wet van Ohm

advertisement
Weerstand en wet van Ohm.
1.
Een brandende lamp heeft een weerstand van 240. Hoeveel stroom
zal er doorvloeien als ze op 120 V wordt aangesloten ?
BA
2.
Hoe groot is de weerstand van een elektrisch verwarmingstoestel als het BA
5A gebruikt aangesloten op 220 V ?
3.
Welk is het spanningsverschil dat over een elektrische
bordenverwarmer ontstaat als hij 5 A opneemt en de hete weerstand
24 bedraagt ?
BA
(120 V)
4.
Hoeveel stroom vloeit er door een broodrooster van 16 op 240 V
aangesloten ?
BA
(15 A)
5.
Hoeveel spanning is er nodig om elke minuut 720 C door een 5
weerstand te doen vloeien ?
BA
(60 V)
6.
Een ideale ampèremeter staat in serie met een onbekende weerstand en
een ideale voltmeter in parallel. Op beide lezen we respectievelijk 1,2
A en 18 V af. Bepaal de waarde van de weerstand.
BA
(15)
7.
Als men de isolatieweerstand van een motorwikkeling t.o.v. het metalen BA
omhulsel meet vindt men 1 MW. Hoeveel stroom vloeit er dan door de
isolatie als de testspanning 1000 V is ?
(1 mA)
8.
Een lamp wordt op 220 V aangesloten. De brandende lamp heeft een
weerstand van 165 ohm. Hoeveel stroom vloeit er door?
BA
(1,33 A)
9.
Met welke spanning wordt een elektrische bordenverwarmer gevoed als BA
hij 6 A stroom opneemt en de hete weerstand 37 Ohm bedraagt?
(222 V)
10.
Een broodrooster beschikt voor een netspanning van 220 V heeft een
weerstand van 22 Ohm. Hoe zwaar moet het stopcontact waarop dit
apparaat moet aangesloten worden minimaal gezekerd worden?
BA
(min 10 A)
11.
Hoeveel stroom zal er door een weerstand van 200 ohm vloeien als er
een spanningsverschil van 40 V over staat?
BA
(0,5 A)
12.
Een elektrische waterverwarmer trekt 11 A stroom uit het elektrisch net BA
bij een netspanning van 220 V. Hoe groot is de weerstand van de
verwármer?
13.
Krommingen in een waterleidingsbuis vertragen de stroming van het
water erdoor. Zullen de 'plooien' in een elektriciteitsdraad invloed
hebben op zijn elektrische weerstand? Verklaar nader.
14.
Een 220 V lamp heeft een 'koude' weerstand van 45 ohm en een 'warme' BA
weerstand van 575 ohm. Als de lamp wordt aangestoken welk is dan de
BA
(0,5 A)
(44)
(20 ohm)
(neen)
(4,9 A;
0,383 A;
ogenblikkelijke stroom? Wat wordt die stroom in normale
werkingsvoorwaarden? Kan men hieruit iets besluiten voor- wat de
levensduur van gloeilampen betreft?
aansteken
verkort de
levensduur)
15.
Over een koperen verdeelbaar van 24 cm lang die 1200 A stroom voert BA
meet men een spanningsverlies van 1.2 mV. Hoe groot is de weerstand
per meter van de verdeelbaar?
(4,2
mikroohm/m
)
16.
Als men de isolatieweerstand van een motorwikkeling ten opzichte van BA
zijn metalen omhulsel meet vindt men 1 Mohm. 'Hoeveel stroom vloeit
er door de isolatie als de testspanning 1000 V is ?
(1 mA)
17.
Door een onbelaste spanningsdeler van 8 cm lang en 3 kohm totale
weerstand vloeit er 0,45 A stroom Hoeveel spanning zal men meten
tussen twee willekeurig gekozen punten op 5 cm afstand van elkaar?
BA
(844 V)
18.
Een voltmeter en een stroommeter worden gebruikt om een onbekende
weerstand R te meten. Op de stroommeter leest men 0,3 A af en op de
voltmeter 1,50 V. Hoe groot is R als de meters zo goed als ideaal zijn?
BA
(5 ohm)
V
R
A
(zie figuur)
19.
Een ideale stroommeter- staat in serie met een onbekende weerstand en BA
een ideale voltmeter staat ermee in parallel. Ze duiden respectievelijk
1,2 A en 18 V aan. Vind hieruit de waarde van de weerstand. (zie
figuur uit oef 18)
(15 ohm)
20.
Drie weerstanden zijn aangesloten op dezelfde punten A en B
waartussen een spanning van 65 V staat. Zoek hoeveel stroom er door
(1,63 A;
1,18 A;
0,87 A)
A
I1
40
I2
55
I3
75
B
elke weerstand vloeit. (zie figuur)
21.
Vijf identieke weerstanden van 50 ohm zijn aan elkaar geschakeld als
opgegeven in figuur. Zoek de stroom door elke weerstand afzonderlijk
als de spanning tussen A en B 125 V bedraagt. Maak alleen gebruik
van de wet van Ohm.
(1 A;
2,5 A;
0,5 A)
I3
I1
A
22.
I4
B
I2
Heel wat geleiders volgen de wet van Ohm niet. Een goed voorbeeld
daarvan is het stroom-spanningsverloop van een elektronenbuis-..
Teken de weerstand-spanning grafiek door gebruik te maken van de
gegevens uit de figuur.
80
BA
i,10-3A
60
40
20
0
23.
100 200 300
(-18 V;
-26 V;
-28 V;
-10 V;
en
omgekeerd)
Door deze tak van een schakeling vloeit er 3 A stroom. Wat zullen de
vo1tmeteraflezingen zijn tussen de punten A-B, A-C, A-D, B-D en
omgekeerd? (zie figuur)
A
6
B
I=3A
24.
V,volt
0
400
C
3
8V
D
7V
Tussen A en B bevindt zich een deel van een schakeling.
- hoeveel spanning meet men van A naar B als R = 0,7 ohm. Is punt A
of punt B op de hoogste spanning?
- idem als de stroom in de andere zin vloeit
- hoe groot zou R moeten zijn om met de aangegeven stroomzin de
spanning in A 12 V hoger te maken dan de spanning in B? (zie figuur)
A
2
6V
R
9V
EX
(-5,1 V, A;
+11,1 V, B;
3 ohm)
B
I=3A
25.
De stroom in een enkelvoudige kring is 5,0 A. Als men er een
weerstand van 2,0 ohm aan toevoegt vermindert de stroom tot 4,0 A.
Hoe groot is de weerstand in de originele kring? Hoeveel bedraagt de
ideaal onderstelde bronspanning?
BA
(8,0 ohm;
40 V)
26.
Hoe groot is het spanningsverschil van A naar D in deze kring?
Is A of is D op de hoogste spanning?
BA
(-3,4 V;
A;
17 ohm;
een
willekeurig
punt aarden)
Hoe groot is de onbekende weerstand?
Wat is er nodig om aan A en aan D een absolute potentiaalwaarde toe te
kennen? Kies een willekeurig punt in de kring. (zie figuur)
D
R
I=0,2A
3
7V
5
12V
A
27.
In deze kring hebben de 4 bronnen dezelfde EMK U; drie weerstanden
hebben de waarde R en de vierde heeft de waarde 2R. Bereken met
deze gegevens het spanningsverschil tussen A en B als functie van U.
(zie figuur)
A
(-6.U/5)
EX
(Ib = 50/44
A.;
Im=20/44 A,
Ib = 30/44 A,
Im
I
U
U
R
U
R
2R
R
U
28.
BA
B
In deze schakeling meet een stroommeter de stroom door R3 Als U =
5,0 V, R1 = 2,0 ohm, R2 = 4,0 ohm en R3 = 6.0 ohm, bereken dan deze
stroom. Toon dan aan dat bij onderlinge verwisseling van de EMK U
en de stroommeter deze laatste ook dezelfde stroom door R1 zal
aangeven. (zie figuur)
U
R2
R1
A
R3
Download