Economie (totaalvak) Oefening SE1 Havo 4 Naam: Opgave 1. In de nationale rekeningen worden de prestaties van de economie van een land vastgelegd. In deze rekeningen wordt onder meer beschreven op welke manier het nationaal inkomen (nationaal product) tot stand komt. In de volgende figuur is in beeld gebracht op welke wijze het nationaal inkomen (nationaal product) tot stand komt. Hiertoe zijn de belangrijkste economische sectoren weergegeven en enkele betrekkingen tussen deze sectoren. De verschillende pijlen geven geldstromen weer. De grootte van het nationaal inkomen kan op twee manieren worden berekend: via het bepalen van de toegevoegde waarde die een bepaalde sector voortbrengt en via het optellen van de beloningen van de productiefactoren. a. Noem de verschillende productiefactoren en hun beloningen. b. Welke sector in de figuur komt het meest in aanmerking voor de bepaling van het nationaal inkomen via het bepalen van de toegevoegde waarde? Verklaar je antwoord. De collectieve sector verzorgt in hoofdzaak de voorziening in collectieve goederen en verstrekt inkomensoverdrachten. c. Welke van beide genoemde taken van de collectieve sector – voorziening in collectieve goederen, verstrekking van inkomensoverdrachten – vergroot het nationaal inkomen? Verklaar je antwoord. d. Geef een voorbeeld van inkomensoverdrachten van de overheid aan gezinnen. e. Op welke manier dragen inkomensoverdrachten bij aan een toename van het nationaal inkomen? Licht je antwoord toe. De betrekkingen met het buitenland zijn in de figuur uitsluitend weergegeven met ‘export’ en ‘import’. f. Leg uit waarom de ‘exportpijl’ van de sector ‘Buitenland’ naar de sector ‘Bedrijven’ loopt. Financiële tekorten van de verschillende sectoren worden gevoed door de financiële instellingen. g. Op welke manier voorzien de financiële instellingen in de tekorten van de verschillende sectoren? h. Wat is de voornaamste bron van de financiële instellingen om in de tekorten van de verschillende sectoren te voorzien? Opgave 2. Het nationaal product is een typisch macro-economische grootheid. De macro-economie werkt met geaggregeerde grootheden, dat wil zeggen a. met grootheden die uit de nationale boekhouding komen. b. met grootheden die tot stand zijn gekomen door de micro-economische grootheden op te tellen. c. met grootheden die tot stand zijn gekomen via de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek. d. met grootheden die van de overheid en het buitenland komen. 317592104 1/5 Economie (totaalvak) Oefening SE1 Havo 4 Opgave 3. In Estonya, een land aan de Stille Zuidzee, bestaan drie bedrijfstakken: X, Y en Z. Van die bedrijfstakken is van een bepaald jaar het volgende gegeven (getallen in miljarden geldeenheden). Zie hiervoor onderstaande figuur. –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– X Y Z –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– omzet 2.200 3.400 4.300 onderlinge leveringen 800 2.000 3.200 afschrijvingen 200 300 100 uitgekeerde lonen 650 500 500 uitgekeerde interest 200 150 140 uitgekeerde pacht 100 80 40 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– a. Bereken per bedrijfstak de bruto en netto toegevoegde waarde. b. Bereken het bruto en netto nationaal product volgens de objectieve methode. c. Geef aan op welke manier het nationaal inkomen berekend kan worden volgens de subjectieve methode. Opgave 4. We spreken van uitbreidingsinvesteringen, als a. de voorraden toenemen. b. de voorraden afnemen. c. de voorraad vaste kapitaalgoederen toeneemt. d. de voorraad vaste kapitaalgoederen afneemt. Opgave 5. In land Y waren aan het begin van een bepaald jaar voorraden grond- en hulpstoffen aanwezig met een waarde van € 90 miljard. Aan het einde van dat jaar hadden de voorraden een waarde van € 30 miljard. In datzelfde jaar namen de voorraden eindproduct toe met € 25 miljard. Er werd voor € 250 miljard vaste kapitaalgoederen geproduceerd, waarvan € 140 miljard voor uitbreiding was bestemd. Uit welke onderdelen bestaan de bruto-investeringen en hoe groot zijn die onderdelen hier? Opgave 6. Voor de voorziening in collectieve goederen moet de collectieve sector bestedingen verrichten. Bestedingen zijn uitgaven waarmee beslag gelegd wordt op productiefactoren. a. b. c. d. Tot de overheidsbestedingen horen: overheidsinvesteringen en overdrachtsuitgaven. overheidsconsumptie en inkomensoverdrachten. overheidsconsumptie en overheidsinvesteringen. overheidsinvesteringen en inkomensoverdrachten. Opgave 7. Van een gesloten economie met een collectieve sector is gegeven: – de totale omzetten bedragen 4.000 – de onderlinge leveringen zijn 2.600 – de afschrijvingen zijn 1/5 deel van de bruto toegevoegde waarde – de gezinnen betalen (netto) 120 aan de collectieve sector – de gezinnen sparen voor een bedrag van 75 – de bruto-investeringen van de bedrijven zijn 300 a. Bereken het bruto en netto nationaal product. b. Bereken de consumptieve uitgaven van de gezinnen. c. Bereken de overheidsbestedingen. d. Laat zien dat de macro-economische balansvergelijking klopt. 317592104 2/5 Economie (totaalvak) Oefening SE1 Havo 4 Opgave 8. In het jaar 2000 produceerde en verkocht Systems NV 350 000 meter kabel tegen een verkoopprijs van € 10 per meter. Voor de productie werd een bedrag van € 1.500.000 aan materiaal ingekocht. Aan energie betaalde Systems NV € 350.000. a. b. c. d. De toegevoegde waarde is € 5.000.000 € 3.500.000 € 1.850.000 € 1.750.000 Opgave 9. De economie van Phantasia kan met de volgende eenvoudige economische kringloop worden beschreven. In dit schema zijn alleen geldstromen opgenomen. Betekenis van de symbolen: C particuliere consumptie B saldo belastingen S besparingen van de gezinnen I netto-investeringen van bedrijven O overheidsbestedingen E export M import Y nationaal inkomen De bedragen luiden in miljarden euro’s. Bepaal: a. de grootte van de import. b. de gezinsbesparingen. c. de netto-investeringen van bedrijven. 317592104 3/5 Economie (totaalvak) Oefening SE1 Havo 4 Opgave 10. De economie van Phantasia kan met een eenvoudige economische kringloop worden beschreven. Zie Opgave 9. Bepaal het saldo van de particuliere sector. Opgave 11. Geef een omschrijving van het nationaal product. Het nationaal product is gelijk aan a. de totale omzetten in een land in een jaar. b. de som van de in een land gedurende een jaar toegevoegde waarden. c. de som van de consumptie en de besparingen. d. de subjectief vastgestelde hoogte van de gezinsbestedingen. Opgave 12. Geef een omschrijving van het nationaal inkomen. Het nationaal inkomen is gelijk aan a. de met behulp van de objectieve methode vastgestelde waarde van de productie. b. de met behulp van de subjectieve methode vastgestelde waarde van de gezinsbestedingen. c. de som van de gedurende een jaar in een land aan de gezinnen uitgekeerde beloningen. d. de som van de consumptie en de besparingen. Opgave 13. Van een open economie met een collectieve sector is gegeven: – de totale omzetten zijn 4.500, de onderlinge leveringen 2.050 – de afschrijvingen bedragen 195 – de overheidsbestedingen bedragen 225 – de besparingen zijn 90 – de gezinnen dragen 220 aan de collectieve sector af – de bruto-investeringen bedragen 275 – de import bedraagt 75 a. Bereken het netto en bruto nationaal product. b. Bereken de omvang van de export via de macro-economische balansvergelijking. Opgave 14. Van een open economie met een collectieve sector is gegeven: – de bedrijven keren 250 aan lonen en 45 aan overige factorbeloningen uit – de ambtenarensalarissen bedragen 50 – de gezinnen dragen per saldo 45 aan de collectieve sector af – de materiële overheidsbestedingen bedragen 35 – de afschrijvingen bedragen 25 – de exporten zijn 70 – de importen zijn 60 – de gezinnen consumeren voor een bedrag van 110 a. Bereken het bruto en netto nationaal product. b. Bereken de besparingen. c. Bereken de investeringen via de macro-economische balansvergelijking. Nu je hier bent aangekomen, ben je klaar met de oefening voor het examen. 317592104 4/5