Nieuwe werknemers aannemen na bedrijfseconomisch ontslag

advertisement
ARBEIDSRECHT
Nieuwe werknemers aannemen
na bedrijfseconomisch ontslag:
mag dat?
Stel dat de werkgever op 1 juli 2016 een administratief medewerker heeft ontslagen om
bedrijfseconomische redenen. Daarvoor heeft hij een ontslagvergunning van UWV gekregen. In
september 2016 gaat het weer beter met het bedrijf. De werkgever wil weer iemand aannemen
die hetzelfde werk gaat doen. Dan is de werkgever verplicht om eerst de ontslagen
administratief medewerker hiervoor te vragen. De werkgever mag andere arbeidskrachten dus
niet het werk laten doen dat ook door de ex-werknemer kan worden gedaan.
Geertje Leijten
Advocaat Arbeid &
Pensioenen
AKD
Reorganisaties zijn aan de orde van de dag. Veel ondernemers hebben wel eens te maken gehad met een verminderd werkaanbod of een slechte financiële situatie,
waardoor er noodgedwongen afscheid moet worden genomen van personeel. De omvang van de organisatie en
de aard van de gehandhaafde functies moet dan worden
afgestemd op de toekomstige werkzaamheden. Dat blijkt
niet altijd zo eenvoudig. Als na het ontslag van werknemers toch meer werk te vergeven is dan voorzien, staat
het een werkgever echter niet zonder meer vrij om voor
dat werk nieuw (vast of flexibel) personeel in te zetten.
Op grond van de wederindiensttredingsvoorwaarde hebben ontslagen werknemers namelijk voorrang.
Wederindiensttredingsvoorwaarde
Artikel 7:681 lid 1 sub d BW schrijft voor dat wanneer
een werkgever binnen 26 weken na de opzegging van
een arbeidsovereenkomst wegens een bedrijfseconomische reden werkzaamheden te vergeven heeft die hetzelfde zijn als de werkzaamheden van de ontslagen
werknemer, de werkgever verplicht is deze werkzaamheden allereerst aan de ontslagen werknemer aan te bieden
onder de bij de werkgever gebruikelijke (arbeids)voorwaarden. Doet de werkgever de werknemer dat aanbod
niet, dan kan die ontslagen werknemer de rechter verzoeken om het verleende ontslag te vernietigen. In dat
geval wordt de opzegging van de arbeidsovereenkomst
geacht niet te hebben plaatsgevonden en blijft de werknemer dus in dienst. In plaats van een vernietiging van
de opzegging kan de werknemer de rechter ook vragen
om een billijke vergoeding toe te kennen.
16
Uitzendkrachten en zzp’ers
Ook de inzet van uitzendkrachten en zzp’ers valt onder
de wederindiensttredingsvoorwaarde. Het is namelijk
niet van belang of een werkgever een nieuwe werknemer
rechtstreeks in dienst neemt, of dat hij daarvoor werknemers of andere personen inhuurt. Dat betekent dat
het dus doorgaans niet mogelijk is om het werk van ont-
nr 13 / 23 september 2016
ARBEIDSRECHT
slagen werknemers binnen de gestelde termijn van 26
weken door bijvoorbeeld uitzendkrachten of zzp’ers te
laten verrichten.
Vaststellingsovereenkomst
Op grond van de wet geldt de wederindiensttredingsvoorwaarde wanneer een arbeidsovereenkomst wordt
opgezegd na verkrijging van een ontslagvergunning
van het UWV of wanneer een arbeidsovereenkomst
wegens een bedrijfseconomische reden door de kantonrechter wordt ontbonden, bijvoorbeeld nadat het
UWV eerst de vergunning heeft geweigerd.
Wanneer er echter met een werknemer een vaststellingsovereenkomst wordt gesloten tot beëindiging
van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, geldt de wettelijke wederindiensttredingsvoorwaarde niet. In dat geval heeft een werkgever dus
meer vrijheid om na het ontslag nieuwe werknemers
in dienst te nemen of bijvoorbeeld uitzendkrachten
in te zetten.
Welke werknemer krijgt het eerste aanbod?
Wanneer er meer werknemers zijn ontslagen dan dat er
(onverwacht) binnen 26 weken werk te vergeven is, kan
een werkgever niet zomaar kiezen welke ontslagen werknemers hij terugvraagt. De UWV Ontslagregeling schrijft
namelijk voor dat de werknemer die op grond van het
afspiegelingsbeginsel als laatste voor ontslag in aanmerking kwam, als eerste een aanbod tot werkhervatting
moet krijgen.
Tijdelijke werkzaamheden
Er wordt nog wel eens getwist over de vraag of de wederindiensttredingsvoorwaarde pas wordt geschonden indien er structureel werkzaamheden worden verricht door
nieuwe werknemers of uitzendkrachten. In de jurisprudentie zijn daarover wisselende oordelen te vinden.
Hoe oordelen de rechters?
Hof Den Bosch oordeelde op 29 maart 2016 dat in een concreet geval geen sprake was van een schending van de wederindiensttredingsvoorwaarde. Binnen de 26-wekentermijn had een werkgever weliswaar uitzendkrachten
ingeleend, maar niet was gebleken dat die inleen van een
zodanige duur en omvang was dat daardoor de arbeidsplaats van de werknemer niet had hoeven te vervallen.
Kantonrechter Maastricht oordeelde op 16 juni 2016 echter
heel anders. De kantonrechter gaf aan dat uit de tekst van
de wet en de UWV Ontslagregeling blijkt dat de vraag of
een uitzendkracht of zzp’er al dan niet structureel wordt
ingezet niet relevant is. Het gaat er simpelweg om of een
werkgever de werkzaamheden van een ontslagen werknemer binnen 26 weken door een ander laat verrichten, ongeacht de omvang van die werkzaamheden. Over het belang
van de structurele of tijdelijke aard van te vergeven werkzaamheden in het kader van de wederindiensttredingsvoorwaarde wordt dus nogal eens verschillend geoordeeld.
http://tinyurl.com/HDB161195
http://tinyurl.com/RLB165225
http://tinyurl.com/sc1634013
17
Download