voor 2013 een kleine krimp van het BBP en een
62
verder oplopende werkloosheid .
Traditionele economische modellen blijken ontoereikend te zijn om plotselinge,
63
grote veranderingen te kunnen voorspellen en identificeren . Eerdere
voorspellingen van het verloop van de eurocrisis van zowel de Europese
Commissie als van het CPB bewijzen dit. Nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen
rond modellering/patroonherkenning, trends in sociale media, Big Data en open
data kunnen ervoor zorgen dat beter geanticipeerd kan worden op ontwikkelingen
die een economische impact hebben. Zeker omdat het omgaan met Big Data een
aanlooptijd vraagt (het verzamelen van longitudinale data), zullen de effecten van
dergelijke tools pas op de middellange termijn hun opmars gaan maken.
60
Zie bijvoorbeeld DNB (2012) De Nederlandse levensverzekeringssector na 5 jaar crisis,
DNBulletin, 7 september 2012; Speech ‘De kostenreductie gaat voor de baat uit’, door Leo de
Boer tijdens Eye on Insurance congres, 11 december 2012; Berichtgeving over resultaten Delta
Lloyd: ‘Lage rente drukt Delta Lloyd in rode cijfers’, 28 februari 2013, www.bnr.nl
61
de Dow Jones bereikte begin maart 2013 de hoogste stand ooit. Zie bijvoorbeeld
http://www.z24.nl/economie/z24beurs/artikel_420270.z24/Dow_Jones_bereikt_hoogste_stand_ooi
t.html
62
CBS
(2013)
Economie
verder
gekrompen,
persbericht
14
februari
2013,
http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/13E11D5C-B464-40DA-AADC-E80F08668A8A/0/pb13n011.pdf
CPB (2013) Begrotingstekort 2013 en 2014 hoger dan 3 procent, persbericht, 28 februari 2013
http://www.cpb.nl/persbericht/3212844/begrotingstekort-2013-en-2014-hoger-dan-3-procent
63
Zie bijvoorbeeld het commentaar van oud-president Wellink van De Nederlandsche Bank (DNB)
voor de parlementaire enquêtecommissie onder leiding van Jan de Wit, .
http://nos.nl/artikel/318670-wellink-niemand-zag-de-crisis-aankomen.html;
CPB
(2010)
Voorspellen in crisistijd, De CPB-ramingen tijdens de Grote Recessie, CPB Document No 207
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
75 / 116
Oog voor Innovatie
Conclusies:
•
Solvabiliteitsratio’s staan onder druk door de lage rente, tegenvallende
beleggingsresultaten en toenemende levensverwachting. De kans dat dit op korte
termijn zal veranderen is klein en dit vraagt om actie.
•
Door het toepassen van nieuwe tools met betrekking tot Big Data, open data en
sociale netwerken kan de sector op vernieuwende wijze inzicht verkrijgen in
economische trends.
4.3.3 Veranderende maatschappelijke vraag naar oudedagsvoorziening
Sinds het ontstaan van de eerste pensioenfondsen aan het einde van de
negentiende eeuw heeft het Nederlandse stelsel voor de oudedagsvoorziening
verschillende aanpassingen ondergaan. Deze veranderingen werden ingegeven
door nieuwe maatschappelijke behoeften. Uit de analyse van de maatschappelijke
thema’s en trends in innovatie kan worden opgemaakt dat er opnieuw een herijking
van het stelsel te verwachten valt.
Ontwikkelingen die van belang zijn voor de opbouw van een oudedagsvoorziening
zijn de discussies over de huidige risicodeling tussen generaties (zie ook paragraaf
2.2.1), het langer doorwerken en de flexibilisering van de arbeidsrelaties.
Doorwerken tot op hogere leeftijd vraagt om een andere inzetbaarheid en andere
vormen van werk, om de arbeidsproductiviteit van oudere werknemers te
optimaliseren. Het is bijvoorbeeld de vraag of oudere werknemers altijd voltijds
ingezet kunnen worden. Mogelijk ontstaan er meer flexibelere
arbeidsvormen en –relaties. En mogelijk zal de beloning aan het einde
van de loopbaan lager zijn. Langer doorwerken kan overigens ook
gevolgen
hebben
voor
de
toegankelijkheid
van
aan
arbeidsgerelateerde verzekeringen voor ouderen, bijvoorbeeld de
verzekering van ziektekosten en van verzuim van oudere zieke
werknemers. Nu is het zo dat een werknemer na het bereiken van de
AOW-leeftijd niet meer verzekerd is tegen werkloosheid of
arbeidsongeschiktheid en ook niet meer verzekerd is volgens de
Ziektewet, terwijl de werkgever nog wel gewoon moet doorbetalen bij
ziekte. De acceptatieleeftijd voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
ligt vaak op maximaal 55 jaar. Ook worden er leeftijdsgrenzen
gehanteerd bij het uitkeren en voor zware beroepen liggen die vaak
behoorlijk onder de 65 jaar.
Daarnaast worden arbeidsrelaties flexibeler. Vaste arbeidsrelaties raken uit de
mode. De tijd dat werknemers hun hele werkzame leven bij één bedrijf doorbrengen
is voorbij. Werknemers wisselen meer en vaker van werkgever. Ze hebben tijdelijke
contracten, verhuren zich als zelfstandige of worden gedetacheerd door nieuwe
arbeidsintermediairs. Deze flexibilisering van de arbeidsmarkt staat behoorlijk
haaks op de vaste en veelal verplichte deelname aan collectieve pensioenfondsen.
De flexibilisering van de arbeidsmarkt kan ook gevolgen hebben voor
arbeidsgerelateerde verzekeringen, zoals voor verzuimkosten door ziekte,
arbeidsongeschiktheid, ziektekosten etc.
De geschetste ontwikkelingen vragen om structurele veranderingen in de opbouw
van de oudedagsvoorziening en van vermogen voor de lange termijn. Er is een
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
76 / 116
Oog voor Innovatie
groeiende behoefte aan vernieuwende producten die beter passen bij de
beschreven trends en andere vormen van vermogensopbouw mogelijk maken.
Zo vragen flexibelere arbeidsrelaties om een oudedagsvoorziening die mee kan
bewegen. De verplichte deelname van werknemers in pensioenfondsen en de
koppeling van pensioenfonds aan werkgever staat een flexibelere invulling van de
oudedagsvoorziening mogelijk in de weg. Mocht verplichte deelname aan
bedrijfstakpensioenfondsen verdwijnen en mochten de opbouwfase en de
uitkeringsfase van elkaar gescheiden worden, dan kunnen verzekeraars een groter
deel van de pensioenactiva gaan beheren. Er ligt dan wel concurrentie op de loer
vanuit premiepensioeninstellingen, banken en vermogensbeheerders.
Verzekeraars kunnen bovendien nieuwe producten en oplossingen ontwikkelen
voor het risico van de ontwikkeling van de levensverwachting en het inflatierisico.
Daarnaast kunnen verzekeraas inspelen op de groeiende behoefte aan slimme
oplossingen voor aanvullende lange termijn-vermogensopbouw, die ingezet kan
worden voor inkomen, zorg en/of wonen na pensionering. Veel ouderen hebben
hun vermogen bijvoorbeeld in hun huis zitten, terwijl de mogelijkheden om dit
vermogen aan te spreken beperkt zijn, zeker in een moeizame huizenmarkt.
Daarnaast moet vanuit de oudedagsvoorziening steeds meer zelf betaald en
geregeld worden.
Naast producten voor de opbouw van vermogen kan gedacht worden aan het
ontwikkelen van producten die juist voorzieningen in natura bieden, bijvoorbeeld
voor de zorg. Verzekeraars kunnen lange termijn-garanties bieden, zijn tot op
zekere hoogte in staat het overlijdensrisico en langlevenrisico af te dekken en
kunnen oplossingen bieden waarin vermogensopbouw gekoppeld wordt aan
producten die het risico op bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid, werkeloosheid of
inflatie geheel of gedeeltelijk afdekken.
Voorop staat, dat er behoefte is aan producten voor vermogensopbouw en voor de
oudedagsvoorziening, die passen bij de algehele flexibilisering van de arbeidsmarkt
en bij het groeiende beroep dat op de bevolking wordt gedaan om zelf meer
verantwoordelijkheid te dragen voor zorg, wonen en inkomen.
Conclusies:
•
Er is een groeiende behoefte aan vernieuwende producten die beter passen bij
langer doorwerken en flexibele arbeidsrelaties, en die ook andere vormen van
vermogensopbouw mogelijk maken.
•
Verzekeraars kunnen een grote bijdrage leveren aan het maatschappelijke debat
over de oudedagsvoorziening en helpen een lange termijnvisie te ontwikkelen.
Het stelsel voor de oudedagsvoorziening zal naar verwachting fundamenteel
veranderen en dit heeft gevolgen voor de verzekeringssector:
Er
zal
mogelijk
een
verschuiving
van
AOW
en
(verplichte)
ouderdomspensioenen naar vrijwillige inkomensvoorzieningen plaatsvinden, of
een verschuiving binnen de verplichte pensioenvoorziening dan wel een
integratie van de ouderdomspensioenen en vrijwillige oudedagsvoorzieningen.
Dit wil nog niet zeggen dat dit ook daadwerkelijk optimaal zal worden
gerealiseerd. Een goede voorbereiding om een groeiende maatschappelijke
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
77 / 116
Oog voor Innovatie
behoefte aan keuzevrijheid mogelijk te maken is nodig. Een proactieve houding
van de verzekeringssector met een visie op het stelsel van de toekomst is
cruciaal om een belangrijke rol te kunnen spelen.
Ook valt te verwachten dat de invulling van solidariteit fundamenteel zal
veranderen en dat zal andersoortige oudedagsvoorzieningen vereisen. Hierbij
kan de verzekeringssector zich een andere rol aanmeten, bijvoorbeeld die van
facilitator of van herverzekeraar van nieuwe, kleinschalige initiatieven. Het
verbinden van kleinschaligheid aan een grootschalige kostenreductie en
inhoudelijke expertise dient hierbij centraal te staan.
4.4
Wonen
4.4.1 Stagnatie van de verkoop en financieringsproblemen
De woningmarkt ligt onder vuur. Nederlanders hebben relatief hoge
hypotheekschulden en de huizenprijzen dalen momenteel. Veel hypotheken staan
‘onder water’, wat wil zeggen dat de hypotheekschuld hoger is dan de marktwaarde
van de woning (zie ook Figuur 27). Naar verwachting zullen de recent door het
kabinet afgekondigde maatregelen de woningmarkt verder onder druk zetten en
een groeiende groep consumenten zal moeilijker een hypotheek kunnen afsluiten.
Figuur 27
Prijsontwikkeling bestaande koopwoningen64
De problemen op de woningmarkt leiden tot hogere risico’s voor de verstrekkers
van hypotheken. De waarde van het onderpand van hypotheken daalt en de kans
op een restschuld bij verkoop groeit. Daarbij zij opgemerkt dat ongeveer 90% van
de hypotheken tot 265.000 euro onder de Nationale Hypotheek Garantie vallen.
Feit dat na 30 jaar de hypotheekrenteaftrek vervalt en mensen met een
aflossingsvrije hypotheek na pensionering hogere hypotheeklasten hebben, terwijl
hun inkomen dan in het algemeen daalt, leidt tot een additioneel risico voor banken
en verzekeraars.
Een ander probleem is dat Nederland een financieringsgat kent: de waarde van de
uitstaande hypotheken is groter dan de waarde van het uitstaande spaargeld. Veel
64
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bouwen-wonen/publicaties/artikelen/archief/2013/201302-21-m11.htm
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
78 / 116
Oog voor Innovatie
Nederlanders sparen bij verschillende financiële instellingen voor hun hypotheek en
pensioen. Voor de financiering van hypotheken moeten banken daarom gebruik
maken van de kapitaalmarkt, via zogenaamde securitisaties. De markt voor
securitisaties is ingestort sinds de problemen met de Amerikaanse
rommelhypotheken begonnen en de aangekondigde strengere regels onder
Solvency II en Basel III zetten de markt verder onder druk. Financiële instellingen
nemen diverse initiatieven om het financieringsgat te verkleinen en de
verzekeringssector, als lange termijn-investeerder, kan daarbij een rol spelen.
Huidige en verwachte toezichtregels belemmeren dit nu nog.
Conclusies:
•
Stagnatie van de huizenverkoop en financieringsproblemen leiden tot minder vraag
naar hypotheken en tot grotere risico’s op restschuld en betalingsachterstand.
•
Verzekeraars kunnen een grotere rol spelen in de financiering van hypotheken en
in het verkleinen van het financieringsgat, maar dat vereist wel aanpassingen van
de huidige en toekomstige toezichtregels (zoals in Solvency II).
•
Grote verschillen tussen de woningmarkt in stedelijke en landelijke gebieden
kunnen in combinatie met verstedelijking en krimp leiden tot additionele problemen.
4.4.2 Herstructurering van de woningmarkt
Er bestaat in Nederland groeiende consensus dat de Nederlandse woningmarkt niet
goed functioneert. Er is sprake van een mismatch tussen vraag en aanbod,
doorstroming stagneert en het prijsniveau koopwoningen is in het algemeen hoog.
Tegelijkertijd hebben grote groepen huishoudens betalingsproblemen en staat de
relatie tussen de koop- en huurmarkt onder druk.
De afgelopen decennia is de hypotheekrenteaftrek veelvuldig ter discussie gesteld
in diverse nationale en internationale gremia. Het Kabinet Rutte II heeft
ondertussen verschillende maatregelen afgekondigd om de
hypotheekrenteaftrek te beperken en om de regelgeving met
betrekking tot hypotheekverstrekking aan te scherpen. Het is
onduidelijk of de voorgestelde en al ingevoerde plannen de rust
zullen brengen die beoogd wordt. Maar nu al zijn de effecten voor de
hypotheekverstrekkers duidelijk zichtbaar. Niet alleen is het aantal
65
hypotheken dat verstrekt wordt aanzienlijk gedaald , ook het portfolio
van producten is beperkt.
De strengere eisen aan de financiering van de eigen woning en de grote
schuldenlast zullen leiden tot een toenemende behoefte aan individuele
kapitaalopbouw voor de financiering van de eigen woning. Een tweede direct effect
is dat de voorgestelde eisen ten aanzien van aflossing kunnen leiden tot nieuwe
vormen van hypotheken, waarbij het opgebouwd vermogen in een latere levensfase
kan worden gebruikt.
De problemen in de woningsector beperken zich niet tot de koopsector. Er is een
groot tekort aan huurwoningen voor de middeninkomens, er is sprake van scheef
65
DNB (2012) Statistisch Nieuwsbericht ‘Banken verlenen minder nieuwe hypotheken’, 25 oktober
2012
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
79 / 116
Oog voor Innovatie
wonen in de sociale huursector en er zijn onvoldoende geschikte woningen voor
ouderen. Tegelijkertijd zal naar verwachting de vraag naar huurwoningen
toenemen, onder andere door de moeizame financieringsmogelijkheden van
koopwoningen. Dit heeft op termijn gevolgen voor de vraag naar hypotheken en
naar producten voor vermogensopbouw ter financiering van de eigen woning, maar
ook voor verzekeringen die gerelateerd zijn aan een eigen woning (bijvoorbeeld
opstal- en brandverzekeringen). Tegelijkertijd biedt de toenemende vraag naar
huurwoningen en het gebrekkige aanbod in de huursector kansen voor
verzekeraars, om te investeren in de huursector.
Conclusies:
•
Veranderende eisen aan woningfinanciering leiden tot meer vraag naar innovatieve
producten voor woningfinanciering.
•
De toenemende vraag naar huurwoningen heeft gevolgen voor de vraag naar
hypotheken en kapitaalverzekeringen, maar ook voor schadeverzekeringen
gerelateerd aan de eigen woning.
•
De toenemende vraag naar huurwoningen biedt ook kansen voor verzekeraars, om
te investeren in de huursector.
4.4.3 Een groeiende behoefte aan flexibiliteit
Het is duidelijk dat traditionele hypotheekvormen mee moeten bewegen met de
nieuwe contouren van de woningmarkt. Maar er zijn ook andere trends die leiden
tot een behoefte aan meer flexibiliteit ten aanzien van wonen en het financieren
daarvan.
Een belangrijke trend is de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Het verstrekken van
een hypotheek is nu nog vaak gekoppeld aan het hebben een vast contract. Er is
een groeiende behoefte aan vormen van woningfinanciering die beter passen bij
flexibele arbeidsrelaties.
Er ontstaat bovendien een toenemende behoefte aan producten die de financiering
van de oudedag, zorg en wonen met elkaar combineren, bijvoorbeeld via een
omkeerhypotheek. Daarbij kan de sector bijdragen aan de ontwikkeling van
vernieuwende woon-zorg oplossingen, bijvoorbeeld door investeringen in
toegesneden vastgoed (huurmarkt) en het ontwikkelen van totaaloplossingen,
bijvoorbeeld door verzekeringen en diensten die de oudedagvoorziening in natura
uitkeren voor zorg en wonen.
Het toenemende aantal ZZP’ers en de opkomst van Het Nieuwe Werken leiden tot
een groeiende behoefte aan woningen die geschikt zijn voor het combineren van
wonen en werken. De ontwikkeling dat mensen langer zelfstandig wonen en zorg
en ondersteuning zelf organiseren leidt tot een groeiende behoefte aan woningen
die relatief eenvoudig aangepast kunnen worden aan de behoeften van de
bewoners naar gelang ze ouder worden. Ook neemt de populariteit van de
kangoeroewoning toe. Dergelijke woonconcepten zijn duurder dan reguliere
woningen, door de integratie van domotica, de behoefte aan een groot
woonoppervlak en door het gebruik van innovatieve bouwconcepten. Ook dit vraagt
wellicht om andere vormen van woningfinanciering, waarbij verzekeraars als
hypotheekverstrekker en -kapitaalverzekeraar een rol kunnen spelen.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
80 / 116
Oog voor Innovatie
Conclusies:
•
Er is een toenemende behoefte aan innovatieve vormen van woningfinanciering die
passen bij ontwikkelingen met betrekking tot vernieuwende woonconcepten, zoals
het combineren van wonen en werken en levensbestendig wonen.
•
Er is een toenemende behoefte aan producten die het mogelijk maken om het
vermogen dat besloten ligt in de eigen woning aan te spreken voor
ouderdagvoorziening en zorg.
•
Er zijn kansen voor de verzekeringssector om te investeren in innovatieve woonzorg concepten en in het ontwikkelen van totaaloplossingen voor wonen en zorg.
4.5
Mens en gezondheid
Verschillende
verzekeringen
richten
zich
op
de
verzekering
van
gezondheidsrisico’s. Vooral de verzekering van medische kosten is van belang,
maar ook het verzekeren van arbeidsrisico’s valt in deze categorie.
4.5.1 Toename van de vraag naar zorg
De constatering is dat de kosten voor de zorg in de komende jaren zullen toenemen
wordt breed gedeeld. De verschillende trends laten echter zien dat er veel
onduidelijkheid is ten aanzien deze kostenontwikkeling; het is een diffuus beeld.
Algemeen wordt aangenomen dat de vergrijzing en toegenomen levensverwachting
zullen leiden tot een toename van de zorgconsumptie en daarmee van de
zorgkosten, vooral omdat een groot deel van de zorgkosten in de laatste
levensjaren gemaakt worden. Figuur 28 illustreert dit.
Dit beeld is echter niet compleet, en er is sprake van verschillende tegengestelde
ontwikkelingen:
66
Het is duidelijk dat mensen naarmate ze ouder worden steeds meer
(langdurige) zorg nodig hebben, vooral omdat men op hoge leeftijd veelal met
complexe, samenvallende aandoeningen te maken krijgt. Ook de kans op het
krijgen van een chronische aandoening stijgt met de leeftijd. Dit maakt de zorg
complex, langdurig en kostbaar. Dat is van belang, omdat het percentage
ouderen in onze samenleving tot 2040 naar verwachting sterk toeneemt.
67
Daarna zal het aandeel ouderen naar verwachting licht afnemen .
De toename van de levensverwachting leidt wellicht slechts in beperkte mate
tot een toename van de vraag. Onderzoek wijst uit dat de periode dat een mens
sterk zorgbehoevend is ongeveer gelijk blijft. Er is dan ook eerder sprake van
68
uitstel van zorgkosten dan van een toename van zorgkosten .
66
Auping et al (2012) Vergrijzing: onzekerheden en oplossingen, Strategy & Change,
idem
68
Wong A, G.J. Kommer, J.J. Polder. 2008.Levensloop en zorgkosten.
Solidariteit en de zorgkosten van vergrijzing. Bilthoven, Centrum voor
Volksgezondheid Toekomst Verkenningen/RIVM
67
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
81 / 116
Oog voor Innovatie
Figuur 28
Leeftijdsprofiel zorguitgaven per persoon in 2008 (in euro pp) – bron: Van der Horst et
al. 2011b69
Er is wel is een toename van de zorgkosten zichtbaar in het laatste levensjaar,
maar die heeft vooral te maken met de inzet van medische middelen om het
70
leven te verlengen en/of de kwaliteit van leven op peil te houden .
Ouderen zijn tot op steeds hogere leeftijd zelfstandig. Ze nemen langer deel
aan het verkeer en blijven langer thuis wonen. Het risico op ongelukken in het
verkeer en in en om het huis neemt daarmee toe. Volgens de Stichting
Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid hebben ouderen boven de 75
jaar een verhoogd risico op ongevallen en letsel als gevolg van een hogere
71
lichamelijke kwetsbaarheid en het vaker optreden van functiestoornissen .
Ongevallen thuis komen vooral voort uit vallen, struikelen en uitglijden en leiden
72
vaak tot flink letsel en zelfs tot overlijden . Ook in het verkeer behoren ouderen
tot de groep kwetsbare verkeersdeelnemers (net als kinderen) en de gevolgen
73
van een ongeval zijn voor deze groep verkeersdeelnemers relatief groot .
Het beroep dat men doet op de zorg zou ook kunnen stijgen door toenemend
ongezond gedrag. Roken, alcoholgebruik, ongezonde eetgewoonten en inactiviteit
leiden tot een grotere kans op ziektes, waardoor de ongezonde levensverwachting
74
toe- en de totale levensverwachting afneemt . Ook verdergaande verstedelijking
kan meer gezondheidsrisico’s met zich meebrengen, bijvoorbeeld als gevolg van
vervuiling en de slechte leefomstandigheden in achterstandswijken.
69
Chorus, A. (2011) Het succes van de vergrijzing, Strategy & Change, gebaseerd op Horst, A.
van der, F. van Erp en J. de Jong. 2011a. Trends in gezondheid en
zorg. CPB Policy Brief. Den Haag: Centraal Planbureau.
70
Chorus, A. (2011) Het succes van de vergrijzing, Strategy & Change
71
SWOV-Factsheet (2012) Ouderen in het verkeer, juli 2012
72
Consument en Veiligheid (2011) Factsheet Val in en om huis (55 jaar en ouder), maart 2011
73
Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2008) Strategie Verkeersveiligheid 2008-2020
74
Chorus et al (2012) Het succes van de vergrijzing, Strategy & Change
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
82 / 116
Oog voor Innovatie
Globalisering heeft ook invloed. Het leidt niet alleen tot meer transportbewegingen
van goederen, maar ook mensen bewegen zich steeds gemakkelijker over de
grenzen. Lokale epidemieën van besmettelijke ziekten kunnen zich daarmee snel
ontwikkelen tot wereldwijde pandemieën. Het is echter ongewis of dit direct zal
leiden tot een grotere toekomstige zorgvraag.
Nieuwe technologieën kunnen gepaard gaan met nieuwe risico’s voor
mens en milieu. Gezondheidsrisico’s kunnen zich voordoen bij zowel
de productie als bij het gebruik van producten waarin die nieuwe
technologieën verwerkt zijn. Er is nog veel onduidelijk over de
gezondheidsrisico’s van nieuwe technologieën op de lange termijn,
zoals beschreven in de voorgaande hoofdstukken. Daarmee wordt het
inschatten van risico’s en het bepalen van aansprakelijkheid erg
ingewikkeld.
Naast de hierboven genoemde ontwikkelingen zijn er natuurlijk ook verschillende
trends die het gezondheidsrisico juist helpen verkleinen en die kunnen bijdragen
aan een verlaging van de zorgkosten:
Doorbraken in genomics en systeembiologie helpen om sneller en beter
diagnoses te stellen en om effectievere geneesmiddelen en therapieën te
ontwikkelen.
Nieuwe technologieën zoals nanotechnologie en bio-imaging worden ingezet
om efficiëntere toedieningsmethoden te ontwikkelen.
Meer kennis van het ontstaan van ziekten, betere diagnostiek en segmentatie
op basis van genetische profielen maakt het mogelijk om sterker in te zetten op
preventie op maat.
Nieuwe voedingsmiddelen die gezonder zijn of een gezondheidsbevorderend
effect hebben kunnen bijdragen aan een betere gezondheid en daarmee het
risico op aandoeningen en arbeidsongeschiktheid verkleinen.
Verschillende nieuwe technologieën helpen om beter inzicht te krijgen in de
veiligheid en allergeniciteit van voedingsmiddelen. Dit verlaagt het risico op
voedselveiligheidsproblemen, productaansprakelijkheid en bedrijfsschade.
Al deze ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het effectiever en efficiënter maken
van de zorg en kunnen helpen om langer gezond te blijven. Daarmee kunnen ze
mogelijk bijdragen aan een verlaging van de zorgkosten, hoewel veel nieuwe
therapieën en medicijnen juist erg kostbaar zijn. Het maatschappelijke debat over
de inzet van deze nieuwe mogelijkheden in relatie tot de kosten en de resultaten
ervan komt heel voorzichtig op gang. Vanuit hun grote maatschappelijke rol kunnen
verzekeraars hierin een rol spelen.
Ondanks de veelbelovende ontwikkelingen om de zorg efficiënter en effectiever te
maken, hebben de ontwikkelingen die de zorgconsumptie stuwen voorlopig de
overhand. De zorgkosten dreigen volgens velen dan ook onbetaalbaar te worden.
Er zijn diverse voorstellen gedaan en maatregelen genomen om de zorgkosten
onder controle te krijgen. Duidelijk is dat de overheid van burgers verlangd om zelf
meer bij te dragen aan de zorgkosten. De basisverzekering en AWBZ worden
soberder, het eigen risico in de zorg wordt verhoogd en in toenemende mate
worden behandelingen uit de basisverzekering gehaald. Dit biedt mogelijkheden
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
83 / 116
Oog voor Innovatie
voor verzekeraars om nieuwe producten te ontwikkelen die aanvullende zorg
verzekeren, of het eigen risico verzekeren.
Conclusies:
•
Diverse ontwikkelingen dragen bij aan een verdere stijging van de zorgkosten en
een toename van gezondheidsrisico’s. Andere ontwikkelingen kunnen bijdragen
aan het verlagen van de zorgkosten en het beperken van gezondheidsrisico’s. Er is
meer inzicht nodig in de precieze bijdrage van die ontwikkelingen aan de
zorgkosten en gezondheidsrisico’s.
•
Verzekeraars kunnen een rol spelen in het maatschappelijke debat over de
stijgende zorgkosten en over de zin en onzin van bepaalde behandelingen.
4.5.2 De veranderende behoefte aan zorg
Niet alleen zal de vraag naar zorg toenemen, maar ook zal de aard ervan
veranderen. Het voorbeeld van de vergrijzing en de daarmee samenhangende
toename van chronische ziekten is al genoemd, maar ook het toenemende beroep
dat wordt gedaan op de zelfredzaamheid van de burgers is van belang. Zo wordt de
verantwoordelijkheid voor de zorg voor hulpbehoevende naasten steeds meer bij
familie en bekenden gelegd.
Verzekeraars kunnen een grote rol spelen bij het anders financieren van de
zorgkosten van ouderen. Nu nog betalen werkenden via het omslagstelsel de
zorgkosten voor ouderen. Een verschuiving naar een stelsel waarin burgers zelf
voldoende sparen voor de zorg na hun pensionering kan helpen om de zorg
betaalbaar te houden. Verzekeraars kunnen hierop inspelen door producten te
ontwikkelen die het mogelijk maken om collectief en individueel reserves op te
bouwen waaruit zorgkosten te zijner tijd kunnen worden betaald (‘zorgsparen’), ook
in combinatie met opgebouwde pensioenaanspraken en het opgebouwd vermogen
in de eigen woning.
Dit biedt mogelijkheden voor verzekeraars om producten te ontwikkelen die de
inkoop van ondersteunde zorg faciliteren. Dit kunnen financiële middelen zijn, maar
het kan ook in natura. Ook zou er behoefte kunnen ontstaan aan verzekeringen die
een aanvullend inkomen bieden voor mantelzorgers.
Conclusies:
• Er is sprake van een veranderende behoefte aan zorg door de vergrijzing, maar
ook door het grotere beroep dat wordt gedaan op zelfredzaamheid van mensen.
• Verzekeraars kunnen nieuwe producten voor zorgsparen, thuiszorg en mantelzorg
ontwikkelen. Er zijn ook kansen voor de ontwikkeling van eigen diensten door
verzekeraars.
•
Er is een groeiende behoefte aan innovatieve verzekeringen voor aanvullende
zorg, langdurige zorg en inkomen voor mantelzorgers.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
84 / 116
Oog voor Innovatie
4.5.3 Een efficiëntere organisatie van zorg
Door de gezondheidszorg anders te organiseren worden mogelijk besparingen
gerealiseerd. Het is echter niet gezegd dat de gezondheidszorg de komende jaren
overall efficiënter zal worden; er zijn ontwikkelingen die juist een tegengesteld effect
zouden kunnen hebben.
Ontwikkelingen die kostenverlagend zouden kunnen werken zijn vooral
technologisch van aard:
De inzet van ICT en mobiele technologieën kan helpen de zorg efficiënter te
organiseren.
Keteninformatie kan in de toekomst gemakkelijker uitgewisseld worden.
De vraag naar meer transparantie, gekoppeld aan een meer
marktgeoriënteerde benadering van de zorg kan leiden tot een kostenreductie.
Zorg wordt persoonlijker, er is meer ruimte voor zelfzorg en zelfmanagement en
medische gegevens kan eenvoudiger uitgewisseld worden.
Er zijn ook trends geïdentificeerd die de kosten van de organisatie van de
gezondheidzorg negatief kunnen beïnvloeden:
Kwetsbaarheid van ICT-infrastructuur in zijn algemeenheid is voor de
gezondheidszorg een groot risico en dient te worden aangepakt.
Privacy wordt steeds meer een probleem. Nieuwe investeringen in onder
andere ICT en processen zijn nodig om deze problematiek het hoofd te bieden.
De individualisering van de zorg kan leiden tot een meer maatwerk-gerichte
zorg en daarmee mogelijk tot hogere kosten.
Concluderend kan gesteld worden dat er een efficiencyslag mogelijk lijkt in de
organisatie van de zorg. Dit is echter niet eenvoudig vanwege de complexiteit van
de zorgsector en de aard van de problematiek. Wellicht de belangrijkste
aanbeveling luidt, dat op initiatief van het Verbond een brede maatschappelijke
innovatie-aanpak zou kunnen worden vastgesteld voor de verhoging van de
efficiëntie in de zorg. Hierbij kunnen meerdere verzekeraars, zorgverleners en
overheden samen proberen te komen tot breed gedragen integraal plan.
Conclusies:
• Een andere manier van organiseren van de zorg kan waarschijnlijk helpen om
kosten te verlagen, maar de materie is complex.
• Er is meer inzicht nodig in de bijdrage van deze verschillende ontwikkelingen aan
de organisatie en kostenstructuur van de gezondheidszorg.
• Een grote uitdaging vormt het overwinnen van institutionele problemen en het
realiseren van een meer innovatie-gerichte cultuur in de gezondheidszorg.
• Verzekeraars kunnen een belangrijke rol spelen in het initiëren van een
innovatieplan voor de zorg.
4.5.4 Veranderende arbeidsrisico’s
Ook ten aanzien van arbeidsongeschiktheid zijn veranderingen te verwachten.
Technologische ontwikkelingen kunnen helpen ongelukken te voorkomen, zowel
door preventieve technische maatregelen als door verbeterde methoden en tools
voor het opsporen van risico’s (bijvoorbeeld robotica, Big Data,
patroonherkenningstechnologie en monitoring). Anderzijds zijn de mogelijke lange
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
85 / 116
Oog voor Innovatie
termijn-gezondheidsrisico’s van nieuwe technologieën (zoals nanotechnologie,
straling, gentechnologie) nog onbekend.
De economie is in toenemende mate gebaseerd op kennis. Arbeid verschuift
dientengevolge van fysieke productie naar kennis. Dit heeft gevolgen voor de aard
van arbeidsgerelateerde aandoeningen en voor de oorzaken van mogelijke
arbeidsongeschiktheid.
De overheid trekt zich meer en meer terug en legt een grotere verantwoordelijkheid
bij de burgers zelf. Vaker moet er een beroep gedaan worden op mantelzorg. De
druk de mantelzorgers neemt dan ook toe. Het merendeel van de mantelzorgers
combineert mantelzorg met een betaalde baan en de combinatie van werk en
75
mantelzorg kan zeer zwaar zijn . Het risico op arbeidsongeschiktheid kan hierdoor
toenemen.
De onder druk staande overheidsfinanciën kunnen er toe leiden dat de overheid
verdere stappen gaat zetten in het wijzigen van het sociale zekerheidsstelsel. De
verzekeraars spelen nu al een belangrijke rol bij het verzekeren van risico’s op
arbeidsongeschiktheid en verzuim. Mogelijk kunnen ook andere onderdelen van de
sociale zekerheid geheel of gedeeltelijk geprivatiseerd worden. Verzekeraars
zouden dan een grotere rol kunnen spelen bij arbeidsongeschiktheid (WGA en
IVA), maar ook eventueel bij werkeloosheid en verzuim van arbeidskrachten.
Een aparte, groeiende doelgroep is die van de ZZP’ers. Veel
ZZP’ers zijn nu niet of onderverzekerd tegen verlies van inkomen bij
ziekte of arbeidsongeschiktheid en bouwen vaak te weinig pensioen
op. Gebrek aan bewustzijn en de hoge kosten zijn mogelijke
verklaringen, en bieden mogelijkheden voor verzekeraars om
producten te ontwikkelen die aansluiten bij de behoeften van
ZZP’ers en om nieuwe collectieve voorzieningen op te zetten.
Conclusies:
•
Nieuwe technologieën kunnen gepaard gaan met nieuwe risico’s voor mens en
milieu op de lange termijn. Een goed inzicht is nodig om mogelijke risico’s snel te
adresseren. Arbeidsrisico’s kunnen onder andere veranderen door veranderingen
in de organisatie van arbeid, de toename van ouderen op de werkvloer en het
grotere beroep dat zal worden gedaan op mantelzorg.
•
Veranderingen van de aard van het werk leiden mogelijk tot andere oorzaken van
arbeidsongeschiktheid.
•
Verzekeraars kunnen mogelijk een grotere rol vervullen in verzekeringen voor de
sociale zekerheid, zoals arbeidsongeschiktheid en verzuim.
•
Er is een groeiend aantal ZZP’ers en andere flexibele arbeidsrelaties dat kansen
biedt voor adequate inkomens- en pensioenverzekeningen.
75
http://www.nu.nl/gezondheid/2954769/mantelzorger-heeft-vaak-zelf-hulp-nodig.html
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
86 / 116
Oog voor Innovatie
76
4.5.5 Integratie van zorg, wonen en oudedagsvoorziening
Oudedagsvoorziening, zorg en wonen zijn primaire elementen in het leven van de
gemiddelde burger. Het zijn ook primaire financiële aandachtspunten waarop
verzekeraars goed kunnen inspelen. In het komende decennium zal juist op deze
terreinen veel veranderen, zoals in het voorgaande beschreven.
De drie onderwerpen worden vaak apart bekeken, maar ze delen grote
gemeenschappelijke uitdagingen en zijn nauw met elkaar verbonden. Woonlasten
en zorgkosten bepalen in grote mate de benodigde oudedagsvoorziening, maar ook
de manier van wonen wordt beïnvloed door de noodzakelijke zorg. Het toenemende
beroep op eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid leidt er toe dat uit
dezelfde pot meer gefinancierd en georganiseerd moet worden. De sterkere nadruk
op het aflossen van de hypotheekschuld zorgt er voor dat een groter deel van het
vermogen besloten zit in de eigen woning.
Het is daarom van belang deze zaken juist ook vanuit een integraal perspectief te
benaderen en verbindingen tussen deze domeinen te leggen. Zoals al eerder
genoemd zou het gespaarde vermogen in de oudedagsvoorziening ingezet moeten
kunnen worden voor de financiering van wonen en zorg (bijvoorbeeld via een
omkeerhypotheek). Ook zouden pensioenen in natura uitgekeerd kunnen worden
ter financiering van woon- en zorgdiensten. Dit vereist een ‘ontschotting’ tussen de
domeinen wonen, zorg en pensioenen.
4.6
Schade en aansprakelijkheid
Verzekeraars bieden vermogensbescherming wanneer schade optreedt of iemand
aansprakelijk wordt gesteld voor schade die is toegebracht aan anderen.
Schadeverzekeringen zijn gebaseerd op risicosolidariteit en verzekeraars
beoordelen risico’s en stellen premies vast die passen bij het risicoprofiel.
Anders dan bij levensverzekeringen kunnen schadeverzekeringen veel
gemakkelijker worden aangepast aan veranderende risico’s. Meer risico betekent in
de regel een hogere premie en andersom. Het is wel een probleem als er plotseling
grote veranderingen in risico’s optreden. Ook zijn er risico’s die heel moeilijk te
verzekeren zijn, bijvoorbeeld omdat het risico niet goed te beoordelen is, of omdat
er negatieve selectie plaats vindt. Bij negatieve selectie verzekeren alleen mensen
zich die daadwerkelijk een groot risico lopen. Daarmee kunnen de totale premieinkomsten lager zijn dan de kosten van de mogelijke schade.
Daarnaast zijn er risico’s waarbij de schade mogelijk groter is dan een verzekeraar
kan dragen, de zogenoemde staartrisico’s. Dergelijke ‘onverzekerbare’ risico’s
kunnen verzekerbaar worden door samenwerking met de overheid, bijvoorbeeld
doordat gezamenlijk gewerkt wordt aan het verkleinen van risico’s, maatregelen
worden genomen om negatieve selectie te voorkomen en doordat de overheid het
staartrisico dekt.
76
Mede gebaseerd op Asbeek Brusse, W. en C.J. van Montfort (red.) Wonen, zorg en pensioenen
– Hervormen en verbinden, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid / Den Haag,
december 2012
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
87 / 116
Oog voor Innovatie
In de volgende paragrafen beschrijven we verschillende ontwikkelingen die effect
kunnen hebben op verzekerde risico’s bij verschillende typen van
schadeverzekeringen.
4.6.1 Opstal en inboedel
De hoge concentratie van mensen en economische activiteit in sterk verstedelijkte
gebieden vergroot de kans op schade aan gebouwen, infrastructuur, bezit,
gezondheid, milieu, etc. Daar kan bovendien de impact groter zijn dan in dunbevolkt
gebied. In verstedelijkt gebied is vaak sprake van grotere verschillen tussen arme
77
en rijke wijken . In combinatie met de als gevolg van de crisis toenemende
werkloosheid
en
de
toenemende
spanningen
tussen
verschillende
bevolkingsgroepen zou dit kunnen leiden tot meer criminaliteit. Door verdergaande
verstedelijking is er bovendien sprake van intensief en meervoudig ruimtegebruik.
Per vierkante meter worden meer functies gecombineerd. Dit resulteert in een
opstapeling van waarde. De verdere integratie van ICT en mobiele technologieën in
de woning zorgt ervoor dat bijvoorbeeld beveiliging, verwarming, zonwerking en
verlichting beter gemonitord en op afstand bestuurd kunnen worden. Dit kan risico’s
op inbraak, diefstal en schade door brand en water helpen beperken.
In het algemeen wordt de verzekerde waarde van de inboedel bepaald op basis
van inkomen en de grootte van het huis. Mensen hebben echter steeds meer
geavanceerde consumentenelektronica in huis. Slimme domotica wordt
gemeengoed. Tablets, smartphones en andere infotainment-apparaten zijn erg
populair. Dit kan leiden tot een hogere waarde van de inboedel. Tegelijker echter
wordt content zoals boeken, muziek, video’s en computerspellen steeds meer in
digitale vorm of als online dienst aangekocht. Dit leidt ertoe dat consumenten
minder fysieke dragers van informatie en entertainment in huis hebben, hetgeen
juist weer kan leiden tot een lagere waarde van de inboedel.
Bij schadeverzekeringen is de vervangings- en reparatiewaarde van groot belang.
De kosten voor reparatie en vervanging kunnen sterk stijgen als de grondstofprijzen
plotseling sterk stijgen, bijvoorbeeld als gevolg van geopolitieke spanningen.
Steeds vaker wordt er gebruik gemaakt van duurzame materialen en worden
cradle-to-cradle concepten toegepast. Ook deze ontwikkeling heeft gevolgen voor
de vervangingswaarde. Duurzame materialen zijn vaak nog relatief duur. Daar komt
bij dat de levensduur en restwaarde van deze materialen nog ongewis is. Dit maakt
het moeilijk om de verzekerde herbouwwaarde en vervangingswaarde vast te
stellen. Dit geldt overigens ook voor nieuwe typen vervoersmiddelen, zoals
elektrisch aangedreven auto’s.
Conclusies:
•
Er treden veranderingen op in de waarde van inboedel en opstal door nieuwe
technologische ontwikkelingen, duurzame materialen en cradle-to-cradle
ontwikkelingen.
77
CBS (2010) Sociaaleconomische trends 3e kwartaal 2010; 3e kwartaal 2007
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
88 / 116
Oog voor Innovatie
4.6.2 De auto
Door de inzet van Intelligente Transport Systemen en intelligente driver supportsystemen wordt niet alleen efficiënter gebruik gemaakt van de infrastructuur, maar
worden verkeer en vervoer ook veiliger voor alle verkeersdeelnemers. Het risico op
verkeersongevallen neemt daardoor af. Tegelijkertijd wordt er gewerkt aan nieuwe
voertuigen, zoals elektrisch aangedreven voertuigen en
autonome voertuigen. Autonome voertuigen kunnen het risico
op ongelukken verminderen, Tegelijkertijd kunnen nieuwe
typen voertuigen ook nieuwe veiligheidsrisico’s met zich
meebrengen, denk bijvoorbeeld aan de veiligheid van de
batterijen van een elektrische auto na een aanrijding, aan de
hoge boordspanning die tot kortsluiting zou kunnen leiden,
aan de veiligheid van de bedrading bij laadstations en aan
nieuwe, geavanceerde elektronica die kwetsbaar kan zijn.
Stille elektrische voertuigen, die snel kunnen accelereren en
meer massa hebben dan conventionele voertuigen, zouden kunnen leiden tot meer
ongevallen. Er is nog weinig bekend over de precieze veiligheidsrisico’s. Bij
autonome voertuigen speelt ook de discussie hoe aansprakelijkheid geregeld moet
worden. Wie is aansprakelijk als een autonoom functionerend voertuig een ongeluk
of schade veroorzaakt?
Mobiliteit zal in de toekomst steeds vaker multimodaal en collectief georganiseerd
worden en mobiliteit zal in toenemende mate als een dienst worden aangeboden,
zoals beschreven in hoofdstuk 3. Dit heeft gevolgen voor verzekeringen die
verband houden met eigendom, schade en aansprakelijkheid in het verkeer.
Mogelijk ontstaat er minder behoefte aan individuele autoverzekeringen, maar juist
meer behoefte aan verzekeringen die passen bij gezamenlijk eigendom,
aansprakelijkheid bij dienstverlening in plaats van productaansprakelijkheid, etc.
Conclusies:
• De risico’s in mobiliteit veranderen door de toepassing van intelligente
transportsystemen, sensoren, veiligheidssystemen, etc.
• Er is onduidelijkheid over risico’s van nieuwe vervoersmiddelen zoals elektrische
auto’s en autonome voertuigen.
• Er is behoefte aan heroverweging van aansprakelijkheid bij schade door autonome
voortuigen.
• Er ontstaat mogelijk meer behoefte aan verzekeringen die passen bij gezamenlijk
eigendom en aansprakelijkheid bij mobiliteitsdiensten.
4.6.3 Milieu, biodiversiteit en klimaat
Bescherming van het milieu en behoud van de biodiversiteit staan hoog op de
agenda van beleidsmakers en van burgers. Steeds vaker wordt schade aan het
milieu en biodiversiteit verhaald op de veroorzaker. Daarnaast worden er meer
eisen gesteld aan het verzekeren van aansprakelijkheid en schade. Op Europees
niveau bepaalt de Environmental Liability Directive, dat schade veroorzaakt aan
milieu en biodiversiteit moet worden hersteld. Deze wetgeving wordt in 2015 verder
uitgebreid. Er is dan ook een groeiende behoefte aan verzekeringen die schade en
aansprakelijkheid met betrekking tot milieu en biodiversiteit dekken.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
89 / 116
Oog voor Innovatie
Mede door de sterke toename in energiegebruik op basis van fossiele
brandstoffen verandert het klimaat sterk. Door het versterkte
broeikaseffect warmt de aarde op en stijgt de zeespiegel, dat weer kan
leiden tot meer overstromingen. De opwarming van de aarde heeft
daarnaast gevolgen voor de kans op klimaatextremen zoals hevige
regenval, extreme hitte en droogte. De hogere kans op en de grotere
omvang van deze situaties vergroten het risico op schade, door
bijvoorbeeld overstromingen.
Tegelijkertijd wordt er gewerkt aan sensortechnologieën, intelligente
aardobservatietechnieken en early warning systems die permanente monitoring van
waterkeringen en andere watermanagementsystemen mogelijk maken. Mogelijke
calamiteiten kunnen eerder en beter geïdentificeerd worden en er komt meer en
betere informatie beschikbaar om op het juiste moment betere besluiten te kunnen
nemen. Sinds kort is het in Nederland mogelijk om het overstromingsrisico te
verzekeren (via een catastrofe-verzekering) en er ligt een plan om het
overstromingsrisico als verplicht onderdeel van de inboedel- en opstalverzekering
op te nemen.
Conclusies:
• Er ontstaat behoefte aan verzekeringen die schade aan milieu en
biodiversiteit dekken.
• Er ontstaat meer behoefte aan verzekeringen behoefte aan verzekeringen
die schade door extreem weer en overstromingen dekken.
• Risico’s veranderen als gevolg van klimaatveranderingen (extreem weer,
overstromingen, etc.).
4.6.4 Bedrijfsschade en aansprakelijkheid
ICT dringt door tot in de haarvaten van de samenleving en economie. Deze
ontwikkeling heeft op verschillende manieren invloed op verzekerde risico’s. Met de
komst van het internet en allerlei digitale diensten zijn er nieuwe veiligheidsrisico’s
en nieuwe vormen van criminaliteit ontstaan. Cybercriminaliteit neemt sterk toe en
verschuift bovendien naar de mobiele wereld. De maatschappelijke en
economische gevolgen van cybercriminaliteit zijn groot, en diverse studies tonen
aan dat bedrijven en overheden vaak slecht zijn voorbereid op cybercriminaliteit en
78
onvoldoende maatregelen treffen . Er is dan ook sprake van een toenemend risico
op gevolgschade en bedrijfsschade als gevolg van cybercriminaliteit.
ICT-netwerken zijn sterk vervlochten met elkaar en veel processen zijn volledig
gebaseerd op een feilloze werking van die netwerken. Door de toenemende
complexiteit neemt het risico op het falen van deze netwerken toe. Het falen van
een enkele partij of schakel in een ICT-netwerk kan leiden tot uitval van het gehele
netwerk of systeem, waarbij de gevolgschade zeer groot kan zijn. Dit geldt
overigens
voor
andere
vitale
infrastructuren,
zoals
energienetten,
vervoersinfrastructuren en financiële systemen.
78
Trendsignalement 2012 van Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheid
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
90 / 116
Oog voor Innovatie
Dit alles biedt kansen voor nieuwe (bedrijfs)aansprakelijkheidsverzekeringen.
Verzekeraars zouden nieuwe dienstverlening kunnen ontwikkelen voor het
herstellen van schade als gevolg van cybercriminaliteit, cyber security en het
uitvallen van ICT-netwerken en –systemen (cyber salvage), vergelijkbaar met die
de schadehersteldienstverlening bij schade door brand en water.
Een andere belangrijke ICT-ontwikkeling is het sterk toenemende gebruik van
sociale media. Dit kan nieuwe veiligheidsrisico’s oproepen: berichten kunnen via
deze media immers zeer snel verspreid worden. Dat kunnen ook geruchten zijn, of
verdachtmakingen, slechte beoordelingen, klachten etc. Een enkel bericht van een
enkele persoon kan razendsnel en ongecontroleerd verspreid worden en daarmee
schade aan het imago van een organisatie toebrengen. Imagoschade kan grote
economische gevolgen hebben.
De bescherming van privacygevoelige data krijgt steeds meer aandacht en de
bewustwording onder burgers groeit. Burgers zullen steeds meer hun privacy
opeisen en organisaties die hun privacy schenden aansprakelijk stellen. Ook vanuit
wet- en regelgeving worden de eisen strikter. De Europese Commissie heeft
voorstellen gedaan om de Data Protection Directive verder aan te scherpen. Als de
voorgestelde wijzigingen goedgekeurd worden dan worden bedrijven en
organisaties vergaand verantwoordelijk gehouden voor het beschermen van
privacygevoelige data. Bedrijven en organisaties moeten aan meer eisen voldoen
en er kunnen hogere boetes opgelegd worden bij overtreding.
Nieuwe technologieën kunnen gepaard gaan met nieuwe risico’s voor mens en
milieu. Die gezondheidsrisico’s kunnen zich voordoen bij zowel de productie als het
gebruik van producten waarin die nieuwe technologieën verwerkt zijn. Vaak is er
veel onduidelijkheid over de gezondheidsrisico’s van de nieuwe technologieën op
de lange termijn. Daarmee wordt het inschatten van risico’s en het bepalen van
aansprakelijkheid erg ingewikkeld. Betere en veiligere testmethodes, zoals
computational tools en serious gaming-toepassingen kunnen helpen het risico op
onveilige producten en daarmee het risico op productaansprakelijkheid en
bedrijfsschade te verkleinen.
Steeds vaker gedragen consumenten zich als prosumers, waarbij ze direct
betrokken zijn bij productontwikkeling en de productie, soms zelfs tot in de fabriek
zelf. Daar komt bij dat 3d-printing het mogelijk maakt om als consument producten
zelf thuis te produceren (printen). Dit roept de vraag op hoe de productveiligheid
van deze producten gewaarborgd kan worden en bij wie de aansprakelijkheid ligt in
het geval van problemen.
Verstedelijking en de impact ervan op mobiliteit, leefbaarheid en economische
activiteit leidt tot nieuwe manieren werken en het combineren van werk met andere
taken. Steeds vaker werken mensen vanuit huis of vanuit zogenoemde smart
offices, flexibele en kantoorruimtes en werkplekken in de buurt van belangrijke
knooppunten, los van de vaste kantoorruimtes van het bedrijf zelf. Er ontstaan
andere, flexibeler arbeidsrelaties, waarbij mensen zelfstandig werken (ZZP’er) of
zich als zelfstandige aansluiten bij detacheringsbureaus of andere intermediairs. Dit
heeft gevolgen voor de aansprakelijkheid voor schade en risico’s die gerelateerd
zijn aan werk. Wie is waarvoor aansprakelijk en op welke manier wordt dit gedekt
door verzekeringen?
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
91 / 116
Oog voor Innovatie
Globalisering leidt tot mondiale waardeketens met partners van over de gehele
wereld nauw samenwerken met elkaar. Partners worden niet alleen gezocht voor
productie en assemblage, maar ook voor onderzoek, ontwikkeling, marketing en
distributie. Verantwoordelijkheden verschuiven constant in de keten, producten
vertegenwoordigen een hogere waarde. Terwijl de samenwerking steeds minder
begrensd wordt door geografische grenzen, is wet- en regelgeving vaak nog wel
nationaal bepaald.
Wet- en regelgeving wordt bovendien steeds complexer, mede door de
wisselwerking tussen Europa en nationale overheden. Dit maakt het ingewikkelder
om in geval van schade de aansprakelijkheid bij de juiste partijen te beleggen. Hier
kan veel duur juridisch getouwtrek aan vooraf gaan. Tegelijkertijd leidt de
toegenomen aandacht voor toezicht en controle ook tot nieuwe kansen voor
verzekeraars.
Zo
komen
er
mogelijk
verplichte
beroepsen
aansprakelijkheidsverzekeringen onder nieuwe EU-richtlijnen, bijvoorbeeld voor
toezicht op beheerders van alternatieve beleggingsfondsen (AIFMD). Ook is
voorgesteld om aansprakelijkheidsverzekeringen voor risicovolle bedrijven te
79
verplichten .
Conclusies:
•
Traditionele verhoudingen in ketens, tussen werkgever en werknemer, tussen
klanten en producten etc. worden vervangen door flexibele relaties, wereldwijde
netwerken van samenwerkingspartners en open innovatie-benaderingen. Dit heeft
gevolgen voor afspraken over aansprakelijkheid en daarmee voor bedrijfsschadeen aansprakelijkheidsverzekeringen.
•
Toenemende cyber risks kunnen een grote impact hebben op de maatschappij en
de economie. Enerzijds verhoogt dit het risico op schade en aansprakelijkheid,
anderzijds biedt het nieuwe kansen voor gespecialiseerde verzekeringen en
schadehersteldienstverlening. Ook is er in dit verband behoefte aan meer
duidelijkheid over de definitie van cybercriminaliteit (ten opzichte van terrorisme en
molest) en de bepaling van aansprakelijkheid.
•
Nieuwe technologieën kunnen leiden tot nieuwe risico’s voor werknemers,
omwonenden en klanten. Er is veel onduidelijkheid over de mogelijke
gezondheidsrisico’s op de lange termijn. Dit bemoeilijkt het beoordelen van risico’s
en premiebepaling.
•
Wet- en regelgeving wordt steeds internationaler en daarmee ook complexer. Dit
bemoeilijkt het bepalen van aansprakelijkheid.
•
De groeiende aandacht voor toezicht en controle leidt tot nieuwe kansen voor
verplichte beroeps- en bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeringen.
4.6.5 Rechtsbijstand
Verdergaande individualisering zorgt, in combinatie met de groeiende
tegenstellingen en de afbrokkeling van solidariteit en tolerantie, er voor dat burgers
eerder hun rechten opeisen. Ze zullen eerder geneigd zijn een schadeclaim bij de
tegenpartij neer te leggen en er zal vaker een beroep worden gedaan op de
rechtsbijstandverzekering.
79
Zie rapport WRR (2011) Evenwichtskunst – Over de verdeling van verantwoordelijkheid voor
fysieke veiligheid, november 2011
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
92 / 116
Oog voor Innovatie
Terwijl de mogelijkheden voor een gang naar de rechter beperkt worden (vooral
duurder gemaakt worden), is er juist meer behoefte aan ondersteuning bij
conflictbemiddeling en rechtsbijstand. Dit leidt mogelijk tot een grotere vraag naar
verzekeringen voor rechtsbijstand en conflictbemiddeling.
De groeiende ‘claimcultuur’ kan daarnaast leiden tot een groeiende behoefte om
aansprakelijkheidsverzekeringen uit te breiden. Naar verwachting zullen
verzekerden eerder en vaker naar mogelijkheden zoeken om toch hun gelijk te
halen.
Volgens EU-richtlijnen moeten rechtsbijstandsverzekeraars verzekerden het recht
op een vrije keuze van een advocaat geven. Er is discussie ontstaan over wanneer
dit recht ingaat en welke beperkingen verzekeraars aan dit recht mogen stellen.
Verzekeraars stellen beperkingen om de kosten laag te houden. Zo proberen
verzekeraars de kosten te beperken door rechtsbijstand door eigen medewerkers of
gecontracteerde advocaten te bieden in procedures waarin bijstand van een
advocaat geen wettelijk vereiste is.
Conclusies:
•
De discussie rondom vrije advocatenkeuze in combinatie met een
toenemende claimcultuur kunnen leiden tot veel hogere kosten voor
rechtsbijstandsverzekeraars. Dit kan resulteren in hogere premies, maar
het kan ook leiden tot de ontwikkeling van andere business modellen.
•
Er kan meer vraagontstaan naar verzekeringen voor rechtsbijstand en
conflictbemiddeling.
Mogelijk groeiende behoefte aan uitgebreidere aansprakelijkheidsverzekeringen
door ontwikkeling ‘claimcultuur’.
•
4.6.6 Maatschappelijke veiligheidsrisico’s
De actuele economische problemen houden naar verwachting nog wel enige tijd
aan. Vermogensdelicten, autodiefstal en woninginbraken, maar ook elektronische
en digitale criminaliteit zouden in deze situatie kunnen toenemen, zoals in
80
hoofdstuk 2 is beschreven .
Tegenstellingen tussen groepen in de maatschappij worden scherper, vooral als het
gaat om verschillen in etniciteit, maar ook tussen arm en rijk en tussen
laagopgeleiden zonder werk en hoogopgeleiden met werk. Een vergaand gevolg
van deze tegenstellingen is de sociale uitsluiting van groepen. In
combinatie met toenemende individualisering leiden de verscherpte
tegenstellingen tot een afname van solidariteit en tolerantie ten
opzichte van de ander. Dit kan leiden tot toenemende spanningen
en onrust in de maatschappij en daarmee tot toenemende risico’s
met betrekking tot de maatschappelijke veiligheid. Sociale onrust
kan leiden tot rellen en dit kan grote schade aan infrastructuur,
gebouwen en bezit veroorzaken.
80
http://www.websitevoordepolitie.nl/archief/hoe-%E2%80%98houdbaar%E2%80%99-is-denederlandse-politie-1248.html; http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/
3104456/2012/01/04/Spanning-op-straat-loopt-op-door-crisis.dhtml
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
93 / 116
Oog voor Innovatie
De maatschappelijke tegenstellingen en het wantrouwen jegens een ander dragen
ook bij aan groter gevoel van onveiligheid. Al behoort Nederland tot de veiligste
landen ter wereld en nemen de criminaliteitscijfers al jaren af, toch staat veiligheid
bovenaan het lijstje van onderwerpen waar Nederlanders zich zorgen over maken.
Burgers eisen dan ook dat er alles aan gedaan wordt om veiligheidsrisico’s te
81
voorkomen en te verkleinen . De toenemende angst voor veiligheidsrisico’s leidt tot
meer maatregelen en strengere eisen op het gebied van veiligheid.
Conclusies:
•
Er is sprake van toenemende maatschappelijke veiligheidsrisico’s.
•
De aandacht voor risicobeperking groeit, door gericht risicomanagement, het
stimuleren van bewustwording van veiligheidsrisico’s en het introduceren van
allerlei producten en diensten die veiligheidsrisico’s moeten beperken.
•
Er ontstaat meer behoefte aan innovatieve verzekeringen die nieuwe, aan
veiligheid gerelateerde risico’s afdekken.
•
Er is discussie over de vraag wie verantwoordelijk is voor veiligheid en wie
veiligheidsmaatregelen financiert. Welke rol kunnen verzekeraars spelen?
81
Zie bijvoorbeeld uitleg door Prof. dr. B. de Graaf:
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3600/VkAkademie/article/detail/3235457/2012/04/06/Waarom-lijkenwe-nu-banger-voor-een-verdachte-koffer-dan-30-jaar-geleden.dhtml; WRR (2008) Onzekere
veiligheid – Verantwoordelijkheden rond fysieke veiligheid
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
Oog voor Innovatie
94 / 116
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
95 / 116
Oog voor Innovatie
5 Impact van trends op de interne organisatie en
werkwijze van verzekeraars
5.1
Introductie
De in hoofdstuk 2 en 3 geschetste trends hebben ook impact op de manier waarop
verzekeraars hun activiteiten organiseren en uitvoeren. Dat is het onderwerp van dit
hoofdstuk.
De structuur van dit hoofdstuk is gebaseerd op het concept van de waardeketen.
Dit concept is in 1982 door Porter ontwikkeld en identificeert de functies van een
organisatie die direct en indirect gekoppeld zijn aan het primaire productieproces,
zoals in onderstaande figuur is weergegeven.
Figuur 29
5.2
Waardeketen verzekeraar
Ontwikkeling nieuwe producten
Met betrekking tot de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten door
verzekeraars, bestaat de belangrijkste impact van de geïdentificeerde trends eruit
dat de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten meer en vroegtijdiger met
andere stakeholders zal worden opgenomen. Mass customisation en de opkomst
van sociale media vereisen intensieve samenwerking met de klant. Die
betrokkenheid is natuurlijk niet nieuw. Wat wel nieuw is, is dat de
klant niet meer alleen als klant zal zijn betrokken, maar steeds vaker
ook als actieve co-ontwikkelaar (prosumer).
Een ander belangrijk gevolg van de in dit rapport geschetste
ontwikkelingen is dat er waarschijnlijk sprake zal zijn van meer
transsectorale
samenwerking,
waarbij
verzekeringsproducten
gekoppeld worden aan activiteiten buiten de verzekeringssector
(zoals koppeling van een brandverzekering aan brandpreventieinspectie). Er ontstaan nieuwe kansen door nieuwe diensten
gekoppeld aan verzekeringen te ontwikkelen. In plaats van een
verzekering die de kosten van een eventuele schade vergoedt,
kunnen ook ondersteunende diensten ‘ter ontzorging’ aangeboden
worden, bijvoorbeeld voor preventie, reparatie en herstel van schade.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
96 / 116
Oog voor Innovatie
Een andere ontwikkeling is dat producten steeds meer als dienst worden
aangeboden. Een fabriek koopt niet langer een machine, maar sluit een SLA
(service level agreement) af waarmee bijvoorbeeld een aantal uur
productiecapaciteit wordt ‘gekocht’. Ook voor deze nieuwe product-diensten
combinaties kunnen nieuwe verzekeringen ontwikkeld worden.
Conclusies:
•
Klanten kunnen vroegtijdig als co-ontwikkelaar van nieuwe producten en diensten
worden betrokken. Dit vraagt om een andere werkwijze waarbij een intensieve
samenwerking met klanten noodzakelijk is.
•
Er is sprake van een toename van transsectorale samenwerkingsverbanden om
nieuwe producten en diensten te ontwikkelen. Verzekeraars zullen daarvoor
samenwerking moeten zoeken met organisaties buiten de sector.
•
De mogelijke ontwikkeling van nieuwe diensten gekoppeld aan
verzekeringsactiviteiten (full-service) vraagt om een nieuwe expertise en om
aanpassingen van de organisatie.
5.3
Actuarieel onderzoek/ risico beoordeling
Het analyseren van risico’s is een cruciaal onderdeel van de activiteiten van een
verzekeraar. Behalve als input voor de vormgeving van verzekeringsproducten zijn
de uitkomsten van groot belang voor de bepaling van de premies. De toenemende
onvoorspelbaarheid van trends is wellicht de belangrijkste ontwikkeling in dit
verband. Veel grote ontwikkelingen verlopen grillig. Dit houdt een groot risico in
voor de verzekeringssector.
Historische trendanalyses vormen veelal de basis voor de huidige modellen voor
risicobeoordeling. Dit maakt het moeilijk om adequaat te anticiperen op
onverwachte en onwaarschijnlijke, maar impactvolle ontwikkelingen. Technische
ontwikkelingen en nieuwe sociaal-economische inzichten kunnen bijdragen aan het
vergroten van de kwaliteit en efficiëntie van het actuarieel onderzoek. Hierbij kan
gedacht worden aan innovaties met betrekking tot Big Data, de toepassing van
sociale media en het integreren van foresight-technieken.
De grilligheid van maatschappelijke en technologische trends en de
onbekende kansen op ongebruikelijke gebeurtenissen met mogelijk
grote gevolgen roepen ook de vraag op welke zekerheden
verzekeraars nog kunnen bieden. Welke risico’s kunnen nog
verzekerd worden en welke risico’s kunnen en moeten mensen zelf
dragen?. Verzeker je de bandbreedte of verzeker je juist de
‘uiteinden’? En wat is zekerheid? Zijn dat harde of zachte
(voorwaardelijke) zekerheden? Dit roept tevens de vraag op hoe
verzekeraars in langlopende contracten (bijvoorbeeld bij
levensverzekeringen) toch kunnen inspelen op veranderingen in
risico’s.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
97 / 116
Oog voor Innovatie
Conclusies:
•
Er is behoefte aan vernieuwende modellen voor de analyse van
sociaaleconomische ontwikkelingen. Dit vereist investeringen en samenwerking
met derden om de gebruikte modellen door te ontwikkelen.
•
Er is behoefte aan de ontwikkeling van nieuwe werkwijzen die beter anticiperen op
toekomstige trends en complementair zijn aan de meer historische trendanalyses
die veelal de basis vormen voor het huidige actuarieel onderzoek.
•
Verzekeraars kunnen het voortouw nemen in de brede maatschappelijke discussie
over de mogelijke herdefinitie van zekerheden en risico-afdekking.
5.4
Organisatie van de distributie
Tussenpersonen hebben een belangrijke rol in de distributie van verzekeringen.
Mede als gevolg van wettelijke bepalingen (zoals het provisieverbod) is er sprake
van grote structurele veranderingen in de distributie van verzekeringen. De rol van
de tussenpersoon staat onder druk en verzekeringmaatschappijen hebben minder
mogelijkheden om te sturen op marketing en sales via die tussenpersonen.
Tegelijkertijd vormen verzekeringen voor veel consumenten ingewikkelde materie.
Ze hebben moeite om opties en voorwaarden te vergelijken en een keuze te
maken, en zijn niet gewend te betalen voor onafhankelijk advies. Er moeten nieuwe
adviesmodellen ontwikkeld worden waarbij klanten voor eenvoudiger producten zelf
informatie zoeken en interpreteren (self-directed advice), en voor complexere
producten gedegen advies kunnen inwinnen. Dit vereist transparantie en
vergelijkbaarheid, maar ook de ontwikkeling van adequate verkoopkanalen.
Toenemende transparantie kan er vervolgens toe leiden dat klanten sneller
overstappen naar andere aanbieders, vooral bij de eenvoudiger producten.
Conclusies:
•
De taak van de tussenpersoon verandert omdat het internet een steeds
belangrijkere rol speelt bij de verkoop van producten. De verzekeraar zal zowel
technisch als commercieel de hiertoe benodigde informatieoverdracht en verkoop
moeten vormgeven.
•
Er zijn kansen voor verzekeraars en verzekeringsadviseurs om nieuwe betaalde
diensten (verder) te ontwikkelen, die de klant objectief informeren over complexe
producten.
•
Verzekeraars moeten gerichte informatievoorziening ontwikkelen voor de
verzekeringsadviseurs, zonder markten te verstoren.
5.5
Verkoop en acceptatie
Diverse ontwikkelingen die van belang zijn voor de distributie van verzekeringen
zijn ook relevant voor de verkoop en acceptatie door verzekeraars. Al genoemd is
dat verzekeraars moeten werken aan transparantie, goede informatievoorziening,
adequate verkoopkanalen en nieuwe business modellen voor advisering.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
98 / 116
Oog voor Innovatie
Tegelijkertijd is de samenstelling van de markt aan verandering onderhevig. De tijd
van homogene groepen verzekerden is voorbij en segmentatie van de markt wordt
diffuser en complexer.
Een andere belangrijke ontwikkeling hangt samen met de groter wordende
verschillen tussen arm en rijk. Door de economische crisis komen verschillende
groepen verder in de knel. Werkloosheid in combinatie met vergaande
bezuinigingen kunnen er toe leiden dat verzekerden niet langer hun
verzekeringspremies kunnen betalen of hun hypotheekverplichtingen kunnen
nakomen. De strengere eisen aan hypotheken, in combinatie met een woningmarkt
die op slot zit, maken het voor bepaalde groepen haast onmogelijk om een
hypotheek af te sluiten. Steeds meer mensen komen in de schuldsanering terecht.
Tegelijkertijd brokkelt de onderlinge solidariteit af. Dit kan leiden tot nieuwe
collectieven en hergroepering van risicoprofielen.
Er komen innovaties beschikbaar, waarmee een beter inzicht kan worden
verkregen in de klant. Er komt steeds meer data beschikbaar die als belangrijke
bron van informatie kan dienen voor verzekeraars. Gebruikers van sociale media
geven veel prijs over hun gedrag en voorkeuren, er worden steeds meer databases
openbaar gemaakt, maar ook de sector zelf creëert en verzamelt data. Slimme
technieken voor de opslag, bewerking, en analyse van al die data kan waardevolle
informatie opleveren die van nut is voor risicobeoordeling, modelering,
fraudeopsporing, schadebehandeling etc.
De vele nieuwe mogelijkheden voor het vergaren en gebruiken van informatie over
(potentiele) klanten heeft ook een keerzijde. De bescherming van de privacy is veel
besproken. De wet- en regelgeving met betrekking tot het gebruik van persoonlijke
gegevens wordt voortdurend verder aangescherpt en vermoedelijke schenders van
privacy worden in de traditionele en sociale media publiekelijk tot verantwoording
geroepen. Dit vraagt om een brede discussie binnen de verzekeringssector, over de
‘normen en waarden’ met betrekking tot de inzet van nieuwe toepassingen waarbij
de privacy van klanten mogelijk in het geding kan komen.
De markt is gevoelig voor de gevolgen van de financiële en economische crisis.
Klanten zijn voorzichtiger met het aangaan van financiële verplichtingen en het
afnemen van financiële producten. Zoals in veel economische sectoren wordt ook in
de verzekeringssector veel geconcurreerd op prijs. Er worden vaker uitgeklede
basisverzekeringen met een scherpe prijsstelling aangeboden. Daarbij wordt de
concurrentie van branchevreemde aanbieders van verzekeringen groter.
Conclusies:
•
Aanpassingen in de verkooporganisatie worden noodzakelijk door de
veranderende samenstelling van markten, de veranderende positie van
tussenpersonen en het ontstaan van nieuwe mogelijkheden om beter inzicht in de
klant te krijgen.
•
Er ontstaan nieuwe technische mogelijkheden die kunnen ondersteunen bij de
benadering en acceptatie van klanten.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
99 / 116
Oog voor Innovatie
5.6
Klantenservice en afhandeling van claims
Veel van het hiervoor genoemde is ook relevant voor de klantenservice en claims
afhandeling. Ook hier staat de veranderende wijze waarop met klanten kan worden
gecommuniceerd centraal, in combinatie met de toepassing van nieuwe
technologieën om claims sneller en beter af te handelen en eventuele fraude op te
sporen.
Door proactief gebruik van sociale media kunnen verzekeraars sneller en
persoonlijker in contact komen met verzekerden. Daarnaast kunnen verzekeraars
sociale media gericht inzetten om meer te weten te komen over
gedrag van verzekerden, ook ter controle van ingediende
schadeclaims. Sociale media kunnen ook worden ingezet om de
behoeften van klanten te identificeren en discussies over
voorwaarden, premies en claimgedrag te initiëren. Onderling.nl
van FBTO is daar een voorbeeld van. De kracht van sociale
media kan zich echter ook tegen de verzekeraars keren. Een
klant kan eenvoudig en snel een klacht of bewering over de
verzekeraar de wereld in sturen en die ene klacht kan zich dan
razendsnel ontwikkelen in een hetze of lastercampagne tegen
de verzekeraar. Dit kan grote gevolgen hebben voor de reputatie
van de verzekeraar.
De ontwikkeling van een Internet of Things waar allerlei apparatuur onderling is
verbonden via het internet maakt in een aantal gevallen automatische
schademelding mogelijk. Dit maakt het proces van schadeafhandeling sneller en
gemakkelijker en kan ook helpen de kans op verzekeringsfraude te verkleinen.
Conclusies:
•
Sociale netwerken, de toenemende transparantie en beschikbare informatie online,
gecombineerd met toenemende vraag om direct en persoonlijk contact, vragen een
intensivering en vernieuwing van de klantenservice.
•
De claimafhandeling kan sneller en beter door de inzet van nieuwe tools voor
schademelding en fraudeopsporing.
•
De toenemende macht en snelheid van de formele en informele media maakt
verzekeringsorganisaties kwetsbaarder voor reputatieschade.
5.7
Investeringsmanagement
Investeringsmanagement vormt een cruciale activiteit van verzekeraars om
rendement te behalen op de verschillende financiële producten. De economische
crisis en volatiele beurs zorgen dat rendementen onder druk staan. Ook de
stijgende levensverwachting, de lage rentestand en de door de overheid opgelegde
herstructurering van de financiële systemen hebben een grote impact op het
investeringsmanagement.
Toch liggen hier ook kansen voor de verzekeringssector. Ontwikkelingen in Big
Data
en
geavanceerde
patroonherkenningstechnieken
bieden
nieuwe
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
100 / 116
Oog voor Innovatie
mogelijkheden om snel inzicht te krijgen in mogelijk disruptieve ontwikkelingen
(early warning), zoals al eerder beschreven.
Er ontstaan ook nieuwe kansen om te investeren. Verzekeraars kunnen
bijvoorbeeld in het financieringsgat springen dat banken nu open laten.
Kapitaalverstrekking door banken staat behoorlijk onder druk en
verzekeraars zijn bij uitstek de partij om lange termijn
investeringen te doen. Strikte regelgeving belemmert
vooralsnog een grotere rol voor verzekeraars in het verkleinen
van het financieringsgat bij hypotheken en de kredietverlening
aan het MKB. Door de focus op lange termijn investeringen
kunnen verzekeraars echter een grotere rol spelen in het
investeren in grote, langlopende projecten op het gebied van
duurzaamheid en infrastructuur.
Conclusies:
•
Beleggingsrendementen staan onder druk, terwijl de eisen aan solvabiliteit
strenger worden en de rente historisch laag staat.
•
Met behulp van nieuwe Big Data toepassingen en
patroonherkenningstechnieken kunnen een early warning systemen worden
ontwikkeld om disruptieve trends vroegtijdig te signaleren en te interpreteren.
•
Er zijn kansen voor verzekeraars om het financieringsgat bij hypotheken en
bij kredietverlening aan het MKB te verkleinen. Strikte regelgeving belemmert
vooralsnog een grotere rol van verzekeraars.
•
Door de focus op de lange termijn zijn verzekeraars bij uitstek de partij om te
investeren in grootschalige en innovatieve projecten op het gebied van
duurzaamheid en infrastructuur.
5.8
Administratie en ICT infrastructuur
De afgelopen decennia hebben verzekeraars hun ICT-infrastructuur sterk
ontwikkeld. Belangrijke trends zijn de mogelijke uniformering van databeheer
(mogelijke centralisatie van systemen), keteninformatiesystemen, collectieve
electronic identity management systemen en E-governance systemen.
De keerzijde van het intensievere gebruik van ICT-systemen voor de organisatie
van administratieve zaken is dat cyber risks constant op de loer liggen.
Verzekeraars kunnen te maken krijgen met identiteitsfraude, diefstal van privacy
gevoelige
gegeven
en
cyberattacks.
Er
zijn
veel
beveiligingsmaatregelen nodig om dit te voorkomen. Dit vergt
veel van de organisatie en brengt navenant hoge kosten met zich
mee. Ook maatregelen om de uitval en falen van eigen ICT
netwerken en systemen te voorkomen worden steeds
belangrijker. De schade als gevolg van cyber risks kan hoog
uitvallen – niet alleen in financieel opzicht, maar ook in termen
van vertrouwen.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
101 / 116
Oog voor Innovatie
Conclusies:
•
Er is sprake van een groeiende behoefte aan nieuwe betaalbare ICT- en
administratiesystemen, waarbij kostenverlaging gepaard gaat met verhoging van
veiligheid en efficiëntie.
•
Maatregelen om falen van ICT-systemen te voorkomen en de schade van
eventueel falen te herstellen worden steeds belangrijker.
•
Administratieve taken worden verbreed door integratie met verkoop, acceptatie en
andere schakels in de verzekeringsketen.
• Een structurele samenwerking tussen verzekeraars en overheden op het gebied
van het voorkomen van cybercrime is wenselijk.
5.9
Human resources
Menselijk kapitaal vormt voor verzekeraars een belangrijk productiemiddel. De
flexibilisering van de arbeidsmarkt, Het Nieuwe Werken, offshoring en de vergrijzing
zullen leiden tot een andere inzet van werknemers. Door de economische crisis is
er op korter termijn een groter aanbod van gekwalificeerd personeel, maar op de
langere termijn zal het moeilijk zijn om voldoende gekwalificeerd personeel te
vinden. De vergrijzing leidt op termijn tot minder aanbod van gekwalificeerde
arbeidskrachten, terwijl huidige werknemers langer zullen (moeten) doorwerken. Dit
heeft gevolgen voor de inzetbaarheid van personeel en voor het aannamebeleid
van verzekeringsmaatschappijen.
De inzetbaarheid van oudere werknemers vraagt mogelijk om
andere taken en een andere wijze van het organiseren van werk.
Mogelijk ontstaan er andere, meer flexibelere arbeidsrelaties, niet
alleen met oudere werknemers, maar ook met nieuwe, jongere
medewerkers. Een groeiende groep kenniswerkers verhuurt zich
als zelfstandige aan organisaties. Dit maakt een flexibel
personeelsbestand mogelijk. De combinatie van hoog
gekwalificeerde kenniswerkers en langere inzetbaarheid van
oudere werknemers leidt mogelijk ook tot andere scholings- en
trainingseisen.
Het Nieuwe Werken biedt mogelijkheden om de inzetbaarheid en productiviteit van
werknemers te vergroten en de verzekeringssector aantrekkelijk te houden voor
werknemers. Zeker bij kennisintensieve taken in dienstensectoren zoals de
verzekeringssector is het goed mogelijk om werk flexibel te organiseren.
Een andere belangrijke factor is dat de benodigde capaciteiten van de werknemers
significant zullen veranderen. De veranderende markten, de veranderende
organisatie van de sector en de verdergaande inzet van ICT vragen om andere
capaciteiten. Daarnaast komen voor het aantrekken van mensen nieuwe manieren
van beoordeling beschikbaar. Sociale netwerken als LinkedIn worden nu al intensief
gebruikt door vele bedrijven en een verdere ontwikkeling van het gebruik van
sociale netwerken voor werving en selectie is te verwachten.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
102 / 116
Oog voor Innovatie
Nieuwe technologieën zoals embedded learning, serious gaming, sociale
netwerken, virtual reality en andersoortige onderwijsconcepten (o.a. distant
learning) bieden mogelijkheden om efficiënter en effectiever met opleidingen om te
gaan. Gezien de problemen met het aanbod van hooggekwalificeerd personeel zal
het zelf opleiden van personeel belangrijker worden.
Conclusies:
•
Het aanbod aan hooggekwalificeerd personeel zal op lange termijn afnemen en
een verder tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten is te verwachten.
•
De inzetbaarheid van oudere werknemers vraagt mogelijk om andere taken en een
andere wijze van het organiseren van werk.
•
Arbeidsrelaties zullen flexibeler worden en dit biedt mogelijkheden om het
personeelsbestand mee te laten bewegen met de markt.
•
De combinatie van hoog gekwalificeerde kenniswerkers en langere inzetbaarheid
van oudere werknemers leidt mogelijk ook tot andere scholings- en trainingseisen.
•
Er zullen andere vaardigheden van werknemers gevraagd worden door het
betreden van nieuwe markten en het doorvoeren van structurele veranderingen in
de organisatie van de sector.
• Het belang van werving, selectie en opleiding zal toenemen. Nieuwe aanpakken
zijn nodig om de efficiëntie en effectiviteit van het aannamebeleid te verhogen.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
103 / 116
Oog voor Innovatie
6 Conclusies en strategieën voor de
verzekeringssector
6.1
Introductie
Dit hoofdstuk behandelt de samenhang tussen de in de voorgaande hoofdstukken
beschreven maatschappelijke en technologische trends, en gaat in op hun
gezamenlijke impact op de verzekeringssector. In paragraaf 6.2 worden zes
relevante overkoepelende clusters van trends beschreven. De conclusies hiervan
voor de verzekeringssector komen in paragraaf 6.3 aan bod. Die paragraaf bevat
bovendien enkele strategieën die de sector zou kunnen volgen om in te spelen op
de geschetste ontwikkelingen.
6.2
Overkoepelende trends en hun impact op de sector
De in dit rapport geïdentificeerde trends kunnen elk op zich invloed hebben op de
activiteiten van de verzekeringssector. Er kunnen echter enkele overkoepelende
clusters van trends onderscheiden worden. Deze clusters omvatten de trends die
juist in combinatie een zeer sterke impact kunnen hebben op de samenleving en de
economie in het algemeen en op de verzekeringssector in het bijzonder. Terwijl in
hoofdstuk 4 en 5 de impact van de verschillende trends op de specifieke
marktsegmenten en de interne organisatie van verzekeraars is besproken,
beschrijven de overkoepelende clusters van trends juist die ontwikkelingen die een
belangrijke impact zullen hebben op de sector als geheel.
De volgende zes clusters van trends worden hier onderscheiden:
Een onzekere toekomst;
Het nieuwe normaal;
De verandering van de consument;
De veranderende rol van de overheid;
Het nieuwe ondernemen;
De veranderende kracht van technologie en innovatie.
6.2.1 Een onzekere toekomst
Uit hoofdstuk 2 en 3 blijkt dat we leven in een onzekere wereld, met een onzekere
toekomst. In het verleden kon men uitgaan van bepaalde economische en
maatschappelijke zekerheden, zoals een middellange duurzame
toename van welvaart en welzijn. Door de globalisering, de
economische crisis en technologische vooruitgang zijn er nu
echter weinig uitgangspunten zeker. Traditioneel betrouwbare
voorspellingen zoals de korte termijn CPB-voorspellingen zijn
onzekerder geworden. Onze maatschappij is een chaotischer
systeem geworden, waar complexe verbanden onvoorspelbare
terugkoppelingen hebben. De enige zekerheid is dat de wereld
van morgen er anders uitziet dan die van vandaag.
Het is van veel trends dan ook onduidelijk hoe ze zich precies zullen ontwikkelen in
de toekomst of wat de gevolgen ervan werkelijk zullen zijn. De vergrijzing is een
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
104 / 116
Oog voor Innovatie
zekere ontwikkeling, maar hoe de levensverwachting zich precies ontwikkelt op de
lange termijn en welke behoeften ouderen in de toekomst hebben is veel minder
duidelijk. De zorgkosten stijgen zeker de komende jaren, maar het is onzeker in
welke mate nieuwe medische ontwikkelingen en een focus op preventie kunnen
helpen de zorgkosten in toom te houden. Dat het klimaat verandert wordt niet
betwist, maar er is veel onduidelijkheid over de omvang van die verandering en de
gevolgen
die
het
kan
hebben
voor
de
maatschappij.
Extreme
weersomstandigheden lijken vaker voor te komen, maar er is niets zo grillig als het
weer. De mate van uitputting van grondstoffen, de gevolgen van vervuiling, maar
ook de lange termijn gezondheidsrisico’s van nieuwe technologieën zijn onzeker,
terwijl de impact op de maatschappij groot kan zijn. De complexiteit en grilligheid
van economische systemen is nauwelijks te doorgronden; de bankencrisis is maar
door weinigen voorspeld.
Onzekerheden over de ontwikkeling van de economie, de gevolgen van
klimaatverandering, risico’s van nieuwe technologieën, de dreiging van cybercrime
en de kwetsbaarheid van kritische infrastructuren zorgen voor een angstige houding
in de maatschappij. Sinds de aanslagen van 9/11 is de angst voor terrorisme en
criminaliteit sterk toegenomen. Het vertrouwen in de medemens is sterk
verminderd, net als tolerantie en solidariteit. Veiligheid staat hoog op de agenda.
Burgers eisen dat er alles aan gedaan wordt om risico’s te verkleinen en veiligheid
te waarborgen. Toezicht en transparantie in beleid en bedrijfsleven is sterk gewenst
en mocht die als onvoldoende worden beschouwd, dan helpen de media en sociale
media een handje.
De reguliere modellen die gebruikt worden om ontwikkelingen in de economie,
maar ook in de demografie te voorzien hebben moeite met het signaleren en
interpreteren van radicale ontwikkelingen en ‘surprises’. De wereld wordt complexer
en is moeilijker te bevatten. Nieuwe vormen van informatieverzameling over
toekomstige ontwikkelingen zijn wenselijk. Naast het extrapoleren van historische
trends is er meer behoefte aan toekomst gerichte ex-ante verkennende methodes.
Sociale media, Big Data en Open data bieden volop nieuwe mogelijkheden om
ontwikkelingen te verkennen, niet alleen doordat ze een enorme schat aan nieuwe
data bevatten, maar ook door de inzet van geavanceerde tools om patronen te
herkennen, verschillende data aan elkaar te koppelen en om grote data sets
geïntegreerd te kunnen analyseren Hierdoor kunnen mogelijke veranderingen in
trends en plotselinge gebeurtenissen ex-ante of ex-durante worden geïdentificeerd,
zodat beter kan worden geanticipeerd op de toekomst.
Vanuit het ‘foresight’ domein wordt gewerkt aan weak signal analysis en
patroonherkenningstechnieken die kwalitatieve en kwantitatieve gegevens
combineren, maar ook aan meer participatieve verkenningsmethoden om in een
eerder stadium indicaties van veranderingen te herkennen en te onderbouwen. Het
introduceren van innovatieve foresight methodes kan helpen het anticiperend
vermogen van de sector te versterken en beter relevante ontwikkelingen te
identificeren en te duiden. Het vraagt ook nieuwe vaardigheden van de werknemers
in de sector om die foresight methodes te kunnen toepassen.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
105 / 116
Oog voor Innovatie
6.2.2 Het nieuwe normaal
Structurele economische problemen zijn niet gemakkelijk op te lossen. Het is
moeilijk te voorspellen hoe de economie in de wereld, in Europa, in Nederland zich
zal ontwikkelen de komende jaren. Te verwachten valt dat het in
de komende jaren wel tot rust zal komen, maar dat er ook een
nieuwe basissituatie zal worden bereikt: Het nieuwe normaal.
Nieuwe economische verhoudingen zullen gelden. Europa zal zijn
dominante positie op de wereldmarkt verliezen, de organisatie
van financiële instituties zal wijzigen en de dynamiek in de
welvaart zal veranderen.
Dit cluster van samenhangende trends concentreert zich op de
oorzaken en gevolgen van de moeizame economische situatie
van dit moment. Wat begon als een bankencrisis en een
kredietcrisis is uitgemond in een algehele pas op de plaats voor
de wereldeconomie en een economische recessie in grote delen
van Europa. De consumptie en het vermogen van huishoudens
dalen, de werkloosheid loopt op en daar komen omvangrijke
ombuigingen aan de kant van de overheid bij. De financiële resultaten van
verzekeraars staan onder druk, door slechte rendementen, teruglopende vraag en
hogere kapitaalseisen. Vooral de langdurig lage rentestand zet de solvabiliteit van
verzekeraars onder druk. De toekomstige verplichtingen zijn toegenomen door de
lage rente, waardoor de vereiste vermogensbuffers ook groter geworden zijn.
Het zijn niet alleen economische factoren die hier van belang zijn. Verschillende
maatschappelijke ontwikkelingen zijn nauw verbonden met de oorzaken en
gevolgen van de economische crisis. De vergrijzing als gevolg van de stijgende
levensverwachting en het toenemend aantal ouderen vraagt van de huidige
werkenden om langer te blijven doorwerken en met minder pensioen genoegen te
nemen. De zorgkosten lijken de pan uit te rijzen en drastische ingrepen in de
gezondheidszorg worden aangekondigd. Toenemende urbanisatie heeft ook op de
langere termijn gevolgen voor de woningmarkt die toch al zo gespannen is. De
huizenprijzen blijven naar verwachting nog wel even onder druk staan en voor
steeds meer mensen wordt het moeilijker om hun eigen huis te financieren. De
gevolgen van de economische crisis worden door iedereen gevoeld en de
verschillen tussen arm en rijk zullen blijven toenemen. De schuldenlast van veel
particulieren loopt op en sociale uitsluiting van groepen treedt op. De
bewegingsvrijheid van financiële instellingen wordt ingeperkt door striktere wet- en
regelgeving, meer controle en toezicht en strengere eisen. Ook al zijn deze
maatregelen bedoeld om de kwetsbaarheid van financiële systemen voor negatieve
ontwikkelingen te beperken, het zet tegelijkertijd een flinke druk op de resultaten
van financiële instellingen. En dit raakt niet alleen de banken, maar ook de
verzekeraars.
De grote verwevenheid van de verschillende geschetste ontwikkelingen maakt dat
het vinden van een oplossing niet eenvoudig is. Langzamerhand groeit het besef
dat de tijd van ongelimiteerde groei voorbij lijkt te zijn, dat grote structurele
hervormingen nodig zijn, dat vertrouwde uitgangspunten moeten worden losgelaten
en dat we aan het begin staan van een nieuwe periode. Een periode van langzame
groei, gebaseerd op nieuwe uitgangspunten, een nieuwe realiteit, het Nieuwe
Normaal.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
106 / 116
Oog voor Innovatie
6.2.3 De veranderende consument
Verschillende maatschappelijke ontwikkelingen zijn van invloed op het gedrag en
de wensen en behoeften van consumenten. Door de vergrijzing wordt de groep
oudere consumenten groter. Ouderen hebben vaak andere behoeften en
mogelijkheden dan jongeren. Zo zijn de huidige ouderen relatief vermogend en
beschikken ze in de regel over een relatief goede oudedagsvoorziening, terwijl
jongere generaties financieel gezien steeds meer in de knel komen,
door hoge hypotheekschulden, dalende huizenprijzen, onzekere
82
pensioenopbouw, stijgende werkloosheid etc. Tegelijkertijd staat de
oudedagsvoorziening voor de huidige ouderen onder druk en groeit
de behoefte aan nieuwe mogelijkheden om vermogen voor de
oudedagsvoorziening aan te spreken. Ook op het gebied van
hypotheken, schadeproducten en zorgverlening zullen ouderen
andere behoeften hebben dan jongeren.
In de maatschappij worden niet alleen de vermeende tegenstellingen tussen
ouderen en jongeren steeds meer gevoeld. Economische problemen leiden ook tot
scherpere verschillen tussen inkomensgroepen, vooral door werkloosheid en
versobering van de welvaartsstaat. Solidariteit is een belangrijk fundament onder
publieke voorzieningen en verzekeringen, maar (subsidiërende) solidariteit lijkt door
de verscherpte tegenstellingen verder onder druk gezet te worden. Het Centraal
Plan Bureau zwengelde de discussie nog eens aan door te stellen dat
hogeropgeleiden gemiddeld minder gebruik maken van de gezondheidszorg, terwijl
ze in verhouding een steeds groter deel van de totale zorgkosten voor hun rekening
nemen. De verhouding tussen het beroep op de zorg en de kostenbijdrage zal
83
volgens het CPB in de toekomst nog verder uiteen lopen .
De economische crisis heeft een sterke invloed op het beschikbaar inkomen van
mensen. Vergaande flexibilisering van de arbeidsmarkt, de stagnerende
huizenmarkt, de vergrijzing van de bevolking en de toename van de zorgkosten
vergroten de druk op het besteedbaar inkomen. Een groter beroep op
zelfredzaamheid en de versobering van de publieke voorzieningen leiden ook tot
meer lasten. Een mogelijk gevolg is dat verzekerden meer moeite zullen hebben
om hun premies te betalen waardoor er eerder betalingsachterstanden kunnen
ontstaan. Mogelijk kan niet iedereen meer de noodzakelijke verzekeringen betalen,
of kan men alleen nog maar uitgeklede pakketten aanschaffen. Naar verwachting
zal de vraag naar voordelige producten aanhouden. Dit betekent een toenemende
vraag naar basisproducten. Basisproducten in de verzekeringssector bieden een
beperktere dekking of bieden de mogelijkheid om een beperkt aantal modules te
kiezen. De vraag is of een uitgeklede basisverzekering een adequate dekking biedt.
Verzekeraars zullen te maken krijgen met de vraag wie verantwoordelijk is als
mensen niet adequaat verzekerd blijken te zijn. Ook de consument verwacht een
integer product van een bedrijf dat maatschappelijke verantwoord opereert.
De maatschappij individualiseert sterk. Individuele keuzes en belangen staan
nadrukkelijker centraal. Mensen staan steeds meer zelf aan het roer, zijn mondiger,
hebben meer kennis. Empowerment vertaalt zich in een grotere behoefte aan
82
Zie bijvoorbeeld http://www.nrc.nl/nieuws/2013/02/05/next-checkt-ouderen-vormen-de-rijkstegroep-van-nederland/; interview met Paul Schnabel van Sociaal en Cultureel Planbureau in de
Telegraaf van 20 oktober 2012 ‘SCP bezorgd om jonge gezinnen’
83
CPB (2013) De prijs van gelijke zorg, CPB Policy Brief 2013/01
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
107 / 116
Oog voor Innovatie
maatwerk, personalisering van producten en diensten. Trends in technologie en
innovatie, zoals co-creatie, user-driven innovatie, maar ook de inzet van innovatieve
ICT-toepassingen maken maatwerk en een grotere keuzevrijheid mogelijk.
De vraag naar maatwerk en de behoefte aan voordelige producten lijken in
tegenspraak met elkaar te zijn. Maatwerk zou in de regel duurder moeten zijn en
hogere marges rechtvaardigen. Door brede inzet van innovatieve ICT-toepassingen
kunnen echter tegen lage kosten snel producten en diensten afgestemd worden op
de wensen van individuele consumenten.
Meer maatwerk en keuzevrijheid betekent ook nieuwe mogelijkheden om meer
informatie over het individu te verzamelen en te analyseren. Door de inzet van ICT,
Big Data toepassingen, patroonherkenningstechnieken, maar ook door verbeterde
inzichten in het ontstaan en de ontwikkeling van ziekten, betere diagnostiek en
meer kennis van genetische profielen is er een toenemend inzicht in risico’s. Dit
maakt het mogelijk om verdere segmentatie van en differentiatie naar groepen
verzekerden toe te passen en heeft gevolgen voor de subsidiërende solidariteit in
verzekeringen. Dit kan leiden tot ethische vragen over toegankelijkheid van
verzekeringen en discriminatie op basis van risicoprofielen.
Mensen hebben niet alleen meer wensen en mogelijkheden om zelf aan het roer te
staan, het wordt ook steeds meer van ze verwacht. Overheidstaken brokkelen af en
burgers dienen steeds meer zelf zaken te regelen, denk bijvoorbeeld aan
zorgtaken. De verzekeringssector kan producten ontwikkelen die consumenten
hierin ondersteunen.
De toenemende empowerment van burgers zorgt overigens ook voor meer
mondigheid en macht. Burgers stellen eerder en meer eisen, eisen hun rechten op
en zijn eerder geneigd anderen op hun vermeende verantwoordelijkheid aan te
spreken. Klanten willen meer weten, willen die informatie direct hebben en
verwachten duidelijke informatie. Ontwikkelingen op het gebied van ICT zorgen
ervoor dat dit ook kan. Dit vereist echter een klantgerichte en transparante
informatievoorziening.
Flexibilisering van de arbeidsmarkt leidt tot meer flexibelere arbeidsrelaties en een
sterke opkomst van ZZP’ers. Bestaande collectieve regelingen voldoen niet meer
en individuele arrangementen zijn gewenst. Ook deze ontwikkeling zet de
opgelegde solidariteit onder druk. Terwijl traditionele verbanden afbrokkelen
ontstaan er nieuwe collectieven. ZZP’ers zoeken elkaar op en vormen een nieuw
collectief, met nieuwe collectieve wensen en behoeften. Traditionele collectieve en
sociale verbanden zijn überhaupt aan verandering onderhevig, bijvoorbeeld door de
sterke opkomst van sociale media en de invloed van andere culturen die
meekomen met migranten. Collectieve verbanden worden niet losgelaten, maar het
ene collectief wordt vervangen door het ander. Zo is er voor verschillende
producten en diensten toenemende behoefte aan collectiviteit, bijvoorbeeld in de
gezondheidszorg en op het gebied van energiediensten. Het ontstaan van nieuwe
collectieven kan ook leiden tot initiatieven die een vervanging vormen voor reguliere
verzekeringen. De Broodfondsen zijn hier een voorbeeld van.
Status, succes en geluk worden lang niet altijd meer afgelezen aan bezit (auto, huis
etc.). Vooral onder jongere generaties wordt bezit van kapitaalintensieve
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
108 / 116
Oog voor Innovatie
consumentengoederen steeds minder belangrijk gevonden. Hypotheeklasten voor
een eigen woning zijn erg hoog voor starters, de aanschaf en het rijden van een
auto wordt steeds duurder. Mede door het groeiend aantal mogelijkheden van ICT
worden in toenemende mate producten als dienst aangeboden, zowel bij
kapitaalintensieve goederen (deelauto’s, mobiliteitsabonnementen), als bij
goedkopere producten zoals muziek, films, games (abonnementen op streaming).
De samenstelling van de maatschappij verandert bovendien als gevolg van
migratie. Diversiteit in culturen kan van invloed zijn op de behoefte aan
verzekeringen. Er is wellicht meer behoefte aan dienstverlening in de eigen taal, of
aan het verzekeren van speciale risico’s en gebeurtenissen (bijvoorbeeld
besnijdenis op religieuze gronden, rituele wassing bij overlijden). Sociaal-culturele
verschillen kunnen een specifieke benadering vergen, maar er is meer inzicht nodig
in de specifieke behoeften van (potentiële) klanten uit andere culturen.
6.2.4 De veranderende rol van de overheid
De verslechtering van de overheidsfinanciën leidt tot aanzienlijke hervormingen in
verschillende publieke domeinen (pensioenstelsel, zorgstelsel, woningfinanciering,
belastingstelsel etc.). De overheid voelt de noodzaak om haar rol drastisch te
herzien. Over de hele linie versoberen de publieke voorzieningen, wordt er flink
bezuinigd op publieke uitgaven en worden publieke taken en voorzieningen
overgelaten aan de burgers zelf en private partijen. Van burgers wordt een grotere
zelfstandigheid en zelfredzaamheid verwacht.
Terwijl de overheid zich stapsgewijs terugtrekt op veel terreinen, neemt de
complexiteit en dynamiek in het openbaar bestuur wel toe. De zeggenschap van
Europa wordt groter, terwijl de uitvoering van veel beleid in toenemende mate op
lokaal niveau komt te liggen. Het Europese, nationale, regionale en lokale niveau
raakt steeds meer vervlochten. De overheid grijpt sterker in door stringenter
toezicht en handhaving, mede omdat de overheid verschillende financiële
instellingen financieel ondersteunt of nationaliseert. Tegelijkertijd wordt politieke
besluitvorming in toenemende mate gedreven door kiezersvoorkeuren en peilingen.
Dit betekent meer onzekerheid over politieke besluitvorming en de gevolgen voor
maatschappij en economie.
6.2.5 Het nieuwe ondernemen
De magere economische realiteit vraagt van het bedrijfsleven het uiterste om het
hoofd boven water te houden, om gezond te blijven. Daarnaast zijn er verschillende
andere ontwikkelingen die om aanpassing en innovatie van het bedrijfsleven
vragen.
Globalisering maakt waardeketens complexer door onder andere de introductie van
internationale samenwerkingspartners en internationale wet- en regelgeving.
Nieuwe markten komen sterk op en dit brengt zowel nieuwe concurrentie als
nieuwe afzetmarkten. Lage lonenlanden nemen de productie van zogenoemde
commodities over. Europa richt zich steeds meer op niche producten met een grote
toegevoegde waarde. Samenwerkingsrelaties tussen bedrijven worden hechter en
verantwoordelijkheden schuiven op in de keten. Steeds vaker wordt over de
grenzen van sectoren heen de samenwerking opgezocht en worden gezamenlijk
nieuwe product-dienst combinaties ontwikkeld.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
109 / 116
Oog voor Innovatie
In de arbeidsmarkt vinden verschillende ontwikkelingen plaats: een
verschuiving
naar
hooggeschoolde
kenniswerkers,
een
toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt en meer
werknemers die langer zullen doorwerken. Dit stelt andere eisen
aan het HR-beleid en aan scholing en training. Flexibelere
arbeidsrelaties en langer doorwerken vragen ook om een andere
benadering van het opbouwen van een oudedagsvoorziening en
andere arbeidsgerelateerde voorzieningen. Niet alleen de
arbeidsrelatie wordt flexibeler, ook de manier van werken. Het
Nieuwe Werken neemt een grote vlucht. Dit vraagt om een andere
organisatie van het werk.
Mede door de grote financiële problemen bij financiële instellingen en de benodigde
kostbare reddingsacties door overheden, is er sprake van een afnemend
vertrouwen in deze bedrijven. Het imago van deze bedrijven staat er niet best op en
consumenten maken geen onderscheid tussen verschillende soorten financiële
instellingen. Niet alleen financiële instellingen hebben hier trouwens mee te maken;
steeds vaker staan worden gevestigde merken en bedrijven onder een vergrootglas
gelegd. De maatschappij schuift steeds verder op naar een mediocratie, waarbij
media een grote invloed kunnen hebben op markten en imago’s van bedrijven en
overheden. Door de enorme ontwikkeling van internet en sociale media is over alles
informatie beschikbaar en wordt informatie razendsnel verspreid.
Het krachtige van deze ontwikkeling is dat contact met klanten intensiever en
effectiever kan worden en klanten nadrukkelijker bij het bedrijf betrokken kunnen
worden. Negatieve berichten vinden echter ook steeds sneller hun weg. Gesteund
door nieuwe wet- en regelgeving wordt de consument mondiger en wordt
keuzevrijheid en maatwerk steeds belangrijker. Dit stelt nieuwe eisen aan
klantcontact, klachtenmanagement en productinformatie. De vraag naar
maatschappelijk verantwoord ondernemen houdt aan en breidt zich verder uit van
ondernemen met oog voor het milieu naar ondernemen met oog voor de menselijke
maat.
6.2.6 De kracht van technologie en innovatie
Technologie en innovatie vormen een belangrijke vernieuwende kracht in de
maatschappij en economie. Vooral door ICT-ontwikkelingen zijn er de afgelopen
jaren enorme stappen gezet in informatieverzameling en verwerking. En de
verwachting is dat dit de komende jaren zal blijven toenemen. Deze
verdergaande informatisering zorgt voor vernieuwingen in
producten, organisatievormen en business modellen, bijvoorbeeld
door ketenintegratie, co-creatie, personifiëring/maatwerk, informatie
analyse/visualisering,
nieuwe
betalingsvormen
en
zelfs
automatische auto’s. Belangrijke onderliggende technologieën zijn
patroonherkenning,
ultrasnelle
computers,
sensoren
en
alomtegenwoordige netwerken.
Verbeterde inzichten in mens en gezondheid vormen een andere belangrijke
technologische trend. Medische technologie, bio/gentechnologie en de medische
wetenschap zullen leiden tot nieuwe diagnoses, therapieën, gedragsveranderingen,
geneesmiddelen, medische apparatuur en protheses. Verbeterde gezondheid is het
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
110 / 116
Oog voor Innovatie
resultaat, maar de vraag is wat deze ontwikkelingen betekenen voor de financiering
van de gezondheidszorg.
Naast deze meer ‘harde’ technologische innovaties zijn er ook ‘zachte’ innovaties,
vooral gedreven door de mogelijkheden die het internet biedt. Sociale media
kunnen leiden tot nieuwe sociale structuren, die op hun beurt weer tot
veranderingen in bedrijfsvoering en klantbehoeften leiden.
6.3
Conclusies en aanbevolen strategieën
De hiervoor geschetste clusters van maatschappelijke en technologische trends en
ontwikkelingen kunnen een sterke impact hebben op de verzekeringssector in het
algemeen. Dat is het onderwerp van deze paragraaf. De conclusies gaan gepaard
met mogelijke strategieën en bijbehorende acties, die ter inspiratie dienen voor de
sector. Er worden geen prioriteiten aangegeven en het is aan de sector zelf om
keuzes te maken en een en ander verder uit te werken in concrete
innovatietrajecten.
De voorgestelde strategieën en acties zijn geformuleerd op het niveau van de
sector. Verzekeraars kunnen er gezamenlijk mee aan de slag, waarbij het Verbond
een voortrekkersrol kan vervullen, initiatieven kan aanjagen en nieuwe aanpakken
kan ontwikkelen die door de verzekeraars zelf geïmplementeerd en verder
uitgewerkt zullen moeten worden. De delicate balans tussen concurrentie en
gemeenschappelijkheid tussen de verzekeraars dient daarbij uiteraard goed in
ogenschouw genomen te worden.
6.3.1 Zekerheid wordt onzeker
Uit deze studie blijkt dat de wereld van verzekeraars turbulent is. Turbulenter
waarschijnlijk dan voorheen. Zelfs de onzekerheden die hiermee gepaard gaan, zijn
steeds minder voorspelbaar en dit vraagt een nieuwe, anticiperende, houding van
verzekeraars. Technologie en innovatie zijn cruciaal, niet alleen door hun impact op
de verzekerde risico’s en de interne werkwijze van de sector, maar ook om de
sector te versterken en te vernieuwen.
De inschatting van risico’s wordt complexer. Naast dat het anticiperend vermogen
van de sector moet worden versterkt, kan ook gewerkt worden aan nieuwe
manieren van risico-inschatting en -beoordeling, die meer rekening houden met
onverwachte en onwaarschijnlijke, maar impactvolle gebeurtenissen.
Maar ook in de producten zelf zal omgegaan moeten worden met deze
onzekerheden. Zo zijn levensverzekeringen langlopende overeenkomsten die
nauwelijks aangepast kunnen worden aan veranderende omstandigheden en
risico’s. Hoe kan in langlopende contracten ruimte geschapen worden om mee te
bewegen met veranderingen in de omgeving en het risico?
De grilligheid van maatschappelijke en technologische trends in combinatie met de
(onbekende) kans op zeer ongebruikelijke gebeurtenissen met mogelijk grote
gevolgen, roept ook de vraag op welke zekerheden verzekeraars nog kunnen
bieden. Welke risico’s kunnen nog verzekerd worden en welke risico’s kunnen en
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
111 / 116
Oog voor Innovatie
moeten mensen zelf dragen? En wat is zekerheid? Zijn dat harde of zachte
(voorwaardelijke) zekerheden?
De volgende strategieën en acties worden voorgesteld:
S1: Versterking van het
anticiperend vermogen
van de sector
Deze strategie helpt
verzekeraars om beter
om te gaan met de
onzekere zekerheid.
S1: Versterking van het anticiperend vermogen van de sector
Het opzetten van een signaleringsysteem waarmee vroegtijdig veranderingen
kunnen worden geïdentificeerd staat centraal in deze strategie. Het draait daarbij
niet om het voorspellen ván, maar om het voorbereid zijn òp mogelijke
veranderingen. Hierdoor kunnen deze ontwikkelingen sneller en efficiënter
geadresseerd worden. Positieve impacts kunnen sneller worden benut en
negatieve impacts kunnen versneld worden aangepakt.
Het is lastig om in deze roerige tijden met de middellange termijntoekomst bezig te
zijn, omdat de dagelijkse zaken al meer dan genoeg aandacht vragen. Daarom
moet samenwerking nog nadrukkelijker worden gezocht, vooral bij het ontwikkelen
van een sterker vermogen om te kunnen anticiperen op de toekomst, door het
gezamenlijk verkennen van kansen en bedreigingen en door het vertalen hiervan in
nieuwe producten en diensten. Dit vraagt om een delicate balans tussen
concurrentie en gemeenschappelijkheid tussen de verzekeraars.
De volgende acties kunnen hieraan bijdragen:
Opstellen van een sectorbrede aanpak voor enerzijds het permanent volgen
van mogelijke toekomstige ontwikkelingen (early warning) en anderzijds het
gericht adviseren van individuele verzekeraars over nieuwe wijzen van
analyseren van trends. Dit kan ook helpen de ‘antennes’ voor ontwikkelingen in
technologie en innovatie te verbeteren, aangezien op dit moment de aandacht
meer uitgaat naar maatschappelijke trends dan naar trends in technologie en
innovatie.
Opzetten van werkgroepen rondom specifieke trends om deze gericht te
analyseren op de impact voor de sector en verdere acties te formuleren.
Onderwerpen die hiervoor in aanmerking kunnen komen zijn bijvoorbeeld Big
Data, cyberrisico’s, milieurisico’s en de mogelijk lange termijn schadelijke
effecten van nieuwe technologieën. Een dergelijke werkgroep zal zich vooral
moeten richten op het identificeren van bestaand onderzoek en het monitoren
van de uitkomsten daarvan. Voor aanvullende onderzoeksvragen zou de sector
nieuw onderzoek kunnen initiëren of de onderzoeksagenda’s van internationale
programma’s kunnen beïnvloeden.
Organiseren van een internationale conferentie, waarbij onderzoekers en
bedrijven
presentaties
geven
rondom
innovatieve
modellen
en
toekomstverkenningen voor de verzekeringssector. Hierbij kan worden
aangesloten bij initiatieven die bijvoorbeeld door de Europese Commissie
worden ontwikkeld.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
112 / 116
Oog voor Innovatie
S2: Vernieuwing van de
aanpak van risicoinschattingen
Omgaan met een
onzekere zekerheid vergt
ook actie op
productniveau. Deze
strategie is gericht op het
verminderen van risico’s
van bestaande
producten.
S2: Vernieuwing van de aanpak van risico-inschattingen
De sector zal zich moeten bezinnen op de manier waarop zij omgaat met risico’s.
De modellen die gebruikt worden om ontwikkelingen in de economie, maar ook in
de demografie te voorzien hebben moeite met het signaleren en interpreteren van
radicale ontwikkelingen en ‘surprises’. Extrapolatie van historische gegevens
voldoet niet meer. Meer toekomstgerichte ex-ante verkennende methodes zijn
nodig en nieuwe manieren van risico-inschatting moeten worden ontwikkeld. Ook in
de producten zelf zal meer ruimte geschapen moeten worden om mee te bewegen
met veranderingen in de omgeving en in de risico’s.
De volgende acties kunnen hieraan bijdragen:
Inzetten op doorontwikkeling van de economische en demografische modellen
die worden gebruikt voor risico-inschatting, in combinatie met nieuwe
aanpakken zoals de inzet van Big Data toepassingen, sociale netwerken en
foresight-benaderingen.
Het is raadzaam de gevoeligheid van het productportfolio voor grote
onzekerheden in kaart te brengen. Het Verbond zou een algemene aanpak
kunnen ontwikkelen die door verzekeraars ingezet kan worden om aan de hand
van scenario’s hun productportfolio door te lichten.
Actief volgen van en aanhaken bij wetenschappelijk onderzoek op gebieden
waarbij duidelijk is dat er mogelijk grote gevolgen voor de risico-inschatting zijn.
Een voorbeeld hiervan is het Europese onderzoek naar actieve
84
levensduurverlenging .
6.3.2 De klant verandert fundamenteel
De klant van de toekomst verschilt fundamenteel van die van vandaag. Niet alleen
de demografische ontwikkelingen leiden tot een vraag naar andere producten, maar
ook sociaal-economische en technologische ontwikkelingen veranderen de
klanteisen. De klant zal meer zelf willen doen, meer kostenbewust zijn, maar ook
maatwerk vragen en klantgerichte interactie eisen. Hoe verhoudt zich de
gespannen paradox tussen maatwerk en kostenreductie? Hoe kunnen zorg, wonen,
werken, oudedagsvoorziening, schade, aansprakelijkheid geïntegreerd worden tot
een gebalanceerd product dat zich flexibel aanpast aan de levensloop van
mensen?
S3: Analyse van de
karakteristieken van de
klant van de toekomst
Een beter inzicht in de
klant van de toekomst is
nodig voor vernieuwing
van het productportfolio.
S3: Analyse van de karakteristieken van de klant van de toekomst
Een belangrijke strategie voor de vernieuwing van het productportfolio is om beter
inzicht te krijgen op de klant van de toekomst. Hiervoor wordt op veel plaatsen al
regulier consumentenonderzoek gedaan.
Verdere invulling kan worden gegeven door de volgende acties:
Creëer een programma waarin, gebruik makend van de mogelijkheden van
sociale media, in nauwe samenwerking met individuele consumenten wordt
nagedacht over de klantvraag van de toekomst. Experimenteer met het
betrekken van verzekerden bij het uitwerken van nieuwe richtlijnen voor
verzekeraars, bij het verkennen van een nieuwe rol voor verzekeraars en bij het
ontwikkelen van nieuwe verzekeringsconcepten.
84
Zie bijvoorbeeld het European Innovation Partnership on Active and Healthy Ageing
http://ec.europa.eu/research/innovation-union/index_en.cfm?section=active-healthy-ageing
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
113 / 116
Oog voor Innovatie
Stel een sector-breed onderzoeksprogramma op naar ‘de klant van de
toekomst’. Hierbij kan samenwerking worden gezocht met universiteiten, de
overheid en andere onderzoeksorganisaties zodat gebruik gemaakt kan worden
van al bestaande verkenningen. Het programma zou zowel modelmatig
onderzoek als enquêtes en expert workshops kunnen omvatten. Doelstelling is
om beter grip te krijgen wie de ‘klant van de toekomst’ is en wat zijn specifieke
kenmerken en behoeften zijn.
6.3.3 Innovatie is nodig om te overleven
Innovatie is nodig om producten aan te blijven bieden die goed aansluiten bij de
veranderende marktomstandigheden. Innovatie vraagt wel om een andere aanpak.
Open innovatie en sociale media maken het mogelijk om meer stakeholders eerder
bij de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten te betrekken. De klant zal
steeds meer als actieve co-ontwikkelaar (prosumer) betrokken zijn. Mass
customisation en meer maatwerk worden op deze manier mogelijk. Nieuwe
innovatieconcepten zoals Jugaad Innovation en Innovation Camps kunnen ingezet
worden om tegen lage kosten creatieve, out-of-the-box verzekeringsproducten te
ontwikkelen.
Product-dienstcombinaties zullen ook het productportfolio van verzekeraars (verder)
versterken. Gefaciliteerd door nieuwe technologie en gestimuleerd door
maatschappelijke trends dienen verzekeringsproducten ingebed te worden in fullservice activiteiten die bijvoorbeeld helpen risico’s te reduceren, schades
eenvoudiger te claimen en schades te herstellen. Dit wordt al aangeboden bij
autoverzekeringen en zorgverzekeringen, maar kan uitgebreid worden naar andere
domeinen. De klant vraagt om betaalbare, maar ook hoogwaardige dienstverlening.
De traditionele schotten tussen verschillende producten en verzekeringsmarkten
moeten verdwijnen. Er is behoefte aan slimme, geïntegreerde oplossingen voor
wonen, zorg en de oudedagsvoorziening. Verzekeringen kunnen niet alleen een
financiële uitkering doen, maar kunnen ook hulp en zorg in natura bieden.
Transsectorale innovatie, waarbij verzekeraars intensiever samenwerken met
partijen uit andere sectoren, draagt bij aan het ontwikkelen van full-service
verzekeringsdiensten.
De creatie van waarde door verzekeraars zal veranderen onder invloed van nieuwe
business modellen, wegvallen van schakels in de waardeketen en toenemende
zelforganisatie. Steeds vaker worden verzekeringen direct online afgesloten en er
komen steeds meer kleinere aanbieders die alleen via internet hun
verzekeringsproducten aanbieden. Er moeten nieuwe adviesmodellen ontwikkeld
worden waarbij self-directed advice voor eenvoudiger producten gecombineerd
wordt met full-service concepten voor complexere producten. Dit vraagt om meer
transparantie en vergelijkbaarheid, maar ook ontwikkeling van adequate
verkoopkanalen. Toenemende transparantie kan er ook toe leiden dat klanten
sneller overstappen naar andere aanbieders, vooral bij eenvoudiger producten.
Door hun focus op de lange termijn en omvangrijke beleggingsvermogens kunnen
verzekeraars steeds meer een rol spelen in het beantwoorden van
financieringsbehoeften die op dit moment moeizaam door banken kunnen worden
vervuld. Tegelijkertijd krijgen verzekeraars te maken met meer concurrentie door
premiepensioeninstellingen en vermogensbeheerders, maar ook door vervanging
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
114 / 116
Oog voor Innovatie
vanuit alternatieve fondsen die onderling
(bijvoorbeeld Broodfondsen) en banksparen.
S4: Versterking
innovatievermogen van
de verzekeraars
Innovatie is de sleutel
voor de toekomst. Een
aanpak is nodig om het
innovatievermogen van
de sector en haar leden
te versterken.
inkomensverliezen
opvangen
S4: Versterking van het innovatievermogen van verzekeraars
Innovatie is de sleutel voor de toekomst. Een aanpak is nodig om het
innovatievermogen van de sector en haar leden te versterken. Vernieuwende
manieren om te innoveren moeten worden verkend en geïmplementeerd. Het
programma ‘Verzekeraars versterken’ is hierbij een belangrijke koepel, maar ook
andere activiteiten zouden geïnitieerd kunnen worden:
Onderzoek de mogelijkheden voor transsectorale samenwerking en start
verkenningen met partijen uit andere sectoren om gezamenlijk nieuwe
producten te ontwikkelen. Gedacht kan worden aan directe samenwerking met
arbeidsbureaus (re-integratie), de brandweer (brandveiligheid inspectie) en
gemeenten (verkeersveiligheid). Het gaat hier niet om gegevensuitwisseling,
maar het creëren van nieuwe diensten.
Net als de nutsbedrijven nu naast stroom en gas ook energiemeters en
domotica aanbieden, kunnen de verzekeraars dit voor veiligheid doen. Samen
met de industrie kunnen zij veiligheidsproducten ontwikkelen en aan
verzekerden aanbieden.
Het prosumer-concept, waarin in directe samenwerking met individuele klanten
nieuwe producten worden ontwikkeld, is ook hier van toepassing. Start nieuwe
initiatieven op waarbij klanten in de ‘driver seat’ worden geplaatst voor de
ontwikkeling van nieuwe producten.
6.3.4 Verzekeraars hebben een maatschappelijke rol te vervullen
Maatschappelijke ontwikkelingen zoals de problematische financiering vanuit de
overheid, het wegvallen van voorzieningen, een verdere marktwerking in de
oudedagsvoorziening en de zorg vragen om een sterkere maatschappelijke positie
van de verzekeraar. De verzekeraar zal steeds meer als een maatschappelijke
partner betrokken worden bij het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen
zoals de betaalbaarheid van de zorg en de houdbaarheid van ons pensioenstelsel.
Maar ook als het gaat om arbeidsparticipatie en verduurzaming van de economie,
nationale veiligheid en het woningbeleid van de toekomst.
Verzekeraars kunnen maatschappelijke problemen oplossen met nieuwe
producten. Maar verzekeraars opereren ook in een sociaal-maatschappelijke
context en hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dit bepaalt hun
‘licence-to-operate’.
S5: Invullen van de
maatschappelijke rol
van de verzekeraars
De terugtredende
overheid en andere
maatschappelijke
ontwikkelingen vereisen
een nieuwe
maatschappelijke
positionering van
verzekeraars.
S5: Invullen van de maatschappelijke rol van de verzekeraars
Verzekeraars hebben een maatschappelijke rol te vervullen. In verschillende
markten is duidelijk dat er een sterke proactieve rol van de verzekeraars gevraagd
wordt om slimme oplossingen voor de financiering van wonen, zorg en de
oudedagsvoorziening te ontwikkelen.
De volgende acties kunnen hierbij helpen:
Het Verbond zou het initiatief kunnen nemen om een visie te ontwikkelen met
betrekking tot de problematiek rondom solidariteit en de paradigmashift naar
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
115 / 116
Oog voor Innovatie
een andere invulling van het bieden van zekerheid. Hierbij is nadrukkelijk
samenwerking met de overheid van belang. In aansluiting hierop kan het
Verbond een breder maatschappelijk debat over de herdefiniëring van
zekerheden en garanties organiseren.
Een visie op het pensioenstelsel van de toekomst is wenselijk. Hier wordt door
het Verbond al aan gewerkt. In dit kader is van belang hoe de financiering van
wonen en zorg gecombineerd kan worden met de opbouw en de inzet van de
oudedagsvoorziening.
Verzekeraars kunnen het voortouw nemen bij de ontwikkeling van nieuwe
productconcepten voor het aanpakken van de problematiek op de woningmarkt.
Ze kunnen oplossingen bieden voor de financiering van koopwoningen, maar
ook investeren in de ontwikkeling van een adequaat aanbod van huurwoningen.
De visie en oplossingsrichtingen van de verzekeringssector kunnen het denken
over oplossingen in een stroomversnelling brengen.
Ook op de arbeidsmarkt is een trekkende rol van verzekeraars gewenst. Het
onderscheid tussen vast – flex – ZZP wordt steeds diffuser en sociale
arrangementen veranderen. De sector moet zich tijdig bezinnen op die
veranderingen. Een visie op de arbeidsmarkt van de toekomst en de
ontwikkeling van mogelijke nieuwe arrangementen die zekerheden bieden rond
flexibele arbeidsrelaties, aansprakelijkheid en een dynamische carrière kunnen
de maatschappelijke discussie over de flexibilisering van de arbeidsmarkt
verder helpen.
6.3.5 De organisatie van werk moet toekomstbestendiger
De organisatie van het werk bij verzekeraars zal dynamischer en
toekomstbestendiger moeten worden. Door verslechterende marktomstandigheden,
tegenvallende beleggingsrendementen, lage rente en winstmarges die onder druk
staan, moeten verzekeraars de efficiency in hun bedrijfsvoering sterk verbeteren.
De brede inzet van nieuwe ICT-toepassingen, de integratie van meer foresight
methodes in het beoordelen van risico’s, de doorontwikkeling van modellen voor
risico inschatting, maar ook de ontwikkeling van nieuwe adviesmodellen en productdienstencombinaties vragen om nieuwe en andere vaardigheden bij werknemers.
Nieuwe technologieën zoals embedded learning, serious gaming, sociale
netwerken, virtual reality en andersoortige onderwijsconcepten (o.a. distant
learning) bieden nieuwe mogelijkheden om werknemers te trainen.
De vergrijzing leidt op termijn tot minder aanbod van gekwalificeerde
arbeidskrachten, terwijl huidige werknemers langer zullen (moeten) doorwerken. De
inzetbaarheid van oudere werknemers vraagt mogelijk om andere taken en een
andere wijze van het organiseren van werk. Flexibilisering van de arbeidsrelaties
maakt het mogelijk het personeelsbestand te laten aanpassen aan veranderende
marktomstandigheden en veranderingen in de interne organisatie. Het Nieuwe
Werken biedt volop mogelijkheden om de inzetbaarheid en productiviteit van
werknemers te vergroten en de verzekeringssector aantrekkelijk te houden voor
werknemers.
TNO-rapport | TNO 2013 R10460
116 / 116
Oog voor Innovatie
S6: Transitie naar
organisatie 3.0
Een andere manier van
ondernemen en nieuwe
vormen van
waardecreatie in de keten
vraagt om een andere,
meer toekomstgerichte
invulling van organisatie
en werk.
S6: Transitie naar organisatie 3.0
Er is een strategie nodig om de interne organisatie en werkwijze van verzekeraars
te versterken en toekomstbestendig te maken. Hierbij staan de ICT-infrastructuur
(veiligheid, klantvriendelijkheid) en de human resources centraal.
De volgende acties kunnen invulling geven aan deze strategie:
Een sector-breed initiatief om de ICT-infrastructuur van de sector voor de
toekomst te ontwikkelen kan helpen de kwaliteit en efficiëntie van de ICTsystemen te verbeteren. Hierbij zijn privacy, veiligheid en kostenbesparing
cruciaal. Samenwerking is belangrijk om de hoge investeringen te kunnen
dragen en de kwaliteit te verhogen.
Serious gaming kan bijdragen aan het verkrijgen van een beter inzicht in de
mogelijke risico’s van specifieke situaties, waardoor de daadwerkelijke risico’s
kunnen worden verminderd. Wellicht kan hier samen met internationale
partners en met Europese fondsen een onderzoeksprogramma voor worden
opgezet.
Het wegvallen van schakels uit de verzekeringsketen vraagt om nieuwe
85
business modellen. Een hackathon kan worden georganiseerd om software
developers en verzekeraars samen te brengen om nieuwe functionaliteiten voor
klanten te ontwikkelen. Niet alleen zal dit leiden tot concrete nieuwe producten,
maar het zal ook feedback opleveren tan aanzien van hoe de organisatie zich
in de toekomst verder kan ontwikkelen.
85
Een hackathon is een informeel evenement (een ‘marathonsessie’ van ‘hackers’) waarbij
programmeurs, grafisch ontwerpers, webinterface-ontwikkelaars, projectmanagers en inhoudelijke
domein- en sectordeskundigen bij elkaar gezet worden om in korte tijd (een dag of een weekend)
innovatieve toepassingen en oplossingen voor ICT-vraagstukken te bedenken. Hackathons
worden regelmatig georganiseerd met behulp van open datasets innovatieve toepassingen te
verzinnen zoals apps, mobiele websites etc.
Download