Fecale incontinentie Nursing augustus 2003 Fecale incontinentie Verlies van beheersing, beheersing van verlies Tekst: Elisa Jolink Bij ongewenst verlies van ontlasting komen verschillende behandelingen in aanmerking. Gebruik van opvangmateriaal volgt pas als laatste middel. Een overzicht van wat er mogelijk is. Het is een beetje een vreemd onderwerp om over te praten. Toch moeten cliënten en patiënten letterlijk met de billen bloot op het moment dat professionele zorgverleners zich met hun wel en wee gaan bemoeien. ‘Hoe vaak heeft u ontlasting?’ wordt ineens een normale vraag. Bij ieder gezond mens hoort een bepaald ontlastingspatroon: defecatie met een zekere regelmaat. Patronen met een frequentie van driemaal per dag tot driemaal per week worden als normaal beschouwd. Voordat je kunt vaststellen of er sprake is van een abnormaal of ongezond patroon, let je op de frequentie én op het gevoel van tevredenheid of ontevredenheid dat de persoon in kwestie daarover heeft. Verlies van beheersing Fecale incontinentie, soms ook encopresis genoemd, is het verlies over de willekeurige beheersing van de stoelgang. Veel voorkomende oorzaken zijn aangeboren afwijkingen aan het laatste deel van de darm of de sluitspier, neurologische aandoeningen als cva, dementie of hersentumor; chronische darminfecties (zoals de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa); neurogeen darmlijden bij bijvoorbeeld dwarslaesie, spina bifida of multiple sclerose. Bij vrouwen die jarenlang een moeilijke stoelgang hadden en langdurig hard moesten persen bij de toiletgang kan op latere leeftijd een rectale prolaps ontstaan. Ook dit gaat gepaard met ongewild verlies van ontlasting. Actief verwijderen Patiënten met een neurologische aandoening hebben vaak blijvend last van fecale incontinentie. Omdat de oorzaken niet zijn weg te nemen, bestaat de verpleegkundige doelstelling uit het verminderen van bijkomende klachten. Dit kan door bijvoorbeeld tijdig actief de ontlasting te verwijderen: manueel of door laxeren met orale laxantia, laxerende zetpillen, microklysma’s of klysma’s. Hierdoor treedt tussentijds verlies van ontlasting vaak niet meer op. Bij veel patiënten is dit een haalbaar doel. Soms is ondanks regelmatig laxeren toch het gebruik van =resorberend materiaal (inleggers of broekjes) noodzakelijk. Patiënten met neurogeen darmlijden (dwarslaesie, spina bifida, multiple sclerose) zijn vaak zo goed in te stellen op een laxeerschema dat het dragen van incontinentiemateriaal niet nodig is. Darm spoelen Een manier om actief de ontlasting te verwijderen is het spoelen (irrigeren) van de darm. Hierbij loopt een tot twee liter water op lichaamstemperatuur met behulp van een spoelset (plastic waterreservoir met slang) of met een elektrische pomp via de anus de darm in. Vooral patiënten met neurogeen darmlijden hebben baat bij deze behandelvorm. Sommige instellingen passen deze behandeling ook toe bij mensen met chronische obstipatieklachten. Andere vinden dat er bij deze patiëntengroep nog te weinig duidelijk is over de effecten op de langere termijn. Hoewel er nog weinig wetenschappelijk onderzoek naar de technieken en effecten is gedaan, is duidelijk dat de resultaten in de beginperiode meestal positief zijn. Joke Beekman, incontinentieverpleegkundige in revalidatiecentrum St. Maartenskliniek in Nijmegen, heeft de laatste jaren patiënten begeleid die een elektrische pomp gebruiken. ‘Sinds vier jaar passen we deze therapie nu toe. Maar alleen bij die patiënten bij wie andere, minder ingrijpende maatregelen geen of onvoldoende effect hebben. We doen het alleen als iemand toch last blijft houden van incontinentie tussendoor of bijvoorbeeld veelvuldige heftige buikkrampen heeft of frequente obstipatie. Anders is deze drastische maatregel niet nodig.’ Ten opzichte van de gewone spoelset biedt de elektrische pomp een paar voordelen: de patiënt kan zelf de inloopsnelheid instellen; de pomp regelt automatisch de watertemperatuur; de pomp hoeft niet hoog gehangen te worden maar kan op de grond of een tafel staan. Patiënten moeten dagelijks of om de dag spoelen. Hoe ervaren ze dat? Joke Beekman: ‘Het is niet niks. Je bent toch zeker gemiddeld een uur bezig. Zo’n twintig minuten met het laten inlopen van het water, en vervolgens zo’n veertig minuten tot een uur zittend op het toilet om te wachten tot er niets Nursing, augustus 2003 Fecale incontinentie meer uit de darmen komt. In een gezin betekent dat toch dat iemand ’s ochtends of ’s avonds geruime tijd de badkamer bezet houdt. Of wat dacht je van het maken van uitstapjes. Het is altijd een kwestie van goed uitzoeken waar je bijvoorbeeld met vakantie terecht komt. Geschikte sanitaire voorzieningen, een werkend stopcontact en een passende adaptor zijn onontbeerlijk.’ De meeste patiënten zijn als ze eenmaal goed ingesteld zijn op het spoelen, tussendoor ‘droog’. Joke: ‘Maar voordat dat gevoel van zekerheid er is, en voordat ze het zonder incontinentiemateriaal durven te stellen, zijn de meeste mensen een half jaar verder. Er zijn patiënten die voordat ze starten met darmspoelen al twintig jaar incontinentiemateriaal gebruikten. Het is dan niet zo verbazingwekkend dat het even duurt voor ze ‘zonder’ de deur uit durven gaan.’ Andere behandelingen Vaak is incontinentie ook tegen te gaan met minder ingrijpende behandelingen. Laxeermiddelen kunnen helpen als iemand af en toe feces verliest door bijvoorbeeld een verminderde beheersing van de kringspier (er is dan meestal wel controle, maar niet altijd). Als een verstoorde darmfunctie de oorzaak is van de incontinentie, is het voorkómen van obstipatie belangrijk. Dat kan door vezelrijke voeding en voldoende vocht. Hierdoor nemen de darmen voedingsmiddelen beter op, wat incontinentie kan verminderen. Als incontinentie met obstipatie gepaard gaat, is een mild laxeermiddel als lactulose geschikt. Het kan langdurig zonder bijwerkingen gebruikt worden. Een andere behandelingmogelijkheid is biofeedbacktraining, een methode die ook bij behandeling van urine-incontinentie toegepast wordt. De training is alleen mogelijk bij mensen bij wie de sfincter nog enigszins functioneert en die bovendien nog rectaal gevoel hebben. Meestal geeft een fysiotherapeut deze training. De patiënt leert het aanspannen en ontspannen van de externe sfincter zo veel mogelijk te beheersen. Naast kringspierbeheersing leert de patiënt het aandranggevoel te herkennen. Gebruik van een rectale sonde maakt deel uit deze training. De sonde registreert het effect van aanspanning en ontspanning van de kringspier. De patiënt kan dat tijdens het oefenen op een beeldscherm zien. Operatief ingrijpen kan bij letsel aan de sfincter zorgen voor een geheel of gedeeltelijk herstel van de sfincterfunctie. Letsel kan bijvoorbeeld ontstaan na een bevalling. Ook anale verkrachting kan sfincterletsel tot gevolg hebben. Opvangmateriaal Pas als een behandeling onvoldoende resultaat oplevert of als er geen behandeling mogelijk is, is opvangmateriaal aangewezen. Soms zijn anaaltampons geschikt. Deze kunnen bijvoorbeeld het gevoel van zekerheid vergroten bij zwembadbezoek of een dagje uit. Een anaaltampon is niet altijd bruikbaar; sommige mensen persen de tampon ongewild uit. Anaaltampons moeten zo min mogelijk ‘standaard’ gebruikt worden, vindt Joke Beekman. ‘Op zich is het een probaat middel om af en toe te gebruiken, maar het maskeert het normale ontlastingspatroon. Je hebt geen correct beeld meer van wat er aan fecesproductie is en op welke momenten. Het zou alleen een standaard hulpmiddel moeten zijn voor patiënten bij wie alle andere behandelopties geprobeerd zijn zonder goed resultaat.’ Ten slotte is absorptiemateriaal, zoals inlegbroekjes, het allerlaatste middel om bij incontinentie te gebruiken. Anamnesevragen Om de best mogelijke zorg te kunnen afspreken, komen bij de anamnese- of evaluatie de volgende vragen aan de orde: * Hoeveel ontlastingsverlies heeft u per keer? Een veeg, een beetje of veel? * Hoe vaak en op welke tijdstippen is dit het geval? Dagelijks, niet dagelijks? Overdag of ‘s nachts; hoeveel keer per dag/nacht? * Hoe is de vorm van de ontlasting? Stevig/vast, zacht of dun? * Zijn er factoren die de incontinentie beïnvloeden? Denk hierbij aan voedingsgewoonten, vochtinname, operaties aan de darmen, infecties in het verleden. * Hoe is de conditie van de huid op billen, stuit, perineum, rondom de anus? Is deze geïrriteerd, rood en schilferig, vochtig en week, gevoelig? Extra deskundigheid Ook als je geen incontinentieverpleegkundige in consult kunt roepen, is het nodig extra aandacht aan het incontinentieprobleem te besteden. In de thuiszorg zijn behalve de huisarts ook de apotheker en de medische speciaalzaak deskundig bij dit soort problemen. Omdat zij de opvangmaterialen leveren, hebben sommige een medewerker in dienst die gespecialiseerd is op dit gebied. Dat geldt ook voor de verschillende producenten van opvangmateriaal. Nursing, augustus 2003 Fecale incontinentie Aandachtspunten bij darmspoelen Patiënten die hun darm spoelen zijn gewend dit zelfstandig doen. Als je eens iemand hierbij moet helpen, let dan op de volgende punten: * Doe warm water in het reservoir. Bij te koud water is de kans op collaberen groter. * Als het inlopen van het water enige tijd duurt: zorg ervoor dat er warm water bij de hand is, bijvoorbeeld in een thermosfles. * Vul het reservoir met iets meer water dan nodig is om te spoelen: dit dient om de slang te vullen. * Vul voor het inbrengen van de conus eerst de slang met water; dit voorkomt dat lucht uit de slang in de darm ingebracht wordt. * Verminder de inloopsnelheid van het water als er tijdens het spoelen veel water lekt of als de gebruiker last heeft van buikkrampen. * Doe wat vaseline aan de tip van de conus, dit vermindert de kans op lekkage tijdens het inlopen en voorkomt beschadiging van de anus. * Probeer het spoelschema zo af te stemmen dat de gebruiker continent is tussen het spoelen door, geen (buik)klachten heeft en er geen obstipatie optreedt. Bij voorkeur is dit om de dag of indien mogelijk drie keer per week, zodat er ‘spoelvrije’ dagen zijn. * Het belangrijkste bij alle laxeer- en/of spoelschema’s is het inbouwen van regelmaat; dus laxeren of spoelen op vaste momenten op de dag. Spoelen alleen op momenten dat er klachten zijn, geeft op den duur zelden het gewenste effect. Incontinentie door obstipatie Obstipatie en incontinentie zijn nauw gerelateerd aan elkaar, hoewel het om ogenschijnlijk twee totaal verschillende zaken gaat. Ze beïnvloeden elkaar en gaan soms samen: door een obstructie in de darmen vindt er verstoorde absorptie plaats en kunnen hoeveelheden dunne ontlasting langs de obstructie een weg vinden. Het beeld ontstaat van diarree, dikwijls met incontinentie, terwijl de obstipatie de hoofdoorzaak is. Nursing, augustus 2003